Nostalgische gedachten over het wielrennen van vroeger
Zomaar enkele bepeinzingen.
19-11-2019
Einde van de blog en verschenen boeken
Ik weet niet of er nog mensen zijn die deze blog volgen. Indien wel, dan dien ik tot mijn spijt te melden dat ik deze blog afsluit.
De verhalen die op mijn blog verschenen, samen met enkele andere verhalen zijn ondertussen verwerkt in verschillende boeken.
Alles over de 100 km ploegentijdrit verscheen zelfs in een trilogie
- De 'moordende' 100 km ploegentijdrit
- Gösta, Sture, Erik en Tomas Pettersson of de kunst van het ploegentijdrijden
- Namen en cijfers betreffende de 100 km ploegentijdrit
Het verhaal over de Giro werd een volledig boek over Mantie Smet.
Het verhaal over de M.I.C.-de Gribaldy ploeg werd een compleet boek genaamd 'Achteraan het peloton moet er ook reclame zijn'.
De andere verhalen werden opgefrist, aangepast, uitgebreid en aangevuld met andere verhalen en samengebracht in een boek 'Het zoutvaatje van Eddy Merckx'.
Iedereen die interesse heeft in een van deze boeken kan/mag mij altijd contacteren (anoniemegl@gmail.com).
Een van mijn mooiste wielerherinneringen is de Ronde van
Vlaanderen van 1976. Walter Planckaert won, voor velen verrassend, de Ronde van
Vlaanderen voor Francesco Moser, Marc Demeyer, Roger De Vlaeminck en Freddy
Maertens.
Ik heb altijd gevonden dat Walter te weinig eer kreeg voor
deze overwinning. Het leek voor velen een anticlimax. Een mindere die de
Ronde won.
Het dient gezegd, we leefden in Vlaanderen in grote weelde.
Eddy Merckx was er nog altijd, en had trouwens zijn zevende Milano-Sanremo
gewonnen, er was Roger De Vlaeminck, Freddy Maertens, Walter Godefroot, Eric
Leman, Frans Verbeeck, André Dierickx, Rik Van Linden, Herman Vanspringel e.a.
En dan kwam er, een weliswaar verdienstelijk renner, de bloemen wegkapen voor
de neus van deze groten.
Al vlug werd de overwinning verklaard door de onderlinge
tweestrijd Maertens-De Vlaeminck die op
het einde van de wedstrijd belachelijke proporties aannam. Maar ik durf hier de
stelling innemen dat Walter Planckaert misschien wel de sprint van vijf ook
gewonnen had.
Walter Planckaert was natuurlijk niet de eerste de beste.
Walter had, en heeft, wat ze bij ons hier zeggen een kopke. M.a.w. hij had,
en heeft, een eigen gedacht en hij volgt die denkwijze dan ook ongeacht wat
anderen er van denken. Walter kon ook als geen ander toeleven naar een bepaalde
koers en daar dan ook alles voor geven en alles voor laten. Daarnaast kon, en
kan, hij de koers lezen als geen ander. Eigenlijk hadden de groten beter
moeten weten. Hadden ze wat meer opgelet, dan hadden ze geweten dat Walter een
kwaaie klant zou worden die vierde april 1976.
Als ik even terugkijk in Het Belang van Limburg op de dagen
die de Ronde vooraf gingen dan komt daar het volgende uit.
Op zaterdag 20 maart won Walter Planckaert op overtuigende
wijze de E3-Prijs in Harelbeke voor Walter Godefroot.
Op woensdag 24 maart werd Walter Planckaert vijfde in de
koers in Knokke, gewonnen door Frans Van Looy in een spurt met 142 renners.
Op zaterdag 27 maart was er de Amstel Gold Race. Ook hier
weer werd enkel Freddy Maertens als grote kanshebber aangekondigd. Temeer Eddy
Merckx en Roger De Vlaeminck niet aan de start kwamen. Het duo Walter
Planckaert-André Dierickx werd maar terloops vermeld, en dan nog voornamelijk
omdat Walter Planckaert een oud-winnaar was.
De kranten leken gelijk te krijgen. Freddy Maertens won de
Amstel Gold Race overtuigend en Walter Planckaert kwam niet voor in de lijst
van 42 aangekomen renners.
Op zondag 28 maart was er de Ronde van België. Deze ronde,
met 80 renners aan de start, werd aangekondigd als de strijd voor het
meesterschap tussen Eddy Merckx en Freddy Maertens. Andere kanshebbers die
werden vernoemd waren Frans Verbeeck, Raymond Poulidor, Lucien Van Impe,
Jean-Luc Vandenbroucke en Hennie Kuiper. Walter Planckaert en ploegmaat André
Dierickx werden niet meer vernoemd.
De eerste rit, een veredeld criterium van 20 km, werd
gewonnen door de onverzadigbare Freddy Maertens voor . Walter Planckaert.
Grootste blikvanger was echter Eddy Merckx die gekwetst bij een val in de
laatste rit van de door hem gewonnen Catalaanse week, slechts met één hand kon
rijden.
In de namiddagrit werd Eddy Merckx, als kanshebber voor de
Ronde van België, volledig uitgeteld
alsook heel wat andere favorieten. Tijdens de opeenvolgende hellingen had er
zich een groep van 27 renners afgescheiden met daarbij o.a. Frans Verbeeck en
het grootste deel van zijn ploeg, Freddy Maertens met Michel Pollentier en Sus
Verhaegen, Roger Swerts, Jos Bruyere, Jan Raas, Eric Leman en het duo André
Dierickx en Walter Planckaert.
Op veertig km van het einde sprong André Dierickx weg. Twintig
km verder werd hij ingelopen door Freddy Maertens en Walter Planckaert. Het
drietal ging samen naar de meet alwaar Maertens mooi afgedroogd werd door
Walter Planckaert.
Na de aankomst gaf Walter Planckaert nog een sneer naar zijn
vroegere kopman Frans Verbeeck, zeggende dat hij, indien hij nog bij Verbeeck
zou gereden hebben, nooit zijn eigen koers had mogen rijden. Nu hij van ploeg
veranderd was ging alles veel beter.
In de derde rit won Walter Godefroot door de massaspurt te
ontlopen. In die spurt werd Walter Planckaert tweede na opnieuw Freddy
Maertens.
In de vierde rit zorgde Michel Pollentier voor een putch.
Hij won met meer dan 5 minuten voorsprong. In de spurt om de vierde plaats, op
ruim 7 minuten, won Frans Verbeeck voor Walter Planckaert en Freddy Maertens.
In het algemeen klassement stond Walter ondertussen op de vierde plaats en
tevens was hij leider in het puntenklassement. Eddy Merckx meldde ondertussen
dat hij geen hinder meer had van zijn kwetsuren.
Ondertussen waren ze ook aan het koersen in Italië. In de
Trofeo Panatlica versloeg Francesco Moser Roger De Vlaeminck in de eindsprint.
Op 31 maart werd de vijfde rit gereden. Jan Raas bleef het
peloton vijf seconden voor. Een peloton waarvan de spurt gewonnen werd door
Walter Planckaert voor Piet Van Katwijk, Frans Verbeeck, Willy Planckaert en
Marc Demeyer. Hij kreeg daardoor de purperen leiderstrui van het
puntenklassement steviger rond de schouders.
Eddy Merckx kloeg over stekende pijn in de elleboog. De
conditie op zich was wel o.k. en iedereen zag in hem weer een potentiële
winnaar van de Ronde van Vlaanderen.
Een opmerkelijk berichtje in diezelfde krant ging over de
terugkeer van José-Manuel Fuente bij de ploeg Bianchi. Maar zoals voorspeld, in
datzelfde artikel, is het niks meer geworden met Fuente.
De laatste dag van de Ronde van België waren er nog twee
ritten. De eerste rit werd in de spurt gewonnen door Walter Planckaert voor
broer Willy Planckaert, die de ontsnapte Ferdi Vanden Haute teruggehaald had.
Freddy Maertens werd vierde. De tweede halve rit was, opnieuw in de spurt, voor
Piet van Katwijk . Walter Planckaert werd vijfde, net voor broer Willy.
In de eindstand werd Walter vierde op 552 van Michel
Pollentier. In het puntenklassement won hij afgetekend voor Freddy Maertens.
In de voorbeschouwingen op de Ronde van Vlaanderen op
zaterdag 3 april in de krant Het Belang van Limburg staat er geen woord over Walter
Planckaert. Eddy Merckx, Roger De Vlaeminck en Freddy Maertens zijn de namen in
de koppen.
Op maandag 5 april stond de volgende kop in de krant :Prachtkoers
krijgt lachwekkende ontknoping. Wat was er gebeurd?
Na een eerste schifting kwamen er nog 28 renners in
aanmerking voor de overwinning. Daarbij alle favorieten. Op de Koppenberg
spatte de groep voorgoed uiteen. Vijf renners hadden zich, mede door een val
van Walter Godefroot, weten af te scheiden. Roger De Vlaeminck, Francesco Moser, Freddy Maertens, Marc Demeyer en
Walter Planckaert. Eddy Merckx volgde in een groepje op 100 meter met
daarin verder Didi Thurau, Frans Verbeeck, André Dierickx, Ferdi Vanden Haute,
Eric Leman, Rik Van Linden, Walter Godefroot, Lucien Van Impe, Joop Zoetemelk,
Ronald Dewitte en later Jan Raas, Charles Rouxel, Willy Teirlinck, Dirk Baert
en Johan De Muynck.
Het werd een echte tweestrijd met in het ene groepje
voornamelijk Francesco Moser en Marc Demeyer die het werk deden en een Walter
Planckaert die afzijdig bleef, en aan de andere zijde vereende krachten.
Dat het werk van Francesco Moser en Marc Demeyer berenwerk
was getuigde de voorsprong van anderhalve minuut op de achtervolgende groep aan
de voet van de Muur in Geraardsbergen. Op de top van de Bosberg was de voorsprong
echter herleid tot 40 seconden en de wedstrijd kon nog alle kanten uit. Vanaf
dit moment begon Walter Planckaert ook mee te werken in de ontsnapping.
Er moest toentertijd nog een slotronde afgelegd worden in
Meerbeke en aan het begin van die ronde had het achtervolgende groepje, onder
impuls van Eddy Merckx, de achterstand herleid tot 20 seconden. In de slotronde
viel Freddy Maertens een eerste keer aan. Hij werd gecounterd door Roger De
Vlaeminck. Toen Francesco Moser probeerde, kreeg die Walter Planckaert mee. Toen
het er op leek dat de twee er vanonder zouden muizen bracht Marc Demeyer zijn
kopman en Roger De Vlaeminck terug.
Francesco Moser probeerde
opnieuw en kreeg, opnieuw, Marc Demeyer en Walter Planckaert mee in het wiel. Freddy
Maertens en Roger De Vlaeminck keken elkaar het wit uit de ogen en ondanks een
heftig gesticuleren van Marc Demeyer sloten beiden niet meer aan.
In de spurt haalde Walter Planckaert het relatief
gemakkelijk van Francesco Moser en Marc Demeyer. Roger De Vlaeminck werd alsnog
vierde voor Freddy Maertens.
In het boek van Freddy Maertens : Een Leven in Wit en Zwart,
wordt beweerd dat Walter Planckaert Marc Demeyer betaalde om de spurt aan te
trekken. Als me de beelden van vlak voor de spurt bekijkt, dan lijkt het
inderdaad zo te zijn dat Walter en Marc even praten. Dit is echter dagelijkse
kost in het wielrennen en doet niks af aan de overwinning van Walter.
Achteraf vielen er harde worden. Walter Planckaert had de
zege niet verdiend, hij was een zweetdief, hij was de minst actieve renner, hij
reed pas mee op het moment dat de TV er bij kwam, hij was ballast in de
ontsnapping, enz .
Laat ons dit nu eens als neutrale supporter van Walter
Planckaert bekijken.
Qua intrinsieke klasse stonden Freddy Maertens, Roger De
Vlaeminck en Francesco Moser een stapje hoger dan Marc Demeyer en Walter
Planckaert, dat moet ik toegeven. Maar een renner fietst niet met zijn benen
alleen. Ook het leep zijn, het uitspelen van de zwaktes van de tegenstanders en
de sterktes van zichzelf spelen mee. Daarnaast is er natuurlijk nog het
ploegenspel.
Marc Demeyer moest onvoorwaardelijk in dienst rijden van
Freddy Maertens, dat was logisch. Had hij alleen gezeten, dan had hij
waarschijnlijk ook minder werk verzet in de ontsnapping indien zijn kopman in
het achtervolgende groepje zou gezeten hebben. Had bijvoorbeeld Ronald Dewitte,
ploegmaat van Roger De Vlaeminck mee in de kopgroep gezeten, dan had ook die minder
werk verzet met Roger in de achtervolgende groep. Voor Walter gold hetzelfde.
André Dierickx zat in de achtervolgende groep en dat was een (mede)kopman.
Eigenlijk was dit gewoon de toepassing van het Systeem-Post, dat toen door
Raleigh in verschillende wedstrijden werd uitgevoerd.
Freddy Maertens moet beseft hebben dat Walter een kwaaie
klant was. Hij was tenslotte door hem een paar keer geklopt in de Ronde van
België. Je moet er dus maar voor zorgen dat je zo een renner kunt kwijt
geraken. Freddy heeft daar weinig toe ondernomen.
Roger De Vlaeminck won wel de sprint voor de vierde plaats,
maar ik twijfel of hij wel zo fris zat. Op de beelden kan je namelijk zien dat
bij een van de demarrages Roger vrij moeilijk het gat weer dicht rijdt. (zie
ook op Youtube : http://www.youtube.com/watch?v=9uuutUICL0E).
Misschien speelde het ook wel in zijn hoofd dat hij recent in Italië in de
spurt geklopt werd door Francesco Moser. In het verslag op Youtube zie ik
trouwens Roger De Vlaeminck en Freddy Maertens niet veel op kop rijden. Het zijn
voornamelijk Moser en Demeyer die het zware werk doen.
Daarbij speelde nog dat Freddy en Roger elkaar weinig
gunden. Freddy Maertens en Roger De
Vlaeminck, het is lang water en vuur geweest.
Francesco Moser dan. Zijn houding is ook niet echt te
verklaren. Hij verzette berenwerk in de ontsnapping wetende dat hij met 3 rappe
mannen, Freddy, Roger en Walter, op stap was. Goed, hij probeerde een paar keer
weg te geraken maar dat lukte niet. Rekende hij nog op zijn eindsprint? Zeker
toen hij Roger De Vlaeminck en Freddy Maertens kwijt speelde?
En Walter dan? Wel eigenlijk paste hij het wereldberoemde
gezegde van José De Cauwer al toe. Eerst de bordjes van een ander uit eten en
dan pas aan dat van jezelf beginnen. Walter was op dat ogenblik de
meester-tacticus. Hij verschool zich gedeeltelijk achter André Dierickx die in
het achtervolgende pelotonnetje zat, buitte de rivaliteit Maertens-De Vlaeminck
uit, liet Demeyer al het beulenwerk doen en concentreerde zich voornamelijk op
Francesco Moser. Tactiek uit het boekje. Wat we dan noemen een slimme renner.
Hoe ging het verder met deze protagonisten? Wel, Freddy
Maertens won de woensdag erop Gent-Wevelgem voor Rik Van Linden en Frans
Verbeeck. Walter Planckaert werd vijfde, Roger De Vlaeminck zesde en Francesco
Moser zevende, Marc Demeyer 34°.
De zondag erop wint Marc Demeyer Paris-Roubaix voor
Francesco Moser en Roger De Vlaeminck. Freddy Maertens (val) en Walter
Planckaert (val) komen niet in de uitslag voor. Toen klonk het in de kranten al
: Waarom zou een knecht geen klassieker mogen winnen?
In de Waalse Pijl won Joop Zoetemelk. Freddy Maertens werd
derde, Marc Demeyer en Walter Planckaert gaven op, Francesco Moser en Roger De
Vlaeminck kwamen niet aan de start.
In Luik-Bastenaken-Luik was dan weer Jos Bruyere aan de
winst. Freddy Maertens was tweede. Walter Planckaert, Marc Demeyer, Francesco
Moser en Roger De Vlaeminck stonden niet
aan de start.
Bekijken we het complete voorjaar, dan moeten we toegeven
dat Freddy Maertens de man van het voorseizoen was.
Walter Planckaert was dus de winnaar, en volgens mij een
verdiende winnaar, van de Ronde van Vlaanderen 1976. Om moeder Gusta van de
Planckaerts te citeren : Walter was het boerenpaard daar waar Willy het
koersepaard en Eddy het luxepaard was. En waarom zou een boerenpaard geen
wedstrijd mogen winnen?
Was de Ronde van Vlaanderen de enigste parel op de kroon van
Walter Planckaert? Bijlange niet.
Walter was prof geworden in de ploeg van Frans Verbeeck op 1
september 1969. In 1970 en 1971 won hij 4 wedstrijden. In 1972 won hij al de
Amstel Gold Race, dit zeer tegen de zin van zijn kopman Frans Verbeeck. Hij
werd toen ook al 2° en 3° in een etappe van de Midi Libre.
In 1973 brak hij helemaal door. Zes overwinningen waaronder
Kuurne-Brussel-Kuurne, een rit in de Ronde van België en de ploegentijdrit in
de Ronde van Frankrijk.
In 1974 zes en in 1975 zeven overwinningen met in elk jaar
een rit in de Tirreno-Adriatico. In het Nationaal kampioenschap in Mettet, in
1975, werd hij tweede na Willy Teirlinck maar voor Eddy Merckx.
In 1976 ontsnapte hij van onder de vleugels van Frans
Verbeeck. Hij won dat jaar 10 maal waaronder dus de Ronde van Vlaanderen maar
ook 2 etappes in de Dauphiné Libéré, de GP Denain, de E3-prijs in Harelbeke en
2 ritten in de Ronde van België. Hoeveel renners behaalden eigenlijk de dubbel
Harelbeke-Ronde van Vlaanderen?
In 1977 won hij opnieuw 10 maal. Een rit in de 4 Daagse van
Duinkerke, Dwars door België, drie ritten in de Ronde van België en het
eindklassement van de Ronde van België en de GP Jef Scherens.
In 1978, bij het C&A van Eddy Merckx, won hij zesmaal,
waaronder de proloog van de Ronde van Nederland en een rit in de Ronde van
Frankrijk.
Ook in 1979 won hij 6 maal. Opnieuw Kuurne-Brussel-Kuurne, een
rit in de Ronde van België en in de Driedaagse van De Panne.
In 1980, 1981 en 1982 won hij respectievelijk 2, 4 en
eenmaal. Vanaf 1983 nam hij jongere broer Eddy onder zijn vleugels. Toch won
hij in 1983 nog eenmaal.
In 1984 kreeg hij zijn tweede jeugd bij het Panasonic van Peter
Post. Hij won 7 maal waaronder een etappe in de Ronde van Nederland en in de 4
Daagse van Duinkerke, en opnieuw Dwars door België.
In 1985 was er voor de eerste keer geen overwinning meer.
Twee klassiekers, vijf semi-klassiekers, de Ronde van België
en een rit in de Tour de France, veel renners zouden er nu direct willen voor
tekenen. Walter Planckaert een mindere renner? Neen, absoluut niet.
Vanaf 1986 was er de carrièrewending naar de volgwagen.
Walter werd een meer dan gerespecteerd ploegleider en haalt heden ten dage met
zijn jonge Topsport Vlaanderen-ploeg mooie resultaten.
Vier april 1976, het blijft voor mij een mooie herinnering
toen streekrenner Walter Planckaert de Ronde van Vlaanderen won.
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 3/5 - (12 Stemmen) Tags:Walter Planckaert, Freddy Maertens, Eddy Merckx, Francesco Moser, Marc Demeyer, Roger De Vlaeminck, Ronde van Vlaanderen, 1976
20-03-2012
Kermiscoureur, maar onontbeerlijk in de Vlaamse wielergeschiedenis.
Kermiscoureur, maar onontbeerlijk in de Vlaamse
wielergeschiedenis.
Toen ik op deze blog mijn verhaal over Hubert Hutsebaut
schreef, kreeg ik reactie van Mevr. Nicole Bruneel, de weduwe van Raf Van
Bruwaene, waarin ze vroeg de groeten te doen aan Hubert Hutsebaut, de volgende
keer dat ik hem zou ontmoeten.
Ik heb Hubert Hutsebaut echter nog nooit ontmoet, niet vóór
mijn artikel en ook niet na mijn artikel. Jammer. Maar in mijn antwoord naar
Mevr. Bruneel schreef ik dat ik misschien wel ooit eens een verhaal zou
schrijven over haar man. Belofte maakt schuld en dus waag ik er mij vandaag
aan.
Niet alleen de belofte doet mij dit schrijven maar ook de
renner Raf Van Bruwaene zelf. Ik moet eerlijk toegeven dat, sedert ik de mail
van zijn weduwe kreeg, Raf Van Bruwaene mij bleef intrigeren. Ik heb sowieso al
een zwak voor de minder bekende renners en ik zet ze graag eens in het
zonnetje. In mijn ogen verdienen ze het want zonder hen was de koers in
Vlaanderen nooit zo populair geworden.
Raf Van Bruwaene werd geboren op 12 mei 1946 in Tielt. Het
deed bij mijzelf niet echt een grote bel rinkelen. Eerder een minuscuul
belletje. Dus begon ik aan mijn opzoekingwerk in het digitale archief van Het
Belang van Limburg. Het leverde direct al de eerste moeilijkheden op want de
journalisten indertijd goochelden nogal met namen. Van Bruane, Van Bruwane, Van
Bruaene, Van Bruwaene, en alle variaties met De en Den er nog bij, de naam kwam
in verschillende vormen voor. Uiteindelijk vond ik in de periode 1968-1973
liefst 226 maal op een of andere manier zijn naam terug (ploegvoorstellingen,
koersverslagen, jaaroverzichten, .).
Raf Van Bruwaene, startte in 1963 bij de niet-aangeslotenen
en werd na 10 wedstrijden lid van BAB (Brugse Velosport) in de categorie
nieuwelingen. Hij werd dat jaar nog 4 x tweede en 6 x derde en behaalde één
overwinning, op 19 augustus, in Handzame. In 1964, nog steeds bij de
nieuwelingen, behaalde hij acht overwinningen. Verder nog 5 tweede plaatsen en
8 derde plaatsen. Op 8 augustus 1964 werd hij liefhebber en behaalde dat jaar
als beste resultaat nog een vijfde plaats. In 1965 zou hij bij de liefhebbers 1
overwinning behalen, namelijk op 2 augustus in Ingelmunster (of Hulste zoals
het in het jaarboek Velo 66 staat). Verder nog 7 tweede en 4 derde plaatsen.
Bij die tweede plaatsen moet toch die in de klassieker Gent-Wervik vermeld
worden waar Romain Furniere won en Jeroom Kegels derde werd. De
uitslagenlijsten overlopend kwam ik bij de liefhebbers deze namen tegen : Jos
Boons, Etienne Buysse, Wilfried David, Willy De Geest, André Dierickx, Walter
Godefroot, Paul en Willy In t Ven, Eddy Merckx, Jan Monteyne, Willy
Planckaert, Roger Rosiers, Raymond Steegmans, Noël Vanclooster, Willy Van Neste,
Daniel Vanryckeghem en Willy Vekemans om er maar enkele te noemen. Zelfs Eddy
Planckaert reed toen al mee, maar die was van Zwevegem en niet van Nevele. Het
was de gouden generatie die in aantocht was naar de professionele rangen. Niet
gemakkelijk dus om als jong renner daartussen je weg te maken.
In 1966 won hij driemaal bij de liefhebbers. In Roeselare op
1 september, in Vladslo op 10 september en op 25 september in
Sint-Eloois-Vijve. Deze laatste overwinning is echter niet terug te vinden in
het jaarboek Velo 67.Verder nog 4
tweede en 6 derde plaatsen.
In 1967 zijn er 5 overwinningen terug te vinden. Zijn
opmerkelijkste zege was op 20 mei in Oostkamp waar hij won voor Walter
Planckaert. In 1967 ook nog 16 tweede en 6 derde plaatsen. Hij werd driemaal
tweede na Eric Leman en tweemaal na Jempi Monseré. Verder ook een tweede plaats
in Kuurne-Brussel-Kuurne na Guido Van Damme en voor José Samyn. Ook in de
Omloop Het Volk behaalde hij een verdienstelijke 16° plaats.
In 1968 won hij 4 maal. Voor de geschiedkundige kronieken is
het misschien interessant aan te geven dat hij op 30 juni in Egem won voor een zekere Eddy Musseeuw,
vader van Johan. Daarnaast de gebruikelijke ereplaatsen, 8 x tweede en 7 x
derde.
Op 29 augustus, 22 jaar oud, stapte Raf Van Bruwaene over naar de profs. Hij
kwam bij de ploeg PullOver Centrale, met sportdirecteur Tuur Decabooter,
terecht. Dezelfde dag werd hij al 17° in Kortemark, wedstrijd gewonnen door
Eric Leman.
Een kleine maand later, op 20 september, behaalde hij al een
derde plaats in Beernem na Daniel Vanryckeghem en Guido Reybrouck. Een
beloftevol begin.
Of Raf, zoals vele renners in die tijd, er nog een andere
beroepsbezigheid op na hield naast het wielrennen, is mij onbekend. Ik vermoed het al bijna. Hij kwam namelijk altijd
maar goed op dreef tijdens de maanden juni-juli-augustus. Anderzijds was deze periode natuurlijk het piekmoment van de kermiskoersen met soms wel drie wedstrijden op één
dag.
In 1969 reed hij voor Etalo-Siriki-Ventura met onder meer
volgende renners als Urbain De Brauwer, Wim Dubois, Jean-Marie Sohier, Frans
Toortelboom, Franklin Van de Moortel en Gilbert Wuytack. Hij behaalde dat jaar
twee derde plaatsen, twee tweede plaatsen en één overwinning.
In Boezinge op 1 augustus won Noël Vanclooster voor Jean-Marie
Sohier en Raf als derde op 20 seconden, op 20 augustus in Ruislede won Herman
Vrijders voor Roland Van De Rijse en Raf.
De tweede plaatsen kwamen er op 10 juli in Gistel na Hubert
Hutsebaut en in Eeklo op 27 augustus na Christian Callens. Er is sprake van nog
een tweede plaats, maar die kon ik niet terugvinden.
Kers op de taart dat jaar was natuurlijk zijn overwinning op
6 augustus in Harelbeke. Raf Van Bruwaene was zoals reeds eerder geschreven, van in zijn liefhebberstijd op het toppunt van
zijn vorm in de maanden juli-augustus, het zou zo blijven tijdens de rest van
zijn carrière.
Gezien er die dag drie beroepsrennerkoersen op één dag
werden verreden (waar is de tijd?) kwamen er slechts (!) 39 renners aan de
start in Harelbeke voor 150 km. De belangstelling was niettemin groot en de
koers, over 25 ronden, best te genieten. Noël Vanclooster en Franky Ebo waren
de eerste vluchters van die dag. Gedurende een aantal ronden diepten ze hun
voorsprong uit, welke op een bepaald moment ruim 2 minuten bedroeg. Na 90 km
koers begonnen ze echter te verzwakken enop zes ronden van het einde werden ze gegrepen. Eric Demunster, Roger
Kindt en Raf Van Bruwaene waren de volgende die hun kans grepen. Ze kregen
nooit meer dan 30 seconden van de groep, maar slaagden er toch in uit de greep
te blijven. Tot ieders verrasing won Raf Van Bruwaene de sprint van het drietal
voor Roger Kindt en Eric Demunster. De eerste zege was binnen.
Gewoon, omdat het altijd aangenaam is eens in oude kranten
te neuzen, hier een klein overzichtje van welke titels er verder op de
sportbladzijde van die dag, met de overwinning van Raf, stonden? De
wereldkampioenschappen op de baan in Antwerpen waren in volle gang. Ole Ritter
had de pijp aan Maarten gegeven en Charly Grosskost was zonder ambitie naar
Antwerpen gekomen. Theo Verschueren werd door Leo Proost als favoriet voor de
stayers naar voor geschoven. Fons De Bal won in Grobbendonk, Eddy Peelman in
Lokeren. De Belgische basketploeg klopte Italië met 66-52 en Jacky Ickx kreeg
zijn eigen postzegel in Jemen. En even verder, ik wil het u, beste lezer, niet
onthouden, een advertentie voor een Volkswagen Kever 1200 voor de prijs van
55.900 Bfr. en een onderhoud, om de 20.000 km, voor 1.450 Bfr.
Verder dient vermeld te worden dat Raf ook in het voorjaar
redelijk uit de verf gekomen was. Hij werd zesde in Roubaix-Cassel-Roubaix, 11°
In de Omloop van Oost-Vlaanderen, 17° in de Omloop Het Volk, 19° in
Kuurne-Brussel-Kuurne en 28° in Paris-Roubaix. Ook in Gent-Wevelgem en
Paris-Tours stond hij in de uitslag vermeld.
In Paris-Roubaix was hij mee in een vlucht van 41 renners.
Na een lekke band kon hij de leidersgroep weer vervoegen maar even later begaf
zijn versnellingsapparaat het. Uiteindelijk eindigde hij 28° op 34 aangekomen
renners. Er waren 154 vertrekkers die dag. Winnaar die dag, werd uiteindelijk
Walter Godefroot.
In 1970 stapte Raf Van Bruwaene over naar de ploeg
Mann-Grundig. Al bij al toch wel een stap vooruit. Moest hij dat jaar meer in
dienst rijden van de kopmannen van die ploeg? Volgende renners reden nl. voor
de ploeg : Willy In t Ven, Georges Pintens, Willy Van Neste, Daniel Vanryckeghem
en Herman Vanspringel.Moest dat ook in
de kermiswedstrijden? Het kan een verklaring zijn voor de iets mindere
uitslagen dat jaar. Een derde plaats in Adinkerke op 24 september na
wereldkampioen Jean-Pierre Monseré en Ferdinand Hermie en een eerste plaats in
Gistel op 30 mei.
Het was de 14° Vijfdagenprijs die verreden werd over 176 km
met 53 renners aan de start. Pas na 50 km kwam de eerste serieuze ontsnapping.
Jackie Coene en André Delaere gingen er vandoor. De voorsprong liep uit tot 2
minuten maar bij de tweede doortocht door Gistel kwam alles weer samen. Er
waren een paar vruchteloze pogingen van Remi Van Vreckom, Etienne Buysse, Willy
Van Neste en Raf Van Bruwaene. Op 30 km van de finish viel echter de
beslissing. Twaalf renners kozen het hazenpad. Maurice Dury, RudiSerruys, Pol Mahieu, Wilfried Corneille,
Willy Van Neste, Freddy Decloedt, Remi Van Vreckom, Marc Lievens, Etienne
Buysse, Jaak De Boever, Eric Demunster en Raf Van Bruwaene. Uit deze groep, die
volledig buiten schot bleef, ontsnapten tijdens de laatste ronde Pol Mahieu,
Jaak De Boever en Raf Van Bruwaene.
In de spurt versloeg Raf Van Bruwaene Jaak De Boever,
volgens de krant met een half wiel. Op de foto is echter duidelijk te zien dat
Jaak op bijna twee lengten eindigde. Pol Mahieu werd derde. Overwinning nummer
twee was binnen.
Ook hier is het altijd eens interessant om te kijken wat er
verder op dezelfde bladzijde in de krant stond te lezen. In hetzelfde weekend
won ploegmaat Walter BouquetVorst-Meulebeke, Rik Van Looy won in Kessel (Lier), Wilfried David de
Omloop van Mandel-Leie-Schelde, ploegmaat Herman Vanspringel won een criterium
in Frankrijk en Frans Verbeeck werd eindwinnaar van de Ronde van de Oise.
Daarnaast won Domingo Perurena de eerste rit van de Vuelta.
Bij de liefhebbers won een zekere Cees Priem te Beerts,
Ronny Vanmarcke won Meulebeke-Roubaix en Vic Peeters in Sint-Anthonius-Brecht.
Jos Huysmans en Vic Van Schil werden in de Giro beboet met
respectievelijk 20.000 en 5.000 Lire voor het elkaar met de hand aflossen. En
Eddy Merckx en Martin Van den Bossche kregen een reuzengitaar als geschenk.
Andere resultaten van het jaar 1970 waren een 9° plaats in
de Ronde van West-Vlaanderen, 10° in Harelbeke-Poperinge-Harelbeke, 15° in
Roubaix-Cassel-Roubaix, 17° in de Kustpijl, 21° in Kuurne-Brussel-Kuurne en 23°
in Dwars door België.
In 1971 keerde Raf Van Bruwaene terug naar een meer
bescheiden ploeg. Hij werd lid van de groep Goldor met als renners o.a. Richard
Bukacki, Fernand Hermie, Hubert Hutsebaut, Frans Melckenbeeck, Walter en Willy
Planckaert, Bernard Van de Kerckhove, Roland Van De Rijse, Ronny Van De Vijver
en Sus Verhaegen. Het werd qua successen zijn beste jaar. Vier derde plaatsen,
een tweede plaats en twee overwinningen. Dit alles in net geen twee maanden
tijd.
Raf Van Bruwaene werd derde in het Nederlandse Kruiningen op
3 juli. Hij werd er geklopt door de Nederlanders Harm Ottenbros en Harry
Janssen. Hij werd nog eens derde op 7 juli in Poperinge in de Omloop der
Zuid-West-Vlaamse Bergen. Deze keer gingen Tony Gakens en Hugo Dehaes hem
vooraf. Hij werd opnieuw derde op 13 juli in Sleidinge na Johan De Muynck en
ploegmaat Walter Planckaert. En een vierde derde plaats op twee weken tijd
volgde op 18 juli in Kalmthout na Frans Verbeeck en ploegmaat Ronny Van De
Vijver.
De tweede plaats behaalde hij op 28 juli in mijn eigenste
Deinze waar de lokale held Jaak De Boever hem 15 seconden voorafging.
Op 30 mei had hij zijn derde profoverwinning behaald in
Niel, dag op dag een jaar na zijn overwinning in Gistel. Er waren die dag 43
renners voor een grote ronde van 140 kmgevolgd door 8 plaatselijke ronden. Van bij de start ging Tony Daelemans
aan de haal en alhoewel hij een ruime voorsprong bijeen fietste was zijn
avontuur na 27 km al afgelopen. Vervolgens gingen Vic Van Schil en Jos De
Schoenmaecker op wandel. Maar ook deze poging leidde tot niks. Eddy Peelman
probeerde het dan 50 km alleen. Eens ook hij ingelopen was, kwam er een
spervuur van ontsnappingspogingen. Jos De Schoenmaecker, Roger De Vlaeminck, Willy
Moonen, Vic Van Schil en Raf Van Bruwaene, ze probeerden het allemaal. De
beslissing viel in de voorlaatste ronde toen Raf Van Bruwaene en ploegmaat
Ronny Van De Vijver het hazenpad kozen. Deze laatste nam het voortouw in de
ontsnapping en deed het meeste van het werk. In de spurt kwam hij echter te
kort tegen Raf Van Bruwaene. Roger Loysch won de spurt van de achtervolgers. Twee
Goldor-renners bij de eerste drie, een succes. Of het er achteraf in de
kleedkamers even vrolijk aan toe ging is maar de vraag. Op de foto is duidelijk
de ontgoocheling te zien van Ronny Van De Vijver. Ik kan mij voorstellen dat er
nog een hartig woordje gevallen is over deze zaak.
Wat stond er verder op dezelfde sportpagina? Het was een
editie op dinsdag na het verlengd Pinksterweekend. Leo Duyndam won de
Polderpijl in Berendrecht, André Dierickx was onhoudbaar te Liedekerke, Jan van
Katwijk won te Hansweert, Jos Abelshausen won dan weer in Ganshoren. Ferdinand
Bracke won te Cras-Avernas, Eddy Merckx won te La Souterraine en te
Bourg-en-Bresse. Marc Demeyer won de Ronde van Vlaanderen voor liefhebbers en
Winoc Flebus werd voor de tweede maal Limburgs juniorenkampioen. Winoc Flebus?
Nooit meer van gehoord.
Op 19 juli won Raf Van Bruwaene zijn vierde, en naar later
zal blijken, laatste profwedstrijd. In Ingelmunster waren er 53 renners om 150
km af te leggen. De eerste vluchters waren dit keer Herman Flabat en Gérard Hendrickx.
Het waren Raf zelf en Jaak Clauwaert die, na 60 km, een eind maakten aan deze
poging. Hierna probeerden Christian Callens en Daniel Verplancke het. Maar bij
gebrek aan steun liep ook deze poging op niets uit. Het volgende duo was Eddy Cael
en Jaak De Boever. Maar opnieuw Raf Van Bruwaene maakte een eind aan hun
aanvalspoging. De aanval is de beste verdediging moet Raf gedacht hebben en hij
werd hierin gevolgd door de Australiër Tony Kelleher, Ronny Vanmarcke, Gerard
David, Etienne Buysse en de Fransman André Mollet. Het zestal werd niet meer
verontrust.
Gerard David nestelde zich in het wiel van de snelste man
van de groep, Raf Van Bruwaene, maar kon toch niet verhinderen dat in de
laatste bocht Raf een verrassingspoging ondernam. De vijf anderen konden hem
niet meer vatten en Raf overschreed als eerste de aankomstlijn. Gerard David
werd op 5 seconden tweede, Etienne Buysse werd derde.
Een laatste keer overloop ik hetgeen verder op desbetreffende
sportbladzijde stond. Pieter Nassen verklaart dat hij een ritzege in de
volgende Tour nastreeft. De winnaar van de Points Chauds zou er echter nooit in
lukken. Roger Swerts hoopte er bij te zijn tijdens het wereldkampioenschap in
Mendrisio, wat ook het geval was. André Dierickx behaalde zijn dertiende zege van
het jaar in Zele en Rolf Wolfshohl won de Omloop van Commentry.
Datzelfde jaar behaalde Raf Van Bruaene een 5° plaats in de
Ronde van West-Vlaanderen, een 6° plaats in de Omloop van Midden Vlaanderen en
een 7° plaats in de Ronde van Oost-Vlaanderen. Zowaar een Vlaamse
aangelegenheid. Verder nog de jaarlijkse afspraak in de Kustpijl (7°) en
Harelbeke-Poperinge-Harelbeke (16°).
In 1972 veranderde Raf Van Bruwaene nog maar eens van ploeg.
Dit keer ging hij voor Siriki-Munck-Gitane rijden, een echte kermiskoersploeg
met renners als Jos Boons, Urbain Debrauwer, Franky Ebo, Hugo Hellemans, Maryan
Polansky, Frans Toortelboom en Leopold Van Den Neste.
Zoals eerder aangegeven waren er geen overwinningen meer.
Wel nog vier tweede plaatsen en één derde plaats. Hij was er dit keer vroeg
bij. Een tweede plaats op 4 mei in Oostkamp na Willy Van Neste, op 18 mei
opnieuw tweede, deze keer na Guido Reybrouck in Assebroek. In de Omloop der
Grensstreek in Ledegem werd hij op 18 juni tweede na Ghislain Van Landeghem en
op 22 augustus in Eeklo tweede na Roger De Vlaeminck. Tenslotte was er de derde
plaats in het criterium van Oostrozebeke op 2 oktober na Patrick Sercu en
Gustaaf Van Roosbroeck.
De jaarlijkse afspraak in de Kustpijl leverde weer een zevende
plaats op en in Dwars door België werd het een 15° plaats.
Nog altijd maar 26 jaar oud had Raf nog een redelijke
toekomst voor zich in het wielrennen. In 1973 verkaste hij nogmaals van ploeg.
Deze keer werd het Novy-Total-Romy Pils. Toch wel een ploeg van iets hoger
niveau met o.a. Dirk Baert, Christian Callens, Daan Holst, Frans Kerremans,
Flori Ongenae, Guido Reybrouck, Frans Van Looy, Daniel Vanryckeghem en José
Vanackere. Maar Raf Van Bruwaene sukkelde met de rug, en reed geen enkele noemenswaardige
uitslag. De vierde plaats in Oostkamp was zijn beste resultaat. Een 21° plaats
in zijn jaarlijkse Kustpijl was symbolisch. Raf Van Bruwaene stopte halfweg het
seizoen. Een carrière kwam ten einde.
Raf is na zijn carrière als lasser aan de slag gegaan bij de
Firma Jonckheere autocars & autobussen in Beveren-Roeselare, nu VDL Bus
& Coach, waar hij tot aan zijn brugpensioen in 2004 heeft gewerkt.
Enig opzoekingwerk leert echter dat Raf Van Bruwaene
niet stilgezeten heeft. Vanaf 29 januari 1983 werd in Egem een nieuwe
wielertoeristenclub Wielerclub t Hoveke opgericht . Deze club werd opgericht door de
twee buren, wielerfanaten en ex-renners, Raf Van Bruwaene en Eric Naert. De
eerste clubkampioen wordt Raf Van Bruwaene. Eens renner, altijd renner.
Raf Van Bruwaene kan ook aanzien worden als de ontdekker van
huidig profrenner en streekgenoot Gorik Gardeyn.
Het noodlot slaat echter toe op 6 mei 2007. Tijdens een
zondagse fietsrit komt Raf Van Bruwaene schielijk te overlijden, net geen 61
jaar oud.
Was Raf Van Bruwaene een groot renner? Neen, daar moeten we
eerlijk in zijn. Was Raf Van Bruwaene een pannenkoek? Neen, dat zeker niet.
Tenslotte won hij toch vier profwedstrijden. Akkoord, het ging om
kermiswedstrijden en in die tijd was dat veelal een zaak van geven en nemen,
combines, afspraken , bookmakers enz Maar, je kon er maar in meespelen als je
er bij was. En om er bij te zijn moest je renner zijn, geen meelopertje. Raf
had zijn plaats in het wereldje en mocht op tijd en stond zijn prijs rijden,
mee in de slag gaan en eens met de zegebloemen naar huis gaan. Dit kon je maar
verkrijgen als je meetelde. Dit alles was eigen aan het wereldje en maakt er,
ook achteraf, de charme van uit. Het behoort tot ons algemeen Vlaams Erfgoed
als het ware.
Het enige dat ik nu nog graag zou willen weten is hoe het
achteraf gelopen is met Ronny Van De Vijver na de wedstrijd in Niel.(Ik weet het ondertussen G.L. met dank aan Mevr. Nicole Bruneel)
Ziezo Mevr. Bruneel. Ik heb mijn belofte gehouden. Sommige
zaken zullen misschien niet helemaal juist zijn, of een andere waarheid hebben.
U mag ze mij altijd vertellen. Maar ik denk dat bovenstaande tekst een vrij
mooi eerbetoon is aan uw man zaliger.
Chronologie van een afscheid, of hoe een Grootmeester zijn einde tegemoet ging.
Chronologie van een afscheid, of hoe een Grootmeester zijn
einde tegemoet ging.
Hoe zat dat nu juist met dat laatste half jaar dat Eddy
Merckx in het wielerpeloton aanwezig was. Die vraag stelde ik mij onlangs. Dus
begon ik wat opzoekingswerk te doen en kwam ik tot volgend chronologisch resultaat.
05/08/1977 : Er is blijkbaar een geschil tussen de sportdirecteurs
van FIAT, de ploeg van Eddy Merckx in 1977. Robert Lelangue en Raphaël
Geminiani komen niet meer overeen en de laatste lijkt aan het langste eind te
trekken. Daardoor zou Lelangue volgend jaar niet meer als sportdirecteur optreden
binnen de ploeg Merckx en zou hij vervangen worden door Jos Huysmans, die eind
van het seizoen de fiets aan de wilgen hangt.
17/08/1977 : Volgend jaar maken Willy en Walter Planckaert
deel uit van de ploeg van Merckx. Merckx zelf zou nog 5 knechten van zijn
huidige formatie over houden : Jos Bruyere, Jos De Schoenmaecker, Ward
Janssens, Karel Rottiers en Ludo Delcroix die echter ook benaderd werd door
IJsboerke. Patrick Sercu, die er ernstig over nadenkt om volgend jaar niet meer
op de weg uit te komen, verlaat de ploeg.
25/08/1977 : De verzorger van Eddy Merckx, Jos Janssens,
weet te vertellen dat waarschijnlijk na het WK de knoop zal worden doorgehakt.
Merckx heeft van de Franse bazen niks meer gehoord en is gesprekken opgestart
met een aantal Belgische kandidaat-sponsors. Dat de Planckaerts komen staat
vast. Jos Bruyere en Jos De Schoenmaecker zouden blijven. Delcroix zou er bij
komen (maar die zat al in de ploeg van Merckx) en Ward Janssens zou naar de
ploeg van Freddy Maertens gaan. Jos Huysmans wordt sportdirecteur. Dit alles
volgens Jos Janssens.
31/08/1977 : Volgens Willy Jossart zou Lucien Van Impe
getekend hebben voor de ploeg-Merckx. Eddy Merckx en Lucien Van Impe zijn al
jaren goede vrienden en men hield er in het wielermilieu al een tijdje rekening
mee dat ze bondgenoten zouden worden. In Cristobal (Ven.) waar de renners voor
het WK verbleven is er blijkbaar een akkoord gemaakt. Merckx zou voor de afreis
naar Venezuela een principe-akkoord getekend hebben met dhr. Cesari van
FIAT-Frankrijk voor de verlenging van de samenwerking.
09/09/1977 : Zowel Lucien Van Impe als Eddy Merckx zijn ziek
terug gekomen van Venezuela. Van Impe kon door ziekte al niet deelnemen aan het
WK en was al eerder naar België afgereisd. Beiden bezochten dezelfde dokter in
het Antwerpse Tropisch Instituut. Eddy Merckx kreeg volledige rust
voorgeschreven en moet verzaken aan zijn druk programma.
19/09/1977 : Er wordt gefluisterd dat Robert Lelangue aan de
zijde van Lomme Driessens sportdirecteur van Freddy Maertens zou worden.
26/09/1977 : Na de aankomst van Tours-Versailles liet een
compagnon van Raphaël Geminiani, de toenmalige sportdirecteur van Eddy Merckx,
zich ontvallen dat Eddy het jaar erop voor een Belgische ploeg zou rijden die
gesponsord zou worden door Constant Vanden Stock. De ploeg zou rijden onder
naam Geuze-Bellevue. Blijkbaar waren er enkele jaren geleden al contacten
tussen de baas van Anderlecht en Eddy Merckx wat betreft het oprichten van een
wielerploeg. Hoe het zit met het verbod op reclame voor alcoholische producten
in bv. de Tour de France wordt niet medegedeeld.
28/09/1977 : Er blijkt een Belgisch-Engelse ploeg in de
maak. Constant Vanden Stock zou mee een ploeg sponsoren die Eddy Merckx
onderdak zou hebben. De Engelse-Amerikaanse scheermesjesfirma Wilkinson zou de
tweede sponsor worden. Jos Huysmans zou ploegleider worden van de nieuwe ploeg.
03/10/1977 : Het is nu officieel dat Merckx volgend jaar
niet meer bij FIAT rijdt. Op 2 oktober werd in Cannes door dhr. Lorenzo Cesari
en dhr. Raphaël Geminiani bekend gemaakt dat Eddy Merckx volgend seizoen niet
meer tot de FIAT-ploeg zou behoren. Volgens hen gaat het niet om een breuk maar
een scheiding met wederzijds akkoord. De plannen van Merckx, enkel Giro en Tour
en geen klassiekers, liggen niet in de lijn van verwachtingen van FIAT-France
volgens hen. De ploeg zou in 1978 nog uitsluitend uit Franse jongeren bestaan
die dan in 1979 zouden doorgroeien. (FIAT-France behaalde uiteindelijk in 1978
1 zege en in 1979 0 (nul) zeges).
07/10/1977 : Eddy Merckx zou in onderhandeling zijn met een
Italiaanse verzekeringsmaatschappij Intercontinental Assicurazioni. Eén van
de eisen van de firma zou zijn dat Eddy naast de Tour ook de Giro zou rijden.
Gezien de voorgaande uitgesproken voorkeuren van Eddy, Giro en Tour en geen
klassiekers, zou dit geen belemmering kunnen zijn. Patrick Sercu zou, volgens
Romain De Loof, voor Zeepcentrale-Superia rijden in 1978.
19/10/1977 : Een week na de Sluitingsprijs in Putte-Kapelle
weet Eddy Merckx het volgende te vertellen. De ploeg staat reeds op papier,
maar voor de naam van de sponsor te weten is het nog een paar dagen wachten. Er
was wel een verrassing nl. de naam van de tweede sportdirecteur : Rudi Altig.
Altig was waarschijnlijk betrokken bij het aanbrengen van de sponsor vandaar
zijn aanwezigheid in de toekomstige ploeg. Zeventien namen zijn er bekend : Jos
Bruyere, Etienne De Beule, Jos De Schoenmaecker, René Dillen, Ward Janssens,
Marcel Laurent, Ludo Loos, Jacques Martin, Eddy Merckx, Walter en Willy
Planckaert, Lucien Van Impe en de enige buitenlander Robert Mintkiewicz.
Daarnaast ook nog de neo-profs René Martens (10° in de Tour de lAvenir en 3°
in het puntenklassement), Eddy Schepers (winaar van de Tour de lAvenir 1977),
Guido Van Calster (winnaar van het puntenklassement van de Tour de lAvenir + 3
ritten) en Frank Van Impe.
In een interview op de radio benadrukt Eddy dat de
klassiekers hem niet interesseren en dat hij en Lucien Van Impe alles op de
Tour zetten. De jongeren zullen begeleid en gespaard worden in hun eerste jaar
bij de profs.
08/11/1977 : Frans Verbeeck, die zijn afscheid aangekondigd
had, ontkent dat hij alsnog een jaar zou doorgaan in de ploeg
Bellevue-Toyota-Colnago waarvan Robert Lauwers sportdirecteur zou zijn. Er
wordt geen gewag meer gemaakt van Eddy Merckx. Zit het verbod voor reclame voor
alcohol in Frankrijk hier voor iets tussen?
Het wordt duidelijk dat Eddy Merckx en Lucien Van Impe het
volgende jaar voor dezelfde sponsor zullen rijden. Welke dat dan wordt is
echter niet duidelijk. De geruchten worden echter hardnekkiger dat Shimano en
Wilkinson de sponsors zouden worden. Blijkbaar heeft Constant Vanden Stock
afgehaakt.
30/11/1977 : In Het Belang van Limburg verschijnt een
overzicht van de ploegen voor 1978. Daarbij staat ook Wilkinson-Camargue met
Rudi Altig en Jos Huysmans als sportdirecteurs en de renners Jos Bruyere,
Etienne De Beule, Jos De Schoenmaecker, René Dillen, Ward Janssens, Marcel
Laurent, Ludo Loos, Jacques Martin, Eddy Merckx, Walter en Willy Planckaert,
Lucien Van Impe en de enige buitenlander Robert Mintkiewicz. Daarnaast ook nog
de neo-profs René Martens, Eddy Schepers, Guido Van Calster en Frank Van Impe.
21/12/1977 :
Er is nog altijd geen uitsluitsel over de sponsor van de
nieuwe Merckx-ploeg. Merckx loopt nerveus, nukkig, ontgoocheld en verbitterd.
Tijdens de zesdaagse van Maastricht stapelen de problemen zich op. De
besprekingen met Wilkinson zijn gestrand en Eddy heeft er geen vertrouwen meer
in. En wie Eddy Merckx kent, weet dat een gegeven woord dat verbroken is, het
vertrouwen voor eens en altijd weg haalt.
Rudi Altig zou contacten hebben met dhr. Kahl die vroeger al
in het peloton zat met Rokado. Maar Eddy is sceptisch.
Nochtans was er voor 9 december een mondeling akkoord. Op
die dag ging Eddy Merckx met zijn raadsman dhr. Gooris naar Duitsland om het
contract definitief te ondertekenen. Alles leek in kannen en kruiken. Het
budget stond vast, het programma was besproken, de renners en de omkadering
lagen vast. Enkel enkele pietluttige details moesten nog besproken worden, waardoor
er niet getekend werd.
Op 12 december kwam er echter een telefoontje van Wilkinson
dat de hele zaak niet door ging. De reden, blijkbaar miniem, werd door Eddy
echter niet kenbaar gemaakt.
Merckx zat voornamelijk verveeld met het feit dat hij 15
renners (nochtans zijn er steeds 16 namen genoemd G.L.) mee in dit spookverhaal
had meegenomen. Maar Merckx beloofde zijn verantwoordelijkheid te nemen. Het
feit dat men ondertussen aan het eind van het kalenderjaar gekomen was en dat
de meeste publicitietsbudgetten reeds besproken waren maakte het geheel
natuurlijk niet beter.
Na de Ronde van Frankrijk van 1977 had Eddy al de belofte
gekregen, via dhr. Cesari,dat FIAT ook
in 1978 zijn ploeg zou sponsoren. Enkele dagen later viel er echter een brief
in de bus van de hoofddirectie dat het concept echter te duur geworden was en
dat de verderwerking zou stop gezet worden. Hierbij werd een bedrag genoemd
voor 1978 : 25 miljoen Bfr.
16/12/1977 : Er wordt een eerste keer geïnsinueerd dat de
ploeg Merckx misschien wel onder de vlag Fietsen Eddy Merckx in het peloton
zouden verschijnen. Niettemin gaat men er nog van uit dat Wilkinson op zijn
stappen zal terugkeren en dat er alsnog een akkoord zou gesloten worden.
24/12/1977 : Daniel Dousset, de Franse wielermanager, gaat
op zoek naar een sponsor voor de ploeg Merckx in Spanje. De naam van de firma
met Europese bekendheid werd echter niet bekend gemaakt.
28/12/1977 : Op vrijdag 23/12 was Eddy Merckx aanwezig op
het dansfeest van zijn nieuwe ploegmaat René Martens. Merckx was diezelfde dag
nog van de trap gevallen in zijn huis en liep trekkebenend.
Volgens Eddy hadden er zich enkele ernstige sponsors
aangemeld. Maar Eddy bleef kritisch en oplettend. Het Wilkinson-avontuur had
hem zeer argwanend gemaakt. Ook over de Spaanse piste wil hij niet verder
uitweiden. Wel wordt er geopperd dat de ploeg misschien onder zijn naam zal
rijden. Een dure zaak maar wel een kans om zich te lanceren in de wielerwereld.
12/01/1978 : Via via komt boven water waarom de deal met
Wilkinson zou afgesprongen zijn. Merckx zou van Wilkinson 20 miljoen krijgen en
daarmee zou hij de ploeg moeten runnen. De primordiale eis van Wilkinson zou
geweest zijn dat Eddy Merckx de Tour van 1978 zou rijden. Indien niet, dan zou
Merckx de helft van het sponsorgeld terug betalen. Eddy zou over deze clausule
gestruikeld zijn. Wist hij voor zichzelf dat hij de Tour toch niet meer kon
winnen? En wou hij daarom niet meer starten? Of wou hij geen druk op zijn
schouders wat betreft de Tour en wou hij gewoon afwachten tot in juni om een
beslissing te nemen? Maar hoe zit het dan met zijn eerder uitspraken o.a. op de
radio, dat de klassiekers hem minder interesseren en dat hij alles op Giro en
Tour zou zetten?
13/01/1978 : Er waren geruchten dat de nieuwe sponsor zou
voorgesteld worden tijdens het Brusselse autosalon. Maar dit bleek voorbarig.
In elk geval verwachtte men een doorbraak voor deze week. Merckx zegt namelijk
alle verdere zesdaagsen af, ook die van Antwerpen, hetgeen een misverstand
oplevert met manager Firmin Verhelst. Claudine Merckx is ondertussen
woordvoerster geworden en Merckx is bijna niet meer te zien. Er lijkt een
happy-end in de maak.
19/01/1978 : Merckx is nog altijd op zoek naar een sponsor.
Het feit dat die er nog niet is komt tot uiting doordat de ploeg een goedkoop
hotel zoekt aan de Azurenkust om op trainingskamp te gaan. De media melden dat
Eddy de keuze heeft tussen twee Spaanse firmas.
24/01/1978 : De kogel is door de kerk. C&A wordt als
sponsor van de ploeg Merckx aangekondigd.
25/01/1978 : De nieuwe sponsor en trui worden op een
persconferentie kenbaar gemaakt. Er werd duidelijk gemaakt dat het wel degelijk
het confectiehuis is dat sponsorde en niet Mevr. Merckx (Claudine Accou =
C&A). Iedereen leek opgetogen en opgelucht en de champagne vloeide
blijkbaar rijkelijk.
Eddy Merckx kondigde aan dat hij en Lucien Van Impe een
tandem zouden vormen in de volgende Tour de France zodat er weer een Belgische
Tourzege zou komen. Walter Planckaert zou vooral in de klassiekers uitgespeeld
worden.
Op 8 februari zou de ploegop oefenkamp in het zuiden trekken naar Laigueglia (Ita.) of Lavenou
(Fr.). Op 15 februari zou de Ronde van de Middelandse Zee gereden worden,
gevolgd door de Tirreno-Adriatico, de Ronde van België, de Ronde van
Zwitserland, de Ronde van Frankrijk en daartussen de klassiekers.
Eddy zou speciale aandacht hebben voor de jongeren in zijn
ploeg en hen zo veel als mogelijk begeleiden. Rudi Altig en Jos Huysmans worden
sportdirecteur. De volgende renners komen in de ploeg : Jos Bruyere, Etienne De
Beule, Jos De Schoenmaecker, René Dillen, Ward Janssens, Marcel Laurent, Ludo
Loos, Jacques Martin, Eddy Merckx, Walter en Willy Planckaert, Lucien Van Impe
en de enige buitenlander Robert Mintkiewicz. Daarnaast ook nog de neo-profs
René Martens, Eddy Schepers, Guido Van Calster en Frank Van Impe, allemaal
zoals eerder aangekondigd plus Etienne Van der Helst.
Op 13/02 staat er te lezen dat Eddy Merckx mogelijks samen
met Lucien Van Impe de Giro zullen rijden. De plannen zijn in elk geval groots
op dat moment. In de carnavalronde van Aix-en-Provence, gewonnen door Jacques
Esclassan,behaalt Eddy een 10° plaats.
Het is zijn eerste optreden in een C&A-trui. In de uitslag gaan
ploegmakkers Walter (4°) en Willy (8°) Planckaert hem vooraf. De dag erop, in
de GP Aix-en-Provence, gewonnen door Roger Rosiers, komt hij niet in de uitslag
voor. Ploegmaat Guido Van Calster wordt derde.
Op 15 februari staat er in de krant te lezen dat Eddy Merckx
waarschijnlijk niet zal deelnemen aan de Ronde van de Middellandse Zee. Merckx
is grieperig en zal forfait moeten geven.
Op 17 februari behaalde Jean-Jacques Fussien in de tweede
etappe van de Ronde van de Middellandse Zee de eerste en tevens laatste zege in
twee jaar tijd (1978-1979) voor FIAT-France.
Op 18 februari staat er een interview te lezen met Lucien
Van Impe. Binnen C&A droomt men volop van de Tour. Een Tour waarin Merckx
misschien toch niet meer volop zou gaan. Die zijn interesses zouden eerder naar
de klassiekers gaan en naar een vierde wereldtitel bij de profs. Diezelfde dag
vervoegt Eddy Merckx zijn ploegmakkers weer in het oefenkamp. Hij lijkt genezen
van de griepaanval en gaat weer mee op training.
In bepaalde bronnen staat er dat Eddy zou opgegeven hebben
in de GP van Montouroux op zondag 19 februari. In Het Belang van Limburg is
daar echter niks van terug te vinden.
Op 20 februari is de eerste zege binnen voor C&A. Guido
Van Calster bijt de spits af in de 5° etappe van de Ronde van de Middellandse
Zee. Hij verslaat Marino Basso en Jean-Luc Vandenbroucke.
Tevens wordt geopperd dat Eddy aan de start zou komen van de
Ronde van Corsica. Ook zag het er naar uit dat Eddy zijn trainingsachterstand
wou goed maken in de GP van Monaco die de dag erop werd verreden.
De dag erop staat er echter in de krant dat Merckx alsnog
niet deelnam in de GP van Monaco. De reden zou liggen bij het feit dat hij
slechts 9 ploegmaats mocht meebrengen i.p.v. de voltallige ploeg. Het alternatief
was een training van boven de 200 km.
Ook de Ronde van Corsica zou niet op het programma komen.
Wel zou er zaterdag in Peymade en zondag in Seillans-Draguignan gereden worden,
aldus Rudi Altig. In deze laatste koers, gewonnen door Freddy Maertens, werd Eddy
Merckx uiteindelijk vijfde. Het gaf Eddy weer hoop voor de rest van het
seizoen. Achteraf reed hij nog met Jos Bruyere per fiets de 80 km naar het
hotel.
Op 3 maart stond er in de krant dat Eddy Merckx opnieuw ziek
was. Tijdens de ploegtraining voor Gent-Gent, was Eddy na 70 km al rillend in
de volgwagen gekropen. Ook op dinsdag had hij tijdens een training met Ward Janssens
geklaagd over zijn gezondheid.
Eddy liet zich onderzoeken in een kliniek in Brussel. Er
werd even geopperd dat een blindedarmontsteking de oorzaak van het kwaad kon
zijn. De deelname aan Gent-Gent wordt als zeer twijfelachtig beschouwd. Volgens
bepaalde bronnen zou hij meegereden hebben en opgegeven. Ik vind hier echter
niks van terug in de kranten. Idem voor zijn opgave in Wilsele op 11 maart.
De woensdag erop was Eddy al weer aan het trainen. Een
blindedarmontsteking was het dus duidelijk niet. Op donderdag en vrijdag
trainde hij al 150 km met Ward Janssens. Eddy hoopte tegen Pasen weer over al
zijn mogelijkheden te beschikken.
Op 19 maart kwam Eddy Merckx aan de start van de Omloop het
Waasland. Hij had er waarschijnlijk geen benul van dat het zijn allerlaatste
koers zou worden. In het begin van de wedstrijd was hij even in de aanval met
Frans Van Vlierberghe, Geert Malfait en André Verbraecken. Frans Van Looy won
de wedstrijd, Eddy eindigde 12°.
Na de wedstrijd was Eddy weer iets optimistischer. Hij zou
het trainingsritme drastisch opdrijven en op dinsdag aan de start staan in
Knokke. Tegen de Ronde van Vlaanderen wou hij 3 à 4 kg overgewicht kwijt
spelen.
Op dinsdag echter geen wedstrijd in Knokke, wel een
trainingsrit, waarna Eddy echter opnieuw onwel werd en hij een dokter moest raadplegen.
Deze schreef rust voor zodat er een forfait volgde voor de Amstel Gold Race. De
Ronde van België stond echter nog altijd op het programma.
Eddy Merckx en zijn familie vertrekken plots naar
Zwitserland waar ze de Paasvakantie gaan doorbrengen. Iedereen is verrast door
deze actie. Er wordt gesproken van een zenuwinzinking. Eddy lijkt volkomen
lusteloos. Anderzijds sprak men over het feit dat stress een ontsteking op de
blinde darm kam veroorzaken. Of was het nervositeit? Schoonvader Lucien Accou
vreest echter dat er meer aan de hand is gezien Eddy soms zonder verklaarbare
reden verschrikkelijk begint te transpireren zodat het zweet van hem afgutst.
De wielertoekomst van Eddy wordt stilaan in vraag gesteld.
Ongerustheid sluipt in de ploeg. Jacques Martin wint
weliswaar de vierde etappe in de Ronde van België, toch wordt er stilaan
rekening mee gehouden dat Eddy niet meer terug keert in het peloton. De
directie belooft dat alle aangegane contracten zullen nageleefd worden, ook al
zou Merckx nooit meer rijden.
Op 2 april wint Marcel Laurens de Brabantse Pijl voor Herman
Vanspringel en Ludo Peeters. De derde zege voor de ploeg.
Op 4 april verschijnt in de krant de titel dat Merckx weer
wil gaan koersen. Eddy zou in Crans Montana weer de spirit gevonden hebben,
uitgerust zijn, en er weer volop tegen aan willen gaan. Er wordt gesproken met
verzorger Guillaume Michiels en Charles Terryn kreeg de opdracht een fiets
klaar te zetten. Nochtans zijn er personen in zijn omgeving die er niet meer in
geloven. Zij denken dat het eerder uit een soort moreel plichtsbesef is dat
Eddy weer op de fiets kruipt. Niettemin wordt het Kampioenschap van Zürich op
30 april als dag van de comeback aangeduid.
De pers gelooft er ook niet echt meer. Getuige een artikel
op 10 april over het post-merckxisme. Beseft iedereen dat een tijdperk wordt
afgesloten op uitzondering van de hoofdrolspeler zelf?
Op maandag 17 april rijdt Eddy weer drie uur op de fiets.
Eddy zou lusteloos blijven en nog steeds met overgewicht kampen. Ook zou hij de
mensen van C&A op de hoogte gebracht hebben dat hij niet meer wil koersen.
Er wordt nog even gegoocheld met deelname aan de Ronde van Romandië en
Zwitserland, maar uit de commentaren blijkt dat niemand er nog echt in gelooft.
Op 20 april komt Lucien Van Impe ten val in de Waalse Pijl en
breekt zijn rechtersleutelbeen. Weer een domper op de C&A-ploeg. Want nu
het zo goed als zeker is dat Merckx niet aan de start komt van de Tour
verliezen ze ook hun tweede kopman.
Op 23 april wint Joseph Bruyere Luik-Bastenaken-Luik voor
Didi Thurau en Francesco Moser. Toch een klassieke overwinning voor C&A.
Maar de afwezigheid van Eddy Merckx blijft als een schaduw over de ploeg
hangen.
Op 25 april zou de deelname van C&A met Eddy Merckx voor
de Dauphiné-Libéré gemeld zijn. Men kan zich de vraag stellen of deze berichten
enige waarheid bevatten.
Eddy verschijnt wel als eregast en op uitnodiging van zijn
sponsors aan de start van de Ronde van Romandië. Over een wederoptreden is er
echter geen sprake.
Vic Van Schil verwondert zich over het gedrag van zijn
gewezen kopman. Hij verwoordt hiermee wat velen in het peloton denken. Eddy zou
beter aankondigen dat hij er definitief mee stopt.
Op dinsdag 18 mei 1978 kondigt Eddy Merckx in Brussel aan
dat hij geen wielrenner meer is. Een tijdperk wordt afgesloten, een legende
wordt geboren.
Overwinningen van de
C&A-ploeg in 1978 :
20-02-19785e etappe Ronde van de Middellandse Zee:Guido Van Calster
29-03-19784e etappe Ronde van
België:Jacques Martin
02-04-1978Brabantse Pijl:Marcel Laurens
23-04-1978Liège - Bastogne -
Liège:Joseph Bruyere
15-05-1978Omloop van Oost-Vlaanderen:Guido Van Calster
28-05-1978Tour du Condroz:Joseph Bruyere
12-06-1978Zele:Walter Planckaert
30-06-19781e etappe deel b Tour
de France:Walter Planckaert
19-07-1978Temse:Willy Planckaert
25-07-1978Ronse:Joseph Bruyere
26-07-1978Welkenraedt :Joseph Bruyere
06-08-1978Moorslede:Walter Planckaert
12-08-1978Oostduinkerke:Willy Planckaert
21-08-1978Athus:Joseph Bruyere
21-08-1978Geetbets:Guido Van Calster
24-08-1978Mere:Walter Planckaert
26-08-1978Haaltert:Willy Planckaert
In totaal 17 overwinningen :
Joseph Bruyere 5
Walter Planckaert 4
Guido Van Calster 3
Willy Planckaert 3
Jacques Martin 1
Marcel Laurens 1
Daarnaast veroverde Joseph Bruyere in de Tour de France in Sainte
Foye-la-Grande de gele trui. Hij droeg hem acht dagen tot op de top van Alpe
dHuez waar hij hem aanvankelijk moest afstaan aan Michel Pollentier.
Uiteindelijk vertrok s anderendaags Joop Zoetemelk er mee na de perenaffaire.
Joseph Bruyere werd verdienstelijk vierde in die Tour de France op 904 van
Bernard Hinault. Walter Planckaert won bovendien nog een rit in die Tour de
France.
C&A won uiteindelijk 1 klassieker, 1 semi-klassieker,
een rit in de Tour de France en een rit in de Ronde van België en had acht
dagen de gele trui. Voor een hedendaagse ploeg zou dit een enorm succes zijn.
Toch nog even dit. Er is wat onduidelijkheid over de
wedstrijden die Eddy Merckx uiteindelijk reed in 1978. Volgens het boek van Rik
Vanwalleghem Eddy Merckx, de mens achter de kannibaal was hij 5° in de
Haut-Var (Seillans-Draguignan) en 12° in Kemzeke (Omloop van het Waasland) en
waren er verder opgaven in de GP Montouroux, de Omloop Het Volk en in Wilsele.
Hetgeen 5 wedstrijden gaf in 1978 (ook volgens andere bronnen).
Persoonlijk heb ik de 5° plaats in de Haut-Var
(Seillans-Draguignan) en de 12° plaats in Kemzeke (Omloop van het Waasland)
teruggevonden alsook een 10° plaats in het Carnavalscriterium in
Aix-en-Provence. Dus slechts 3 wedstrijden in 1978.
Ik ben zeker dat mijn lezers uitsluitsel zullen brengen.
De renners van FIAT die niet met Eddy Merckx mee kwamen naar
C&A legden uiteindelijk volgend parcours af :
Bernard Bouloux, Jos Huysmans, Frans Mintjens en Jean-Luc
Molineris beëindigden hun carrière. Bernard Draux en Roger Swerts gingen naar
de ploeg Old Lords-Splendor, Ludo Delcroix en Karel Rottiers reden voor
IJsboerke, Cees Bal voor Bode Deuren-Shimano en Patrick Sercu voor
Zeepcentrale-Superia.
De ploeg C&A bleef uiteindelijk maar 1 jaar in het
peloton. Jos Huysmans trok nog voor 1 jaar naar aartsvijand flandria en
Freddy Maertens, samen met Jos Bruyere, Jos De Schoenmaecker, Ward Janssens en
René Martens. Eind 1979 was ook dit verhaal van een Vlaamse wielrgrootheid,
flandria, ten einde. Etienne De Beule, Jacques Martin, Etienne Van der Helst,
Frank en Lucien Van Impe kwamen bij Robert Lelangue terecht bij het Spaanse KAS
dat een Belgisch avontuur waagde. Robert Mintkiewicz, Eddy Schepers en Guido
Van Calster gingen naar het DAF-Trucks van Fred De Bruyne waar een zekere Dirk
Nachtergaele zijn debuut maakte als verzorger. Walter en Willy Planckaert
gingen naar Mini Flat-V.D.B. in afwachting dat Eddy Planckaert overkwam naar de
profs. Marcel Laurens koos voor Marc Zeepcentrale-Superia en Ludo Loos voor
Splendor-Eurosoap.
Tot slot nog twee bedenkingen. Was Rudi Altig niet degene
die met een valies vol Italiaanse Lires op de slaapkamer kwam van Eddy Merckx
tijdens de Giro van 1969? Werd er nadien niet met een beschuldigende vinger
gewezen naar Salvarani, de ploeg van Altig, toen Merckx betrapt werd in
Savona? Wat was de reden dat Eddy Merckx met diezelfde Rudi Altig in zee ging?
Of is het wereldje van het wielrennen zo klein?
Als ik de hele geschiedenis herlees kan ik mij niet van de
indruk ontdoen dat de thesis dat Eddy Merckx geveld werd door een virus
(klierkoorts?) de waarheid benadert. Hij was na het WK in Venezuela ziek terug
gekomen en had de maanden erop, door de sponsorperikelen, zijn gezondheid
gehypothekeerd, zoniet verwaarloosd, door onvoldoende te rusten.
Misschien, maar nu spreek ik als Merckx-supporter, indien
FIAT een jaar langer was doorgegaan, men gekozen had voor Robert Lelangue
i.p.v. showman Raphaël Geminiani, of Wilkinson uiteindelijk toch sponsor was
geworden, en Eddy Merckx dus een rustige (maar wat was rustig voor Eddy Merckx
die steeds verschillende Zesdaagsen reed?) winter had doorgemaakt, misschien
had de Grootmeester dan wel in schoonheid afscheid kunnen nemen van het
peloton.
Laat mij toe nog even verder te dromen en een podium te zien
voor de Tour de France met Eddy Merckx die zijn zesde Tour wint en Lucien Van
Impe met de bolletjestrui. FIAT-France, beseffen jullie wel wat jullie laten
liggen hebben? Wilkinson, beseffen jullie het? Bij deze beloof ik nooit met een
FIAT te rijden en dat Wilkinson-scheermesje gaat vanavond ook rechtstreeks de
vuilbak in.
Achteraf bekeken moet het 1967 geweest zijn. Maar dat kon ik
eigenlijk geweten hebben want in mijn herinnering zie ik de
wereldkampioenentrui nog voor mijn ogen.
Eind november 1967 mocht ik met mijn vader mee naar de
zesdaagse van Gent. Hij ging er jaarlijks naar toe met de leveranciers van zijn
werk, kwestie van de relaties te onderhouden. Of we met de trein of de auto
gingen weet ik niet meer. Dat we al een auto hadden, dat weet ik wel. Een oude
VW kever van het jaar 1957. Zo een met een klein achterruitje en een bak
waarin mijn zus zich altijd te slapen legde.
Er waren toen nog geen alcoholcontroles zoals die er nu
zijn, dus de kans is groot dat we met de wagen gingen. Waarschijnlijk was het
een vrijdag of een zaterdag gezien ik naar school ging. Het kan ook een
woensdagnamiddag geweest zijn. Die details staan mij niet meer bij.
Mijn vader besmette mij ooit met het wielervirus. En de
meeste lezers zullen wel weten dat je van dat virus nooit meer geneest. Geen enkel
antiviraal middel helpt. Ook niet de wilde en megalomane plannen van heren
zoals Pat McQuad of Zdenek Bakala of Johan Bruyneel.
Mijn vader was ooit graag zelf wielrenner geworden maar hij
mocht niet van zijn vader. Het was de tijd dat het wielrennen nog laag in
aanzien stond en bevolkt werd met woeste mannen die allerlei louche zaken
uithaalden dixit zijn moeder. Hij is geen wielrenner geworden en ook geen
piloot want dat mocht hij ook niet van zijn vader. Ja vaders hadden in de jaren
50 nog iets te zeggen over hun zonen.
Mijn vader werd dan maar ambtenaar maar bleef het
wielrennen, en andere sporten, volgen. Op die manier maakte hij kennis met Willy
Vanheste, toentertijd ook ambtenaar en in zijn vrije tijd wielrenner bij de
liefhebbers en later burgemeester van De Panne. Willy was in een wedstrijd zwaar
gevallen en lag in een Gents ziekenhuis. De sociale dienst van de toenmalige
RTT verzocht mijn vader om Willy eens te bezoeken gezien hij in Gent in het
ziekenhuis lag en zelf van het verre Adinkerke afkomstig was. Veel bezoek kreeg
Willy in het ziekenhuis niet. We spreken hier over de jaren 60, de mensen waren
veel minder mobiel dan nu, internet, GSMs, .het bestond allemaal nog niet.
Willy en mijn vader zijn op die manier vrienden geworden.
De passie voor het wielrennen werd van vader op zoon
doorgegeven en het resulteerde in het begin van een verzameling. Veel lezers
kennen de prentjes nog wel. De reeksen met witte (al of niet met vlaggetje),
gele en rode band. Ze versleten in mijn hand door het veelvuldig bekijken.
Mijn eerste echte ervaring met het wielrennen moet in 1964
geweest zijn. Ik mocht met mijn vader mee naar de koers van Petegemkermis
alwaar Willy Vanheste, toen onafhankelijke, meereed. Ik mocht zelfs even mee in
een volgwagen en aanschouwde daar voor de eerste keer een renner in actie in
een groen-rode Wiels-Groene Leeuw-trui. Dat de renner aan het urineren was en
veel misbaar maakte omdat de volgwagen naast hem kwam rijden maakte de ervaring
des te sterker. Wie de renner was weet ik niet meer. Maar dat hij indruk maakte
was een zeker feit. Ik was verkocht voor de rest van mijn leven.
Mijn vader en ik, we waren twee gezworen wielerliefhebbers.
En zo mocht ik in 1967 mee naar de Gentse zesdaagse. Op het middenplein. Samen
met Michel, een aardappelleverancier uit Drongen, en zijn zoon, die het later
ook nog eens als wielrenner probeerde.
Of ik veel naar de koers heb gekeken herinner ik mij ook
niet meer. Mogelijks kon ik er als klein manneke tussen al die grote mensen
weinig van zien. Ik hoop dat een oude wijsheid van moeder uitkomt. Ze zegt
namelijk dat hoe ouder je wordt hoe meer je je van je jeugdjaren kan
herinneren. Misschien herinner ik mij ooit eens die dag tijdens de zesdaagse
van Gent in november 1967.
Wat ik er mij wel van
herinner is dat op een bepaald moment Eddy Merckx, in zijn
wereldkampioenentrui, na een gewonnen onderdeel geschenken rondsmeet terwijl
hij zijn ereronde reed. Ik zie hem nog rijden, rechtop op de fiets, zonder handen
rijdend, grabbelend in een doos. Hij smeet de voorwerpen uit de doos in de
tribunes en naar het middenplein. Tot mijn eigen verwondering kwam er een
wit-blauw voorwerp voor mijn voeten neer. Het voorwerp rolde wat verder tussen
de voeten van andere toeschouwers en ik, die anders altijd een bedeesd en
schuchter jongentje was, stortte er mij op. Het voorwerp moest en zou in mijn
bezit komen. Hoe ik het gedaan heb weet ik niet, maar ik was iedereen te vlug
af en ik kon het voorwerp in handen krijgen.
Het bleek een wit plastieken zoutvatje te zijn met donkerblauwe
dop. Ik zie het zo nog voor mijn ogen. Vol trots heb ik het de rest van de tijd
in mijn jaszak vastgehouden, mijn vingers er omklemd om toch maar zeker te zij
het niet te verliezen. Een zoutvatje van Eddy Merckx!!!
Ik was besmet met de wielermicrobe en ik ben er nooit meer
van afgeraakt. In mijn dromen won ik 5 keer de Ronde van Vlaanderen, zes keer
de Tour en de Giro en werd ik elk jaar wereldkampioen.Tijdens het schooljaar wisselde ik mijn
dubbele prentjes tijdens de speeltijd op school.Tijdens de vakanties, in mijn geheugen
overgoten met zon, maalde ik met de buurtjongens kilometers rond de wijk en
spurtten we dagelijks voor de imaginaire bloemen.
Ik werd echter nooit echt renner. Op school deed ik het niet
slecht en studeren en koersen dat ging toen nog niet samen. Gelukkig is er op
dat gebied nu toch het een en het ander veranderd.
Ik ben later nog met mijn vader naar de zesdaagse geweest.
We zaten dan altijd in een virage en we genoten beiden in stilte van de het
wedstrijdgebeuren. Zelfs toen ik al aan de universiteit studeerde kreeg ik soms
de vraag van mijn vader of ik geen zin had om mee te gaan naar de zesdaagse. Ik
heb het aanbod nooit afgeslagen.Mijn
vader en ik, we waren gebeten door hetzelfde virus.
Mijn vader verkreeg het zelfs om twee originele koerstruien
in handen te krijgen. Eén GAN-Mercier-trui van Raymond Poulidor en een Sunair-Sport
80-trui van Freddy Maertens uit zijn memorabele Tour de France van 1981. Twee
unieke stukken die ik nog altijd koester en voor geen geld in de wereld zou
willen weg doen.
Toen ik zeven maand afgestudeerd was overleed mijn vader.
Mijn wielercompagnon was heen gegaan. Vier maanden later huwde ik en de
verzamelwoede kwam op een waakvlam te staan.
Toch bleef het wielervirus sluimeren en in 1995 ging ik uit
nieuwsgierigheid naar een wielerbeurs in Antwerpen. Daar ontmoette ik mensen
die aan eenzelfde ziekte leden. Volwassen mannen met glinsterende ogen omdat ze
toch weer een prentje of foto of andere memorabilia konden toevoegen aan hun
verzameling.
De passie laaide weer op enresulteert nu in een verzameling van duizenden fotos
en prentjes, honderden boeken en tijdschriften, een paar honderd truien en
andere wielerzaken.
Ik heb samen met een vriend een boek geschreven over de
wielerploeg Groene Leeuw en ik vind het nog altijd jammer dat mijn vader dit
niet heeft mogen beleven. Hij zou ongetwijfeld heel trots geweest zijn. Ik heb
met een andere vriend zeven wielertentoonstellingen mee mogen organiseren ook
dat heeft hij moeten missen.
Het zoutvatje van Eddy Merckx geeft jarenlang dienst gedaan
thuis. Het was het zoutvatje dat op tafel kwam als er frietjes werden gegeten. Of
in de zomer als er wat zout op de tomaten mocht. Iedere keer als ik het in
handen nam moest ik denken aan die dag met mijn vader in de Gentse zesdaagse.
Uiteindelijk is het zoutvatje verdwenen. Ik herinner mij dat
het in de laatste fase van zijn levensloop al met kleefband bij elkaar gehouden
werd. Moeder zal er ooit komaf mee gemaakt hebben en het zoutvatje van Eddy Merckx
zal in de vuilbak terecht gekomen zijn.
Ik zou er echter geld voor geven om het nog eens in mijn
handen te kunnen houden en terug te kunnen denken aan die keer in Gent met mijn
vader.
Epiloog : M.I.C.-Ludo-de Gribaldy of hoe je de Wereldbeker wint zonder te betalen
Epiloog :
Achteraf is gebleken dat de renners tijdens
het seizoen 1974 slechts drie maanden loon hadden ontvangen. Volgens Herman Vanspringel
kreeg hij tien jaar later nog 130.000 Bfr. (Zie het boek : Herman Vanspringel
door Robert Janssens p. 63). Hoe het met de andere renners zat ben ik niet te
weten gekomen.
Wat er verder van de heren P.A. Verelst en Edw. Asselbergh is geworden is mij niet bekend. Hoe en
wanneer uiteindelijk de firma M.I.C. in vereffening is gegaan weet ik evenmin.
Graaf Jean de Gribaldy bleef nog jaren in
het wielerpeloton en overleed tenslotte op 02/01/1987 in Voray-sur-lOgnon.
Fietsen Ludo werden verder geproduceerd
tot het jaar 2000. In dat jaar werd de Granville-lijn gelanceerd.
Florent Van Vaerenbergh bestuurde
uiteindelijk toch met Lomme Driessens en Ton Vissers de Alsaver-de Gribaldy-Jeunet-ploeg.
Het sprookje duurde tot eind mei van dat jaar. Vanaf juni runden Florent Van
Vaerenbergh en Jean de Gribaldy de Miko-de Gribaldy-ploeg. Ton Vissers kwam in
1976 terug met de Zoppas-Splendor-Sinalco-ploeg, nog een ploeg met de nodige
moeilijkheden. Guillaume Driessens en Briek Schotte waren in 1976 ploegleider
bij Flandria-Velda-Vleesbedrijf
Leo Kindekens werd sportdirecteur bij Gero-Hercka-Jaga.
In 1976 zou hij Florent Van Vaerenbergh en Jean de Gribaldy vervoegen bij Miko-de
Gribaldy-Superia. Paul Balbeur en
Etienne Oyen hadden vanaf eind maart de Splendor-Struvay-ploeg die ook al in
mineur zou eindigen.
Yvan Benaets, Eric en Luc Leman, Roger Loysch,
Serge Van Daele, Noël Vanclooster, Staf Van Roosbroeck, Ronny Vanmarcke, Herman
Vrijders en Wilfried Wesemael reden begin 1975 voor Alsaver-Jeunet-de Gribaldy
en kwamen dus van de regen in de drop.
Luc Leman, Roger Loysch, Ronny Vanmarcke,
Herman Vrijders en Wilfried Wesemael kwamen later bij Miko-de Gribaldy terecht
Serge Van Daele vertrok naar Gero-Hercka-Jaga.
Noël Vanclooster beëindigde in de loop van het jaar zijn carrière.
Frans Assez en Gilbert Wuytack reden in 1975
voor Carlos Cycles, Dirk Baert kwam er op 15 maart ook terecht na een
tussenstop bij Presutti-Notari-Splendor-Fitec.
Raf Constant en Freddy Libouton reden ook eerst
voor Presutti-Notari-Splendor-Fitec, later voor Splendor-Struvay.
Fons De Bal, Roger Jochmans en Georges Pintens
kwamen bij Maes-Watney terecht.
Ernest Kirchen en Jos Van Olmen werden terug
amateur.
José Sersté en Herman Vanspringel gingen naar Flandria-Confortluxe-Carpenter.
Christian Rieu reed voor de Franse
werklozenploeg U.N.C.P.
Eddy Van Hoof werd ploegmaat van Eddy Merckx
bij Molteni.
Adolf Huysmans, Jan Van De Wiele en Theo
Verschueren stopten hun carrière.
En André Dierickx .. die ging uiteindelijk naar
Rokado. En zo is de cirkel rond.
M.I.C.-Ludo-de Gribaldy of hoe je de Wereldbeker wint zonder te betalen
M.I.C.-Ludo-de Gribaldy of hoe je de
Wereldbeker wint zonder te betalen
De jaren zeventig zijn op het gebied van
de wielersport, en meer bepaald de sponsors in de wielersport, duistere jaren. Verschillende
spookploegen zien het licht, renners worden niet of niet meer betaald, louche
figuren zwaaien met mooie beloften enz. Het zijn de renners die er de dupe
van zijn. Jaren later heeft het natuurlijk wel mooie verhalen alhoewel deze
waarschijnlijk bitter om te lezen zijn voor de betrokken renners.
Als er een van de betrokken renners dit
verhaal nog verder wil aanvullen, mag hij mij altijd contacteren.
Het verhaal van de M.I.C.-Ludo-de Gribaldy-ploeg
begint eigenlijk al in 1972 met het ontstaan van de ploeg Rokado.
De eigenaar van de firma Rokado, Robert Kahl,
rijk geworden met de productie van lattenbodems, zag het aanvankelijk zeer
groot en wou een internationale wielerploeg opbouwen. Drieëndertig renners kwamen onder contract en Florent
Van Vaerenbergh werd sportdirecteur. Bij de renners zowat alle Duitse
profrenners die iets van naam hadden (o.a. Winfried Bölke, Klaus Bugdahl, Hans
Junkermann, K.H. Kunde, Wilfried Peffgen, Dieter Puschel, Sigi Renz, Rolf
Wolfshohl, e.a.). Enkele Belgen zoals Jean-Pierre Berckmans, Albert Van Damme,
Robert Van Lancker, Georges Vandenberghe, Willy Vekemans en Theo Verschueren en
Nederlanders zoals Gerben Karstens, Harry Jansen en Wim Schepers. Verder ook
een reeks oude gloriën zoals de Fransen Lucien Aimar, Gilbert Bellone en Jean
Grazyck. Robert Kahl mikte dus hoog. Hij mikte zowel op het Duitse baancircuit,
de internationale wegcompetitie als op het veldrijden. Een nobele gedachte
natuurlijk maar misschien te vroeg in de tijd en te groots voor de portemonnee.
In elk geval, in 1973 werd de ploeg opgesplitst
in Rokado, en een klein meer Duits team Ha-Ro. Ha-Ro staat voor Hannelore (Ha)
de naam van de vrouw van de sponsor en Rokado (Ro).
Aimar, Bellone, Vandenberghe en Vekemans
verlieten het team of stopten hun carrière.
Het internationale team werd uitgebreid met
zeventien Belgen waaronder toch wel enkele grote namen zoals Willy De Geest,
Tony Houbrechts, Eddy Peelman, Georges Pintens, Rik Van Linden, Staf Van
Roosbroeck, Albert Van Vlierberghe en Herman Vanspringel. Olymisch kampioen Hennie Kuiper maakte ook
deel uit van de ploeg alsook oude glorie Roger Pingeon die al x-aantal keer
zijn fiets aan de wilgen gehangen had.
Guillaume Driessens en Florent Van Vaerenbergh
werden sportdirecteur en burggraaf Jean de Gribaldy werd medesponsor. Direct
verklaarde Driessens de oorlog aan Merckx.
De gesplitste constructie werkte echter niet. En
in een krantenartikel van 15 mei
1973 staat het volgende: Tijdens een maandag te Brussel bijeengekomen
vergadering van het dagelijks bestuur van de Internationale Wielerfederatie
voor beroepsrenners, heeft men een gunstig gevolg gegeven aan de ontbinding van
de extra-sportieve wielrennersploeg Haro gezien de renners van die ploeg
opgenomen werden in het Rokado team. Het team werd in totaal 41 renners groot.
Zijn toen de financiële problemen begonnen? In
elk geval beweert Gerben Karstens dat hij in 1972 al ondervonden had dat niet
alles koek en ei was en dat hij de Belgen die er in 1973 bijkwamen verwittigd
had.
Robert Kahl is waarschijnlijk verder gesprongen
dan zijn financiële toestand het toeliet. Eenenveertig renners en technisch personeel
betalen is niet niks. De aanwezigheid van grote mond en arrangeur Guillaume
Driessens zal er waarschijnlijk ook geen deugd aan gedaan hebben. Deutsche Gründlichkeit
en Guillaume Driessens zullen waarschijnlijk wel water en vuur geweest zijn.
In elk geval, op het eind van 1973 waren er
zoveel problemen met de betalingen dat de meeste renners een uitweg zochten. Het
Rokado-team was uit elkaar aan het vallen. In 1974 ging Rokado verder met
hoofdzakelijk Duitse renners. Willy De Geest, Piet de Wit, Roger Gilson, Staf Hermans,
Hennie Kuiper en André Peirsman waren de enige overgebleven buitenlanders in
een team van twintig renners. In 1975, het laatste jaar van Rokado reden er nog
twee Belgen in het team van negentien renners, Eric Van De Wiele en Ghislain
Van Landeghem.
Terug naar eind 1973. De Rokado-ploeg stond op
springen en de renners moesten dus een nieuwe ploeg vinden. Op 1 september, aan
de vooravond van het wereldkampioenschap in Barcelona, was er een
persconferentie waar aangekondigd werd dat Herman Vanspringel, André Dierickx,
Georges Pintens en Staf Van Roosbroeck samen met Florent Van Vaerenbergh zouden
overstappen naar de ploeg Vissers. Guillaume Driessens was not amused met deze
aankondiging gezien hij dit nog een tijdje geheim wou houden.
Ton Vissers was nog een categorie erger dan
Guillaume Driessens. Daar waar deze laatste meestal wel de belangen van zijn
renners verdedigde was Ton Vissers een echte praatjesmaker, een producent van
wind enz .
De ploeg die aangekondigd werd zou een
uitbreiding zijn van de reeds bestaande Canada Dry-ploeg. Naast de eerder
genoemde namen zouden ook Yvan Benaets, Roger Gilson, Jan Krekels, Theo van der
Leeuw, Mathieu Pustjens, Wim Kelleners, Ben Koken, Jo Vrancken en Jo van Pol
deel uitmaken van deze ploeg. Ook Tino Tabak, Wim Schepers, Cees Bal en Joop
Zoetemelk werden genoemd alsook een drietal Engelse profs.
In Wielersport n°32 van 13 september staan ook
de namen van Wim de Waal, Piet van Katwijk en Frits Schür.
De Canada Dry vestigingen van Frankrijk, België
en Luxemburg zouden mee op de kar springen. Als co-sponsors,
rijwielfabrikanten, worden Gazelle en Raleigh genoemd en Unilever en het
Spaanse Frimatic zouden ook belangstelling tonen om mee te sponsoren.
Op 26 september werd in Geel een vergadering
belegd waar Ton Vissers aankondigde dat Canada Dry zich terug trok als sponsor
van een wielerploeg in 1974. Alle reeds voor dat jaar ondertekende contracten
werden met onmiddellijke ingang overgenomen door een nieuwe drieledige Belgische
ploeg. De twee van de drie sponsors zouden een Zwitserse uurwerkfirma zijn en
een fietsfabriek uit Melsbroek. De ploeg zou twaalf Belgen en vijf buitenlanders
omvatten. Florent Van Vaerenbergh zou sportdirecteur worden en Ton Vissers
manager. Verder werden Eric Leman en, opnieuw, Roger Pingeon geciteerd als
mogelijke versterkingen evenals drie jonge Zwitserse amateurs.
Even was er sprake (Wielersport n°38 22 november
1973) dat Florent Van Vaerenbergh met Herman Vanspringel, Staf Van Roosbroeck
en Georges Pintens naar Brooklyn zouden verkassen.
Maar op 8 november echter werd door de heren
P.A. Verelst en Edw. Asselbergh van Management And Investment Consultants
(M.I.C.) uit Brasschaat, de heer Ludo Huygens van de rijwilefabriek Ludo uit
Melsbroek, Florent Van Vaerenbergh en de managers Ton Vissers en Firmin Verhelst
in het kasteel van Brasschaat de ploeg M.I.C.-Ludo voorgesteld. De basis zou
bestaan uit Herman Vanspringel, André Dierickx, Georges
Pintens, Eric Leman en Staf Van Roosbroeck. Ook de Nederlander Wim Schepers
werd al aangekondigd. De ploeg zou worden aangevuld met Belgische, Nederlandse,
Franse en/of Zwitserse renners. De ploeg zou in 1974 deelnemen aan alle
binnenlandse en buitenlandse klassiekers en aan de Ronde van Spanje en is
kandidaat voor de Ronde van Frankrijk.
Op 21 november 1973 stond er een klein
berichtje in de krant met de titel Zorgt Hasseltse onderneming voor een nieuwe
wielerploeg?. In dat artikel stond o.a. de een Hasseltse onderneming een grotendeels
Limburgs getinte ploeg in het wielerpeloton zou brengen. De namen die circuleerden,
zonder dat nog maar een contract getekend was waren : Pieter Nassen, Tony
Gakens, Herman Vrijders en Georges Claes. De firma zou ook een onderhoud gehad
hebben met Florent Van Vaerenbergh. Deze laatste echter meldde dat de Hasseltse
firma, wiens naam onbekend bleef, afzag om medesponsor te worden van de
M.I.C.-Ludo-ploeg. Voor deze ploeg, waar dus nog een medesponsor voor gezocht
werd, hadden reeds 4 renners een contract nl. Eric Leman, Staf Van Roosbroeck, Herman
Vanspringel en Georges Pintens. Werden verder nog vernoemd : Yvan Benaets, Fons
De Bal, Roger Loysch (Houthalen), Wim Schepers, Jan Van De Wiele, Ronny Van
Marcke, Jacky Coene, een zekere Meeuws en Pieter Nassen. Deze laatste zou
echter al aangeworven zijn door de Hasseltse firma. Verder zou de ploeg
uitgebreid worden met vier Zwitsers of vier Fransen afhankelijk van de derde
sponsor.
Opmerkelijk was dat André Dierickx hier
niet meer vermeld werd. Deze had uiteindelijk eieren voor zijn geld gekozen en
had contact opgenomen met Pol Claeys voor een eventuele terugkeer naar de oude
stal. Hij zou uiteindelijk in de Franse tak van de ploeg, Merlin
Plage-Flandria-Shimano, komen waar hem ook weer heel wat moeilijkheden stonden
te wachten. Maar dat is dan weer een ander verhaal.
Op 11 februari 1974 werd de ploeg M.I.C.-de
Gribaldy-Ludo voorgesteld in Leuven. De renners, allen in een uniforme kledij,
luisterden naar de toespraken. De drie sponsors waren dus M.I.C., een
studiebureel voor Beurseffecten, Ludo de rijwielfabrikant en Burggraaf Jean de
Gribaldy. De drie sponsors gingen een engagement aan voor drie jaar, de renners
konden op hun beide oren slapen. De ploeg was opgebouwd uit eenentwintig
renners waarvan er acht uit de Rokado-stal kwamen. Volgens Van Vaerenbergh was
het een stel echte vrienden. Er werden drie renners aangeduid die extra
bescherming kregen nl. Herman Vanspringel, Georges Pintens en Eric Leman. Staf
Van Roosbroeck zou het geheime wapen van de ploeg worden.
De ploeg zou de week erop naar de
Azurenkust vertrekken voor een reeks groepstrainingen en mogelijks al een
eerste overwinning in de voorbereidingskoersen.
De eenentwintig renners die bij de
ploegvoorstelling aanwezig waren : Dirk Baert, Yvan Benaets, Alfons De Bal, Adolf Huysmans, Roger Jochmans, Eric Leman, Freddy Libouton, Roger Loysch, Georges Pintens, de Fransman Christian Rieu,
de enige buitenlander, José Sersté, Noël Vanclooster, Jan Van De Wiele, Jos Van Olmen, Ronny Vanmarcke, Staf Van Roosbroeck, Herman Vanspringel, Theo Verschueren, Herman Vrijders, Wilfried Wesemael en Gilbert Wuytack. (cursief de renners die van
Rokado kwamen).
Kwamen er later op het jaar bij : Ronny
Assez op 22 februari, de Luxemburger Erny Kirchen, vader van Kim, op 1 maart, Raf
Constant en Eddy Van Hoof op 9 augustus, Luc Leman, de broer van Eric op 2
september en Serge Van Daele in september. De Portugezen José Freitas Martins, Joaquim Pereira de Andrade (Vuelta)
en Herculano Ferreira de Oliveira (Tour de France) reden in 1974 ook even voor
de ploeg als gastrenner.
Van Ton Vissers was er op dat ogenblik geen
spoor meer, evenmin van Lomme Driessens. Beiden zouden een jaar later weer
opduiken in de soap rond de ploeg Alsaver waar ze samen met Florent Van
Vaerenbergh een zoveelste farce zouden opzetten.
Ton Vissers zou echter in 1974 al een
voorproefje geven met de Robot- Office du Meuble- TimOil-Hannut-Gazelle-saga.
Beide geschiedenissen ook weer voer voor een apart verhaal.
De ploeg behaalde in 1974 drieënveertig overwinningen
op de weg en twee Kampioenschappen op de piste.
Frans Assez won éénmaal. Dirk Baert werd
Kampioen van België achtervolging en won verder 7 wedstrijden. Daaronder een
rit in de Ronde van België. Fons De Bal behaalde eveneens 7 overwinningen. Eric
Leman behaalde 5 overwinningen waaronder een rit in de Vuelta en een in Paris-Nice.
Hij werd ook 2° in Milano-Sanremo, 4° in de Waalse Pijl en Paris-Tours, 5° in
de Ronde van Vlaanderen, Paris-Roubaix en Gent-Wevelgem. Georges Pintens won
één wedstrijd nl. Luik-Bastenaken-Luik. Staf Van Roosbroeck zegevierde vier
maal. Hij werd ook 2° in het Kampioenschap van Zürich en 5° in de Amstel Gold
Race. Noël Vanclooster won 1 maal en werd 4° in Bordeaux-Paris. Ronny Vanmarcke
won eveneens één wedstrijd. Herman Vanspringel won 10 wedstrijden waaronder
Bordeaux-Paris (ex-aequo met Régis Delépine), de Brabantse Pijl en de E3-prijs
Harelbeke. Theo Verschueren won 1 maal op de weg en werd Kampioen van Europa
achter derny en 2° in het WK en BK halve fond. Herman Vrijders won 4 keer.
Wilfried Wesemael won Kuurne-Brussel-Kuurne en was 5° in de Henniger Turm.
Dat men grootse plannen had met de ploeg blijkt
uit een bericht dat verscheen in Wielersport n°24 van 18 juli 1974. Daarin werd
gesteld dat Eddy Merckx en M.I.C.-de Gribaldy-Ludo het eens waren geworden voor
1975. Eddy Merckx ontkende dit echter in Orange tijdens een TV-interview met
Fred De Bruyne. De ploeg had hem wel een voorstel gedaan maar dat hadden ook
Raleigh, KAS, Salvarani en BIC.
In Wielersport n°25 van 25 juli 1974 komt dit
bericht opnieuw. In een bulletin ondertekend door dhr. Asselbergh staat dat Eddy
Merckx en M.I.C. tot een vergelijk gekomen waren in hotel De Sporting in
Serre-Chevalier. De kern van Molteni zou hem vergezellen in deze transfer. De
kern van M.I.C., Vanspringel, Van Roosbroeck, Pintens, Baert, Leman en Wesemael
zou behouden blijven. Florent Van Vaerenbergh zou zijn contract voor twee jaar
verlengd hebben en Robert Lelangue zou adjunct worden. Het definitieve contract
zou op 15 augustus ondertekend worden.
Maar opnieuw ontkende Eddy Merckx dit gegeven
en hij liet in Avignon zelfs doorschemeren dat de kans groot was dat hij bij
Molteni bleef.
In Wielersport n°33 van 19 september 1974 staat
dan weer dat Herman Vanspringel, die voor flandria zou getekend hebben, Ronny
Vanmarcke, Roger Loysch en Gilbert Wuytack alsook Florent Van Vaerenbergh
werden ontslagen. Vijftien renners kregen een contract voor 1975. André
Dierickx, opnieuw, Eric Leman, Staf Van Roosbroeck, André Doyen, Dirk Baert,
Wilfried Wesemael, Herman Vrijders, Noël Vanclooster, Theo Verschueren, Herman
Beysens, Ghislain Van Landeghem en de neos Luc Leman, Serge Van Daele, Raf
Constant en Eddy Van Hoof. De heer Asselbergh hoopte nog altijd Eddy Merckx en zes
ploegmaten in te lijven. De kans dat Molteni in het peloton bleef was echter
wel gestegen. Indien de ploeg alsnog zou verdwijnen, dan zou Eddy Merckx kiezen
tussen M.I.C. en KAS.
Doordat Michel Pollentier in de Ronde van
Piemont een positief plasje afleverde werd Francesco Moser de winnaar. Hierdoor
verloor de Carpenter-Confortluxe-Flandria-ploeg de Wereldbeker intermerken en
werd M.I.C.-de Gribaldy-Ludo de eindwinnaar.
Op 25 oktober werd er een persmededeling de
wereld ingestuurd met samengevat volgende inhoud. De heer Asselbergh bevestigt
dat de M.I.C.-ploeg blijft bestaan. Het winnen van de wereldbeker intermerken
heeft bijgedragen tot deze beslissing. Eind november zullen de twee nieuwe
sponsors bekendgemaakt worden die Ludo en de Gribaldy gaan vervangen. De nieuwe
sportdirecteur zal dan ook bekend gemaakt worden. Deze vervangingen zijn het
gevolg van het feit dat Florent Van Vaerenbergh zijn budget met 200.000 Bfr. overschreden
heeft en dat de beide sponsors niet willen bijdragen om dit aan te zuiveren.
M.I.C. zal dit echter op zich nemen. Daarbij zullen eerst de renners vergoed
worden die in 1975 nog onder contract liggen. De nodige gerechtelijke stappen
zullen ondernomen worden tegen de beide mede-sponsors en Florent Van Vaerenbergh.
Tevens zal gekeken worden of deze laatste als sportdirecteur kan geschorst
worden.
De renners die in 1975 bij de ploeg zouden
blijven of komen werden reeds opgesomd : Eric Leman en alweer André Dierickx
zouden kopman worden. Verder nog Staf Van Roosbroeck, Dirk Baert, André Doyen,
Wilfried Wesemael, Herman Beysens, Luc Leman, Eddy Van Hoof, Serge Van Daele, Raf
Constant, Noël Vanclooster, Herman Vrijders, Ghislain Van Landeghem en Theo
Verschueren. Zij zouden allen een contract ondertekend hebben. Deze groep zou
aangevuld worden met een zevental renners. M.I.C. nam zich voor om meer
controle uit te oefenen op de handel en wandel van de ploeg.
Florent Van Vaerenbergh stuurde onmiddellijk
een eigen persmededeling de wereld in waarin hij stelde dat de directie van
M.I.C. de financiële verantwoordelijke was van de wielergroep en dat de
meerderheid van de renners al sedert maanden niet meer betaald was. Dat Eric en
Luc Leman en Staf Van Roosbroeck dit hadden laten weten aan M.I.C. en dit als
contractbreuk zagen en zich dus vrije renners beschouwden. De renners hadden
hun advocaten geraadpleegd en overwogen gerechtelijke stappen en ook de B.W.B. was
op de hoogte gesteld. Florent Van Vaerenbergh zelf daagde de directie van
M.I.C. voor de rechtbank wegens morele schade en laster en eerroof en eiste de
betaling van de achterstallige lonen en de gemaakte onkosten.
Op 16 november kondigde de heer Germeau van
Gero, een Limburgse producent van verwarmingstoestellen, aan dat hij in 1975
weer met een ploeg in competitie zou komen dit met de sportdirecteurs Florent
Van Vaerenbergh (ex-M.I.C.) en Leo Kindekens en met co-sponsor de Gribaldy
(ex-M.I.C.). Namen van renners die bij de ploeg zouden rijden : Eric en Luc
Leman en Michaël Wright.
Etienne Oyen, de bij Gero vervangen
sportdirecteur, wist dan te melden dat hij de nieuwe sportdirecteur bij M.I.C.
zou worden en dat hij Gust Herygers, broer van veldrijder Paul, mee nam. Ook
zouden Eric en Luc Leman een contract hebben tot eind 1976 bij M.I.C. Ook Benny
Schepmans zou die ploeg vervoegen. Andere blijvers zouden zijn : Dirk Baert,
Staf Van Roosbroeck, Wilfried Wesemael, Serge Van Daele, Eddy Van Hoof, Raf
Constant, Herman Beysens, André Doyen, Ghislain Van Landeghem, Herman Vrijders,
Theo Verschueren, Bernard Bourguignon, Jean-LucYanssene, Noël Vanclooster en .
André Dierickx die dan toch niet naar Watney zou gaan.
Op 28 november lezen we in een krantenartikel
dat Florent Van Vaerenbergh bevestigt dat hij met Gero, de Gribaldy en de
Franse rijwielfabrikant Jeunet een ploeg zou vormen. Eric Leman zou voor deze
ploeg rijden. Verder blijkt ook dat na de troubles met M.I.C. Lomme Driessens
weer contact opnam met Florent Van Vaerenbergh en dat zij alle misverstanden uit
de tijd van Rokado opgeklaard hebben. Florent werd zelfs door Lomme gevraagd
mee te stappen in de ploeg Alsaver die hij aan het opzetten was. Deze ploeg
zoubestaan uit een tiental Nederlanders
waaronder Leo Duyndam alsook vier Belgen nl. Staf Van Roosbroeck, Albert en
Frans Van Vlierberghe en Lucien De Brauwere en een in België wonende Spanjaard
Don Castillo. Florent Van Vaerenbergh bedankte echter vriendelijk want hij wou
zijn ex-M.I.C.-renners niet in de steek laten.
Op 12 december kreeg de heer Asselbergh de
wereldbeker intermerken overhandigd. Opvallend was al dat er van de ploeg op de
uitreiking in Antwerpen enkel Herman Vrijders en Jan Van De Wiele, die het
einde van carrière aankondigde, aanwezig waren. Geen van de aangekondigde
renners van de ploeg van 1975 was aanwezig. Evenmin de bondsverantwoordelijken
of Félix Levitan.
Op 13 december, enkele uren nadat de heer
Asselbergh van M.I.C. de wereldbeker intermerken had ontvangen en zijn ploeg
voor 1975 had voorgesteld ontplofte de bom. Via het agentschap Belga maakte
dezelfde heer Asselbergh bekend dat de ploeg M.I.C.-Carlos voor 1975 ontbonden
werd. Dit bericht werd oorspronkelijk vergezeld door nogal wat kwetsende
uitlatingen naar bepaalde personen toe. Deze passages werden door het
agentschap geweerd. Mogelijks had dit alles iets te maken met de uitlatingen
van dhr. Lippens van Sportatijdens een
radio-interview.
Eind van het verhaal : Alle renners konden weer
op zoek gaan naar een andere ploeg.
Charles Hut, wielerkampioen en Belgische Papillon.
Beste wielerliefhebber,
Deze keer had ik graag weer een merkwaardig verhaal, gelinkt
aan de wielersport, naar voor gebracht. Opnieuw tijdens het lezen van het boek
Olympic Gangster, The legend of José Beyaert Cycling Champion, Fortune
Hunter and Outlaw van Matt Rendell kwam ik een eigenaardige historie tegen die
mij tot verder onderzoek dreef. Deze keer gaat het om Charles Hut, ex-renner,
met een verhaal dat leest als een avonturenroman.
Charles Hut werd
geboren in Longwy 23 augustus 1894, toevallig dezelfde dag, maar ander jaar,
als ikzelf. Longwyligt in Frankrijk
nabij het drielandenpunt waar Frankrijk, België en Luxemburg elkaar raken. Hij
was de zoon van een Luxemburgse vader en een Belgische moeder, en was dus
eigenlijk half Belg. Hij groeide op, omringd door zijn twaalf broers en zussen
in Longlaville, een klein stadje 5 km van Longwy, vlakbij de Luxemburgse grens.
Pas op latere leeftijd, ik kon niet achterhalen wanneer juist, kreeg hij de
Franse nationaliteit.
Charlot casse cou was er zijn bijnaam en hij stak meer energie in het vrij
door de natuur ronddolen dan in de schoolboeken. Ondanks het feit dat hij vrij
intelligent was kon hij amper lezen of schrijven.
Op zijn dertiende, vond hij een baan als arbeider in een metaalfabriek. Het
gezin vestigde zich rond die tijd in Herserange, eveneens in de buurt van
Longwy. De vader van Charles Hut kocht er een klein hotel restaurant dat hij
vervolgens uitbaatte.
In 1910, Charles was toen 16 jaa,r zag hij de Tour de France passeren. Het
voorbijrijdende peloton fascineerde hem zodanig dat hij besloot om ook
wielrenner te worden. Hij schreef zich in bij de ClubUnion Cycliste Longovicienne en twee jaar
later was hij reeds één van de beste renners van de club. De volgende jaren
werd hij ondersteund door het roemruchtige fietsenmerk Alcyon voor wie hij 20
nationale koersen won en één internationale wedstrijd. Hij was onmiskenbaar een
groot talent en er werd hem een mooie toekomst als wielrenner voorspeld o.a.
door François Faber, Lucien Petit-Breton en Henri Desgrange. Zelf droomde
Charles van de Tour de France maar zoals voor veel jongeren stak de Grote
Oorlog hier een stokje voor.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 wou hij dienst nemen in het Franse
leger. Maar hij werd geweigerd omdat hij de Franse nationaliteit niet had. Hij
kon die pas verkrijgen op de dag van zijn eenentwintigste verjaardag, in 1915 dus.
Het feit dat hij geen militaire dienstplicht vervulde, maakte dat de mensen in
de omgeving over hem begonnen te roddelen. Het was in die periode dat Charles
Hut zou deelgenomen hebben aan een overval van een Crédit Ouvrier-winkel, samen
met drie Italianen.
Hij werd gearresteerd en belandde in de gevangenis in afwachting van zijn proces.
Na veertig dagen opsluiting, op 31 december, 's avonds, besloot hij te
ontsnappen in het gezelschap van zijn celgenoten. Nadat hij de Luxemburgse grens
overstak kwam hij bij een van zijn ooms terecht. Tien dagen later werd hij
gearresteerd en voor een rechtbank van het Groothertogdom Luxemburg geleid. Daar
werd hij onschuldig bevonden en vrijgesproken voor de roofoverval.
Voor de rest van de oorlog, bleef hij in Luxemburg, waar hij Maria ontmoette
met als resultaat de geboorte van de kleine Michael op 19 april 1916.
Na de oorlog, in 1919, verliet hij het Groothertogdom Luxemburg om zijn familie
terug te vinden. Bij zijn terugkeer bleek dat zijn vader zelfmoord had gepleegd
en dat het restaurant van het hotel, dat zijn ouders openhielden, was verwoest
door de bombardementen.
Charles ging op
zoek naar werk om zijn moeder, die moeite heeft om de jongere broers en zussen eten
te geven, te helpen. Zijn inspanningen om werk te vinden waren echter tevergeefs.
In die periode hervatte hij ook het
wielrennen, in de hoop een professionele carrière uit te bouwen en zo zijn
familie te kunnen onderhouden.
Hij kwam in kennis met een zekere Husson, een
gepensioneerd politieman, op dat ogenblik boekhouder op de afdeling van de herstelbetalingen
in Longwy. Ze werden vrienden, dit tot vreugde van Husson die een oogje had op
één van de zussen van Charles. Om nog meer in de gunst van Charles, en zijn
zus, te komen, probeerde Husson Charles te overtuigen mee te doen aan een
overval. Charles, die nog steeds geen
werk gevonden had, was makkelijk te overtuigen. Husson gaf aan dat het raam van zijn kantoor open zou
staan en dat in de kamer een kast stond met een grote som geld. Een van de
volgende nachten drong Charles via het raam het kantoor binnen en stal de grote
som geld, die hij vervolgens ging begraven
in de buurt van een klein bosje.
De volgende dag, toen het in de stad gonsde van de geruchten over de inbraak, gingen
Charles en een vriend naar Longuyon om daar de dag door te brengen zodat ze uit
het zicht bleven.
In het Hotel de la Gare, waar ze het ontbijt namen, ontmoetten ze de commissaris die indertijd Charles ondervraagd
had betreffende overval op de Crédit Ouvrier-winkel.
De commissaris wachtte daar op de aankomst van de trein van Nancy, met de inspecteurs
die het onderzoek op de inbraak in Longwy zouden leiden. Charles werd door de
commissaris voorgesteld aan de inspecteurs en hij, beval hem zelfs aan om hen
te helpen!
Charles kon echter zijn mond niet houden en vertelde aan één van zijn broers de
ware toedracht en gaf hem zelfs een deel van de buit en een deel van het geld
om Husson uit te betalen. Daarna vertrok hijnaar Belfort om zich bij zijn vrouw
en kind te voegen. Een tijdje later vertrok hij naar Parijs, naar een hotel
vlak bij de Porte Maillot, waar hij een contract zou tekenen bij Alcyon om als
beroepsrenner voor hen te rijden. Het contract werd echter nooit ondertekend
want in Parijs toegekomen werd hij gearresteerd.
Hij werd in de
Quai des Orfèvres ondervraagd over de Longwy-zaak, maar hij hield zijn mond. Hij
werd overgeplaatst naar Longwy, en daar dat Husson zijn geld had uitgegeven aan
allerlei aankopen waardoor deze snel verdacht werd. Husson werd ondervraagd en
viel door de mand. Charles belandde in de gevangenis van Nancy en werd
vervolgens in een psychiatrisch ziekenhuis in Maréville onderzocht in
afwachting van zijn proces.
Charles Hut verscheen voor het Hof van Assisen in februari 1920. Hij werd
veroordeeld tot 12 jaar dwangarbeid, Husson kreeg 10 jaar dwangarbeid, Charles
broer kreeg twee jaar gevangenis. De rechter bleek een jurylid te zijn die
Charles Hut nog twee prijzen had uitgereikt in 1913 na zijn overwinningen in
Trieux en Marieulles. Wat een ironie. Charles Hut werd aldus dwangarbeider,
niet van de weg zoals de broers Pélissier, maar in de letterlijke betekenis.
Charles Hut, gevangene nr. 43963, werd gedeporteerd naar Guyana, waar hij,
gezien zijn goed gedrag in de verschillende Franse gevangenissen een baantje
als slagersjongen kreeg in St. Laurent en vervolgens zelfs visser werd op Ile
Royale. Lokale handelaars mochten de gedetineerden inhuren, ze betaalden
daarvoor aan de Franse Marine, maar moesten een boete betalen indien de gedetineerde
ontsnapte.
Maar Charles, net als alle andere veroordeelden, had maar één ding in het
achterhoofd, namelijk ontsnappen. Hij wou naar de Verenigde Staten reizen en
daar de Zesdaagse van New York rijden. Maar daarvoor was er geld nodig, veel
geld, en dat had Charles niet.
In Cayenne, waar hij ondertussen werkzaam was bij het onderhoud van de telegraaflijnen,
ontmoette hij een andere veroordeelde en beiden besloten om in te breken bij
een juwelier in de buurt. Na de inbraak verborgen de twee compagnons hun buit
door deze te begraven in het bos. Helaas, de handlanger van Charles kon zijn
mond niet houden. Verraden, werd hij gearresteerd en veroordeeld tot vijf jaar,
bovenop zijn 12 jaar, in de gevangenis op het eiland St. Joseph. Zijn compagnon
werd verbannen , kreeg lepra, werd blind en werd verteerd door de gedachte dat
de buit nog altijd in het bos begraven lag. Uiteindelijk overleed hij een
tijdje.
Eens deze vijf jaar beëindigd, werd Charles tewerkgesteld in Pariacabo in de buurt van Kourou. Ook daar
zorgde hij voor het onderhoud van telefoonlijnen. Hij verdiende geld door onder
andere zeldzame vlinders te vangen waaronder de Blue Morpho waarvan beweerd
werd dat de kleurstoffen van de vleugels in Amerikaanse dollars verwerkt werd.
Op één ochtend kon hij soms 50 van die vlinders vangen.
Zijn droom om ooit te ontsnappen bleef echter intact. Samen met een Aziatische vriend,
plande hij de diefstal van een boot van het gevangeniswezen, en een inbraak om
aan voedsel te geraken. Het plan werd
uitgevoerd, het eten, meestal blikjes en gecondenseerde melk, werd op een
veilige plaats verborgen. De volgende nachten hielden ze zich bezig met het maken van zeilen en touwen voor de boot.
De dag van ontsnappen brak uiteindelijk aan. Charles bevond zich al aan boord
van de boot, zijn vriend wou net op de boot stappen, toen er plotseling twee
schaduwen, politiemannen, verschenen die het vuur openden op de vluchtelingen. Charles wist te
ontsnappen en keerde terug naar zijn cel. Zijn vriend werd opgepakt, en verried
Charles. Charles werd opnieuw veroordeeld door het Tribunal Maritime Spécial
van St. Laurent, deze keer slechts tot zes maand gevangenis.
Eens zijn straf beëindigd, keerde hij terug
naar het kamp in Pariacabo waar hij zijn oude baan weer opnam. Gezien hij meer vrije
tijd had zette hij een handeltje op waarbij hij de aankopen in de stad deed ten behoeve van de gevangenisbewakers en
hun families. Hij slaagde er ook in wat groenten te kweken die hij dan
verkocht. Dit was blijkbaar niet naar de zin van iedereen, en dus werd hij
overgebracht naar de haven van Kourou, waar hij verantwoordelijk werd voor de
berging en de restauratie van twee oude boten.
Op 16 juni 1934, werd hij vrijgelaten uit de gevangenis. Maar zoals elke
gevangene, moest hij in Guyana blijven, onder toezicht van de gevangenisdirectie.
Hij ging naar Cayenne en vond werk als een tuinman in het ziekenhuis van de
Zusters van St Vincent de Paul. Zijn goed gedrag en zijn hard werken leverde
hem de achting van allen op. Maar zijn droom om te ontsnappen uit Guyana bleef.
En dus, zoals altijd voor een succesvolle ontsnapping, had hij geld nodig.
Met twee toevallig
ontmoette vrienden, forceerde hij de deur van een winkel, en kwam oog in oog te
staan met de gendarmes. Een van de handlangers had het plan aan de politie
verraden. Opnieuw werd hij veroordeeld. De rechter veroordeelde hem tot een
jaar in de gevangenis en verbanning naar het kamp van St Jean. Zijn goede gedrag
leverde hem echter de toestemming op om een handeltje in drank en tabak op te
zetten.
Op een avond, werd hem een ontsnappingsplan voorgesteld. Charles accepteerde
direct om mee te doen. Op een nacht, samen met vier anderen, ging hij op weg
naar de vrijheid. Met een kleine maar stevige boot vaarden ze de Maroni rivier
af. De vluchtelingen hoopten de kust van Venezuela te bereiken. Een woeste zee besloot
echter anders, en na enkele stormachtige dagen, bereikten ze uitgeput en uitgehongerd het eiland Trinidad. Ze
waren het gespreksonderwerp van het moment bij de plaatselijke bevolking en werden
uitgenodigd op recepties en in restaurants.
Maar Charles was
nog steeds vastbesloten om naar Frankrijk terug te keren en dit ten koste van
alles. Hij scheepte clandestien in op een Duitse vrachtschip de S.S. Caribia. Hij
werd echter ontdekt en belandde op het eiland Barbados, waar hij werd
overgedragen aan de plaatselijke autoriteiten. Toen hij voor de rechtbank
verscheen was zijn verdediging dat hij niet clandestien op het schip zat omdat
hij een toegangsticket had betaald om het schip te bezoeken en dat hij jammer
genoeg te laat het schip verlaten had. De rechtbank volgde zijn redenering en
hij werd dus niet schuldig gevonden. De rechtbank volgde hem ook in zijn
verzoek om het Duitse bedrijf te verplichten hem naar Europa te repatriëren.
Charles, doodgelukkig, geraakte op die manier op weg naar Amsterdam, of zo dacht
hij althans. Na een korte stop in Portsmouth, bleek dat het schip, tot zijn
ontsteltenis op weg was naar Cherbourg. Bij zijn aankomst werd hij welkom
geheten door de politie die door de gezagvoerder, waarschijnlijk rancuneus door
de uitspraak van de rechter, was gewaarschuwd.
Charles werd onmiddellijk
opgesloten in de gevangenis van Cherbourg, en zal gedurende de volgendetwee jaar een ongelooflijke Tour de France
doen, maar dan een van de gevangenissen. Na Cherbourg volgden Caen, Rennes, Le Mans, Nantes, La Rochelle,
Angoulême, Limoges, Riom, en tenslotte St Martin de Ré, laatste halte voor een
terugkeer naar Guyana.
Charles Hut was weer terug bij af. Het Tribunal Maritime Spécial veroordeelde
hem opnieuw tot een jaar in de gevangenis. Gezien hij echter al twee jaar in
Franse gevangenissen had doorgebracht werd hij op borgtocht vrijgelaten, en
keerde terug naar het kamp van St Jean.
Een paar maanden
later kwam hij opnieuw voorwaardelijk vrij, maar was gedwongen in Guyana te
blijven met een verbod om naar Cayenne te reizen. Hij vond een baan in een
suikerfabriek in de buurt van Cayenne. Zijn goede diensten en goed gedrag
leverde hem de toestemming op om één keer per week naar Cayenne te gaan.
We zijn ondertussen in 1939, de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken, en met
acht andere metgezellen, besloot hij om zich bij Vrij Frankrijk aan te sluiten.
Opnieuw bemachtigden ze een boot die ze clandestien in paraatheid brachten. Op
6 september 1941 s avonds laat werd het anker gelicht. Met een vat van 200
liter water, voedsel voor enkele dagen, en een kompas als enigste instrument waagden ze hun
kans.
Op 11 september legden ze aan in Georgetown, Brits Guyana. Ze werden voorgebracht
bij de plaatselijke autoriteiten die hen vrij lieten. Hen werd wel duidelijk
gemaakt dat, gezien de omstandigheden, zij ongewenst waren in het land. Twee
weken later, nadat hun boot gerepareerd was, en zij voldoende voedsel
ingeslagen hadden, zetten ze koers naar Puerto Rico.
Na een epische reis, met zware stormen, een ontmoeting met een U-boot en een
Duits bevoorradingsschip, verbannen uit de Dominicaanse Republiek, terug gestuurd
uit Haïti, kwamen zij uitgeput, en verteerd door honger, uiteindelijk aan in
Cuba op 3 november 1941. Ze werden opgesloten in de centrale gevangenis van het
land, en vrijgelaten op 18 april 1942, waarna ze in een immigratiecentrum
geplaatst werden. Daaruit werden ze pas vrij gelaten nadat ze in hongerstaking
gingen.
Charles Hut bleef in Cuba tot 1947. Hij verdiende er geld met de handel in
wapens. Op 4 juli 1947, voer hij als verstekeling mee op een schip met
bestemming Miami. Opnieuw werd hij ontdekt en overgedragen aan de autoriteiten.
Opnieuw werd hij veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. In december 1947
werd hij overgedragen aan de Cubaanse autoriteiten.
Terug in Havana, voorzag
hij in zijn broodwinning door drugshandelaar te zijn, marihuanateler en opnieuw
wapenhandelaar. In de Prado nachtclub ontmoette hij Charles Lucky Luciano,
de beruchte gangster. Voordat Charles echter kon opgenomen worden in de kringen
rond Lucky Luciano, werd deze laatste gedeporteerd naar Italië.
Op Cuba leerde
Charles Hut ook Ernest Hemingway kennen. Er was zelfs sprake dat Hemingway het
levensverhaal van Charles Hut zou neerschrijven. Gezien Hemingway met twee
andere boeken bezig was, is het er nooit van gekomen.
Na 7 jaar Cuba werd
hij ingehuurd als zeeman op een koopvaardijschip de S.S. Robert en kreeg hij
een Frans paspoort. Onder de
bemanningsleden Panama Al Brown, de 1929 wereldkampioen boksen in de bantamklasse.
Deze eerste hispanic wereldkampioen was aan lager wal geraakt en leed aan TBC. Charles
Hut en Panama Brown beleven vrienden totde dood van Brown in 1951.
Op een dag in
1950, bij de terugkeer uit Newfoundland, nam hij al zijn geld en besloot zijn
schip en werk te verlaten tijdens een tussenstop in New York. Twee dagen later scheepte
hij in op een cruiseschip met bestemming Frankrijk.
Aangekomen in Le Havre begon hij te zoeken naar zijn familie en vooral naar
zijn vrouw en zoon. Zijn moeder was ondertussen gestorven. Hij vond in een van zijn
zussen in Charleroi, in Arlon en Luxembourg zijn broers en een zus in Périgueux.
Gedurende anderhalf jaar probeerde hij tevergeefs in heel Frankrijk zijn vrouw
en zoon terug te vinden. Wanhopig besloot hij om Frankrijk te verlaten en terug
te keren naar de Verenigde Staten, om opnieuw op schepen aan te monsteren. In
Le Havre, vond hij werk in afwachting van zijn inscheping. En daar vond hij op
een dag zijn vrouw en zoon die tot die dag nooit op de hoogte geweest waren van
zijn veroordeling in 1920 tot 12 jaar dwangarbeid die er uiteindelijk 30
geworden waren.
Is dit een happy
ending story? Neen eigenlijk niet. Charles Hut liet zijn verhaal uiteindelijk
neerschrijven. Het boek Dix
ans parmiles fauves et les renquins
uitgegeven door éditions Scorpion kreeg in 1956 de Prix Tabou. Of
Charles lang bij zijn vrouw en zoon gebleven is heb ik niet kunnen terug
vinden. Hij vestigde zich in Rosny waar hij in een oude treinwagon leefde en
een autokerkhof uitbaatte. In 1967, werd Charles Hut, toen 73 jaar oud, gecontacteerd door Aldo Bellasco, een
ex-catcher en bendeleider. Samen met Jean Gaillard, 19 jaar, Mario de Soza
gekend als Mario le Portugais, 21 jaar en Serge Ranieri, 18 jaar deden ze
verschillende overvallen. In een bedrijf in Méreville maakten ze 400.000 FF buit,
bij een juwelier in Champégny 30.000 FF en ze beroofden om 3h. s nachts de
tachtigjarige Mevr. Marie Mantienne van haar spaargeld ten bedrage van 4.000
FF. De bende werd gevat en Charles Hut kwam een laatste keer in de kranten. Wat
zijn straf uiteindelijk werd heb ik niet teruggevonden.
Toch wel een mooi
verhaal van een wielerkampioen in spe die nooit zijn Tour de France reed maar
wel een Tour du Monde. En in elk geval nog spectaculairder dan het verhaal van
Papillon zijnde Henri Charrière
en verfilmd met Steve McQueen en Dustin Hoffman in de hoofdrollen. Een idee
voor Erik Van Looy? Charles Hut, wielerkampioen en dwangarbeider, met Filip
Peeters in de hoofdrol J
Hierbij de enige
foto die ik van Charles Hut terug vond.
Heeft België en bij uitbreiding Nazareth een extra Olympisch Kampioen?
Beste lezer,
Deze keer een klein artikel maar niettemin een merkwaardig
artikel. Tijdens het lezen van het boek Olympic Gangster, The legend of José
Beyaert Cycling Champion, Fortune Hunter and Outlaw van Matt Rendell kwam ik
een eigenaardige historie tegen.
José Beyaert werd in 1948 1e in de wegrit op de
Olympische Spelen in Windsor Great Park te London. Hij werd tevens 3e
in het ploegenklassement en won dus goud en brons. José Beyaert kwam uit voor
de Franse ploeg en de medailles staan dan ook op het conto van Frankrijk.
Niettemin kunnen hier vragen bij gesteld worden. Maar eerst
een kort stukje familiegeschiedenis.
In de parochieregisters van Nazareth vond ik het volgende : 26/12/1901
huwelijk tussen BEYAERT Joannes Evaristus en LAMONT Maria Leontina. In het
bovenvermeldde boek lees ik dat Evarist Beyaert in 1912 zijn vrouw en drie
kinderen achter liet om naar de USA te emigreren. Hij komt met de Nieuw
Amsterdam aan op Ellis-eiland op 29/04/1912 met 100 $ op zak, samen met
Theophile Mehuys en Auguste Defauw. Hij is op dat ogenblik 35 jaar oud. Hij
staat geregistreerd als non-emmigrant alien hetgeen betekent dat hij een
retour-ticket heeft. Zijn contactpersoon is een zekere Verhaegen en zijn
bestemming was St. Louis Missouri om daar op een boerderij te werken.
Evarist Beyaert beweerde dat hij al in 1910 in St. Louis zou
geweest zijn maar daar zijn geen gegevens van terug te vinden.
Dat hij zijn vrouw en kinderen definitief verlaten had
blijkt uit het volgende. Evarist zocht een (nieuwe) vrouw onder de emigranten
maar die waren zeldzaam. Vandaar dat hij naar België terug keerde. Gezien op
dat ogenblik de eerste wereldoorlog volop bezig was en een terugkeer naar de
USA onmogelijk was,trok hij naar
Parijs. Daar vond hij zijn nieuwe vrouw en bleef hij in Frankrijk om als
schoenmaker de kost te verdienen.
Eén van zijn kinderen, José Beyaert (die zal ik aanduiden
met sr.), had na de oorlog Nazareth verlaten en was geëmigreerd naar Lens om
daar aanvankelijk in de koolmijnen te werken. Hij was echter bang in de mijnen
en werd dan ook maar schoenmaker zoals zijn vader. Daarnaast was hij amateur
wielrenner.
José Beyaert sr. huwde met de Française Marie Legrand en
samen kregen ze twee kinderen. José Beyaert jr. werd geboren op 1 oktober 1925
in de Rue de Bois 134 te Lens. Twee jaar later, op 11 november 1927, werd
Georges Beyaert geboren. Beiden zouden later beroepsrenners worden.
Op een bepaald ogenblik verhuisde de familie naar Parijs.
Volgens de familieanekdote ontmoetten ze daar toevallig Evarist Beyaert die hen
zijn schoenenwinkel verkocht. Of dit echt zo gebeurde is maar de vraag.
José Beyaert sr. wou in 1936 de Franse nationaliteit
verwerven. Hij had daarvoor 5 documenten nodig. Tegen dat hij echter het vijfde
document in handen kreeg was het eerste document al verlopen. José Beyaert sr. bleef
dan maar Belg.
In 1939 werd hij alsnog Fransman bij de mobilisatie. Men
herinnerde zich zijn aanvraag tot naturalisatie en de papieren waren direct in
orde. José Beyaert sr. werd gemobiliseerd en moest naar . België gaan. Hij is
echter nooit gegaan en heeft heel de oorlog in Pantin, bij Parijs, gebleven.
José Beyaert jr. werd in 1945 opgeroepen voor de militaire
dienst. Hij mocht echter weer naar huis omdat de lichting 1925 vrijgesteld
werd. De reden was dat zij al genoeg geleden hadden van de oorlog.
Nadat José Beyaert jr. al Olympisch kampioen geworden was en
een beetje geld verdiend had met wielrennen wou hij samen met zijn broer, die
toen zijn militaire dienst vervulde in Marokko, een bar-tabac overnemen.
Opdat zij o.a. alcohol zouden mogen verkopen moesten zij een
licentie kopen. Toen zij bij de administratie kwamen bleek dat zij dat niet
konden. De reden was dat ze geen Fransman waren. José jr. had medailles
gewonnen op de Olympische Spelen voor Frankrijk en was dus geen Fransman.
Georges die zijn militaire diensplicht vervulde in het Franse leger was dus
geen Fransman.
De reden was te vinden in de Code Napoleonic die stelde
dat er twee generaties geboren moesten zijn Frankrijk voordat je Fransman kon
worden. En gezien José jr. en Georges de eerste generatie waren .
Conclusie : gezien José Beyaert in 1949 niet als Fransman
beschouwd kon worden moeten we hem wel als Belg beschouwen. En dus heeft België
er een gouden medaille bij. Hoe het met de bronzen medaille van de Franse ploeg
zit weet ik niet. Eigenlijk dienen ze gediskwalificeerd te worden. Welke ploeg
vierde werd is mij onbekend.
Bij uitbreiding kunnen we dus zeggen dat een nazaat van de
familie Beyaert uit Nazareth een gouden medaille won op de Olympische Spelen
1948.
Hoe het verder afgelopen is met de naturalisatie van José
Beyaert jr. is mij niet duidelijk. Is hij uiteindelijk Fransman geworden?
Waarschijnlijk wel. In elk geval is hij uiteindelijk geëmigreerd naar Columbia
en heeft daar een zeer avontuurlijk bestaan geleid.
Hij overleed uiteindelijk op 11 juni 2005 in La Rochelle
(Charente-Maritime), Frankrijk.
Zijn erelijst :
19453e in Nationaal Kampioenschap, Op de weg,
Amateurs, Frankrijk
19481e in Olympische Spelen, Op de weg,
Amateurs, Windsor Great Park, London
19483e in Olympische Spelen, Op de weg,
Ploegenklassement, Amateurs, Windsor Great Park, London
19491e in Algiers
19491e in GP de l'Echo d'Alger, Alger
19501e in Avignon
19501e in GP d'Isbergues
19501e in GP Helyett
19501e in Paris - Boulogne-sur-Mer, Boulogne-sur-Mer
19521e in 2e etappe Vuelta a Colombia, Fresno
(COL)
19521e in 3e etappe Vuelta a Colombia,
Manizales (COL)
19521e in 6e etappe Vuelta a Colombia, Riosucio
(COL)
19521e in 11e etappe Vuelta a Colombia, Ibagué (COL)
19521e in 13e etappe Vuelta a Colombia, Bogota (COL)
Beste lezer, Martin Luther King werd wereldberoemd met zijn
speech die startte met de gekende woorden I had a dream. Niet dat ik mij met
Martin Luther King wil vergelijken maar ook ik had een droom. En de
samenvatting van deze droom wil ik jullie hier mee geven.
Ik had een droom dat op een of andere manier de heer Pat
McQuaid, voorzitter van de UCI, zijn ontslag kreeg en dat ik aangesteld werd
als nieuwe voorzitter van de UCI. Ik kreeg rasechte Jean-Luc Dehaene volmachten
en mocht binnen de UCI de hervormingen doorvoeren die ik wou.
%%%FOTO1%%%
Men hoefde mij dit geen twee keer te vragen en ziehier de
veranderingen die ik zou doorvoeren in het wielrennen met hier en daar de
verantwoording en een beetje uitleg.
Ik zou mij in het begin voornamelijk bezighouden met die
takken van de wielersport die mijn grootste affiniteit dragen. D.w.z. dat
Trial, MTB en BMX niet direct hoeven te vrezen dat ik hun wereld op de kop zet.
De piste, het veldrijden en het wielrennen op de weg zou ik echter wel grondig
onder handen nemen.
Op de weg zou ik een 180° bocht nemen en het wielrennen
proberen terug te brengen naar zijn oorsprong. De structuur zoals de Worldtour
er nu een is zou ik afschaffen. Het maakt in mijn ogen het echte wielrennen
stilaan dood en vervangt het door een rijdend circus waarbij er maar één
symbool centraal staat nl. de , en niet de wielerliefhebber.
Mijn voorstel zou zijn om in wedstrijden slechts ploegen van
5 à 6 renners toe te laten i.p.v. de 9 à 10 van nu. Dit zou in mijn ogen
verschillende voordelen opleveren. Ik som er enkele op :
De ploegen zouden op hun geheel veel kleiner worden. Nu is
een ploeg uit de Worldtour in feite een kleien KMO. Quick Step is een ploeg met
ongeveer 60 man in dienst. Die moeten allemaal betaald worden en dat kan alleen
maar door multinationale firmas. Hierdoor zijn er slechts 20 sponsors die de
gelegenheid krijgen de vele TV-uitzendingen te halen. Het levert zoals geweten jaarlijks
discussies op bij het toekennen van de wildcards voor de Tour de France.
De namen van de sponsors, er zullen er minder per ploeg
nodig zijn, zullen duidelijker leesbaar worden. Want dan kan misschien elke
huidige cosponsor hoofdsponsor worden. En eerlijk, hoe duidelijk is de naam van
de meeste cosponsors nu te lezen? Vele truien zijn een kakofonie van namen,
logos, kleuren enz. Soms een vloek voor het oog. Ik ontken niet dat er een
vorm van nostalgie verborgen zit in deze wens, maar ook de huidige sponsors
hebben dat ingezien. De meeste truien zijn al veel soberder dan die van
vroeger. Kijk maar naar die van Leopard.
Indien de ploegen kunnen gehalveerd worden, dan kunnen er
dubbel zoveel ploegen een sponsor vinden waardoor er meer en iets kleinere
bedrijven in aanmerking komen. Laat er ons gemakshalve van uit gaan dat er op
die manier 40 volwaardige teams van ± 10 à 12 renners ontstaan met een
omkadering van nog eens 15 man en een wagenpark dat ongeveer de helft is van
wat nu het geval is.
Aan de start van een grote wedstrijd genre Ronde van
Vlaanderen of Tour de France kunnen dan bv. 40 ploegen met 5 renners staan. Dit
zal natuurlijk een immense impact hebben
op de wedstrijden zelf. Er zal veel individueler gereden worden, hetgeen
uiteindelijk de oorspronkelijke bedoeling was van het wielrennen. Men reed van
A naar B en de renner die als eerste de streep overschreed in B was de winnaar.
Compleet individuele wedstrijden zullen er echter niet meer komen. Maar met de
kleine ploegen zal het zeker zo zijn dat één ploeg een wedstrijd niet meer kan
verlammen. Vijf renners per ploeg betekent dat er misschien één kopman is en
vier helpers. Die vier helpers kunnen een peloton van 195 andere renners niet
controleren. Dus dat belooft gegarandeerd spektakel. Het resultaat zal
verschillen in wegwedstrijden en rittenwedstrijden.
Neem nu Milano-Sanremo met 40 ploegen aan de start.
Kopmannen, favorieten, helden, ze zullen allemaal attent vooraan moeten zitten
om mee te zijn bij eventueel gevaarlijke ontsnappingen.Men zal zich niet moeten verstoppen in de
buik van het peloton tot de Poggio om dan met een demarrage net voor de top weg
te springen. De avonturiers, de durvers, de hardrijders zullen weer aan de bak
komen en we zullen mooie winnaars hebben die terecht als de sterkste van de
wedstrijd kunnen bestempeld worden.
De Tour de France zal tenminste weer echte duels geven
tussen de kopmannen. Eén ploeg die de bergritten versmacht met een ongenadig
tempo , het zal niet meer te zien zijn. Het zal aanvallen regenen want elk
ploeg zal zijn graantje van de publiciteit willen meegraaien. Twee, drie, vier
kopmannen die persoonlijke duels uitvechten op de flanken van de Ventoux, de
Aubisque, de Tourmalet of de Puy de Dome. Beelden om van te smullen.
Weg de treintjes voor de spurters. De slaapverwekkende
ritten waarbij de vluchters op 1,5 km van de streep netjes uitgerekend gegrepen
worden. Wie blijft er wakker tijdens die ritten in de Tour? Ik in elk geval
niet. Vijftien man die ontsnappen met daarin een aantal gevaarlijke renners die
minuten voorsprong nemen. Diezelfde renners die s anderendaags hun
inspanningen moeten bekopen en wiens ploeg dit niet kan verdoezelen waardoor
weer andere renners voorsprong nemen.
En zo kan ik blijven verder gaan met het opsommen van de
wedstrijdbeelden die ongetwijfeld zullen volgen bij het inkrimpen van de
ploegen.
Een tweede beslissing zou zijn om de mondialisering van het
wielrennen te stoppen en .. te promoten.Door de bovenstaande beslissing van kleinere ploegen zou de
mondialisering zo al moeilijker worden. Teams zouden geen budgetten meer hebben
voor verplaatsingen naar Amerika of Azië. We zouden terug een hoofdzakelijk
Europees circuit krijgen. Eigenlijk is het een beetje te vergelijken met het
voetbal. Daar heb je naast de Europese competities, landelijk en Champions
League, ook de Zuid-Amerikaanse, de Afrikaanse enz . competities. Inter Milaan
zal nooit enkele wedstrijden in de Braziliaanse competitie gaan spelen. De
gedachte alleen is al absurd. Maar, om de vier jaar is er het
wereldkampioenschap voetbal waar alle continenten vertegenwoordigd zijn.
In het wielrennen zullen er ook wedstrijden blijven in
Australië, de USA, Rusland enz Maar of onze Europese renners daar heen
moeten? Ik denk dat het beter zou zijn dat één keer per jaar, ter gelegenheid
van het WK, alle renners tegen over elkaar kunnen komen te staan. Kampioenen
van andere continenten kunnen zich dan meten met kampioenen uit Europa. En als
individuele renners hier willen komen koersen, of Belgen in Australië, dan
blijft dat mogelijk.
En dat er nu in bepaalde landen minder of geen wielrennen
is, wat maakt dat uit? In hoeveel landen wordt er cricket gespeeld? In hoeveel landen speelt men American
football? Baseball? Die sporten overleven toch ook? En ja hier in België zijn
er amateurs die American football spelen of baseball. Moeten die ploegen
meedoen met de Amerikanen? Komen de Amerikanen hier spelen? Idem voor het
basketbal.
Ook tradities dienen gerespecteerd te worden. En kunstmatige
constructies creëren helpt niet. De experimenten met wedstrijden in de
Worldtour te brengen die er niet thuis horen spreken voor zich.
Wielrennen is gebaseerd op traditie en leeft bij de gratie
van de traditie. Vaders nemen hun zonen mee naar de koers omdat zijzelf
indertijd met hun vaders naar de koers gingen. De ouderen supporterden voor Rik
I of Rik II, de zonen voor Merckx en de kleinkinderen voor Boonen of Gilbert.
De ouderen spraken over de Tour de France en de Ronde van
Vlaanderen en Paris-Roubaix, de zonen spreken over Tour de France en de Ronde van
Vlaanderen en Paris-Roubaix en de kleinkinderen zullen spreken over de Tour de France en de Ronde van Vlaanderen
en Paris-Roubaix. Waarom? Omdat dat legendarische koersen zijn. En dat is niet
zo voor de GP van Schuiferskapelle hoe lokaal verankerd deze wedstrijd ook mag
zijn.
Neem nu de Formule 1. Welke races willen grote kampioenen
zeker winnen? Imola, Nurnburgring, Francochamps, Monaco. Dat zijn de grote
races. De GP van Bahrein winnen is mooi maar zal misschien pas na 50 jaar, als
die dan nog bestaat, gewaardeerd worden.
Neem nu tennis. Wat willen de spelers winnen? De Australian
Open, Roland Garros, Wimbeldon, de US open en de Masters. De rest is mooi om te
winnen maar net dat niet.
Welke matchen van het voetbal zijn de grote publiektrekkers?
Club Brugge-AA Gent, Club Brugge Standard en ja o.k. voor de Anderlechtfans,
Club Brugge-Anderlecht. Wat men noemt de topduels.
In de atletiek wil men winnen op de Bisleth-games, in London
en op de Memorial Ivo Van Damme. En in de triatlon geldt ook maar één
overwinning als DE overwinning nl. de Iron Man van Hawaï.
Dus neem ik de beslissing van een nieuwe kalender op te
zetten met oog op de traditie en desnoods hulp van de UCI om organisatoren die
al dan niet tijdelijk in moeilijkheden zitten te helpen. Dat betekent ook dat
er geen kilometer beperking meer komt. Dat er geen wedstrijden van 500 km
moeten komen is evident. Maar een klassieker mag gerust 300 km lang zijn. Dan
pas komen de sterke renners naar voor en met de kleine ploegen denk ik dat we
mooie wedstrijden zullen krijgen.
Dus ook geen gezever meer dat de Tour de France maar 2 weken
meer mag worden. Dan wordt de Tour gewoon een lange Dauphiné-Libéré. De Tour
duurt 3 weken, er zijn cols te beklimmen en als het niet gaat, moet men maar
trager rijden. Het ging vroeger, het kan nu ook. Trouwens niemand is verplicht om
te starten.
Nog een beslissing zou zijn om de klassering van Worldtour,
professionele continentale ploegen en continentale ploegen op te heffen. Je
bent prof of je bent geen prof. Punt aan de lijn. Profs rijden het WK voor de
profs , niet-profs rijden het WK van de niet-profs. Kijk maar wat er gebeurde
met Ciolek. Die won het WK bij de beloften maar kon nooit met zijn WK-trui
rijden. Dat men niet geslaagde profs niet meer toelaat op het WK voor
niet-profs, daar kan ik mee leven. Het is hier ook niet de bedoeling dat ik
alle beslissingen in detail uitwerk natuurlijk.
Trouwens het WK moet weer vroeger in het seizoen komen. Nu
zijn er veel te veel afzeggingen omdat het veel te laat op het jaar komt. Ik
zou opteren voor net voor de Vuelta. Alle toppers kunnen zich dan hierop focussen.
Ik wil hier nog een paar beslissingen meegeven die ik niet
in detail ga uitwerken omdat ik het ook over de piste en het veldrijden wil
hebben.
De kermiskoersen moeten weer makkelijker georganiseerd
kunnen worden.
Het voorgestelde WK ploegentijdrit wordt zeker niet
ingericht.
De nationale truien moeten duidelijk herkenbaar zijn en
traditie geldt hier ook. Geen fantasietjes zoals in Luxemburg en Spanje. Een nationale
trui dient met trots gedragen te worden.
Elke ploeg zou of een pistier of een veldrijder in zijn
rangen moeten hebben. Dit punt brengt mij dan bij een volgende reeks
beslissingen.
Ik begin bij de piste. Vanaf morgen gaan we vijftig jaar
terug en we keren terug naar de roots van het pistegebeuren. Op het WK en op de
Olympische Spelen worden enkel nog de traditionele disciplines gereden. Weg met
alle nieuwe kunstmatige uitvindingen om het flitsend, jeugdig en snel te maken.
Enkel nog de achtervolging, de sprint, de ploegenachtervolging, de 1 km
(desnoods met stilstaande en met vliegende start als het dan toch snel moet
gaan) en .. de terugkeer van de stayers en/of de dernys. Over ploegkoers en
puntenkoers twijfel ik nog en zelfs de tandem wil ik weer overwegen.
Waarom ik al die nieuwigheden van de tafel veeg? Stel u zich
maar voor dat men om het voetbal flitsender en sneller te maken vanaf morgen
met 25 spelers per ploeg speelt en er vier doelen opgesteld worden. Dit voorstel
lijkt op niks zoals de nieuwigheden van de UCI op niks gelijken.
En het argument dat een achtervolging saai is of een
surplace slaapverwekkend slaat nergens op. Was het feuilleton De Ronde ook
niet te traag voor veel mensen. Maar hoeveel bleven er kijken? Veel. Waarom kan
men de schoonheid van een achtervolging niet meer waarderen? De krachtsexplosie
van een sprint? Vreest men voor weer combines van de stayers? Met alle moderne
snufjes kan men toch goed de gangmakers monitoren? Men kan de snelheid
projecteren, de versnellingen, .
Tracht er een goed TV-spektakel van te maken. Iets dat
herkenbaar is en maak dat families naar de piste kunnen komen. Een namiddag piste
kan een alternatief zijn voor het voetbal. Of maak er een avondgebeuren van
zodat de veldritliefhebbers na de veldrit naar de piste kunnen gaan.
En zorg dat er profs zijn die er hun boterham kunnen
verdienen. Vandaar het voorstel om bij elke ploeg één veldrijder of pistier te
plaatsen.
Wat betreft het veldrijden zou ik niet zoveel zaken
veranderen. Het succes in Vlaanderen toont dat het mogelijk is. Alleen moet het
meer verspreid worden over Europese bodem. Dit hangt af van marketing. Dit
hangt af van al dan niet opgeklopte rivaliteiten. Mensen willen duels zien
zoals in de tijd van Albert Van Damme en Eric De Vlaeminck. Hetzelfde geldt
voor de piste. De duels Post-Verschueren waren duels om duimen en vingers af te
likken. En dat de mannen achteraf het goed met elkaar konden vinden is voor mij
o.k. maar op de piste of in het veld moet het er keihard aan toe gaan. Soms tot
aan het randje.
Ik zou elke veldrit over 10 ronden laten gaan. Zo krijg je
korte en langere veldritten met elk hun specifiek karakter. Dit is een traditie
die langzaam aan opgebouwd wordt.
Overal twee materiaalposten en geen gedoe meer over balkjes
en zandbakken. Laat ze maar komen. Steek in het parcours een gracht, een
omgevallen boom, een drassige weide, het moet allemaal kunnen. Het is een
onderdeel van deze spectaculaire sport. En waarom geen ploegkoers veldrijden
invoeren?
Maar nu begin ik zelf te innoveren en misschien zijn die
ideeën ook niet wat ze moeten zijn.
Eén zaak zou ik echter zeker nog veranderen. Ik zou maken
dat er veel meer ex-renners, van toppers tot gewone piotten, in de bestuurlijke
niveaus van de UCI zouden zetelen. Enkel zij die zelf gekoerst hebben kunnen
oordelen over deze sport.
Ik kan mij dan ook goed voorstellen dat de beleidsorganen
van de UCI, die zoals voorgesteld, bemand zijn met ex-renners als eerste
besluit zouden nemen dat ik de plaats moet ruimen voor een ander. De reden :
enkel ex-renners mogen voorzitter worden van de UCI. En gezien mijn palmares
zich beperkt tot één parochianenkoers en een tweede plaats in een tijdritje,
zou ik onherroepelijk de bons krijgen. Waarna een ander weer met andere ideeën
zal afkomen.
Nog een laatste bemerking voor degenen die al met een
kritische pen klaar zitten om mijn ideeën naar de papiermand te schrijven. Het was
maar een droom en de meeste dromen zijn bedrog zingt Marco Borsato.