Oorzaken en aanleiding WO1 .
De aanleiding was de moord op 28 juni 1914 op Frans Ferdinand, troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, en zijn vrouw Sophie Chotek in Serajevo door de Bosnisch-Servische nationalist Gavrilo Princip.
De werkelijke oorzaken lagen echter dieper. In het begin van de 20e eeuw ontwikkelde zich in Europa een wankel machtsevenwicht.In verschillende landen waren sterk nationalistische stromingen. Frankrijk had na de Frans-Pruisische oorlog 1870 Elzas-Lotharingen aan Duitsland verloren en wenste dit gebied terug te krijgen. Het zag zich tegenover een verenigd Duitsland geplaatst en sloot een bondgenootschap met Rusland.
Begin 20e eeuw kwam een nieuw type oorlogsschip op: de Dreadnought. Het Verenigd Koninkrijk en andere landen dienden hun vloot opnieuw op te bouwen. Duitsland maakte hiervan gebruik door zijn investeringen in de marine op te voeren en wou op zee meer militaire slagkracht verwerven, wat de Britten verontrustte.
Onder Bismarcks was Duitsland behoedzaam te werk gegaan in de internationale diplomatie. Duitsland speelde landen diplomatiek tegen elkaar uit, zoals op het congres van Berlijn. Pas wanneer een land diplomatiek alleen stond en geen sterke bondgenoten had die tussenbeide konden komen, werd er oorlog gevoerd. Nadien werd ernaar gestreefd om de vrede zo licht mogelijk te maken zodat er geen blijvende wrokgevoelens zouden zijn. Dit werd na de Frans-Duitse Oorlog en met name het aftreden van Bismarck losgelaten. Onder keizer Wilmelm werd een agressiever politiek beleid gevoerd: de Weltpolitik. Hiermee vervreemdde Duitsland echter veel staten van zich.
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije waren bondgenoten en Frankrijk had een verbond gesloten met Rusland. Na de Boerenoorlog in Zuid-Afrika was Engeland op zoek naar bondgenoten, maar een Engelse toenadering tot Duitsland werd door de Duitsers afgewezen. Engeland zocht nu toenadering tot Frankrijk en Rusland. Dit bondgenootschap werd hierop de Triple Entente genoemd. Duitsland zag zich hierom als het slachtoffer van een tegen haar gerichte samenzwering.
De Duitsers maakten zich tevens zorgen over het snelle Russische herstel na de nederlaag tegen Japan in 1905 en de daarop volgende revolutionaire onrust. Tegelijkertijd bloeiden in de Balkanstaten krachtige nationalistische ambities op waarbij men diplomatieke steun zocht in enerzijds Berlijn en Wenen en anderzijds Sint-Petersburg. In gebieden als Slovenië, Sileziëen Bohemen ontstond een sterk Slavisch-nationalistisch bewustzijn, dat op zijn beurt angst en vijandschap bij de Duitsers wekte. In tegenstelling tot Frankrijk en Groot-Brittannië bezat Duitsland weinig koloniën, waardoor Duitsland minder als grote mogendheid werd gezien. Volgens de toen heersende opvattingen in Duitsland lag het grote voordeel van koloniën in de beheersing van de handelsstromen en de geprivilegieerde toegang tot grondstoffen en afzetmarkten. De Duitsers zelf zagen het als een "achterstand". Duitsland was de laatkomer, aan wie geen "plaats onder de zon" werd gegund.
Duitsland had het sterkste landleger ter wereld; algemeen hadden de Duitsers de overtuiging dat een mogelijke oorlog wel in een Duitse overwinning moest eindigen. De meeste nationalistische groeperingen hoopten daarom op een conflict en ook zij die daar niet op uit waren, voelden meestal niet de noodzaak een oorlog per se te vermijden. Dit beeld zag men ook in andere landen. De Fransen zouden bijvoorbeeld niet zelf een oorlog zijn begonnen om Elzas-Lotharingen terug te krijgen, maar grepen het door Duitsland geboden excuus gretig aan en togen enthousiast ten strijde.
Oorlog werd algemeen geromantiseerd en, met name door rechtse en nationalistische groepen overal in Europa, gezien als 'de grote zuiveraar'. Door oorlog werd een mens 'beter, sterker, slimmer en volwassener', werden 'jongens in mannen veranderd'. Zaken die als 'maatschappelijke kwalen' werden aangeduid (bijvoorbeeld werkloosheid, socialisme, feminisme en homoseksualiteit) zouden door een oorlog 'vanzelf oplossen'. En na de (uiteraard gewonnen) oorlog zou een gouden tijd aanbreken waarin de economie zou herstellen en groeien, eventuele territoriale en koloniale winsten nieuwe mogelijkheden bieden en de zegevierende soldaten in grote triomfparades naar huis zouden terugkeren.
De verschillende bondgenootschappen waren niet sterk, zelfs zeer zwak te noemen. Zowel Duitsland als Rusland, de sterkere partijen,lieten zich leiden door hun respectievelijke zwakkere bondgenoten en Oostenrijk en Servië uit angst hen te verliezen. Voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog stelden de verschillende grote mogendheden plannen op om "de eerste klap" uit te delen. Zo bestond in Frankrijk het idee van het "Franse élan". In Duitsland werd het Schlieffenplan opgesteld. In Rusland werd het legerplan opgesteld om onmiddellijk Oost-Pruisen te bezetten en op te rukken naar Berlijn. Voor het uitdelen van deze eerste klap was mobilisatie van de legers nodig. Mobilisaties kostten tijd en konden niet in het geheim worden uitgevoerd. Dit betekende in de praktijk dat een mobilisatie direct moest worden opgevolgd door een oorlogsverklaring, elke dag wachten betekende voor de andere partij gelegenheid om ook te mobiliseren. Zowel militairen als politici waren hiervan doordrongen.
Oostenrijk-Hongarije was ernstig verzwakt. De Dubbelmonarchie was door Italië en Pruisen vernederd, en zij was bovendien door de Ausgleich van 1867 bijna in tweeën gesplitst; zij zocht nu compensatie via de Balkan. Door de annexatie van Bosnië en Herzegovina in 1908 was zij weer enigszins opgeveerd. Door een gemakkelijke overwinning op Servië zou Oostenrijk-Hongarije kunnen bewijzen, dat het nog steeds een grote mogendheid was. Ook Bulgarije voelde zich na de Balkanoorlogenernstig vernederd en tekortgedaan. Iedere kans om met Servië, Roemenië en Griekenland af te rekenen was van harte welkom. Het Ottomaanse Rijk had in de decennia voorafgaand aan de oorlog langzaam steeds meer grond verloren aan Engeland en Frankrijk in Afrika en aan Rusland in de Kaukasus.
Daarnaast had bijna de gehele Ottomaanse provincie Roemenië (de Balkan) onafhankelijkheid verkregen van het Rijk, door Russische steun in de Balkanoorlogen. Deze verloren oorlogen brachten een gigantische vluchtelingenstroom met zich mee; de miljoenen Turken uit de Balkan, de Krim en de Kaukasus vestigden zich in Centraal-Anatolië. Het Ottomaanse Rijk stortte zich uiteindelijk in de Eerste Wereldoorlog, voornamelijk om de verloren gebieden in de Kaukasus en de Krim terug te winnen op Rusland en om in het westen verder verlies van grondgebied te voorkomen. Oplopende etnische spanningen in het multiculturele rijk hadden echter de Sultan en zijn regering ervan overtuigd dat het Ottomaanse Rijk nadrukkelijker Turks moest worden en dat ook de aansluiting gezocht moest worden met de andere Turkse volkeren in de Kaukasus en Centraal-Azië. Deze zouden mee kunnen vechten tegen de Russen, die ook hun vijand waren. Bij sommige landen, zoals Italië en Roemenië, bestond bereidheid om met de meestbiedende zijde mee te gaan. Dit droeg bij tot een uitbreiding van de oorlog.
|