Misschien moet ik maar eens gaan, en de man die liever niet bij naam
wordt genoemd, stapt de deur uit zijn nieuwe leven tegemoet. Een vrouw en een
kind, huilend, laat hij achter.
Vrij, is hij, die man. Vrij om te gaan en te staan waar hij wil en te
doen en te laten, maar wel alleen. Want de man heeft geen vrienden om op terug
te vallen, en sinds kort ook geen gezin meer. Hij kijkt achterom en schudt de laatste
twijfels uit zijn hoofd. Hij keert niet op zijn stappen terug (dat zou maar al
te flauw zijn), en zet er nog een paar in de andere richting. Vanaf nu kijkt
hij enkel nog vooruit, met blik op de toekomst, op de vrijheid.
Maar waar gaat hij heen, die man?
Ja, naar zijn ouders. Of nee zijn ouders zijn reeds lange tijd
overleden.
Ja, naar zijn vrienden. Of nee jaren van geveinsde opsluiting deden
zelfs zijn beste vrienden het hoofd van deze man wegkeren.
Ja, naar zijn
De man kijkt op zijn klok en schuifelt met zijn voetzolen over het
grind, slaakt een diepe zucht en kijkt nogmaals op zijn uurwerk.
Misschien moet ik maar eens teruggaan, en de man die liever niet bij
naam wordt genoemd, stapt zijn vertrouwde huis weer binnen zijn oude leven tegemoet,
want wat is vrijheid als je ze niet kan delen?