Inhoud blog
  • Laatste Hoop
  • Farou
  • Bedrog
  • Afscheid nemen bestaat niet
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Young Writers
    Jong en toch getalenteerd!
    25-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laatste Hoop
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het gras ritselt. De bladeren dwarrelen van de bomen naar beneden. De wolken schuiven zachtjes voorbij aan de hemel waar ze vergezeld worden door de zon. De bloemen in de wei zijn aan hun laatste dagen bezig. Alles is zo vredig. Net als Sarah. Sarah ligt rustig in de wei, starend naar de wolken en denkend aan het verleden en de toekomst. Een traan bengeld aan haar neus en valt dan onherroepelijk op de grond, tussen het gras. Ze staat op, kijkt om zich heen en rent door de wei. Ze huppelt en springt, valt en rolt om, gewoon haar gedachten omzetten in rare bewegingen. Dan springt ze op haar fiets en koerst richting huis.

     

    “Waar was je?” Sarah’s mam komt vanuit de keuken naar de gang, met in haar ene hand een mes en in de andere een wortel. Sarah pakt de wortel uit haar moeders hand, bijt er een groot stuk af en brabbelt dan iets dat moest lijken op ‘de wei’. Ze spurt de trap op en als ze de deur achter zich toe trekt is alles weer rustig. Net zoals ze het graag heeft. Op haar vensterbank ligt een brief, een roze brief die geparfumeerd is en met een rood lintje is vastgebonden aan een rode roos. ‘Erik.’ lacht ze blij. Ze doet het lintje voorzichtig los, legt de roos op haar bureau en scheurt de enveloppe open. Rustig begint ze te lezen:

     

    ‘Beste Sarah

    Het spijt me dat het zo moet. Maar zo gaat het niet langer.
    Ik vrees dat we uit elkaar moeten.’

     

    Meer staat er niet. Sarah moet de brief minstens 3 keer herlezen om te beseffen wat er werkelijk in staat. De waarheid komt aan als een slag in het gezicht. Ze zakt neer op de grond, met haar rug tegen de bureau en haar hoofd in haar nek. Ze wil de tranen tegenhouden, ze niet laten ontsnappen, ze gewoon houden waar ze zijn. Maar veel kan ze er toch niet aan doen. De tranen rollen over haar wangen en haar ogen worden rood. Ongewenst denkt ze terug aan de mooie tijden met Erik. ‘Waarom?’ vraagt ze zichzelf af. ‘Waarom?’ Ze slaagt met haar hand tegen de bureau en de roos rolt eraf. Ze pakt hem vast. ‘Auw.’ Een doorn prikt in haar vinger en een druppeltje bloed valt op de grond. Snel stopt ze haar vinger in haar mond om niet nog meer kostbaar bloed te verliezen. De roos gooit ze weg, zonder er nog naar te kijken.

     

    “Kom je eten?” roept haar mam vanuit de keuken naar boven. “Ik heb geen honger!” roept Sarah terug. Ze heeft geen honger, geen dorst, geen pijn en geen slaap, ze heeft enkel nog het verdriet en de leegte. De kille leegte die haar heeft opgeslorpt. Ze trekt zich omhoog aan haar bureau en probeert op haar benen te staan. Dat is vrijwel onmogelijk. Ze wankelt en valt, gelukkig op haar bed. Ze voelt zich misselijk maar ze moet naar Erik toe. Hem vragen waarom.

     

    Fietsen lukt haar niet meer. Ze is te misselijk en zelfs een beetje duizelig. Dus gaat ze te voet. Ze wilt rennen maar ook dat gaat niet meer. Het voelt alsof ze de laatste tijd enkel nog leefde door hem. Ze wil zich verweren tegen het verdriet, de leegte, de pijn. Maar niets is nog mogelijk. Ze houd zich recht           aan de brievenbussen en de hekjes in de straat. Ze draait een straat in. De straat van Erik. Nummer 1, 3, 5, 7, 9, hier is het, nummer 11. Ze wankelt het trottoir op, langs het padje naast de tuin, voorbij het raam tot ze aan de deur komt. Zouden ze wel thuis zijn? Het is zo donker. Ze belt aan. Geen reactie. Ze belt nog eens aan en hoort iemand de trap af lopen. “Ja? Oh, jij bent het.” hij kijkt verbaasd. “Ik wilde gewoon weten”, ze stamelt even,”waarom? We hadden het toch goed samen. 4 jaar verkering.” Sarah barst weer in huilen uit. “Schat, waar blijf je?” Een blond meisje komt af de trap gelopen en slaagt haar armen rond de buik van Erik. Sarah kijkt verbaasd. Ze snapt het. Ze draait zich om, ze wilt lopen, heel hard wegrennen. De waarheid ontlopen. Ze hoort Erik nog vaag roepen. Haar naam, denkt ze. Ze weet het niet zeker. Ze rent langs het bos, niet richting huis, gewoon weg.

    Langs het meer. Ze besluit hier te stoppen. Ze gaat langs de kant zitten en staart naar het wateroppervlak. Een droevig meisje kijkt haar aan. Haar ogen zijn rood en opgezwollen, haar wangen zijn nat van de tranen die ze gehuild heeft en ze heeft een soort vlammetje branden in haar ogen. Een vlammetje van pijn en verdriet. Ze wilt opstaan maar het gaat niet. Het enige wat ze nog kan, is toezien hoe ze dichter en dichter bij het water komt, het vlakke wateroppervlak verbreekt en in het koude water terecht komt. Ze wil naar boven zwemmen maar haar lichaam is verlamd, onder controle van een ander en niet van zichzelf. Het licht boven het water word vager en haar laatste lucht geraakt op.

     

    Dan voelt ze een hand rond haar pols klemmen die haar naar boven trekt. Iemand die haar tegemoet gesprongen is en haar het water uit hijst. Snel trekt hij zijn trui uit en Sarah doet hem dankbaar aan. Ze draait zich om, ze wil haar redder bedanken en kijkt in het mooiste paar ogen dat ze ooit gezien heeft. Niet alleen de ogen zijn mooi, de jongen lijkt volmaakt, perfect. Hij slaagt zijn armen om haar heen om haar warm te maken.

     

    Haar hele lichaam vult zich met dat kleine sprankeltje hoop..

    25-03-2009 om 18:09 geschreven door Kayley  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Farou

    Het leek wel alsof iedereen die ochtend de bus moest gebruiken. Alle plaatsjes waren bezet en ook het gangpad stond helemaal vol. Ik bleef in het bushokje zitten en gebaarde naar Jeff dat hij door mocht rijden. De bus raasde voorbij en ik zag Niels zwaaien. Ik zwaaide terug en deed de oortjes van mijn iPod weer in. Het snelle ritme en de gonzende beats weerkaatsten tegen mijn trommelvlies. Zachtjes neuriede ik het liedje mee terwijl ik wachtte op de volgende bus. Mensen wandelden voorbij en ik bekeek hun schoenen. Naaldhakken, sportschoenen, naaldhakken, sneakers. De persoon waartoe de sneakers behoorden stopte. Ik keek op. ‘Ik heb de bus zeker gemist?’ vroeg hij. Ik knikte. Hij ging naast me zitten. ‘Weeral.’ hij lachte. Ik bekeek hem vanuit mijn ooghoeken. Hij had een donkerdere huidskleur. Stilletjes vroeg ik me af wat er achter die onbekende zat. Een verleden uit andere landen misschien?

     

    Ik merkte dat ik hem aanstaarde. Snel wendde ik mijn hoofd af. De bus kwam aanrijden. ‘Ladies first!’ zei hij terwijl hij me voorliet. Ik ging aan het raam zitten en keek naar buiten. Hij liep door naar het einde en ging daar ook zitten. Ik keek verder naar buiten. De weilanden vlogen voorbij. Een dorpje stak af tegen de horizon. Ergens fascineerde het haar wel. Maar haar gedachten zaten bij de mysterieuze onbekende. Een plof klonk op vlak naast me en ik keek om. Hij zat naast me. ‘Vind je het erg dat ik hier kom zitten?’ vroeg hij. Alsof hij weg zou gaan als ik ja zei. Ik schudde mijn hoofd. Hij ging iets gemakkelijker zitten. ‘Ik ben Farou.’ zei hij. ‘Aangenaam. Ik ben Emma.’ zei ik verlegen. ‘Ow, hier moet ik eruit. Tot nog eens. Emma.’ Hij ontblootte zijn spierwitte tanden in een glimlach en liep toen de bus uit. Farou. Farou. Farou. Mijn gedachten waren enkel nog op hem gericht.

     

    ‘Ben ik nog op tijd voor de bus?’ klonk een vertrouwde stem. Ik keek opzij. Daar stond Farou. ‘Je bent nog op tijd.’ antwoordde ik. Hij ging naast me zitten. ‘Zeg eens schat, waar ga jij heen vandaag?’ vroeg hij. Ik voelde dat ik bloosde. ‘Naar school.’ Hij lachte. ‘Ben jij ook z’n brave, zo iemand die elke dag gaat.’ Ik knikte. Hij leunde een beetje tegen me aan om te kijken wat ik in mijn handen had. ‘Leuk boek. Heb ik ook al gelezen!’ zei hij. ‘Lees jij?’ Hij hoorde waarschijnlijk dat ik verbaasd was. ‘Ja, ik lees. Oh, sorry. Smsje gekregen.’ Hij haalde zijn telefoon uit zijn zak en begon te lezen. ‘Wie is het? Als ik dat mag vragen.’ Ik was best nieuwsgierig. ‘Mijn vriendin.’ antwoordde hij. Ik kreeg een krop in mijn keel. Ik wist niet eens waarom. Was ik dan echt iets gaan voelen voor die vreemdeling die plots in mijn leven opdook. ‘Je bent zo stil ineens, schat?’ vroeg hij. ‘Keelpijn.’ bracht ik uit en liep weg. Hij riep mijn naam nog na maar ik hoorde niets meer. Ik snapte niet waarom ik weg liep. Hij is bezet. Wat dan nog?

     

    De tranen stroomden van mijn wangen. Waarom liet ik me ook zo meeslepen door iemand die ik niet kende? Ik liep door de straten, langs mensen die me wilden tegenhouden, helpen. Maar ik had maar één doel voor ogen. Vluchten. Getoeter. Gescheld. Niets haalde me uit de trance waar ik me in bevond. Ik was gevoelloos geworden. Ik rende en rende alleen nog maar. Rennen zonder doel. Zonder bestemming. Weg van alles. En vooral van Farou. Door een park. Door een centrum. Overal staarden mensen me na, maar waren me alweer vergeten als ze aan hun gelukkige leven dachten waar alles nu zo goed ging. Niemand dacht meer aan het meisje dat lijkbleek voorbij kwam schieten. Het begon te regenen. Maar dat voelde ik niet.

     

    Een stem haalde me uit de trance waarin ik me bevond. Ik leunde tegen iemand aan en verschrikt sprong ik op. Het was Farou. ‘Ik liep maar achter je aan. Je liep door de straten en je bent zeker 3 keer bijna omver gereden. Ik bleef je naam maar roepen maar je leek wel in een trance. Ik wou nog zeggen. Het was een grapje. Echt waar. Het was mijn mams maar. Echt waar!’ Zachtjes pakte hij mijn hand en trok me naar zich toe. Zachte, warme lippen raakten de mijne.

    25-03-2009 om 18:08 geschreven door Kayley  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bedrog

    Rillend sloeg ik het deken om me heen en stapte de politieauto in. ‘Wil je een kopje thee?’ vroeg een norse agent die met tegenzin naast me kwam zitten. Ik schudde mijn hoofd en staarde naar buiten. ‘Wat gaat er nu gebeuren met Sam?’ vroeg ik tenslotte. De stilte doorbrekend. Ik heb altijd een hekel gehad aan die lange, slepende, nietszeggende stilte. ‘Hij word overgebracht naar het ziekenhuis.’ antwoordde hij bits terwijl hij zijn gsm uit zijn borstzakje haalde. Ik zuchtte overdreven luid en staarde glazig voor me uit. Iemand duwde een warme beker in mijn handen en voorzichtig nam ik enkele slokjes. ‘Dat smaakt hè?’ vroeg een agent. Ik keek even opzij. Wat een schatje. Hij had een lieve glimlach waardoor hij ook kuiltjes in zijn wangen kreeg, grijsblauwe ogen en kastanjebruin, kortgeknipt haar. Ik knikte. Hij hielp me uit de auto en begeleidde me naar het commissariaat.

     

    ‘We willen dat je exact vertelt wat er gebeurd is.’ zei de commissaris. Ik knikte toestemmend terwijl de knappe agent naast haar kwam zitten en me een droge deken gaf. Ik gaf hem de natte deken en ook de lege beker terug. ‘We…euhm…Adam en ik gingen naar het bos. Maar we waren er niet alleen. Er zaten nog jongens. Ik denk 5 maar ik kan me vergissen. Ze hadden zakjes bij zich en praatten in een vreemde taal. Toen ze ons opmerkten, trokken ze hun geweer en schoten in onze richting. Sam duwde me weg en ving zelf een kogel op.’ Ik barstte in huilen uit. De knappe agent sloeg zijn armen om me heen en fluisterde zachte woorden in mijn oor. Ik was ongerust om Sam maar toch, ergens, voelde ik me gelukkig.

     

    ‘Kom maar mee. Ik woon in het appartement hiernaast en dan kan je slapen.’ zei de knappe agent terwijl hij me meesleurde. ‘Ik ben Mark trouwens.’ Hij haalde de sleutel uit zijn zak en draaide de deur open. ‘Ga maar binnen.’ De warmte omsloot me en voerde me naar binnen. ‘Ik zal even iets te eten klaarmaken. Zet je maar rustig in de zetel.’ Hij liep de keuken in en ik nestelde me in de zetel, om me heen kijkend en de omgeving in me opnemend. Het was niet zo’n groot huis maar wel gezellig. ‘Lust jij spaghetti?’ riep hij vanuit de keuken. Ik antwoordde schor dat ik het lustte. Hij lachte. Stilletjes sloop ik de zetel uit, naar de keuken. Zo stil als ik kon, naderde ik hem. Ik wou hem laten schrikken. ‘Boe!’ Hij had zich vliegensvlug omgedraaid om mij te laten schrikken. Ik greep met mijn hand naar mijn hart. ‘Laat me niet meer zo schrikken.’ zei ik schor. ‘Mag ik helpen?’ Ik vroeg het zo onschuldig mogelijk maar het feit was dat ik gewoon bij hem wou zijn. Ik liep naar de gootsteen om groenten te snijden.

     

    Ik voelde een hand de mijne vasthouden. Zijn lichaam drukte tegen het mijne en zijn armen lagen naast de mijne. Ik voelde de warmte uit zijn lichaam overvloeien naar het mijne. Hij fluisterde in mijn oor en ik voelde me nu echt warm worden. Hij gaf me een licht kusje op mijn wang en ik voelde de dubbele gevoelens opborrelen. Ik probeerde hem te negeren. De groenten waren gesneden en ik gooide ze in de pot. Hij liep terug naar het fornuis en roerde in de pot terwijl hij de tomatensaus erbij deed. ‘Nu moet het enkel nog wat opwarmen.’ Hij zette het vuur lager. ‘Waarom zet je het vuur dan lager?’ Ik voelde dat hij iets van plan was. Hij liep naar me toe. ‘Dan kan het zachtjes sudderen.’ Hij knipoogde en duwde zachtjes tegen mijn armen. Ik schudde mijn hoofd. ‘Niet doen.’ fluisterde ik zachtjes. Hij voelde dat ik het wilde. Hij hees me op en zette me op het aanrecht terwijl hij me zoende in mijn nek. Ik bleef mijn hoofd schudden. Tranen sprongen in mijn ogen en ik keek hem aan. ‘Komaan. Blijf van hem af.’ dacht ik in mezelf. Ik wilde het zo graag. Hij hield mijn gezicht vast in zijn handen en zoende me zachtjes op mijn mond. Ik verloor mijn controle en zoende hem terug.

     

    Slaperig opende ik mijn ogen. Rustig draaide ik me om en schrok me rot. ‘Sam? Ben jij dat?’ Hij draaide zich om met zijn rug naar mij en sliep verder. ‘Heb ik…?’ fluisterde ik. Ik deed het laken omhoog. ‘NEE!’ Ik sprong snel het bed uit en zocht mijn kleren. ‘Nee. Nee. Nee. Nee!’ Terwijl ik de trap af liep, trok ik mijn jeans aan en ik zocht mijn gsm. ‘Hey Adam. Ik kom naar je toe. Zie je graag! X’ typte ik snel terwijl ik naar buiten liep. De tranen stroomden langs mijn wangen. Ik zag Adam nog graag. Egt graag. Het ziekenhuis leek mijlenver. En ik wist ook dat hij het Smsje niet zou lezen want een gsm mag daar niet. Het ziekenhuis doemde op voor mijn neus en ik liep door de draaideur naar binnen. De receptie stond druk maar ik liep gewoon op mijn gevoel af. Kamers stonden leeg. Ik voelde een baksteen in mijn maag vallen. ‘Waar zou hij toch…’ Ik stond stil. ‘Was dat…?’ Ik draaide terug. ‘ADAM!’ Ik liep naar binnen terwijl de tranen weer stroomden. ‘Adam. Ik zie je zo graagIk ging naast hem zitten en hield zijn hand vast. ‘Ik zie je graag. Je moet het geloven! Ik wilde je niet bedriegen. Echt niet. Het gebeurde gewoon!’ Snikkend haalde ik adem. Plotseling werd ik uit mijn mijmeringen gehaald. Een fel gepiep. Ik keek naar de monitor. ‘Neeeeeee! DOKTEEEEEEEEEEER!!!!!!!!!’ gilde ik. Er kwam iemand aangelopen en stuurde me weg. Ik ging op de gang zitten en wachtte. Op Adam zou ik altijd wachten.

    25-03-2009 om 18:05 geschreven door Kayley  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afscheid nemen bestaat niet

    De regen klettert naar beneden. Ik loop rustig door, met mijn handen in mijn zakken. Ik ben uniek, anders dan de anderen, maar niemand merkt me op. De kou voel ik allang niet meer. Ik ben verdooft door de pijn, de pijn die aan me knaagt, van binnenuit. De deur valt achter me dicht en ik schuif langs de muur naar beneden, op de grond. Honderden vragen donderen in mijn hoofd. Vragen waar ik nooit een antwoord op zal krijgen. Met moeite trek ik me recht en loop ik naar boven. Ik ben toch alleen thuis. Dan hoef ik niet al te veel moeite te doen om naar boven te geraken. Als niemand me ziet, dan vind ik het goed.

     

    Een verdrietig meisje kijkt me aan vanuit de spiegel. Dat meisje dat ooit vol levenslust zat. Toen. Dat is niet nu. De lange haren van toen zijn ook niet meer. Het enige dat overblijft, is een lichaam, een leeg omhulsel dat enkel nog die knagende pijn bevat. Alle gevoelens, emoties en gedachten heeft hij meegenomen. Hij, de oorzaak van alle ellende. De gedachten aan hem maakten de pijn ondraaglijk. Hij die ooit de oorzaak van al mijn geluk was.

     

    In mijn kamer is het veilig. Dat is het altijd geweest. Hier konden hij en ik altijd rustig alleen zitten. Zonder toeschouwers. Zonder problemen. Hier heb ik altijd mezelf kunnen zijn. Maar dat is nu niet meer. Ik weet dat ik hier kan blijven zitten. Tot iemand me roept. Waarschijnlijk mijn moeder. Om te eten. Ik rotzooi er dan een tijdje mee en zeg dan dat ik geen honger heb. Weeral niet. Dan komt weer die prangende vraag: Gaat het wel met haar? Dat zeggen ze dan niet recht in mijn gezicht maar als ze denken dat ik weg ben. Weer naar boven, om mezelf op te sluiten.

     

    Het bed kraakt anders dan voordien. We gingen er altijd samen op liggen. Hand in hand. Starend naar het plafond en genietend van elkaars aanwezigheid. En nu lig ik er alleen. Ik staar terug naar het plafond. Maar het is zo anders. Zo anders zonder hem. In elke vezel van mijn lichaam voel ik dat ik hem haat. Maar ook dat ik hem mis. En dat er geen wij meer is, maar zonder wij er ook geen ik meer is. De vragen in mijn hoofd krijgen nog steeds geen antwoord. Ze vervagen en worden vervangen door nieuwe. Ik grijp het kussen en hou het tegen mijn hoofd. Het wit verzacht de pijn niet, het verergert het. De gedachten aan onze eerste Kerst samen verschijnt voor mijn ogen. Alles vervaagt. Ik voel dat ik elk moment kan wegglippen. Weg van alle pijn. Weg van alle ellende. Weg van hem.

     

    Maar toch gebeurt het niet. Het kussen word van mijn hoofd getrokken. Hij is terug. ‘Tom?’ stotter ik vragend. Het voelt alsof ik de bevestiging nodig heb. Dat het een droom is en dat mijn moeder elk moment kan roepen om te komen eten. Hij knikt. Hij komt naast me liggen en pakt mijn hand. Het voelt niet meer hetzelfde als vroeger. Hij staart mee naar het plafond. Ook dat voelt niet meer hetzelfde als vroeger. ‘Ik had niet mogen weggaan. Het spijt me zo erg.’ zegt hij dan. Hij kust me zachtjes op mijn wang. Het voelt weer zoals vroeger. Met elke vezel in mijn lichaam besef ik nu dat ik zielsveel van hem houd.

    25-03-2009 om 18:01 geschreven door Kayley  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Archief per week
  • 23/03-29/03 2009


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs