Inhoud blog
  • De Uplandsteig in het Hochsauerland (voorstelling)
  • De Uplandsteig in het Hochsauerland (etappe1)
  • De Uplandsteig in het Hochsauerland (etappe 2)
  • De Uplandsteig in het Hochsauerland (etappe 3)
  • Vogezen 2014 inleiding
  • Vogezen 2014 dag 1
  • Vogezen 2014 dag 2
  • Vogezen 2014 dag 3
  • Vogezen 2014 dag 4
  • Vogezen 2014 dag 5
  • Droompaden Eifel-Rijn-Moezel 1
  • Droompaden Eifel-Rijn-Moezel 2
  • Droompaden Eifel-Rijn-Moezel 3
  • Droompaden Eifel-Rijn-Moezel 4
  • Habichtswaldsteig 1
  • Habichtswaldsteig 2
  • Habichtswaldsteig 3
  • Habichtswaldsteig 4
  • Trekking.Südtirol 1
  • Trekking.Südtirol 2
  • Trekking.Südtirol 3
  • Trekking.Südtirol 4
  • Trekking.Südtirol 5
  • Trekking.Südtirol 6
  • Trekking.Südtirol 7
  • Trekking.Südtirol 8
  • Trekking.Südtirol 9
  • Grimmsteig (Noord-Hessen – Duitsland)
  • Südtirol: van het Grödental in het Eisacktal
  • Premiumwandelen in het Werratal
  • Wandelparadijs Vordereifel
  • Driedaagse op de Eifelsteig in het hart van de Eifel
  • Via Spluga, culturele langeafstandswandeling
  • Eifelsteig
  • Zuid-Tirol, hooggebergtewandelingen tussen Alpen en Dolomieten
  • De Urwaldsteig-Edersee en Kellerwaldsteig
  • Wandelen in de Karawanken
  • Wandelen in de Nockberge - Oostenrijk
  • Wandelen en fietsen in Slovenië
  • Harzer Hexen-Stieg
  • De wildromantische vallei van de Bocq
  • NIEUW FIETSBOEK VAN EIGEN HAND
  • Land van Herve: Vervlogen tijden, groene weiden
  • NIEUW BOEK VAN EIGEN HAND
  • Wandeling op de Greenspots Heks en Grootloon
  • Het 100-jarige pad rond Monschau
  • Tussen Vesder en Hoegne op de GR 573 en GR 5
  • Dagstapper Esneux; pittige wandeling op de GR576 en GR57
  • Wandelen in Haspengouw
  • BOEKEN EN TIJDSCHRIFTEN
  • Wandellus op de GR412 “Sentier des Terrils” en GR579 Brussel-Luik
  • Wandeling Hoegne op de GR573 en lijn 44
  • Kortessem: wandel-paden-netwerk met knooppuntensysteem
  • De Via Caliga aan de Moezel
  • Wandelen over mijnterrils in het recreatiedomein “De Maasvallei”
  • BOEKEN van EIGEN HAND
  • Landschapswandeling Heks
  • Op de bergkam van de Franse Jura
  • Wandelen in de Jekervallei
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Guy Raskin , en gebruik soms ook wel de schuilnaam Fietscontreien en wandelcontreien.
    Ik ben een man en woon in Tongeren (België) en mijn beroep is zoals mijn passie, avontuur zoeken door er op uit te trekken in de natuur.
    Ik ben geboren op 12/05/1962 en ben nu dus 62 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: fietsreizen en wandelreizen.
    Sonja en ik hebben in 2012 de reportagevereniging "Fiets(wandel)contreien" gesticht met als uithangbord ...
    Mijn website fiets(wandel)contreien
  • fiets(wandel)contreien
  • Foto

    foto boven: Karawanken
    foto onder: Jülische Alpen

    Fiets(wandel)contreien
    Reportagevereniging 'Fiets(wandel)contreien' ter promotie van fiets- en wandelreizen
    Wandelcontreien
    21-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Südtirol: van het Grödental in het Eisacktal
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Südtirol: van het Grödental in het Eisacktal

    Met de trein naar Südtirol waar we vier bergwandelingen maken verdeeld over het Grödental en het Eisacktal. Om onze wandelbestemmingen te bereiken gebruiken we het openbaar vervoer. Een hele onderneming, als dat maar goed gaat?

    Klausen
    Klausen is sind 2002 opgenomen in de vereniging van mooiste historische steden van Italië. De oudstad ligt tegen de rivier gebouwd. De noordelijke stadspoort ‘Säbenicher Tor’ geeft toegang tot de smalle hoofdstraat van het middeleeuwse stadscentrum. Het centrum is volledig voetgangerszone. Boven het centrum op een solitaire rots ligt het imposante klooster Säben met barokke Lievevrouwenkerk, de tweetoornige domkerk en de romaanse Heiligkruiskerk. Onze hotelier noemt het met trots de Akropolis van Südtirol. Het hoog gelegen klooster geeft een heerlijk uitzicht over het Eisackdal en de wijngaarden tegen de bergflanken. Klausen is temidden majestueuze panoramabergen gelegen in het Eisacktal met verbinding naar het Grödental (Val Gardena).

    Aan de zuidrand van het stadje ligt het hotel ‘Der Rierhof’’. Ideaal gelegen op 100 meter van de bushalte met bereik tot alle door ons gemaakte wandelingen en een echte aanrader kwaliteit/prijs. Na een inspannende wandeltocht is het heerlijk ontspannen in het buitenzwembad of recreatiebinnenbad, de verscheidene sauna’s of even bijkomen op het aangename zonneterras.

    Hotel Der Rierhof: Fragburg 7, I-39043 Klausen (BZ), tel: +39 0472 847454, info@rierhof.it, www.rierhof.it



    Mobil Card
    Ons hotel ‘Der Rierhof’ ligt op 100 m van de busopstapplaats Klausen Frag waar we voor alle vier wandelingen op de bus stappen om onze startplaatsen van de geplande wandelingen te bereiken. Naar het treinstation en de daarbij gelegen bushalte Klausen ABHF (autobusstation) en BHF (treinstation) zijn het 10 minuten wandelen.

    Een (Museum)Mobil Card is een soort betaalpas, die je toelaat drie of zeven dagen onbeperkt gebruik te maken van het openbare vervoer inclusief enkele zeil- en tandradbanen in het Eisacktal. Waar de Mobil Card enkel telt voor het openbaar vervoer en bepaalde zeilbanen in het Eisacktal, geeft een Museummobil Card recht op toegang tot 78 museums. Telkens we trein of bus nemen moeten we de (Museum)Mobil-Card telkens zogezegd ‘entwerten’, afstempelen (dateren) in het daarvoor bestemde apparaat op de bus of in het station voor we op de trein stappen.

    De Mobilcard is te verkrijgen bij bus- en treinstations en toeristische diensten(www.mobilcard.info).  

    Prijzen 2011 (-14j = ½ prijs)

    3 dagen

    7 dagen

    Mobil Card

    € 18

    € 22

    Museummobil Card

    € 20

    € 25

    Dienstregelingen voor het openbaar vervoer zijn te vinden op www.sii.bz.it

    Informatie over Klausen en Südtirol op www.klausen.it  en www.suedtirol.info  

     

    Over de almen van Rittner Horn naar Barbian (18,1 km / 7h / 597 m / 1830 m)
    Wandelroute: 19, 1, 7, 15, 3, 34, 6, Wasserfallweg

      

    Voor onze eerste wandeling testen we het gebruik van de (Museum)Mobil-Card en het Zuidtiroolse openbaar vervoer al grondig uit. Met de bus vanuit Klausen Frag naar het station van Waidbruck (lijn 301), dan op de trein naar Bozen, opnieuw de bus op naar Klobenstein (lijn 161) met aansluiting naar Pemmern (lijn 161). Terug komen we met de bus uit Barbian (lijn 346). Alles verloopt vlotjes. De lijnbussen noemen SAD en zijn in tegenstelling tot de Belgische lijnbussen echte touringcars. In Bozen is het even opletten, de halteplaatsen van de stadsbussen zijn wel genummerd maar onze lijnbus (SAD) vinden we daar niet bij terug. Een vriendelijke politieagent stuurt ons naar het busstation aan de overkant van een parkje. De rit naar de kabelbaan in Pemmern, boven in de bergen, gaat gepaard met vele haarspeldbochten waarbij we ons na iedere bocht telkens weer boven een affreuze afgrond zien hangen of tegen de rotswand zien knallen. Waar enigszins mogelijk zien we wijnaanplantingen. Het Eisacktal staat immers ook bekend als wijngebied en levert uitstekende witte wijnen. De kabelbaan is betalend, maar we krijgen wel korting met onze (Museum)Mobil Card. Blijft ons toch € 8 per persoon te betalen. Bij de planning van de wandelingen is het rekening houden met de openingsperiodes van de liften. Sommigen gaan open vanaf half mei, anderen vanaf begin tot half juni. Na iets minder dan twee uur staan we op 2071 m op de Schwarzseespitze. We nemen koffie en thee in het bergstation en maken ons op voor de wandeling. Voor ons ligt een kale groene heuvel met een radiomast erop, de Rittner Horn (2259 m). De berg ziet er helemaal niet angstaanjagend uit, eerder mak. Maar de klim ernaartoe is toch zwaarder dan op het eerste zicht lijkt. De top is een ware panoramaberg omringt door een prachtig almenlandschap. We lopen over de brede bergrug naar de Sarnerscharte (2056 m), een bergpas die op onze kaart de naam Gasteiger Sattel draagt. De hoge ronde berg linksvoor is de Villanderberg 2509 m) met aan de voet een bergkapel, de Totenkirchl (2186 m) en recht vooruit de bergkam met de Kassianspitz (2581 m) als hoogste bergtop. Twee wandeldoeleinden die zeker op te nemen zijn bij langer verblijf. We zakken in enkele serpentines naar een lager gelegen plateau en wandelen over een breed pad langs een meter hoge muur, het lijkt de muur van Adrianus wel, naar de pas. We nemen een smal pad richting Villanders en dalen al gauw onder de boomgrens. Het pad trekt door weiden aan enkele almhutten voorbij tot we op een bosweg belanden die we naar beneden blijven volgen. De vegetatie zijn overwegend naaldbomen, eerst lage maar hoe meer we dalen hoe hoger en volumineuzer. Bij een parking (1729 m) aan het einde van een asfaltwegje aangekomen is het gedaan met de pret. We nemen de witblauw gemarkeerde route rechts steil omhoog. De route draagt ook het cijfer ‘0’, wat we niet terugvinden op onze kaart die hier route 15 aangeeft. Omdat op de kaart meerdere wandelingen vermeld staan nemen we aan dat de nul staat voor alle wandelingen te samen. Geen erg, een beetje kaartlezer lost dit wel op en voor de GPS-ers heeft Südtirol een superbe wandelrouteplanner met alle wandelroutes ingetekend en te downloaden als GPS-track (www.trekking.suedtirol.info). Over boswegen en enkele almen komen we bij een Jausenstation (1903 m), een almhut die jammer genoeg gesloten blijkt. Open vanaf Pinksteren dat dit jaar op 12 juni valt, we zijn een week te vroeg! Een gedwongen feit waar we de volgende dagen nog enkele malen mee te maken krijgen. We krijgen doorkijken op de diep gelegen Eisackvallei en op de Geisslergroep, rotsbergen die lijken op naast elkaar geplaatste menhirs. Er volgt een prachtig pad over almen en door weiden met hutten. Bij één van die hutten staan picknickbanken, het is dan geen ‘Jausenplatte’ met gedroogde hesp, worst en kaas maar wel een lunchpakket met enkele broodjes belegt met … ongeveer dezelfde ingrediënten. De alm geeft een prachtig uitzicht op de omliggende bergwereld, het lijkt wel een beeld uit een reclamefilmpje. Route 3 moet ons nu naar Barbian brengen, maar liefst 1050 meter dalen. Het onderste deel van de route noemt op de kaart ook ‘Watervalweg’. Een zeer gevarieerd pad, eerst onherbergzaam en soms moeilijk zichtbaar, dan een ruig keienpad voorbij aan een kleine waterval en een mooie rotswand. In een brochure las ik over twee watervallen en op een splitsing volgen we het wegwijzertje ‘Bovenste waterval’. Het pad versmalt en plots stoten we totaal onverwacht op een bordje met ‘trapzekerheid gevorderd’. Al snel zien we waarom, de wand gaat haast loodrecht naar beneden en we vragen ons af waar daar een pad naar beneden loopt. We komen houten trappen tegen en met kabels gezekerde passages. Niet dat het pad zo duizelingwekkend is, maar het gaat wel spectaculair naar beneden. Over een brug lopen we voorbij een brede, niet zo hoge waterval, een beetje ontgoochelend. Plots kruipen we haast loodrecht langs een moeilijk in te schatten rotspad omhoog om even onstuimig terug naar beneden te gaan om bij een tweede, de eigenlijke bovenste waterval uit te komen. Prachtig valt het water over zwartogende massieve rotswanden naar beneden. Het pad wordt vriendelijker maar blijft nog altijd spannend als we door een gekloven rots kruipen. Via nog een waterval komen we dan bij de onderste waterval. Maar liefst 90 m valt het water hier adembenemend naar beneden. Het wandelpad is vanaf hier gerenoveerd met houten treden en balustraden, waarschijnlijk zal het over aanzienbare tijd compleet vernieuwd zijn en beter begaanbaar. De afdaling langs de twee watervallen die er eigenlijk vijf bleken te zijn nam ettelijke uren in beslag. We dachten lang op voorhand bij de bushalte in Barbian te zijn waar die ene bus naar Klausen stopt, maar we hebben nog net de tijd om een drankje op het terrasje tot ons te nemen wanneer en daar stopt de bus al.

      

      

    Natuurpark Geissler-Puez (15 km / 5h10 /
    715 m / 1389 m)
    Wandelroute: 4, 2, 3, 2B, 13, 2, 1
     

    We zijn vroeg uit de veren om te ontbijten want om 8h27 zitten we al op de bus naar Waidbruck waar we overstappen op de Val Gardena bus die ons afzet in St-Christina (1437 m). De kabelbaan (1536 m) ligt een kilometer bergop verwijderd van de bushalte en brengt ons naar het bergstation Col Raiser (2104 m). We zitten nu middenin het natuurpark Puez-Geisler met voor ons de berggroep Geisler met de bergtoppen Sass Rigais (3025 m) en de Furchetta (3025 m), rechts van ons de Puezgroep met de Col dala Pieres (2759 m) als hoogste top. Beide bergruggen lopen naar elkaar toe en zijn enkel te overschrijden via enkele passen die allemaal boven de 2500 m liggen. Onze eerste doelstelling was om rond de imponerende Geislergroep te trekken en de bus in Zans aan de noordzijde van deze bergrotsen terug naar Klausen te nemen. Maar op onze eerste wandeling zagen we van op afstand dat de bergpassen langs noordzijde volledig besneeuwd waren. De bergpas Roa Scharte waar wij overheen moeten ligt op 2617 m en we stellen ons dan ook vragen hierbij! Ook het weer veronrust ons een beetje, het hoogteplateau tussen beide bergketens is dan wel open maar tegen de bergketens links en rechts van ons prakken dikke wolken tegen de rugzijde die de spitsen tijdelijk verhullen. Het lijkt wel of de wolken klieven op de twee samenlopende bergketens en langs weerzijden aan ons voorbij trekken. Het bergstation is nog gesloten maar de houten blokhut Odles erachter is te uitnodigend om er niet te stoppen.  Vanaf het terras bestuderen we de hoogvlakte. Links boven aan de rand van het plateau zien we het bergstation Secëda (2450 m) waar de zeilbaan vanuit St.-Ulrich pas bij Pinksteren openging en we dus niet konden gebruiken zoals eerst gepland. Tussen de hut en de Geislergroep liggen nog enkele groen heuvels. Richting Puezgroep gaat het naar beneden tot aan de rijzende rotsachtige bergwand. Dit is de door ons te volgen richting naar de lager gelegen Regensburger Hütte (2037 m). We wandelen over groene almen en door groepjes naaldbomen. Na de hut komen we op een grote grasvlakte met Alpenbloemen die trechtervormig samentrekt tussen de twee berggroepen. Recht vooruit gaat het een slonk in naar de pas Wasserscharte (2645 m) links voorbij aan de Furchetta. Links zien we de indrukwekkende smalle Mittagsscharte (2597 m) tussen 2 hoge rotswanden waarnaar een uitermate steil pad in scherpe serpentines hoog gaat. Rechts ligt de ‘Steig’ waar wij naar boven moeten. Over grind, ijs en gras vorderen we in langzame tred tussen majestueuze rotswanden, alsmaar hoger tot we na enkele serpentines in de rotsige bodem op de Roa Scharte (2617 m) staan. Voor ons gaapt een angstwekkende met ijs bedekte onoverzichtelijke diepte waaruit opnieuw bergen rijzen, een ruwe bergwereld waar geen einde aan lijkt te komen. Hier eindigt voor ons ook ons eerste voornemen, de afdaling over de verwaterende ijsvlakte is ondenkbaar en we maken rechtsomkeer naar de Regensburger Hütte. In de afdaling ontmoeten we een marmot die nieuwsgierig telkens opnieuw tevoorschijn komt om onze aanwezigheid te checken. We naderen tot op één meter tot dit anders toch wel uiterst schuchter beestje. Wanneer we terug de grasvlakte bereiken kiezen we voor een ander pad onderdoor aan de Mittagscharte en Geislergroep om de hut te bereiken. Na een welverdiende versnapering vangen we de gemoedelijke afdaling aan naar het 600 m lager gelegen St.-Christina.

     

     

     

     


     

    Rondom Klausen (16,5 km / 5h20 / ↨858 m)
    Wandelroute: 4, 10, 3, 2A, 2, 7, 1, Säbener Promenade, 4

     
    Onze benen wreken zich na twee zware tochten met steile afdalingen en we kiezen vandaag om deel te nemen aan de door de hoteleigenaar begeleide groepswandeling naar de huishut die in de helling aan de overzijde van de vallei ligt. Hiervoor trekken we doorheen het historische centrum van Klausen en over de Eisack (523 m), trekken onder de autoweg door en vatten de klim aan naar de hut. We komen voorbij enkele typische hoeves, half steen half hout. Tegen de buitenmuur hangt een oude houten ar en rieten korf. We vorderen langzaam want bij de groep zijn enkele gelegenheidswandelaars die bij tijd en wijl even halt houden om even op adem te komen. Het zicht op het tegenover gelegen klooster Säben is vanuit alle windstreken een oogstreling, maar vanaf hier zie je de drie kerken en de kloostergebouwen boven op de ruwe rots staan. Erachter de dorpen Verdings en Velthurns gelegen tussen de wijngaarden. Het Eisacktal tussen Brixen en Bozen is immers een wijngebied. In de hut (849 m) wacht de huismeester die voedsel en drank naar boven gebracht heeft. We zetten ons aan de houten tafels voor een Jausenplatte, een houten plaat met gedroogde hesp, worst en kaas. Enkele karaffen huiswijn komen ook op tafel en onze hotelier Thomas Schenk, die hier een gerenommeerde trompettist blijkt te zijn, speelt samen met de huismeester enkele deuntjes op trompet en accordeon. Iedereen is na het eten vrij om op eigen manier terug te keren. Wij beslissen onze wandeling uit te breiden tot een dagtocht en krijgen gezelschap van een Duits koppel die een langere wandeling wel zien zitten. We vertrekken met de zon maar na enkele minuten komen plots donkere wolken van over de bergkam. Een heus bergonweer overvalt ons en op een wip tijd staat het water in onze sokken. Onze bestemming is de waterval ‘Hohe Fälle’ (922 m) die we vooreerst over brede bosweg naderen. Een pad leidt via trappen naar de waterval. Vanaf de rotsen valt het water in een nevelgordijn tientallen meters naar beneden. We volgen nu een mals met dennennaalden pad naar Gufidaun (718 m), een dorpje met twee kastelen, Summersberg en Koburg. In het dorpsmuseum maak je kennis met het dagelijkse leven uit oude tijden. Over gras- en bospaden dalen we terug naar Klausen (523 m). We besluiten nog de klim naar het klooster Säben aan te vatten. Het klooster ligt op een rots tussen de valleien van Eisack en Tinn. Vanuit het centrum van Klausen leidt een trappensteeg langsheen de sprookjesachtige burcht Branzoll (563 m), gevolgd door een steil keienwegje doorheen de wijngaarden naar de Lievevrouwenkerk (681 m). Van de laagst gelegen kerk van het klooster is enkel de Mariakapel toegankelijk. Het gaat langs de kloostermuur verder omhoog. Enkele tunneltjes door de rots onder de kloostergebouwen geven uit op een kleine binnenkoer, trapjes leiden naar de andere kerken. Bij de domkerk staan twee picknicktafels met rustbanken. Bijzonder mooi is de Romaanse Heiligkruiskerk (726 m) met kleurrijke fresco’s. Bij het buitenkomen zien we over de vallei de bergen verdwijnen in een zwarte wolk. Twee rotstunnels leiden het klooster uit, beiden wijzen Klausen aan. We kiezen nu voor het pad dat langs de rotsen naar beneden gaat. We zetten er vaart achter want het onweer nadert. Op het moment dat we het hotel bereiken gaan de hemelsluizen open.


      

    Van het Grödnertal in het Eisacktal (17,5 km / 5h /
    235 m /1783 m)
    Wandelroute: 10, 35, 11, 35, 34, 4, 5, 4

    We nemen opnieuw de bus naar Waidbruck en Val Gardena maar ditmaal slechts tot St-Ulrich (1246 km). We zitten in het centrum van het skigebied Val Gardena en maken dankbaar gebruik van de voorzieningen aangebracht om skiërs en uiteraard in de zomer wandelaars boven op de bergen te krijgen. Via een roltrap en daarna een loopband komen we bij de kabelbaan Secëda, die nog steeds gesloten is. Een paar honderd meters hiervandaan ligt de nieuwe tandradbaan Raschötz (1273 m). Steil omhoog en in een razend tempo staan we in een mum van tijd op het balkon van het bergstation Raschötz (2090 m). De wolken hangen op zo een 3000 m want de toppen van de Geislergroep steken er net in. Het weer is niet zeker en ons noodplan luidt dat bij lage wolken of regen we afdalen naar de Postweg, een parallellopende wandelroute die vooral in de herfst gelopen wordt vanwege de uitbundige herfstkleuren. Maar opnieuw hebben we het geluk dat de wolken zich verzamelen rond de hogere bergketens. We stijgen onmiddellijk boven de boomgrens uit richting Außerraschötz (2281 m), ook wel de Heiligkreuzberg genoemd vanwege het grote Christuskruis erop. Door zijn gemakkelijke haalbaarheid blijkbaar een geliefd uitstapdoel voor groot en klein. Van alle gemaakte wandelingen geeft deze berg het mooiste panorama op de bergwereld. We zien helemaal beneden het Eisacktal zich een weg banen richting Oostenrijk met op de achtergrond de vergletsjerde Zillertaler Alpen. Een paar honderd meters van de top staat de Raschötzhut en verderop aan de Tonwand, een rotswand, de Raschötzkapel. Via een pad tussen grote losse granietstenen dalen we langs de wand naar de beboste bergpas Pinelder Sattel (1870 m). We dalen door naaldwoud af naar het aan de ingang van het Grödertal gelegen houtsnijdersdorp Lajen (1089 m). Achter het dorp zien we in de verte de gigantische waterval van Barbian in de onwaarschijnlijk steile achter bomen verscholen rotswand langs waar we op de eerste wandeling naar beneden gekomen zijn. We nemen de wandelweg naar Klausen en houden nog eens halt in het aardige bergdorpje Albions (882 m). We genieten wat te lang op het terrasje, want wanneer we langs de Dürerstein (562 m) Klausen naderen krijgen we een plensbui over ons heen. De bekende Duitse renaissanceschilder Albrecht Dürer verbleef in 1494 in Klausen en liet er zijn indrukken na. Vele kunstenaars volgden hem en ook wij verpachten even ons hart aan het kunstenaarsstadje.


     

     

      

    21-12-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    21-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Premiumwandelen in het Werratal
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wandelen in Grimmland
    Premiumwandelingen in het Werratal



    Bad Soolen-Allendorf in het Werratal. Vroeger geliefd bij kuurgasten en grenstoeristen. Nu uitgangspunt voor kanoërs, fietsers en wandelaars. Vanuit onze standplaats Bad Sooden wandelden we vier premiumwandelingen in het Grimmland.


                             

    Premiumwandelingen in het Werratal

     

    De benaming ‘Steig’ is in Duitsland uitgegroeid tot een begrip, een doorlopende etappewandeling van oord naar oord die aan verscheidene criteria moet voldoen. Bepaalde regio’s gingen op dit elan door en ontwikkelden vervolgens kwalitatief hoogstaande dagtochten in lusvorm. Het Werratal ontwikkelt 20 zulke wandelingen, waarvan er in 2011 al 14 te bewandelen vallen. De rivier de Werra is omgeven door oude bergtoppen met de Hoher Meißner als hoogste verheffing. Naast rotsformaties, spectaculaire uitzichten en specifieke landschappen, is er ook aandacht voor burchten, kloosters en historische vakwerkstadjes. De afstanden liggen tussen 7 en 22 km. Wij kozen 4 centraal gelegen premiumwandeling uit met als standplaats de kuur- en vakwerkstad Bad Soolen-Allendorf. 4 wandelingen, slechts enkele kilometers van elkaar verwijderd, maar toch zo verscheiden. Van het Söder Wald gaat het via het Meißnerland, een panoramadal, naar de Hoher Meißner himself. Voor de laatste wandeling moeten we naar de andere oever van de Werra naar de voormalige Duits-Duitse grensstreek, ook Hessische Zwitserland genaamd.

    Tip: ons logeeradres ‘Parkhotel Am Schwanenteich’ zorgt voor transport naar de startplaatsen voor wandelaars die per trein aanreizen.

    Parkhotel Am Schwanenteich: Rosenstrasse 4, D-37242 Bad Sooden-Allendorf, Tel: +49 5652 6000, www.parkhotel-schwanenteich.de


     

    Hessische Schweiz, wandelen in niemandsland

    (P4 Weg der Ausblicke; 15,5 km)

     

    Voor de wandeling verplaatsen we ons naar Hitzelrode, dat ingesloten ligt door de heuvelrug Gobert. Links en rechts zien we verscheidene rotspartijen boven de vlakte uisteken. Uitzichtpunten waar we later op de dag bovenop zullen staan. Door beukenbos trekken we naar boven om over de heuvelrug een eerste uitzichtpunt te bereiken aan de Willi-Scheinhut. Door open bos met witbloeiende bosanemonen en maartse klokjes komen we aan de Silberklippe (491 m), een volgend belvédère. Een bordje vermeldt dat we nu op de grensweg lopen. Rechts van ons op de rand van de steile helling staan grijze Oost-Duitse grensstenen, in de diepte ligt het dorpje Kella. Een eindje verder treffen we witzwart geschilderde West-Duitse grensstenen. Ik zeg geur, Sonja noemt het eerder stank. Een zwartroodgeel gekleurde betonnen paal versterkt nog een het Duits-Duitse gevoel. Het pad loopt dus hier in het voormalige niemandsland door een groen tapijt van daslook, een breedbladig groen kruid met een specifieke doordringende geur dat in april wit bloeit. We komen op een bredere bosweg. De uitzichtpunten volgen elkaar nu op. Salzfrau (471 m) is een belvédère op een rotswand. Het Pferdeloch is een ware ravijn in de aard van een gekloven rots en de Wolfstisch (471 m) valt op door een enorme natuurstenen offertafel. Een steenworp verder staat een oude kalkoven  die nu geklasseerd is als industriemonument. Een brede beukenlaan trekt door een groen tapijt van daslook en bosanemonen een heuvel omhoog. Een pad naar de rotsrand brengt ons bij de Schöne Auszicht, een uitzicht dat zijn naam niet gestolen heeft. Voor ons ligt het kasteel Rothenstein met daar achter de Werra en Bad Sooden-Allenberg, het Söder Wald en de achterliggende heuvels. Het ietwat verder gelegen Hohestein (569 m) geeft een soortgelijk panorama. Het pad krijgt nu bergachtige allures: smalle paden in steile bergflanken, rotspaden met uitgehouwen stenen trappen en passages langs hoge rotswanden. We lopen door de Hörnelücke, een bergpas tussen de Hohestein en de Hörne. Deze laatste bereiken we via een smal kamachtig pad boven op een rotswand. Een afdaling door open beukenbos brengt ons terug in Hitzelrode. We kijken om ons heen en bewonderen nog eens de vele rotsmassieven.

     


     

      


    Hoher Meißner, de thuisberg van vrouw Holle

    (P1 Die Königstour; 13 km)

     

    Ons vertrekpunt vandaag heet Schwalbenthal, een klein gehucht in de heuvelflank van de bergrug Hoher Meißner. Zwaluwnest zou hier ook gepast zijn, een uitvliegnest net onder het dak van Hessen. Met een spetterend uitzicht over het Meißnerland tot Eschwege in het Werratal met zijn recreatiemeren en de achterliggende heuvels. Deze berg steekt 200 m boven alle andere heuvels uit. Zijn flanken zijn bebost met loofbomen, het plateau bovenop is een vlakte met venen en naaldwoud. Een in de rotsen uitgehouwen trap brengt ons op het plateau. Hier hangt een zwavelgeur afkomstig van een zwavelhoudend meertje beneden aan de weg. We blijven stijgen en komen bij de Kalbesee, een oude onder water gezette steengroeve. We kijken tegen de trapsgewijs uitgekapte rotsflanken aan. Een pad achter ons brengt ons op een hoger gelegen rotsplateau. De top van de Kalbe (721 m) met alweer een schitterend panorama. De nu brede grindweg loopt verder langzaam omhoog richting hoogste punt op de Meißner (754 m). Maar onderweg mag je de aftakking naar de Frau-Holle-Teich zeker niet overslaan. Een steil pad naar beneden brengt ons bij de vijver van deze onderwerelddame uit het sprookje van de gebroeders Grimm. Waar een boerendochter in de put valt en in de wonderlijke wereld van vrouw Holle terechtkomt. Zij is vlijtig en voert alle haar opgelegde taken uit. Bij haar terugkeer is zij bekleed met goud. Haar zus, een ware ijdeltuit springt bij het zien van al die rijkdom ook in de put, maar verzaakt de werkjes op te knappen. Bij haar terugkeer krijgt ze dan ook pek over haar heen. Langs de vijver staat een houten sculptuur van Vrouw Holle met kussen in de hand. Als het sneeuwt zeggen de mensen hier: “Vrouw holle schudt haar kussen uit”. Het water in de zogenaamde bodemloze vijver heet geneeskrachtig te zijn. Jonge meisjes baden vroeger in het water om vruchtbaar te worden. Op de kikkers heeft dit alleszins effect te zien aan de enorme hoeveelheid parende kikkers en kikkerdril. Om terug op het plateau te geraken volgen we de steile Eulenstieg, een bergachtig pad aangeduid door een metershoge houten sculptuur van een uil in een boom. Na een tijdje opnieuw brede grindwegen te volgen, leidt een pad voorbij aan open grasweiden. We zien de drie radioantennes boven op de Hoher Meißner voor ons, maar we draaien ervan weg om steil naar de Kitzkammer af te zakken waar we een prachtig natuurfenomeen aantreffen. Een enorm rotsblok samengesteld uit meerhoekige blauwe basaltzuilen, restanten van miljoenen jaren geleden uitgevloeid vulkaangesteente. Een trap leidt naar de Kitzkammer, een schacht in de basaltgrot. Vrouw Holle zou strijdende ijdeltuiten betoverd hebben tot kittens en naar deze grot verband hebben. De goede wandelaars tonen zij de weg op de berg, de slechteriken laten ze verdwalen. Wat we vreesden wordt uiteraard bewaarheid, we klimmen het hele end naar de antennes terug omhoog tot bovenop een enorme grasvlakte. Hier maken we letterlijk kennis met de betekenis panoramaberg. De terrassen van de twee berggasthoven zijn geliefde uitstapjes bij mooi weer. We duiken een pad in, zigzaggend naar beneden door het beukenbos. Zo komen we bij het natuurmonument Seesteine, genoemd naar een intussen verzand meertje en gesticht door boswachters, natuurvrienden en wandelaars in 1880. Aan de voet van en tussen enorme basaltrotsblokken zijn afgeboorde paadjes aangelegd die uiteindelijk terug samenkomen in een rotstrap die de rotsen omhoog loopt. Sinds 2004 staan langs de paadjes bordjes met teksten van beroemde dichters. Het mooiste van deze wandeling hebben we nu wel gehad. Net voor we terug bij ons statpunt komen passeren we de toegang tot een basaltmijn. Op het terrein staat een vakwerkhuis en liggen verscheidene soorten basaltstenen. Vanaf Schwalbenthal bestaat de mogelijkheid enkele extra bewegwijzerde lussen te wandelen om de betrekkelijk korte afstand te verlengen, o.a. naar het wildpark Germerode (+6 km).

     

     

    Bad Sooden-Allendorf

     

    De stad ontwikkelde zich door zijn zoutwaterbronnen en zoutmijnen in 1555 tot een belangrijk handelscentrum. Met de opheffing van het zoutmonopolie in 1866 spitst de stad zich toe op de genezende kracht van de zoutwaterbronnen en groeit uit tot een erkend kuuroord. Rond de modern ogende glazen bouwconstructies en de groenzone van het cultuur- en congrescentrum in het stadsdeel Bad-Sooden hangt een romantische sfeer van oude vakwerkhuizen. Bij de stadspoort Söder Tor bevindt zich een 140 m lang en 12 m hoog gradeerhuis uit 1638 waar geneeskrachtig zoutwater langs doornstruiken naar beneden druppelt en vernevelt. In de omliggende straten typeren balkonrijke luxueuze 19de eeuwse villa’s de vergane glorie.

    Achter de historische stadsmuur van het stadsdeel Allendorf gaan eveneens mooie vakwerkhuizen schuil. Wie van musea houdt, kan terecht in het Zoutmuseum en het Grensmuseum dat in teken staat van de bewaking van de voormalige Duits-Duitse grens.

     

     

    Söder Wald, een historisch bos

    (P7 Durch den Söder Wald; 15 km)

     

    Voor deze wandeling vertrekken we vanuit ons hotel bij het kuurpark in Bad Sooden richting kerk. In één van de nevenstraatjes leidt een betonnen trap naar een bospad waar we de geelomcirkelde bewegwijzering P7 aantreffen. Het Söder Wald, een groot beukenbos, loopt onmiddellijk achter de huizen de helling omhoog. Het pad slingert al stijgend naar de eigenlijke startplaats, de Westerburg. De westgevel van deze voormalige burcht is na brand verdwenen, het resterende deel is nu een Italiaans restaurant. Vanaf het terras hebben we een heerlijke blik over Bad Sooden-Allendorf. Na een stukje brede bosweg lopen we over een pad opnieuw door het open beukenbos naar boven. Het is uitkijken naar het ‘Brautbett’ (bruidsbed), een grote steen die volgens het volksgeloof jonge meisjes bij aanraking binnen het jaar aan een man helpt. Boven aangekomen lopen we over een grasweg naar het uitzichtpunt Meißnerblick. Het is opletten dat we geen huisjesslak plattrappen. Beneden ons ligt het Meißnerland, een breed overgangsgebied van weiden en verspreide bosjes. Daarachter verheft zich de Hohen Meißner die met kop en staart boven alle andere heuvels uitsteekt. We duiken terug het bos in, het gaat nu bergaf waar we bij een beekvalleitje belanden. Over een tussen bosflanken geprakt meandert het beekje de Dohlsbach richting Werra. Ons pad volgt het keuvelende watertje in de heuvelwand. Wanneer we uiteindelijk ervan wegdraaien komen we bij enkele Romeinse grafheuvels. Een afsteker over een 1 km lange rondweg door open bos brengt ons bij een voormalig Romeins kamp waarvan enkel nog de aarden wal aan herinnert. Een mooi pad daalt nu terug naar Bad Sooden en brengt ons bij 2 vijvers waar we telkens driekwart rondlopen. Op één van de vele rustbanken halen we onze picknick boven om ons aan te sterken. Want wie dacht dat we er waren is eraan voor de moeite. Een mooie bosweg trekt terug het bos in en kronkelt lustig naar boven. Onverwacht nemen we een pad dat in zigzag ons op een rots brengt, we staan op het uitzichtpunt Rabenstein. Het gaat verder bergop tot bij een enorm rotsblok dat Otterbachstein noemt. Nu rest ons enkel nog afdalen. We zijn er niet treurig om, 581 hoogtemeters hebben we vandaag overwonnen.


     



    Meißnerland, het panoramadal

    (P2 Meißnerland; 22 km, inkortbaar tot 18,5, 17,5 of 14,5 km)

     

    In het Höllental ligt de bezoekersmijn Grube Gustav waar koper gedolven werd en nadien koperkleurige leisteen. De oude slaapkwartieren zijn omgebouwd tot een pension met restaurant en café, de ideale startplaats van onze laatste wandeling. Een panoramadal tussen Hohe Meißner en Söder Wald, wat moeten wij ons hierbij voorstellen. Het hoogste punt op deze wandeling ligt lager dan op de vorige wandelingen, maar met 663 meter hoogteverschil is dit de zwaarste wandeling van de vier. Doordat de wandeling centraal ligt tussen de drie vorige en vooral uit open weidelandschappen bestaat krijgen we zicht op de bergen uit onze vorige wandelingen. We wandelen vandaag over authentieke veldwegen, af en toe een stukje bospad en vele graspaden. Van bosjes gaat het langs weiden naar heuvels met jeneverbesheide en graasvlaktes waar een grote vos ons van op afstand aanstaart en op zijn dooie gemak in het kreupelhout verdwijnt. Aan de dorpsrand van Wolfterode komen we voorbij aan de Mühlstein. De sage vertelt ons dat op het moment dat er plannen waren om een kerk te bouwen, de duivel twee enorme rotsblokken van de Hoher Meißner naar beneden wierp waarvan de ene in moerasland terecht kwam en de Mühlenvijver vormde en de andere in hier in een grasveld belandde. In de volksmond noemt deze steen dan ook duivelssteen. Het hoogtepunt van de wandeling is de lus door het unieke natuurgebied Kripp- und Hielocher bij Frankershausen. Dit natuurmonument is een fossiele restant van een 250 miljoen jaar oude zee met gips- en dolomietrotsen en trechtervormige kuilen. Jaren terug, bij een verzakking van zo’n trechter verdween een koe 35 m onder de grond. De heuvels zijn begroeid met jeneverbesstruiken. Daarna gaat het over graspaden tot in het bos aan de voet van de Hoher Meißner om over landwegjes terug te keren richting het Höllental. In Abterode treffen we zowel een erfgoed- als natuurmonument. In het verlengde van de kerkruïne zien we de Abteröder Bär, een verweerde kalkrots waar men met wat goede wil een beer in herkent. Nu volgt nog een idyllisch stukje langs de Kupferbach (Koperbeek). Wie wil kan nog een pittige boslus door het Höllental maken, maar wij kiezen na 17,5 km om in te keren in het café bij de kopermijn … om zo een lekkere grote slagroomrijke taartpunt!


      

    Documenta Kassel

     

    In 1955 in het leven geroepen door de schilder en kunstpedagoog Arnold Bode in het volledig door de oorlog verwoeste Kassel. Deze kwam door zijn kunstvisie al in mei 1933 in aanvaring met het nazi-regime. In 1948 (her)stichtte Bode met zijn kunstvrienden uit Kassel de Kunstacademie, die al in 1932 was gesloten. Zijn eerste georganiseerde grote internationale kunsttentoonstelling in 1955, samenvallend met de in Kassel georganiseerde Bundesgartenschau (de Duitse Floriade), werd meteen een enorm succes. Niemand had toen gedacht dat de tentoonstelling, ook wel ‘museum van de 100 dagen’ genoemd, zou uitgroeien tot een ongeëvenaard succes, een gigantisch media-evenement en een toeristische troef. Carolyn Christov-Bakargiev, curator en artistiek directeur van dOCUMENTA (13), gaat voor dit vijfjaarlijkse evenement voor moderne kunst aan de slag met een uitgebreid tentoonstellingsteam van professionele tentoonstellingsmakers en kunstcuratoren van ‘all over the world’. Meer dan in eerdere edities komen ook kunstenaars, schrijvers, critici, wetenschappers en academici aan bod. dOCUMENTA (13) vindt plaats van 9 juni tot 16 september 2012. Voor DOCUMENTA IX in 1992 kwam die eer toe aan Jan Hoet. De dOCUMENTA(12) in 2007 trok meer dan 750000 bezoekers.

    Een bezoek aan dOCUMENTA (13) in combinatie met premiumwandelingen in de Grimmregio is misschien de ideale vakantietrip. Kassel is gemakkelijk bereikbaar met de auto of met de (ICE)hogesnelheidstreintrein vanuit Brussel of Luik mits één overstap in Frankfurt. Voor directe aanreis naar Bad Sooden, onze standplaats voor de vier premiumwandelingen, blijf je op de ICE-trein tot Göttingen waar je aansluitng hebt naar Bad Sooden-Allendorf. Fietser kunnen de dOCUMENTA (13) koppelen aan een tocht over de fietswegen Herkules-Wartburg-Werratal-Fulda beschreven in OW5/2009 in het Oost-Europa dossier.

    INFO:


    Werratal Tourismus Marketing GmbH
    Tel.: +49 5651 992 33 1
    Niederhoner Str. 54, 37269 Eschwege
    www.urlaub-werratal.de 

    21-11-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    18-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandelparadijs Vordereifel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Welkom in het wandelparadijs Vordereifel!

    Pionier van 26 Traumpfade in de regio Rijn-Moezel-Eifel

     

    Het maakte de mensen van de Vordereifel een beetje boos dat ze geen STEIG kregen zoals in andere wandelstreken het geval was. Ze gingen opzoek naar een ander concept dat finaal uitgroeide tot 26 Traumpfade in de regio Rijn-Moezel-Eifel. Toevallig of niet is het dorpje BOOS onze uitvalbasis voor kennismaking van deze droomwandelingen.

     

    Vordereifel

     

    De Vordereifel maakt deel uit van de vakantieregio Mayen-Koblenz behorend tot het bondsland Rheinland-Pfalz en beslaat de gebieden Middelrijn, Benedenmoezel en het zuidoostelijk deel van de Eifel. De Vordereifel behoort tot deze zuidoostelijke Eifel en geologische gezien tot de oostelijke Vulkaaneifel. Ze beslaat 27 kleinere gemeenten gelegen tussen de Nurnburgring en de Laacher See, in een grote krul omheen de Eifelstad Mayen. Een landschap van kraterkegels en –meren, van bergheide met jeneverbessen en brem en grootse beukenbossen, van weidse uitzichten en diepe valleien. Naast een brok natuur is er ook plaats voor cultuur. Monreal, de parel van het Eltzdal met zijn middeleeuws karakter, burchtruïnes en vakwerkhuizen, is wellicht het bekendst. Daarnaast zijn er nog het authentieke, nooit verwoeste, slot Bürresheim en de burchtruïne Virneburg. Vanaf de uit het landschap oprijzende vulkaankegels heb je bij helder weer zicht op de heuvellandschappen van Eifel, Hunsrück en Westerwald. De ideale bodem voor een gevarieerd wandelgebied, maar in het zog van de gerenommeerde Rijn- en Moezelgebieden lang en onterecht achtergesteld als toeristische wandelstreek.

     

     

    26 Traumpfade

     

    De Vulkaanweg behoort tot de oude gerenommeerde langeafstandswandelwegen in dit gebied. Een Wandersteig met name Vulkaansteig bleef echter uit. In 2006 trekt Wandelscout Dr. Rainer Brämer, erevoorzitter van het Duitse wandelinstituut eropuit op zoek naar attractieve rondwandelingen. Op 12 april 2008 vindt de opening plaats van 11 Traumpfade, waarvan 6 in de Vordereifel. Droompaden gebaseerd op een publiek van gelegenheids- en genotwandelaars die volgens statistieken 80 % van de wandelmarkt uitmaken. De wandelingen op zich moeten uitnodigen tot wandelen door het aanbieden van attractieve landschappen, onverharde smalle paden en wegen rijk aan afwisseling met toeristische highlights en spectaculaire uitzichten. Het concept werkt en op 6 september 2008 krijgt de Virne-Burgweg de titel van Duitslands mooiste wandeling. 8 volgende wandelingen volgen op 12 maart 2010 en op 6 juni 2010 vervoleindigt zich het project met de laatste 7 droompaden, waarvan 2 in de Vordereifel. De Traumpfade moeten kwalitatief hoogstaand zijn en blijven mits grondige controle. Ze zijn uitgerust met ecologisch en ergonomisch houten meubilair waaronder de zogenaamde droomsofa’s. De bewegwijzering hoort feilloos te zijn.


     

    De Eifeltoren staat hier!

     

    Uitgangspunt voor onze verkenning van de Vordereifel is het gasthof Zur Quelle in Boos waar de eigenaar zelf aan de bakermat lag bij de totstandkoming van de eerste Traumpfaden. Tegenover het gasthof staan twee informatiepanelen opgesteld met daarop het Traumpfad Booser Doppelmaartour en de themawandeling Stumpfarmweg. Deze laatste is geen droompad maar een themawandeling met betrekking tot het leven van de éénarmige massamoordenaar Johan Mayer die vijf mensen vermoorde en de lijken in de omgeving verstopte. De tocht verloopt voorbij aan de plaatsdelicten, door de bossen waar hij stroopte maar laat ook belangrijke momenten uit zijn leven zien. Hij was de laatste ter dood veroordeelde door de guillotine in Duitsland.

    Vanaf het gasthof loopt een toegangsroute stijl omhoog het dorp uit naar de eigenlijke Booser Doppelmaartour bovenop de heuvelrug. Op dit pad staan komen we vele infopanelen tegen met uitleg over de vulkaanstreek, de fauna en de flora ... en het leven van ‘Stumpfarm’. Boven aangekomen staan we op de hoogste verheffing van deze route, de Schneeberg. Voor ons de Lavabombe waar we een geologische doorsnede te zien krijgen van de aardkorst en zijn lavalagen. Bovenop staat de Eifeltoren. Neen, niet die ijzeren van Eiffel, maar een houten die na het bestijgen van de 125 trappen een panorama biedt over het riante vulkaanlandschap in herfstkleuren. Het pad volgt de heuvelrug door beukenbos, afgelost door een open passage met weiland. We steken de heuvelkam over en dalen via een holle met bruinverkleurde bladeren bedekte bosweg in het Nitzbachdal. We lopen in de bosrand langs natuurweiden met daarin de meanderende beek. Een grasweg door een zijdalletje leidt uiteindelijk naar het Doppelmaar, twee naast elkaar liggende kratermeren. De route loopt in de rand omheen de oude kratermonden waarvan in het eerste een bron ontspringt en het tweede opgevuld is met water. Op het verste punt van de tweede krater hangt aan een dikke tak van een oude beuk een schommel met een maximale draagkracht van 60 kg. Ik maak foto’s terwijl Sonja … lekker schommelt.

      

    Beukenbossen in herfstkleed

     

    Voor mijn tweede wandeling rijden we naar het naburige dorpje Bermel, naar het gehuchtje Fensterseifen om correct te zijn. Onmiddellijk vangen we de klim aan van de Hochbermeler, een 570 m hoge vulkaankegel waarvan een groot stuk afgegraven is tijdens de exploitatie van de basaltsteengroeve. Vandaag heeft de natuur opnieuw de bovenhand genomen in de groeve. We lopen over een smal pad langs de buitenkant van de berg omhoog. Aan de rand staat gloednieuw Eifelmeubilair, dit behoort dan ook tot de laatste zeven die uitgezet zijn. We hebben continue zicht op het weidse vulkaanlandschap, het lijkt wel bultenlandschap van vulkaankegels met daar omheen lappen groene weiden en herfstkleurige bossen. Achter de heuvel liggen meerdere beekdalen die uiteindelijk verder samenlopen als het riviertje de Eltz richting Moezel. De route loopt nu door een diep beukenbos. Drie reebokjes verschieten zich door onze helse afdaling door het bladertapijt en nemen het hazenpad. Even verder bespeuren wij een familie herten maar zij verdwijnen in een diepe beekbedding. Beneden in de vallei lopen we even parallel aan een spoorweg voor we kriskras door het bos opnieuw naar boven kruipen. We trekken over enkele akkers een heuvelrug over naar een laatste bosje.

      

     

    Bergheide en diepe valleien

     

    Starten doen we op de wandelparking aan de Raßberg. Door gemengd woud wandelen we naar het beschermde jeneverbesnatuurgebied Heidbüchel, een bergheidegebied boven op een heuvel. Het is helder weer en de uitzichten zijn dan ook fenomenaal. Steil naar beneden gaat het in de Nettevallei. Achter bruingekleurde beukenhagen gaan typische Netteboerderijen schuil. Via de uitermate diep ingesneden vallei van de Selbach. De steile valleiflanken en het pad zien volledig bruin van de gevallen bladeren. Boven op de heuvelrug lopen we over open graslanden naar een schuilhut waar we onze picknick boven halen en genieten van het riante landschap rondom. We hebben hier zicht op de Hohen Acht, met 747 m de hoogste verheffing in de Eifel. Tussen de bomen op de top ontwaren wij de stenen Kaiser-Wilhelm toren, opgericht ter ere van het zilveren jubileum van Keizer Willem II en keizerin Augusta Victoria maar ook ter herinnering aan Keizer Willem I. De volgende verheffing is opnieuw een bergheidegebied, het Dr. Heinrich Menke Park. Naast de Hohen Acht krijgen we hier ook zicht op de 22 km lange noordelijke lus van de Nürburgring, de groene hel die na de verschrikkelijke crash van Niki Lauda in 1976 voor de F1-races ingekort is naar het kleinere circuit van 5,145 km. Middenin op een heuvel staat de ruïne Nürburg. Bij het passeren van het Konrad Adenauer-moument bevinden we ons terug op de Raßberg.

     

     

     

    Duitslands mooiste!

     

    Wat maakt de Virne-Burgweg tot Duitslands mooiste wandeling? Is het de doortrek van de romantische Virneburg? De wandeling door het Nitzbachtal of de ultieme klim doorheen een prachtig beukenbos naar de heide op de Schafberg? Zijn het de mosachtige graspaden over de betoverende Blumenrather Heide of het duizelend hoogtepad hoog boven de vallei met dieptezicht op de Virneburg? Of de paden over groene heuvels en door dichtbegroeide holle wegen? Neen, het is alles samen en dit niet op een meerdaagse tocht maar op een wandelingetje van slechts 10 km. Indrukwekkend, niet? Maar hier moet het niet bij stoppen, de op een beugscheut verwijderde Wanderather heeft vast en zeker datgene wat hier ontbrak.

     

      

    Traumpfade praktisch

     

    We liepen vier totaal uiteenlopende wandelingen waarvan drie een grote variatie aan landschappen toonden en een vierde die overwegend een boswandeling was. De Virne-Burgweg kreeg de titel van mooiste, maar de Booser Doppelmaartour, de Bergheidenweg en volgens insiders de Wanderather doen zeker niet onder. De bewegwijzering is subliem waardoor een wandelkaart voor de wandelingen op zich niet echt nodig is. De meeste Traumpfade zijn gemiddeld 9 tot 15 km lang met het robuuste Vulkanpfad van 6,6 km in de Vordereifel als kortste en het Bergschluchtenpfad Ehrenburg van 18,6 km aan de Moezel als langste. Iedere wandeling heeft een startpunt met infobord en parkeermogelijkheid. Meestal lenen twee aan elkaar grenzende wandelingen via verbindingspaden zich tot één lange dagwandeling. In ons geval zijn volgende combinaties mogelijk: Booser Doppelmaartour (9,1 km) verlengbaar met de themawandeling Stumpfarmweg (15,9 km); Virne-Burgweg (9,9) km verlengbaar met de Wanderather (12 km); Hochbermeler (10 km) verlengbaar met de Monrealer Ridderschlag (13,7 km); Bergheidenweg (10,3 km) verlengbaar met de Wacholderweg (8,8 km).

     

    Info:

    Website www.traumpfade.info met beschrijving van de 26 Traumpfade en een interactieve routeplanner waar de wandelingen te downloaden zijn in GPS-formaat of af te drukken zijn inclusief wandelkaart, reliëf en trajectinformatie

    Rhein-Mosel-Eifel-Touristik (REMET): www.traumpfade.info, tel: +49 261-10 84 19

    Voor de Vordereifel: Touristik-Buro Vordereifel: Kelberger Straße 26, D-56727 Mayen, tourismus@vordereifel.de, www.vordereifel.de, tel: +49 2651-80 90 20

    Logies: Gashof Zur Quelle: Hauptstraße 27, D-56729 Boos-Eifel, info@eifel-gasthaus.de, www.eifel-gasthaus.de, tel: +49 2656-541

    Brochures: Traumpfade-Tourenguide, Traumpfade overzichtskaart

    Kaart: Topografische Freizeitkarte Traumpfade im Rhein-Mosel-Eifel-Land, 1:50000

    18-10-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    21-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Driedaagse op de Eifelsteig in het hart van de Eifel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wandelen tussen Vulkaankegels en koraalriffen

     

    Driedaagse op de Eifelsteig in het hart van de Eifel

     

    Vorig jaar bespraken we het noordelijk deel van de Eifelsteig door het Duits-Belgisch natuurpark tussen Blankenheim en Aachen. De bewegwijzering van de volledige Eifelsteig en dus ook van het zuidelijke deel tot Trier is begin november 2008 afgesloten. Deze langeafstandswandeling telt 15 etappen. De drie etappes tussen Blankenheim en Gerolstein in het hart van de Eifel tussen Ahr en Kyll lopen door een bijzonder geologisch landschap van oude vulkanen en koraalriffen.

     

    Luxeschuilhut

     

    We parkeren onze auto aan het station van Blankenheim-Wald. Met de taxi-bus geraak je in Blankenheim (+49-1804-15 15 15; uur -19 minuten; ½ uur op voorrand reserveren). Vanaf het station heb je ook de mogelijkheid om via een bewegwijzerde aanlooproute de Eifelsteig te bereiken en zo in twee extra uren te voet naar Blankenheim te wandelen. De eerste overnachting op deze etappe naar Mirbach of zoals wij naar Leudersdorf geeft tijdens de late periode op het jaar waarin wij de tocht ondernemen een logiesprobleem. De hoteleigenaar van het Hotel Zum Amtsrichter in Hillesheim verzorgt doch een shuttledienst en na een telefoontje zal hij ons oppikken op ons einddoel en ons de daaropvolgende ochtend terug brengen. In feite is het mogelijk opdeze manier de tocht starten aan het station van Blankenheim-Wald, je laten oppikken en ’s anderendaags afzetten in Mirbach. Je overnacht tweemaal in Hillesheim en wandelt de derde dag naar Gerolstein waar je de trein terug naar Blankenheim-Wald neemt.
    Blankenheim aan de bron van de Ahr ligt ingesloten tussen heuvels en het gaat dan ook dadelijk steil omhoog. We krijgen een mooi zicht op het stadje met het kasteel annex jeugdherberg op de tegenoverliggende helling. Het weer is grijs met motregen en af en toe een plensbui. Met de gevallen herfstbladeren is het uitkijken op de glibberige paden en de natte boomwortels, vooral op enkele steile afdalingen. Na een uur staan we aan een schuilhut. Net op tijd, de hemelsluizen trekken open. In de hut staat een tafeltje bedekt met een groenwit geruit tafelkleedje, erop een kaars, een vaasje gevuld met vetkruid en een logboek. Tegen de wand hangt een WC-rol, hier is aan alles gedacht. Buiten staat een mooie zware houten picknicktafel geflankeerd door twee banken. Geen betere plaats om onze lunch boven te halen. De betekenis van het één meter hoge houten kruis in de grond schuin achter de hut hebben we niet achterhaald. De boswegen verbreden en we bereiken een open vlakte. Op een nog hoger gelegen plateau achter de volgende bosgordel ligt Ripsdorf voor het grijpen, maar wij duiken eerst terug het bos in naar beneden in het valleitje van de Dreisbach. We merken vele bremstruiken op, in het vroege voorjaar ziet het hier vast en zeker mooi geel. Een oud karrenspoor trekt parallel aan een verkeersweg uiteindelijk naar Ripsdorf. Dit is de enige plaats op deze etappe om in te keren. We verlaten het dorp over een veldweg die overgaat in een graspad. Langzaam klimmen we naar de kale heuvel voor ons, de Griesheuel. Voor en achter ons is het genieten van dat typische Eifellandschap met zijn groene graslanden afgewisseld met beboste dalen en vulkaankegels. Langs een sparrenbosrand met rechts van ons kale heuvels vol Wacholdersträuchern zoals ze de jeneverbesstruiken hier noemen dalen we naar het witte bedevaartskerkje St-Agatha. Erachter ligt een op een schans gelijkende met van deze Wacholders begroeide heuvel. In het midden op de heuvelrug trekt een grasstrook die uitgezet is als Calvarieberg een brede gang omhoog naar een Christuskruis aan het uiteinde. De heuvel staat bekend als één van de tien Eifelblikken. Dit is de Eifel op zijn mooiste, een landschap in een schilderachtige herfsttooi. Groene naaldbomen met daartussen goudgeel gekleurde naaldverliezende lorken. Vulkaankegels steken als dikke puisten boven het landschap uit. De meest opvallende is de solitair gelegen Aremberg. Verder herkennen we de Nürburg en de bosrijke bergrug van de Sneeuweifel met de Hohe Acht als hoogste Eifelberg. Naast het oriëntatiebord treffen we een bosmeubel aan in de vorm van een ligstoel. Beneden achter het kruis ligt het dorpje Alendorf. Steil gaat het naar beneden in het Lampertsdal, een langgerekt grasdal met meanderend beekje en beboste hellingen. Nu wandelen we hier haast alleen maar de meimaand lokt duizenden bezoekers naar dit dal vanwege zijn wondermooie wilde orchideeënbloei. Na een tijdje verlaten we de vallei via een al even mooie zijvallei. Aan het einde ligt Mirbach met zijn opvallende kerk. Over vochtig grasland wandelen we naar de bosrand. Een lange brede bosweg van mosselkalk trekt doorheen een gemengd woud. Na een houten brugje over een beekje klimmen we het bos uit. Aan onze voeten ligt Leudersdorf, einddoel van deze etappe.


      


    Waterdruppels

     

    Over graspaden en ook al eens door een donker sparrenbos zonder duidelijk pad gaat het in dalende lijn richting steengroeven in de vallei van het beekje de Ahbach. Een opgedoekte spoorweg kreeg een tweede leven als fietspad, de Kalkeifel-fietsroute. Voorlopig blijven we gespaard van het asfalt op een parallellopende veldweg die plots steil naar beneden de rivieroever opzoekt. Het brugje steken we niet over maar nemen het pad naar een met mos overwoekerd rotsblok. Een beekje stort zich van boven op deze rots. In een reuzengrote natuurlijke waterfontein druipt het water over het groene tapijt naar beneden, de Dreimühlen waterval. Het bebladerd pad vervolgt zijn weg langs de steile oever tot bij de spoorwegbrug waar nu fietsers overheen komen. Tweehonderd meter hier vandaan is het leuk inkeren in de Nohner molen voor koffie en gebak. We volgen nu het asfaltfietspad naar Niederehe en waar deze de spoorweg verlaat, loopt de Eifelsteig als pad doodleuk verder over de spoorbedding. Na een doortocht door het dorp omheen de kloosterkerk zoeken we opnieuw de spoorweg op. Bij een oude stilgelegde steengroeve nemen we een bospad tot op een open heuvelrug. De krachtige wind staat op kop en een heuse regenvlaag tart onze ledematen. Op een rotspunt lopen we langs het graf van de Eifelschilder Frits von Wille. Voor ons op het uiteinde van een rots staat het kasteel van Kerpen. Gelukkig stopt het met regenen want we bestijgen over een graspad in open gebied de Weinberg. Geen druivelaars te bespeuren, de Eifeltsteig trekt hier door een stilgelegde steengroeve met loodrechte rotswanden. We dalen naar het dorpje Berndorf, de woonplaats van misdaadromanschrijver Jacques Berndorf en pseudoniem voor Siggi Bauwmeister. We zitten hier midden in de Krimi-eifel, het centrum van de Duitse misdaadroman. Twee Krimi-wandelingen zijn hier uitgezet langs de misdaadplaatsen uit de romans. Via de kruisweg omheen de weerkerk verlaten we het dorp. Over veld- en graswegen bereiken we een gril- en picknickplaats boven het Eifelstadje Hillesheim. Ook hier speelt de misdaad een grote rol. Een must is het café Sherlock waar je terecht kan voor een authentieke Engelse theetafel. Het café is ingericht in Engelse stijl uit de periode van de grote detectives als Miss Marple, Poirot, Sherlock Holmes himself en nog enkele anderen. Langs het café ligt het Kriminaalhaus. De misdaadauteur Ralf Kramp legde in zijn huis een bibliotheek aan met 26000 misdaadromans, de grootste in zijn soort. Overnachten doen we in het oude ambtsgerecht. De kamers noemen cellen die we betreden via een zware grijze celdeur. In het restaurant versterken muurschilderingen van een raam met tralies en een celdeur met luik het gevangenisgevoel. Een wandkaars geeft perspectief aan de tekening. Om hier lekker te eten moet je gelukkig niets uitgevreten hebben.


      
     

    ‘Eifeelgood’

     

    De middeleeuwse verdedigingsmuur van Hillesheim is een mooi voorbeeld van architecturale krijgskunst. Langs de binnenkant loopt een zestal meter boven de grond en houten lambrisering net onder de kantelen met trappen naar de wachttorens. In een hoge nis staat een kanon. We wandelen enige tijd op een grind- annex fietspad door een schilderachtig dal. Op het einde van de vallei in Bolsdorf ligt een café. In het volgende dorp Dohm steken we de Kill over. Aan de horizon op een heuvelrug in het verlengde van het dal onder dreigende wolken staat het silhouet van een ridderburcht, de Kasselburg. Boven op de Wolfsheuel picknicken we in de achthoekige grillhut. Aan de binnenkant op één van de houten panelen lezen we een leuk bedachte slogan: ‘EIFEELGOOD’. We trekken door een verweerd bosje met oude geknotte beuken. Over veldwegen bereiken we een solitaire langwerpige heuvel. In het bos wandelen we recht op een groot rotsblok toe in de vorm van een altaarsteen. Dan volgen enkele bochten waarbij we via houten trappen langs een grote groep met mos beklede rotsblokken omhoog lopen. We komen hier aan twee ijsgrotten voorbij, de Mühlsteinhöhle en de Drachenhöhle. De ene is afgesloten door een ijzeren hek, maar de andere is over een lengte van 40 m te betreden, jammer genoeg hebben we geen zaklamp bij. We draaien en keren door een idyllisch beukenbos de helling verder omhoog, voorbij aan een lavagroeve tot we bovenop de kale met grassoorten begroeide Rother Kopf staan. Een grasweg loopt vanaf de schuilhut in de lengte over de smalle heuvelrug. Een waar bergpanorama openbaart zich, het uitzicht op de vele heuveltoppen en de aan onze voeten gelegen vallei is gewoon fenomenaal.


      

    Koraalrif

     

    Het gaat nu grotendeels bergaf over veldwegen en graspaden tot we uiteindelijk bij een stuwmeertje over een steil straatje omhoog een vakantiepark bereiken. We wandelen tussen de huisjes door naar een grasveld met daarachter de imposante solitaire rots Auberg die op een kegel hoog boven het ommeland uitsteekt. Het pad trekt over de heuvel langs de steenmassa voorbij. Een paadje brengt ons op een rotsplatform waar we zicht hebben op een lange rotswand, restanten van een miljoenen jaren oud koraalrif. De laatste etappe naar Gerolstein is volgens de wandelgids 20,5 km lang, maar de wandelwegwijzer in Hillesheim gaf slechts 16,5 km aan. De verklaring vinden we aan de hoofdweg bij het mineraalwaterconcern Gerolstein dat het bronwater uit de vallei hier naar boven pompt. Naar het centrum loopt een variante1,3 km langs de straat naar beneden. Terwijl de hoofdroute naar het 30 km verwijderde Daun verwijst. Op de hoofdroute ontbreekt de vermelding dat deze eveneens naar Gerolstein loopt. Het zou zonde zijn de extra afstand van 4 km opzij te laten liggen want dit is een topper van de Eifelsteig. We klimmen door een bos omhoog naar het koraalrif waar we op een smal pad aan de rotsen voorbij trekken om daarna in een grote bocht bovenop de Munterley te geraken. Een stuk van de rots staat los, is door betonnen onderstut en met ijzeren kabels aan de rest bevestigd. Door de late periode op het jaar hangen er nog weinig bladeren op de bomen waardoor we ten volle genieten van deze ruige rotswereld. Het stadscentrum ligt diep beneden ons. We lopen door een beukenbos bovenop de rotsen naar een volgend uitzichtpunt en komen daarna bij een volgende attractieve rotswand, de Buchenlochhöhle. Een houten trap van 13 treden geeft toegang tot een hoger gelegen grote ovaalvormige diepe grot. We verlaten het bos en komen bij de Papankaul, een in het grasland afgetekende naar het centrum aflopende droge vulkaankrater. Een volgend grasland geeft toegang tot een pad dat in serpentines langs nog enkele rotsen en door een bos van hoge beuken tot beneden in de vallei daalt … met zicht op de Löwenburg boven het centrum van Gerolstein. Daarboven zien we pas voor het eerst opnieuw een wegwijzer met vermelding van Gerolstein waar de Eifelsteig dwars doorheen trekt. Vanuit Gerolstein rijdt een rechtstreekse  trein naar Blankenheim-Wald. Wie dat wenst kan de volgende etappe naar Daun lopen en met de bus terugreizen naar Gerolstein.


     

      
     

    Tekst en foto's Guy Raskin

     

    Praktische fiche

     

    SITUERING: De Duitse Eifel

    ROUTE: Eifelsteig van Blankenheim naar Gerolstein

    AFSTAND: 65 km (90 km)

    ETAPPE-INDELING 3 of 4-daagse:

    Blankenheim –Leudersdorf = 25 km

    Leudersdorf – Hillesheim = 20 km

    Hillesheim – Gerolstein = 20 km

    (Gerolstein – Daun = 25 km)

    ETAPPE-INDELING 3-daagse met twee overnachtingen in Hillesheim:

    Blankenheim-Wald – Mirbach = 25,5 km

    Mirbach – Hillesheim = 26,5 km

    Hillesheim – Gerolstein = 20 km

    AARD VAN DE ROUTE: gemakkelijke tot gemiddeld zwaar.

    VERVOER:

    MET DE AUTO: E40 naar Eupen en vervolgens via Monschau en Schleiden naar Blankenheim-Wald

    MET DE TREIN: Brussel/Antwerpen – Luik – Aachen – Keulen - Blankenheim-Wald

    TERUG NAAR VERTREKPUNT: trein Gerolstein naar Blankenheim-Wald (reisduur: 26 minuten); www.vrt-info.de; www.bahn.de

    LOGIES:

    Hotel Zum Amtsrichter, Kölnerstraße 10, D-54576 Hillesheim, tel: +49-6593 98 57 31, www.amtsrichter.de (shuttledienst naar eind-en startpunt)

    Hotel Garni Am Brunnenplatz, Raderstrasse 7, D-54568 Gerolstein, tel:+49-6591 98 08 98, brunnenplatzhotel-molitor@t-online.de, www.brunnenplatzhotel-molitor.de

    Gästehaus Maria Leiff, Schützenstrasse 23, D-54579 Üxheim-Leudersdorf (op 500 m van Eifelsteig) (shuttledienst naar eind-en startpunt), tel.:+49 2696 12 22, maria.leiff@t-online.de, www.eifel-leiff.de

    Jeugdherberg in Blankenheim

    KAARTEN: Eifelsteig von Aachen bis Trier 1:50000, www.lvermgeo.rlp.de

    GIDSEN: Eifelsteig Wanderführer door J.P. Bachem Verlag www.bachem.de

    INTERNET: www.eifelsteig.de

    INFO-ADRESSEN:Eifel Tourismus GmbH, Büro Prüm, Kalvarienbergstraße 1, D-54595 Prüm, tel: +49-6551-96 56 0, info@eifel.info, www.eifel.info

    ARRANGEMENTEN: wandelen zonder bagage op maat: +49-6551-96 56 0; www.eifelsteig.de

    21-09-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    25-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Via Spluga, culturele langeafstandswandeling
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Via Spluga, 2000 jaar oude Alpenoversteek

     

    Over bergpas en door drie kloven van Zwitserland naar Italië

     

    Duizenden Romeinen staken de Splügenpas over. De transitroute bloeit in de middeleeuwen en nadien als belangrijke handelsroute. De bouw van autoroutes, spoorwegen en tunnels betekenen de teloorgang van de klassieke route over de Splügenpas. Een grensoverschrijdend samenwerkingsakkoord tussen Graubünden en de Comunità Montana Valchiavenna verschaft de oude route een nieuwe toekomst als culturele langeafstandswandeling.


     
     

    2000 jaar Via Spluga

     

    De Via Spluga is grensoverschrijdend en loopt van Graubünden in Zwitserland naar Lombardije in Italië. Om preciezer te zijn van Domleschg, de groentetuin van Zwitserland, door dennen- en sparrenbossen in de valleien van de jonge Rijn (Hinterrhein), over de bergweiden op de Splügenpas naar de stuwmeren en de kastanjebossen in de vallei van de Liro. De Via Spluga is als langeafstandswandeling in gebruik sinds de eeuwwisseling. Historisch gezien is deze route natuurlijk veel ouder. Graubunden bezit met de Splügen- en de San Bernardinopas twee bergpassen die al in de Romeinse tijd in gebruik waren. De Splügenpas droeg indertijd de titel ‘Colmen d’Orso’ of ‘Urschler’ wat zoveel betekent als ‘Berenpas’. In de middeleeuwen wonnen beide passen aan betekenis door handel in het Rijnwoud waar kooplui een winstgevend inkomen haalden uit het transitverkeer over de bergpassen. De zogenaamde ‘Säumers’ begeleiden in het begin de kooplieden over de bergen om tegen het einde van de middeleeuwen eigenhandig de koopwaren over de Saumpaden of karrenpaden vervoeren. De uitbouw van de Viamalaweg in 1473 zorgde voor een nog levendiger handel tussen de noordelijke en zuidelijke Alpen en de ‘Säumers’ verenigden zich tot genootschappen. Nieuwe opengestelde passen maakten de uitbouw van de Splügenpas noodzakelijk met een florerende economische bloei vanaf de 18de E. De aanleg van de Alpenstraten in de 19de E veroorzaakten een piek in 1856. De aanleg van nieuwe transitwegen over de Simplon (1806), de Splügen (1822) en de Gotthard (1830), de opening van de spoorlijnen aan de Brenner (1867), de Mont Celis (1872) en de aanleg van de spoortunnel door de Gotthard (1882) betekenen de teloorgang van de oude handelsrouten over de bergpassen.

     

    Travesina Steg en Viamala-kloof

     

    Thusis ligt aan de ingang van de Viamala-kloof, daar waar de nog piepjonge grauwgroen gekleurde Rijn, hier ‘Hinterrhein’ genoemd, de ruige bergwereld verlaat om uit te groeien tot de brede rivier zoals de meeste onder ons hem voor ogen hebben. We reizen aan per trein, stappen het perron op en een lift brengt ons vijf verdiepingen hoger tot in de hoofdstraat waar ons hotel ligt. We wagen ons aan een wandelarrangement met bagagetransport. Vanaf het terras van ons hotel ‘Weiss Kreuz’ kijken we uit op, vanuit ons standpunt gezien, het begin van de enge Viamala-kloof waar de ‘Hinterrhein’, de nog piepjonge heldere grauwgroene Rijn, uit loodrechte rotswanden de brede vallei invloeit. Niet te geloven dat dit dezelfde brede vervuilde rivier richting Noordzee is zoals wij hem vooral kennen. Aan de overzijde van de Rijn ligt het dorpje Silz. Op een vooruitstekende rots daarboven staat de burcht annex jeugdherberg ’Ehrenfels’ en op het dak van de rots staat de middeleeuwse burcht ‘Hohenrätien’. Dit is meteen de start van de Via Spluga over de Traversina-route, de meest spectaculaire van de twee routes die de enge Viamala-kloof binnendringen. De oude oorspronkelijke route loopt lager in de kloof op de andere rotsoever. We steken de Rijn over via een hangbrug en vatten de klim aan naar de beide burchten Vanaf de brede donjon van het ‘Hohenrätien’ boven op de rotspunt kijken we neer op de vlakte van Domleschg. Vanaf de brede donjon kijk je neer op de kapel, woonhuis en enkele kleinere torens. Langzamerhand bouwen de eigenaars eigenhandig de burcht weer op. De route is op meerdere manieren bewegwijzerd en de wandelkaart gebruiken we eigenlijk enkel om onze positie te bepalen. Bij deze markeringen treffen we al eens een oud kinderschoentje of een paar versleten bergschoenen aan. We lopen op een bergpad in een smalle boomgordel tegen de steile rotswand, het razende water honderden meters beneden ons. Aan de andere zijde van de kloof zien we op halve hoogte beneden ons mensen wandelen op de oude handelsweg. Ook zij zijn op weg naar het hart van de Viamala-kloof, daar waar deze het smalst en meest spectaculair is. Maar zij missen de Traversiner Steg, een imposante hangbrug met trappen die een zijkloof overspant. Als we de twee grote metalen steunpalen naderen denk ik onmiddellijk aan één van die oude Tarzan-films of een Konan-film waar tussen die twee staanders een hangbrug tevoorschijn komt over een onmetelijke diepte. Met een spanwijdte van 95 m en een hoogteverschil van 22 m maakt dat we via trappen de houten brug afdalen, een eenmalige ervaring. De dalroute en de Via Traversina treffen even verder op elkaar. 321 trappen brengen ons beneden in de Viamala-kloof bij de rivier. Vanaf een galerij zien we hoe de Rijn hier door enkele meters van elkaar verwijderde 300 m hoge rotswanden snijdt. Boven in de kloof zien we de twee oude Wildener bruggen uit 1729 en 1739 die de gevaarlijke doorgang omgingen. Tegen de rotswand staan Romeinen afgebeeld die verwijzen naar de resten van de veel oudere Romeinse galerijen.

    We zakken terug naar de rivier en in een klein keteldal met grote keien verorberen we ons lunchpakket dat we meekregen in een jutten Via Spluga-tas. Enkele andere wandelaars hebben eveneens deze plek aan de Punt da Suransuns, een hangbrug enkele meters boven het wateroppervlak, uitgekozen als bivak. De eerste twee dagen op deze tocht moet je de motorgeluiden van het door de tunnels, galerijen en over bruggen razende autoverkeer van de autoweg bannen of ermee leren leven. Na Splügen gaat deze verder richting St-Bernardtunnel en zijn we van dat lawaai verlost. We klimmen naar de bosrand en trekken over een weide een groen bergketeldal in. We klimmen naar de bosrand en trekken over een weide een groen bergketeldal in. Langs een steil graspad vanuit het oude bergdorpje Reischen bereiken we Zillis waar we een tentoonstelling aantreffen met uitleg over de Viamala en zijn bruggenbouw. We bekijken ook de beroemde plafondschildering over het leven van Christus in de St-Martinkerk met de voorhanden zijnde vergrotende spiegeltjes. In de berg aan de andere zijde van de vallei ligt het dorpje Donat. Een brede bosweg brengt ons vandaar na een goed uur marcheren in Andeer. De smalle straatjes zijn allen geplaveid. Ons prestigieus hotel Fravi is via een lange gang rechtstreeks verbonden met het mineraal thermenbad waar we met plezier in het 34° warme bubbelende water duiken.


      
     

    Roflakloof en zelfbedieningscafé

     

    Onmiddellijk gaat het steil omhoog langs de steenkapperij van de groene marmergroeve naar een hoger gelegen stuwmeertje met elektriciteitscentrale. Een metalen draaitrap brengt ons boven op de autoweggalerij, de enige mogelijke passage in de smalle door kaarsrechte rotsige bergflanken omgeven vallei. We blijven klimmen en via weeral een smal pad langs de door bomen afgeschermde afgrond bereiken we het gasthuis bij de Rofla-kloof. De oude kamer van Christian Pitschen Melchior en zijn vrouw Maria geven toegang tot de door hem zelf uitgegraven rotsengalerij die zelfs onder de Rijnwaterval doorloopt. We lopen verder door de kloof, tussen de oude weg en de over rotsblokken in watervallen uiteenspattende wild tekeergaande Rijn. We springen over stenen, wandelen over een aan de weg verankerde metalen loopbrug. Een groot witte rotsblok, een enorme ronde kei met een doormeter van enkele tientallen meters, is ooit van de berg gevallen en laat langs een smalle doorgang de rivier aan de hand van een mooie waterval in een grote kom vloeien. Het rotsblok ligt in de zon en blijkt de ideale plek voor onze lunchpauze. Zes Duitsers gevolgd door nog enkele andere voorbijgangers vinden dit blijkbaar een geslaagd initiatief en al gauw zitten we wel met zijn tienen over de gigantische kei verspreid. Er volgen nog enkele van die loopbruggen aan de weg en uiteindelijk steken we via een hangbrug opnieuw de rivier over. De kloof is ten einde en de Rijn loopt hier even in een rustige bredere bedding. We wandelen even langs de weg en klimmen dan naar het militaire fort Crestawald. Een kanon steekt uit een schietgat van de in de rotsen verstoken bunker. Op het pad komen we voorbij zogenaamde ijsgaten, luchtgaten naar grotten waarlangs ijskoude grotlucht ontsnapt. De vallei opent zich en ons grindpad loopt nu langs het meer en de autoweg naar het dorpje Surfers. ‘Gaststätte 300 m’ staat op een bordje vermeld. We treffen een ijskast aan in een half houten vat tegen de muur van een schuur geplaatst. Erlangs staat een oud houten tafeltje met een bankje en twee afgezaagde boomstammen. Tegen de muur hangt een ijzeren kistje met een uitsparing vanboven, erboven staat kassa. Vijf biertjes liggen in de ijskast, jammer voor één van de zes, in de verte aankomende, Duitse vrienden. Moet niet fijn zijn om in je eentje de anderen te zien genieten van dat heerlijke verfrissende gerstenat, dus drink ik er zelf maar eentje! Bij het verlaten van het dorp grappen we nog even met een ludiek aangebrachte tweetalige tekst: “Vorsicht, Hühner on the road”. Na een brede bosweg ligt links in een graanveld een ruïne, ervoor hooit een boerin op traditionele wijze met een brede hooivork. Haar twee honden vinden dit best leuk en springen naar het rondzwierende hooi. Achter het volgende heuveltje openbaart zich een beeld waarvan iedere bergwandelaar droomt. Een groene vallei van prachtige almen met houten hutten, spitse bergen op de achtergrond afstekend tegen een blauwe hemel en in de vallei Splügen met zijn oude stadscentrum. Wij ploffen ons voldaan neer op het verhoogde terras van hotel Bodenhaus dat de volledige lengte van het grote rechthoekige geplaveide marktplein in beslag neemt en kijken naar de dreigende wolkenhemel die plots van achter de bergen tevoorschijn komt.


      

      

    Splügenpas en Cardinellokloof

     

    De lucht is de volgende morgen volledig opgeklaard. Ik ben vroeg wakker en maak nog enkele notities. Vanuit ons raam geniet ik van de zonsopgang, een oranje gloed schuift over de bergflanken. Vandaag geen autogeruis meer. We zeggen de Rijn vaarwel en het gaat eerst over een brede bosweg, daarna over een zompig bospad langs de Hübscherenbach staag omhoog. We blikken terug op de imponerende Teurihorn (2973 m) en de daar achter gelegen Alperschällihorn (3039 m) aan de andere kant van het Rijndal. Na een witmarmeren brug steken we een grasland in. Het pad versmalt, grond en stenen wisselen elkaar af. We wandelen over de oude Romeinse annex middeleeuwse handelsweg. Geregeld lopen we over het originele keien pad, een moment zelfs dwars door een bietenveldje van een kleine boerderij. Door weiden naderen we langzamerhand de verkeersweg, autoluw en vooral door toeristen in gebruik. We zijn inmiddels de boomgrens voorbij en we krijgen de 2115 m hoge Splügenpas in zicht. Deze lijkt zo kortbij, maar we zijn er nog lang niet. Na het kruisen van de weg gaat het zigzaggend in chicanes naar boven. De oude weg is duidelijk herkenbaar in het groene almenlandschap, als keienpad of als graspad ondersteund door muurtjes. Boven op de pas komen we tot rust, ploffen in het gras en bekijken de Italiaanse grenscontroles door de carabinieri. Ha, zie daar, onze zes Duitse vrienden. De Italiaanse zijde van de pas is bezaaid met duizenden grote rotsblokken. Op zeker moment is, haast theatraal, een meters hoog stenen pad aangelegd. We dalen naar Montespluga, een vakantieoord aan het gelijknamige stuwmeer. De pasweg is tegelijkertijd hoofdstraat, eraan liggen enkele hotelletjes en op de terrasjes drinken ze cappuccino’s. Een gletsjerrivier voedt het meer, de ideale plaats om even af te koelen en ons lunchpakket boven te halen. Kinderen lopen door de rivier, Italiaanse families houden een zomerpicknick. Ook wij steken onze verhitte voeten in het ijskoude water, maar na een minuutje voelen zij aan als ijsklompjes. Een met rotsblokken bezaaid pad, een tiental meters boven het blauwgekleurde stuwmeer, brengt ons naar de stuwdam. Daar gapen we verbouwereerd in de diepte van de adembenemende Cardinello-kloof. Links in de loodrechte rotswand draait een stenen pad boven een ijzingwekkende afgrond. De oude stenengalerijen zijn verdwenen, nu rest enkel nog een kaal smal keienpad op de ravijnrand. Minder gevaarlijk dan het lijkt maar bij regenweer is het toch uitkijken op die gladde ronde keien. Via een aarden pad met trappen dalen we tot beneden in de kloof en over een houten brug steken we de rivier de Liro over. Deze zal onze leidraad zijn voor de rest van de tocht, tot in Chiavenna. Bij een waterval treffen we koeien en ezels aan. Ook de vallei kent groot verval. In de diepte liggen de bergdorpjes Rasdeglia en Motaletta en nog een stuk lager het aan een stuwmeer gelegen Isola.

    We logeren in de aloude herberg Locando Cardinello. Martino de eigenaar bezit meerdere oude huizen. In het ene is het café met erboven 10 oude kamers, erlangs een gebouw met twee gerenoveerde kamers. Martino de eigenaar serveert het aperitief in het oude handelsmagazijn alvorens we het al eeuwen oud authentiek grootouderhuis betreden voor een rijkelijk avondeten van lokale lekkernijen. De maaltijd eindigt met streekeigen grappa en andere inheemse likeuren.


     

     

      

      
     

    Bedevaartsroute en kastanjebossen

     

    Na een turbulente avond en nacht met onweer en veel regen staat de volgende ochtend alweer een blakend zonnetje aan de hemel. Vandaag staat met uitzondering van enkele kleine vlaktes enkel dalen op het programma. We wandelen links om het stuwmeer van Isola naar de stuwdam. Even lopen we weer over een smal rotspad met een afgrond, maar ditmaal gaat het snel naar beneden tot op de oever van de Liro. De rivierbedding is bezaaid met rotsblokken. We steken de rivier over en wandelen door massa’s waterplanten, het begin van de vlakte van Campodolcino. Een wegwijzertje bij een klein recreatiecentrum vertelt ons dat het Via Spluga museum 1,1 km van de route verwijderd ligt. Wij verkiezen verder te wandelen over de uitnodigende oeverpromenade aan de hier rechtdoor vloeiende Liro tot de volgende voetgangersbrug en komen zo in een wip in het centrum van Campodolcino. Het museum is gewijd aan de geschiedenis van de Via Spluga aangevuld met schenkingen van drie voorname families. Een mooie collectie foto’s en prenten geeft de handel en wandel op de handelsroute weer. De kelder is omgebouwd tot wegenbouwwerf uit vroegere tijden. De vlakte loopt door tot de volgende stuw op de rivier. De oude route is weer even herkenbaar. Het imposante panorama na de stuw laat ons opnieuw inzien dat we nog een immens eind moeten dalen. Miljoenen krekels hebben zich hier verzameld, het helse geratel van de knarsende poten is oorverdovend. Tussen muurtjes van gestapelde stenen zakken we naar de kleine vlakte van Vho. De huizen liggen er verlaten bij en over de hangbrug staan enkel nog ruïnes tussen eeuwenoude geknotte kastanjebomen. De Liro laat zich hier van zijn mooiste kant bewonderen, het heldere water klotst tussen de vele witte rotsen. We maken een afsteker naar de bedevaartskerk van Gallivaggio op de andere oever die bekent staat als het belangrijkste Maria-bedevaartsoord in Lombardije. Vervolgens lopen we door een waar spookdorp gelegen in een enorm kastanjebos. Over rotspaden en –trappen voorbij aan twee kunstmatige watervallen en na de middeleeuwse stenen boogbrug ‘Ponte della Folla’ bereiken we de bedevaartskerk van San Guglielmo. San Giacomo Philippo is het volgende heiligdom aan de rivier. Op een met ijzerwerk verstevigd straatbalkon krijgen we een eerste zicht op Chiavenna dat helemaal beneden aan de monding van de Liro in de Maira ligt en geeft ons zo een gevoel van: “Het lijkt dichtbij maar is toch nog ó zo ver”. Het uitzicht van de stad veranderde in de loop van de tijd van Romeins, middeleeuws naar mediterraans met smalle steegjes, kapelletjes, fonteinen, terrasrijke openbare pleintjes, verborgen binnenpleintjes en tuintjes waar we oleanders, vijgen en palmbomen aantreffen. De zuidflanken van de steile noordelijke bergen zijn in terrasvorm met wijndruiven beplant. De oude kern bestaat uit vele kleine straatjes en Piazze (pleintjes) met fonteinen. Van west naar oost komen we voorbij aan de sepia gekleurde Santa Maria poort met daarachter de Mariakerk en lopen naar het centrale kruispunt in de oude kern, de Piazza Pestalozzi met in het midden een achthoekige stenen fontein met obelisk. Vervolgens voorbij aan de Piazza Crollalanza, de Piazza Bertacchi met brede doorsteek naar het station, de Piazza Pietro, het Palazzo Salis tot de Piazza Castello met zijn paleis. Even ten zuiden van het paleis in de handwerkerswijk bevindt zich het museum van de Bottonera-molen. Ten noorden de collegiale kerk San Lorenzo met zuilenommegang en alleenstaande toren middenin. Daarachter in de rotswanden van de zuidelijk gelegen bergen de ‘Crotti’, natuurgrotten die staan voor traditie en gelden als trefpunt om lokale culinaire gerechten te serveren. Ons hotel Crimea bezit zo een grot waar we op de kaart een menu met typische gerechten uit Chiavenna aantreffen: kaasbolletjes met Bitto-kaas, pasta met oud deeg, aardappelen en kaas, Panchetta met aardappelkoek en een dessert van plaatselijke lekkernijen. Ik gooi de luiken naar ons balkon open en kijk uit op de San Lorenzo, de wijnbergen en beneden op het terras … onze zes Duitse vrienden. De terugreis ’s anderendaags per bus over de Splügenpas is een verhaal apart. Omhoog over smalle wegen langs ontzettend diepe afgronden met vele tientallen bochten, smalle chicanes waar de bus amper zijn draai krijgt. Bij het stuwmeer van Montespluga barricaderen koeien de weg en de chauffeur stopt in het dorp even voor een laatste Italiaanse koffie vooraleer we de grens oversteken. Onder het wandelen maakten wij ons minder gedachten! Maar blijkbaar is dit alles inbegrepen in de rijschema van de bus want we arriveerden drie minuten te vroeg in Splügen voor de aansluiting naar Thusis.


       

       

    Steekkaart

     

    SITUERING: tussen Thusis (Graubunden) en Chiavenna (Lombardije)

    ROUTE: Via Spluga (68 km)

    BEWEGWIJZERING: Bruine pijlwegwijzertjes ‘Via Spluga’ en okergele pijlwegwijzers waarop groen vignet met groot wit nr. ‘50’ en in het zwart ‘ViaSpluga’ van het Zwitserse wandelnetwerk ‘Wanderland Schweiz’; supplementair wit-rood-witte verfstrepen in Zwitserland en gele verfstrepen in Italië.

    ROUTE: (tijden met inbegrip van rusttijden en bezoeken aan bezienswaardigheden behorende tot het arrangement)

    Etappe 1: Thusis (720 m) – Andeer (978 m) = 6,5 uur (klimmen 760 m – dalen 500 m)

    Etappe 2: Andeer (978 m) – Splügen (1457 m) = 6,5 uur (klimmen 690 m – dalen 190 m)

    Etappe 3: Splügen (1457 m) – Splügenpass (2115 m) – Isola (1273 m)  = 6,5 uur (klimmen 660 m – dalen 840 m)

    Etappe 4: Isola (1273 m) – Chiavenna (333 m) = 6,5 uur (klimmen 100 m – dalen 1040 m)

    VERVOER:

    MET DE AUTO: E25 Luxemburg, Metz, Straßburg, Basel – A3 Zurich – A13 Thusis

    MET DE TREIN: ICE van Brussel/Luik naar Keulen, EC van Keulen naar Chur; regionale trein of snelbus naar Thusis

    TERUGREIS NAAR VERTREKPUNT: met de Postbus naar Splügen en vervolgens nar Thusis; dienstregeling: www.postauto.ch

    LOGIES: Hotel Weiss Kreuz, Neudorfstrasse 50, CH-7430 Thusis, tel: +41 (0)81-650 08 50, info@weisskreuz.ch, www.weisskreuz.ch

    Hotel Fravi, Veia Granda 1, CH-7440 Andeer, tel: +41 (0)81-660 01 01, info@fravi-hotel.ch, www.fravi-hotel.ch

    Locando Cardinello: Loc. Isola Via Baldiscio 2, 23024 Isola - Madesimo (SO), tel/fax: +39 0343-53 058

    Hotel Crimea, Viale Pratogiano 16, 23022 Chiavenna (SO), tel: +39 0343-34 343, info@hotelcrimea.net, www.hotelcrimea.net

    KAART: Wandelkaart 1:55000 Via Spluga Kultur- und Weitwanderweg, Thusis - Chiavenna (€ 8,00), internetkaart: http://map.wanderland.ch

    GIDS: ‘viaSpluga Durch Kulturen wandern’ uitgegeven door Terra Grischuna (€ 19,00)

    INFO: Consorzio Promozione Turistica Valchiavenna, Via Consoli Chiavennaschi 11, IT-23022 Chiavenna (SO), tel: +39 343-37 48 5, consorzioturistico@valchiavenna.com, www.valchiavenna.com

    Viamala Ferien, Bodenplatz , CH-7435 Splügen , tel. +41 (0)81 650 90 30 info@viamalaferien.ch,  www.viamala.ch

    Gästeinformation Thusis, CH-7430 Thusis, tel: +41 81-651 11 34, info@myviamala.ch, www.viamala.ch  

    INTERNET: www.viaspluga.com, www.viamala.ch, www.valchiavenna.com

    ARRANGEMENTEN:

    5-daags arrangement vanaf € 254 (cat. C); € 301 (cat. B); € 348 (cat. A) incl. 5 overnachtingen met ontbijt, 4 x lunchpakket, wandeldocumentatie, inkom Viamala- en Roflaskloof, tentoonstelling Zillis, thermaal bad Andeer (2 uur), ViaSpluga-Museum in Campodolcino, bagagetransport 1 koffer/ persoon max. 15 kg- Viamala Ferien, CH-7435 Splügen, tel: +41 81-650 90 30 info@viamalaferien.ch, www.viamala.ch

    - Consorzio Promozione Turistica Valchiavenna, Via Consoli Chiavennaschi 11, IT-23022 Chiavenna (SO), tel: +39 343-37 48 5, consorzioturistico@valchiavenna.com, www.valchiavenna.com

     6-daags arrangement (6 overnachtingen) van ‘Anders Reizen’ € 395 (= 1 extra overnachting in Chiavenna): In Goethe's voetsporen over de Via Spluga: Anders Reizen / Ikaros cvba, Refugiestraat 15, 3290 Diest – België, info@andersreizen.be, www.andersreizen.be

    25-08-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    26-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eifelsteig
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Duitse “Wandersteig” raakt België

     

    Wandersteig? In de bergwereld staat Steig voor een steile klim langs een bergpad. Duitse wandelregio’s gebruiken de laatste jaren deze term als synoniem voor een kwalitatief hoogstaande hoogtewandeling. Vast iedere heuvelachtige tot bergachtige streek ontwerpt zijn eigen Steig. Een nieuwe telg in de rij is de Eifelsteig die al lang voor zijn realisatie het predicaat premiumwandeling kreeg. Hoge verwachtingen dus in onze achtertuin, wij gingen eens kijken wat er te plukken valt.

     

    De Eifelsteig


    Over 250 km trekt deze een lijn van
    Trier over Manderscheid, Daun, Gerolstein, Hillesheim, Blankenheim, Nettersheim, Gemünd, Einruhr, Monschau en Roetgen tot Aachen-Kornelimünster waarbij deze tussen Roetgen en Monschau over Belgisch grondgebied doorheen een veengebied loopt. Onder het motto “Water en rots” wandel je voorbij aan stuwmeren en bronnen in het natuurpark Eifel en de natuurgebieden Hoge Venen en Vulkaaneifel. Typische Eifeldorpen en burchtstadjes sieren de route. Via de Vulkaaneifel trekt de wandelroute naar het jongste nationale park van Duitsland, het Nationaalpark Eifel. Eifelrivieren, vulkanische steenformaties en weidse panorama’s geven vorm aan de Eifelsteig. Kratermeren, beukenwouden, veengebieden, diep ingesneden rotsvalleien, heide- en jeneverbes landschappen lossen elkaar af. Maar dit is niet alles, in het totaal zijn uiteindelijk 1650 km wandelingen gepland, lussen, afgeleiden, aan- en aflooproutes op die Eifelsteig. De volledige bewegwijzering van het noordelijke deel (Kornelimünster-Blankenheim) is gegarandeerd vanaf voorjaar 2008.

     

    Geologie, fossielen en archeologie


    We starten onze vijfdaagse op de Eifelsteig in het middeleeuwse Blankenheim. We doorkruisen de historische stadskern met in de kelder van één der vakwerkhuizen de bron van de Ahr. Enkele trappen leiden naar het bovenste deel van het oude centrum tot bij de trap met toegang tot de burcht, nu jeugdherberg. Hier staan de oudste en indrukwekkendste vakwerkhuizen van de stad, krom en scheef met ludieke opschriften op de gevels. Een curiositeit is het smalste huis van de stad, slechts 2,01 meter breed. Na de trap lopen we richting noorden een stuk van de “Tiergarten-Wanderweg”. Deze omsluit een in Europa uniek technisch en historisch monument, de middeleeuwse waterleiding, die de burcht van Blankenheim van bronwater voorzag. Tiergarten slaat terug op het wildpark dat de vroegere kasteelheer onderhield binnen de muren van de burcht. We wisselen een tijdje het bos in voor weiden om dan in een herfstgekleurd loofbos af te dalen langs het sterk meanderend beekje, de Stahlbuschseifen. Bij de al even fel kronkelende Haubach loopt een af-/aanlooproute naar het treinstation van Blankenheim Wald. Een graspad brengt ons in het Urftdal, ons leidraad voor het verdere vervolg van deze etappe. Tussen bremstruiken gaat het plots steil naar beneden en via enkele houten brugjes bereiken we de Urft. Het Urftdal enkele kilometers verder naar beneden wandelend, bereiken we Nettersheim. Op het belevenispad maken we kennis met een Romeinse steengroeve, een mijlsteen, een natuurvijver en een kalkoven. Het natuurcentrum annex streekmuseum is kennis maken met thema’s als geologie, fossielen en archeologie. We vervolgen de route in de vallei tot een pijlwegwijzer een trapje omhoog aanwijst dat uitgeeft op een steil omhooglopende natuurweide. Even denken we dat we verkeerd zijn wanneer we over een platgelegde prikkeldraad en door een haag heen moeten. Maar achter de haag, bovenop de hellingflank, loopt een oude stenige veldweg langs de bosrand. Over de weiden links van ons marcheerden vroeger Romeinen over de heirbaan. Een in onbruik geraakt bospad met langgerekte serpentines brengt ons bij de
    Romeinse bron “Grüner Pütz”, aan de Urft. De zuidelijkste bron van de 94,5 km lange waterleiding naar Keulen bestaat uit een tachtig meter lang met stenen platen bedekt opvangkanaaltje. Dit opvangkanaal verzamelt door de heuvelflank sijpelend water dat in een soort vergaarbak stroomt die fungeert als filter en van waaruit de gemetste waterleiding vertrekt. Op de grasvlakte bij de rivier zijn op enkele plaatsen delen van deze Romeinse waterleiding vrijgelegd. Over brede grasvelden in de vallei het Eichtertal nemen we even afscheid van de Urft. Een boomstronk in de bosrand is omgevormd tot tweezit. We blijven boven op het plateau een tijdje langs de bosrand wandelen, over veldwegen en grasvelden. Door een bos klimmen we naar het uitzichtpunt Königsfeld, in het dal liggen zowel het riviertje als het dorp Urft en op de volgende heuvel staan de tweelingtorens symbool voor de Eifelbasiliek Steinfeld. Een afdaling, een modderpad door een beemdje en een Steig tussen beuken en we staan bij de basiliek. Een, letterlijk te interpreteren, aflooproute van twee kilometer brengt ons bij ons wandelhotel in Urft.

     

    Minikraters en uit de kluiten gewassen molshopen


    Een pad langs de muren van het klooster Steinfeld brengt ons boven de vallei van de beek Kuttenbach. We blijven op het pad boven in de bosrand tot we langs een droge slonk recht naar beneden moeten. Even wandelen we in het dal, maar niet voor lang. Een typerend stukje Eifelwandelroute over de waterscheiding is wat volgt. Van weide naar weide lopen we naar de volgende beekvallei, die van de Kallbach. Bij het dorpje Golbach klimmen we naar de bosrand. De Eifelsteig maakt hier gebruik van het “Pingenwanderpfad”. In het bos liggen verspreid langs kleine kraters enkele meters grond opgehoopt, resten van oude Keltische toegangen tot ijzerertsmijnen. In de kraters liepen twee schachten loodrecht naar beneden tot in de ertslaag. Één schacht diende om via een touwladder af te dalen, de andere om de ertsen naar boven te hijsen. Een onheimelijk gevoel stel ik mij voor om tientallen meters diep in een groot hol te staan en afhankelijk te zijn van de aanwezigheid van die touwladder. Door het bos steken we de waterscheiding over tussen Urft en Olef. Op het einde van het Sellbachdal ligt het typerende dorpje Olef aan de gelijknamige rivier. Een straat verbreedt tot een met vakwerkhuizen omgeven driehoekig plein met centraal drie beuken en enkele rustbanken, er middendoor loopt een oud stilgelegd treinspoor opgericht voor het transport van ijzererts. Het ideale decor om ons lunchpakket boven te halen. Achter de kerk steken we via een voetgangersbrug de Olef over en al vlug beklimmen we de in herfstkleuren getooide valleiflank. Een steil pad met serpentines, de kortste weg naar boven, brengt ons op een vooruitstekende rots waar ons een hemels panorama over de vallei van de Urft wacht. We stijgen boven de boomgrens uit, zo lijkt het immers wanneer we boven op de heuvelrug de weiden bereiken. Een smal pad door een in herfsttooi gekleed open majestueus beukenbos, de bodem één goudgeel bladerentapijt, oogt aanzien. Na een lange afdaling wandelen we door de voetgangerszone van Gemünd naar één der Eifelpoorten van het nog jonge nationale park Eifel, hier een informatiegebouw met als thema het woud. Opzet van nationale parken is dat de natuur zijn oergezicht terugkrijgt. Sparren moeten plaats maken voor beuken waarna de natuur zijn gang mag gaan, zoals van oudsher toen Duitsland nog Germanica noemde.

     

    Natuurbeheer versus oorloggeschiedenis


    Via een pad in de bosrand langs de Urft verlaten we Gemünd. Het einde van het stadje staat gelijk met het betreden van het nationale park “Eifel”. Na een bosweg in een hellingbos steken we een veenriviertje over om via een nieuw met boomschort bedekt pad de steile helling te beklimmen naar de militaire gebouwen van het voormalige kamp Vogelsang. We laten ze even links liggen en trekken er aan voorbij. De route van vandaag noemt ook Wildnis-Trail en heeft zijn naam niet gestolen, twee herten springen uit het struikgewas en schieten voor ons door om even plots weer te verdwijnen. Op een strategische plaats met uitzicht op het weidse hoogveen- en graslandschap is een picknicktafel neergezet. Bij een volgende richtingaanwijzer gaan we uiteindelijk richting burcht Adlerhof, het hoofdgebouw van het kamp met zijn adelaarstoren. In 1933 startte de bouw van dit opleidingskamp en vanaf 1941 was het complex in gebruik als Adolf-Hitler-scholen, opleidingsscholen voor de Hitlerjugend tot vorming van een Arisch ras. De Amerikaanse bezetting in 1945 maakte hier een eind aan. In 1946 namen de Britten over en in 1950 de Belgen. Vanaf 1955 is het kamp een NATO-oefenplaats onder Belgische Soevereiniteit. Op 8 december 2005 geeft België het grondgebied terug over aan Duitsland dat het op 1 januari 2006 openstelt als forum met uiteenlopende thema’s: het Nationaalparkcentrum over de natuur, de Eifel-Iconen over de regionale geschiedenis en de NS-documentatie over de opvoeding en indoctrinatie in de Nationaal Socialistische staat. Vogelsang heerst bovenop een heuvelrug die steil afloopt naar het stuwmeer de Urftsee. Vanaf het grote balkon achteraan de burcht kijken we neer op de terrassen met de symmetrisch tegen de helling geplaatste barakken. Doe jij je de moeite om naar beneden te lopen dan ontdek je onder de bodem van één der terrassen, het nog originele met mozaïeksteentjes gedecoreerde zwembad. Via een karrenweg dalen we in een volgend valleitje, waar we langs de andere kant weer uitkruipen naar wat eens heette het dorpje Wollseifen te zijn. Het op het oefenterrein gelegen dorpje is naast het oude leegstaande kerkje recentere betonblokhuizen rijk die in gebruik waren om dorpszuiveringen te oefenen. Enkele picknicktafels en een infobord manen wandelaars aan even halt te houden in dit spookdorp. We lopen nu richting Urftstuwdam over de grote hoogvlakte Kellenberg, een grasvlakte met veel bremstruiken en enkele perceeltjes jonge beukaanplantingen. Het karrenspoor begint te dalen richting bosgordel en gaat over in een pad. In een chicane boven het meer staan we op een kale rots boven de stuwdam. Beneden aangekomen leidt een pad door een poortje naar de 90 m hoge, tussen twee steile valleiwanden geklemde, dam die de overgang vormt van Urftsee naar Obersee. De drie rotspunten in de Urftsee naast de dam maken deel uit van een steile heuvelrug die boven het meer uitsteekt. Uiteindelijk bereiken we de meeroever, aan de overkant in het water steekt een bunker net boven de waterrand uit. Het oeverpad langs de Obersee leidt naar een smal schiereiland. Wij ploffen ons neer op de rustbank, halen onze termos thee boven en genieten van de weidse meerblik. We lopen een baai in en verliezen even het meer uit het oog. De weg loopt over een grasvlakte en op het einde daarvan wandelen we langs een slagboom, einde van het ex-militaire terrein. Terug bij het meer maken we plots een haakse bocht en een fikse klim brengt ons boven het dorpje Einruhr bij het begin van de Obersee. Eindelijk, de afdaling naar het dorp gebeurt over graspaden tussen weiden, een aangename afsluiter van deze etappe na een dag stappen op eerder bredere karren- en boswegen. Weggestoken achter het infokantoor lessen we onze dorst aan een bron, de Heilsteinquelle, met drinkbaar licht koolzuurhoudend water. Overnachten doen we in Erkensruhr, 2,7 km verder in een idyllisch zijvalleitje. We klimmen via een rotspad de helling omhoog naar een Eifelblik 
    op de Obersee en Einruhr. Een aftakking op de Eifelsteig gaat hier naar Erkensruhr.


    De wildromantische valleien van Rur en Perlenbach


    Vandaag wandelen we voor een groot deel in het Rurdal. We keren terug naar de Eifelblik op de Obersee en Einruhr, waar we gisteren de hoofdroute verlieten. De wandeling van vandaag voldoet aan de verwachtingen van een Steig, We ruilen het karrenspoor in voor een bospad in de steile valleiflank, gevolgd door een grasweg tussen weiden. Daarna zakken we tot aan de rivier en even later lopen we terug op hoogte aan enkele rotsen voorbij. Loofwoud en sparrenbossen wisselen elkaar af. De route verandert constant van decor. Na het oversteken van de Riffelsbach gaat het door een holle weg, die na de hevige regenval van de laatste dagen meer op een beek lijkt, bergaf naar Hammer. Wij wandelen het dorp binnen via een brug over de Rur. Deze maakt hier, net voorbij het dorpje, een grote meander rond een vooruitstekende rots. De wildstromende rivier klotst met enorm geraas tegen de loodrechte rotswand die het water in een grote meander stuwt. Hammer is een toeristendorpje met inkeermogelijkheden en enkele campings aan het water. Wij trekken rond het dorp heen en gaan een confrontatie aan met de zwaarste klim op onze vijfdaagse, 800 m naar boven kruipen aan een stijgingspercentage van 39 %. Doel is het Weißes Kreuz, een groot wit bergkruis op een vooruitstekende rots hoog boven de vallei. In de schuilhut bij het kruis komen we even op adem om daarna de al even helse afdaling aan te vatten. We zakken niet tot bij de rivier maar tot halverwege waar een rotsig pad via de Stoltzenley en de Uhusley, twee rotspartijen die ons heerlijke panorama’s op de Rur aanbieden. In Widdau steken we de rivier opnieuw over. Bospaden leiden naar een smal pad op de oever van de hier door een engte stromende Rur. Daarna gaan we weer hoger in de vallei wandelen om langs een steile rotsige afdaling bij een houten wandelbrug over de Rur met schuilhut uit te komen. Het wandelpad op de rechteroever leidt rechtstreeks naar Monschau, maar de Eifelsteig kiest voor het zijriviertje dat ontspringt in het op de waterscheiding van Rur en Perlenbach gelegen Höfen. Een natuurleerpad brengt ons bij een zaagmolen annex woudmuseum. In de weiden op het plateau lopen vele pony’s. Het is kersttijd en voor de kerk van Höfen staat een landschapskerststal gevuld met opgezette inheemse dieren waaronder vossen, hoenders, een buizerd en nog enkele andere vogels. In de oude melkerij is nu een Nationalpark-Tor ingericht met betrekking op de ontwikkeling van het nationale park Eifel. Achter het gebouw wandelen we over een pad letterlijk door een Eifelpoort, opgebouwd uit drie lange boomstammen, waaraan een bengelende plank met opschrift “Zum Nationalpark” ons verwelkomt. Steil dalend komen we bij het stuwmeer van de Perlenbach. De rivier ontleent zijn naam aan de plaatselijke riviermosselen die bij wijle parels aanmaakten. Op een rots boven het meer staat een robuust Eifelmeubel bestaande uit een zware beuken tafel met zitbanken, tijd voor een theepauze onder een winterzonnetje dat net genoeg kracht bezit om doorheen de mistvelden te dringen. De oude watermolen op de plek Perlenau die vroeger diende om blauw kleurig Amerikaans hout te malen tot verfstof voor textiel is nu een hotel met inkeermogelijkheid. Het volgende traject door een beschermde bos in een noordoost gerichte steile heuvelflank vond ik persoonlijk het meest de naam Steig waardig. Een bergpad loopt langs en tussen met mos beklede rotsen. De vegetatie bestaat uit zomerlinde, els, bergahorn en zeldzame rotsplantjes. Het pad maakt deel uit van de Jahrhundertweg, een wandelpad opgericht ter ere van het 100-jarige jubileum van de Monschauer Eifelwandelvereniging. Letterlijke hoogtepunten zijn de panoramarotsen Engelsley en Teufelsley. Ley staat voor leisteenrots. We merken wit-rode verfstreepjes op onze route en vermoeden dat deze behoren tot de GR15, de vroegere GR AE. Voor ons in de vallei ligt het geklasseerde Eifelstadje Monschau met op de andere bergflank de burcht. We klimmen nog eens het dal uit voor enkele uitzichtpunten waaronder een Eifelblik op het stadje. Via trappensteegjes bereiken we de weverwijk met zijn typische huisjes uit de tijd dat Monschau als weversstad furore maakte.

     

    De venen, een landschap uit de ijstijd


    Via trappen en steegjes, voorbij aan de burcht, verlaten we Monschau. Het beekje de Kleinen Laufenbach trekt een groene lijn de steile heuvel hoog naar het gehucht Mützenich. Een smal pad springt via brugjes van oever naar oever. Daarna klimmen we verder over een weide en langs een bosrand tot bij een houten uitkijktoren aan de rand van het Brackvenn op de Duits-Belgische grens. De Hoge Venen zijn een hoogmoeras met relicten uit de ijstijd. Even verder staan we bij Kaiser-Karls-Bettstatt. Keizer Karel de Grote zou tijdens een jachtpartij bij deze twee grote kwartsrotsen, waarvan eentje op een enorm bed lijkt, overnacht hebben. Nu volgt de Eifelsteig een loodrecht deels geasfalteerd tracé van de oude pelgrimweg tussen Aken en Trier. Wij zijn niet zo te vinden voor deze lange rechte weg en kiezen bij de Stelinghut het asfaltwegje naar rechts om even verder een knuppelpadvariante door het Imgenbroicher Venn te volgen waardoor we het stuk asfalt van de pelgrimsweg mijden. Over een kilometerlange brede grasweg bereiken we opnieuw de pelgrimsweg. De rechte bosweg eindigt uiteindelijk bij de plek Reinartzhof. Nu staat hier een mooie schuilhut, maar vroeger stonden hier drie hoven waar een eremiet door oorkonde verplicht was de passeerbaarheid van de brug over de Weser voor de pelgrims te verzekeren. De Eifelsteig vervolgt zijn weg over Roetgen naar Kornelimünster waar je per bus naar Aken kan. Vanaf de schuilhut Reinartzhof kan je eventueel door het Kutenharter Venn de GR 15/GR AE opzoeken en zo naar Eupen trekken om de terugreis per trein vanuit België aan te vatten.

     

    Praktisch

    ROUTE: Eifelsteig

    ETAPPE-INDELING

    Etappe 1: Blankenheim – Steinfeld (Urft) = 22,5 (24,5) km

    Etappe 2: Steinfeld (Urft) – Gemünd = 17,5 (19,5) km

    Etappe 3: Gemünd – Einruhr = 21 km (Erkensruhr + 2,7 km)

    Etappe 4: Einruhr – Monschau = 24,5 km (vanuit Erkensruhr + 1,3 km)

    Etappe 5: Monschau – Reinartzhof (11,5 km) – Roetgen = 17 km / Reinartzhof – Eupen = 16,5 km

    Etappe 6: Roetgen – Kornelimünster = 14 km

    SITUERING: Tussen Trier en Kornelimünster (Aken)

    BEWEGWIJZERING: Metalen pijlwegwijzers met blauwe punt en logo van Eifelsteig

    BEREIKBAARHEID:

    MET DE AUTO: E40 Luik-Verviers, E25 richting Trier afrit Gerolstein/Prüm, B51 tot Blankenheim

    MET DE TREIN: Brussel/Antwerpen – Luik – Eupen (Monschau 20 km) of  Brussel/Antwerpen – Luik – Aken (Kornelimünster 15 km) – Keulen;  station in Blankenheim-Wald op de lijn Keulen-Trier; www.bahn.de

    LOGIES:

    Hotel-Restaurant Urfter Hof-Weckmann: Urfttalstraße 30, D-53925 Urft, tel: +49 2441 4259, urfter-hof-weckmann@t-online.de,  www.urfter-hof-weckmann.de

    Hotel Friedrichs: Alte Bahnhofstraße 16,  D-53937 Gemünd, tel: +49 2444 95 09 50, mail@hotel-friedrichs.de,  www.hotel-friedrichs.de

    Hotel Eifelgold Rooding: Erkensruhr 108, D-52152 Erkensruhr, tel: +49 2485 95 55 70, info@eifelgold-rooding.dewww.eifelgold-rooding.de 

    Jeugdherbergen: voor deel 1 in Blankenheim, Gemünd, Monschau (2) en Aken; www.djh.de

    GIDSEN, KAARTEN, BROCHURES EN INFO-ADRESSEN:

    Wanderführer eifelsteig von Aachen bis Trier weg der vielvalt, deel 1: Aachen – Blankenheim

    Eifelverein e.V., Stürtzstrasse 2-6, D-52349 Düren, tel: +49 2421 1 31 21, post@eifelverein.de,  www.eifelverein.de

    INFO: Eifel Tourismus GmbH, Büro Prüm, Kalvarienbergstraße 1, D-54595 Prüm, Duitsland, tel: +49 2253 92 22 15, fax: +49 2253 92 22 23, info@eifel.info, www.eifel.info


    Foto's: http://foto.telenet.be/1784614181

    26-07-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    05-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zuid-Tirol, hooggebergtewandelingen tussen Alpen en Dolomieten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Alpine tochten op de Pfunderer Höhenweg en zijn toegangsroutes

     

    Zillertaler, Stubaier en Ötztaler Alpen in het noorden, Dolomieten in het zuiden, Daartussen ligt een eenzaam en onbekend hooggebergte, vrij van grootschalige menselijke inmenging. Centraal hierin liggen de Pfunderer bergen. De van west naar oost georiënteerde hooggebergtewandeling kreeg dan ook de naam Pfunderer Höhenweg. De in alle eenzaamheid op grote hoogte uitgezette wandelweg staat voor het echte avontuur. De zuidelijke steil aflopende zonnebergflanken in het Pustertal bezitten talloze toegangswegen tot die hoogtewandeling. Het Pustertal is dan ook de ideale toegangspoort voor wandelaars en/of families die het risico van een meerdaagse alpine tocht schuwen. Wij onderzochten enkele mogelijkheden.

     

    De Pfunderer Höhenweg

     

    Ten zuiden van de Alpenhoofdkam net over de Oostenrijks-Italiaanse grens in Zuid-Tirol ligt een nog praktisch onaangeroerd berglandschap. In deze bergen is de Pfunderer Höhenweg uitgezet. Op de 72 km lange route kan de trekker slechts in vier berghutten met verzorging terecht. Voor de rest moet deze het doen met zelfverzorgingshutten, bivakken of noodhutten. Door de lengte van de wandelweg die continue boven de 2000 m loopt, was bij het uitzetten van de route, het gebruik van bestaande wandelwegen niet altijd mogelijk. De Pfunderer Höhenweg trekt op bepaalde plaatsen over wegenloze groene almen en over stenige rotskammen. Een rode cirkel met witte kern en stenenmannen, waar passerende wandelaars telkens een nieuwe steen op de al gestapelde steenhoop leggen, verzorgen de bewegwijzering en oriëntering in het niet altijd even overzichtelijk landschap. Een trektocht op deze hoogteroute met een aaneenschakeling van fabuleuze panorama’s op de Italiaanse en Oostenrijkse bergwereld is niet weggelegd voor beginners, vereist een grondige voorbereiding en degelijke uitrusting: regen- en koudebeschermde kledij, rugzak, bergwandelschoen, wandelkaart, kompas, zaklamp, noodrantsoen. Daarbij hoort enige bergervaring, trapzekerheid en zeker geen hoogtevrees. Bij noodweer moet je rekenen op meerdere uren afdalen naar de bewoonde wereld. Onder goede weersomstandigheden zijn goede stappers in de mogelijkheid de route in vier of vijf wandeldagen af te leggen met gebruik van de uitgebate berghutten. Drie zeer lange stapdagen zijn bestemd voor de extremisten, minder ervaren wandelaars trekken best zes dagen uit voor deze toer, telkens gebruikmakend van zowel uitgebate als zelfverzorgingshutten.

    Vanuit Wiesen bij Sterzing trek je over beboste lorkenflanken en almen naar een bergkamroute, waarbij je de Sengesspitze (2268 m) overschrijdt om dan af te dalen naar de Simile-Mahd-Alm (2011 m). Één der hoogtepunten op de Pfunderer Höhenweg is de Wilder See (2532 m) en de overgang over de bergpas Rautaljoch (2808 m) vanwaar je de hoogste bergtop, de piramideachtige Wilden Kreuzspitze (3132 m), kan bestijgen. Na het Rautaljoch zak je naar de Pfannealm, een alm omgeven door een bergcircus met op het einde de Brixner Hütte (2282 m).

    Vervolgens verloopt het parcours door het meest eenzame gedeelte van de eigenlijke Pfunderer bergen. Je wandelt van bergkam naar bergkam en na vijf uur bereik je een bivak voor acht personen aan de Weißstein (2150 m). Nu volgt de Gaisscharte (2700 m) waar de uiterst steile 40 m hoge afdaling door een kabel gezekerd is. In de zuidelijke flank wandel je hoog boven de Eisbruggsee richting Eisbruggjochhütte. De hut is uitgangspunt voor enkele beklimmingen van drieduizenden: de Hoher Weißzint (3371 m), de Niederer Weißzint (3264 m) en de Hochfeiler (3510 m).

    Opnieuw wandel je van de ene bergkam naar de andere met als hoogste overschrijding de Hochsägescharte (2642 m). De Tiefrastenhütte ligt in de volgende bergketel.

    Het laatste stuk van de route ligt bovenop de westoost georiënteerde bergkam tussen het Pustertal en het Mühlwaldertal. In het noorden reikt de blik tot de hoofdkam der Zillertaler Alpen in het zuidoosten naar Kronplatz, het mondaine skicentrum van Zuid-Tirol. Hohen Spitze (2403 m), Zwölferspitze (2351 m), Putzenhöhe 2387 m), Grünseespitze (2438 m), Bärentalerspitze (2450 m), Plattner Spitze (2439 m) en Westlichen Bruggerspitze (2428 m) volgen elkaar in ijltempo op. Geen spek voor hoogtevreesleiders waar je op de toppen enkele keren over en tussen rotsblokken moet kruipen tot bij het bergkruis. Nu neem je de zuidelijk georiënteerde kam richting Sambock (2396 m). Deze noordzijde is voor de ware durvers, over een smalle rotsige richel bereik je de bergtop. Over brede bergrug daalt het nu naar de Platte (2175 m) om dan steil naar beneden te schieten richting boomgrens. Een steil bospad met vele rolkeien en boomwortels eindigt bij het Gasthof Kofler (1487 m) waar zich een bushalte bevindt. Wandelweg 17 leidt verder steil dalwaarts naar Pfalzen waar om het uur een bus naar het station van Bruneck rijdt.

     

    Hoogtevalleien en Gletsjers

     

    Het is niet onze gewoonte om hotels aan te bevelen als uitgangspunt voor het maken van wandelingen, maar de Alpen-adria-Ferienhotels Rogen en Tanzer in het Pustertal zijn twee gastvrije (wandel)hotels met een super prijs/kwaliteit verhouding die bovendien over een transferbusje beschikken met afhaaldienst van en naar het station, maar dat ook kan dienen om wandelgasten te transfereren naar het startpunt van hun geplande wandeltocht of achteraf af te halen.

    Midden oktober, een zuivere helblauwe lucht en het uitblijven van sneeuw in de bergen is voor ons het teken om een wandeling te maken naar de bergpas Rauchtaljoch, met 2808 m de grootste hoogte op de Pfunderer Höhenweg. Daarvoor laten we ons door het transferbusje van Hotel Rogen afzetten op de parking op de Fane Alm (1739  m). Deze ligt hoog boven Vals, het laatste dorpje aan de Valserbach. We wandelen via een houten brug over het bergriviertje naar een wit kapelletje en een tiental hutten. Sommige zijn ingericht als Jausenstations waar vlaggenstokken met wapperende roodwitte vlaggen aangeven dat de hutten voor gasten geopend zijn. Ons klikje bestaat uit vier personen, Bernhard, Sonja, ikzelf en Oswald, met 73 jaar de ouderdomsdeken onder ons. Hij kent deze bergen als geen ander, maar gaat niet op weg zonder een espresso in dezer oude hutten. Kennen doet hij iedereen, het Tirools  (Oostenrijks) dialect is even wennen. Wij zijn niet de enigen die op deze heerlijke najaarsdag onze bergwandelschoenen hebben aangetrokken. Verspreid trekken kleine groepjes de berg hoog. Wandelweg 17 wint snel hoogte, eerst over de alm, vervolgens over het Platten, een plat, om uiteindelijk een klamm, een rotsige leisteenkloof, in te trekken. In groot verval stort de Valserbach zich naar beneden om uiteindelijk in een brede waterval neer te ploffen. Waar de kloof opnieuw verbreedt (1972 m) kiezen we voor wandelweg 18 die een karrenweg links omhoog volgt naar de Labesebenalm (2136 m). Over een grasspoor op de groene alm winnen we snel hoogte. We kruisen een beek met heerlijk zacht drinkbaar water die van de bergflank naar beneden stort. In serpentines komen we hoog boven de beek terecht. Niet echt nodig, maar voor onzekere wandelaars is de passage over de smalle richel beveiligd met een kabel. De beek volgend krijgen we toegang tot de Wilder See (2532 m). We gaan rechts omhoog en komen op een uitloper van een heuvelrug hoog boven het bergmeer terecht. Aan de overzijde boven de andere oever tekent een dunne streep in de bergflank van de Sengesspitze (2268 m) het smalle pad af waarover de Pfunderer Höhenweg zijn weg zoekt. Beide paden komen samen op het Rauhtaljoch (2808 m), het bergzadel tussen de Wilder See en de Pfannealm. Daar vandaan hebben wij zicht op de Zillertaler gletsjerbergen Hochferner, Hochfeiler en Hoher Weisszint. In het midden van deze bergpas ligt een groot kubusachtige rotsblok. Bernhard en Oswald toveren worst, gerookte hesp, spek, kaas, wijn en schnaps uit hun rugzakken te voorschijn en spreiden alles over het rotsblok uit. Iedere wandelaar die het joch bereikt krijgt van Oswald een hartelijk onthaal inclusief borrel. Vanaf de bergpas kan je in twee uur heen en weer naar de Wilde Kreuzspitze (3132 m). De afdaling naar de Pfannealm is steil en loopt om te beginnen omheen een gletsjer. Een bord waarschuwt voor spleten, maar sporen in de hard bevroren verse sneeuw vertellen ons dat de gemakkelijkere afdaling over het ijs vandaag mogelijk is. In serpentines verder de rotswand afdalend bereiken we uiteindelijk de alm die door een bergcircus omsloten is. De opvallend bleker uitziende bergtop is de Sandjoch. De alm heeft de vorm van een pan, de steel vormt de versmalling richting Valserbach. Op het uiteinde van de alm staat de Brixner Hütte. Uren vertoeven we op het zonrijke zuidelijk georiënteerde terras met zicht op een tiental achter elkaar liggende bergkammen in het verlengde van het diepe dal van de Valserbach. Binnen speelt een accordeon. Wijn, bier en grappa zorgen voor stemming, zang en dans. De zon zakt al achter de bergen wanneer we de gemakkelijke afdaling aanvatten door de kloof van de Valserbach. Een uurtje later staan we bij het oude dorp op de Fane Alm … drie vlaggen zijn gehesen.

     

    Goudgele lorken en almen in het Gitschberg-Jochtal

     

    We stappen ons hotel buiten, achter het kerkje Spinges (1100 m) rijst een enorme bult ter hemel, de op een helm gelijkende Gitschberg (2510 m). Links daarvan de kleine Gitsch met een naar ons toe aflopende bergrug richting Meransen, het dorp op de tegenoverliggende hoogvlakte boven het Valsertal. Wandeling nr. 7 daalt in een half uur naar het stadje Mülbach bij de samenvloeiing van Puster en Valserbach in het Pustertal. Met de zeilbaan kan je dan naar Meranzen en van daaruit naar het bergstation (2059 m) op de Gitschberg. Over de top via wandelweg 12, vervolgens via 12A over de Kleine Gitsch en over de heuvelrug keer je terug naar Meransen en Mülbach of door het Valsertal te kruisen terug naar Spinges. Wegens tijdgebrek houd ik deze wandeling tegoed voor een volgende keer, want terugkomen is een vereiste.

    Vandaag staat in het hotel een begeleide wandeltocht op het programma, maar wij willen op de Stonamandl en vertrekken vooruit. Aan het kerkje van Spinges treffen we op wandelroute nr. 9. Tegen de steile weiden klauteren wij omhoog naar de parking Wetterkreuz bij de bosrand van een groot lorkenwoud. Lorken zijn naaldverliezende dennenbomen die in de herfst goudgeel kleuren. Een tijdje volgt het parcours een bosweg, maar plots steken wij het bos in en via een ruig bospad bereiken we de prachtige Hinterleitner Alm (1790 m) met grazende bellende koeien en hutten. We volgen bij een splitsing de wandeling richting Stronamandl. Over veenachtig grasland beklimmen we de berg en komen opnieuw bij een alm. Bij de hut is een verfrissende bron die via een boomstam overloopt in een houten watertrog, eraan hangt een grote metalen beker. De vegetatie verandert naar wij hoger komen, veengrond en grassen maken plaats voor bergheide – en bloemen. De afgeronde top van de Stonamandl (2118 m) ligt net boven de boomgrens, erop staat een groot houten kruis gestut door kabels. Je ziet duidelijk dat dit in de winter een skigebied is, met twee kabelbanen vanuit Vals geraak je boven. Vanaf de top hebben we zicht op de met sneeuw bedekte Ötztaleralpen. Over de kabelbaan heen zien we de Wilden Kreuzspitze, de Gaisjochspitze en de Wurmaulspitze, de bergstreek waar we gisteren wandelden. Trouwens, de wandeling 9 vanuit Spinges loopt noordwaarts naar de Fane Alm en bereik je in circa vijf uur, neem je daarbij het rondje over de Stronamandl erbij reken dan een uurtje extra. Tot de Brixner Hütte ben je dan in het totaal een zes- tot zevental uren onderweg. Wij keren ons terug zuidwaarts naar een open plek aan de bergrand. Midden op de Jöchelboden staat een bank met een houten beeldstok met daarop St.-Hubertus, de beschermheilige van de jacht. Over een niet zo brede beboste kam en via een smalle richel langs een rots, waar het even opletten is, bestijgen we het uitzichtpunt Altes Karl (2030 m). We halen de groep hotelgasten in die met Oswald onderweg zijn. Net op tijd, een rotsblok krijgt opnieuw een tafelkleed en spek, kaas, worst, brood, wijn en schnaps komen weer boven water. Een smal pad loopt tussen lorken naar beneden tot bij de Villa Defregger (1784 m). De kunstenaar trok zich hier met zijn familie terug en bouwde nog twee hutten voor zijn zonen. Over markeerde wegen kunnen we terug naar Spinges, maar Oswald leidt ons over oude stroperspaden naar de eigen familiehut Walser Kaser. Opnieuw krijgen we lekkere streekeigen producten voorgeschoteld en Oswald geeft een demonstratie met de grote zweep. Over almen en weiden dalen we naar Spinges, voorbij aan één der zeven geschutbunkers die tijdens de tweede wereldoorlog de valleien bewaakten.

     

    Balanceren tussen hemel en aarde

     

    We verhuizen naar Issing (987 m) om een wandeling te maken op het laatste stuk van de Pfunderer Höhenweg. Een indrukwekkende wandeling op de bergkam tussen de valleien Pustertal en Mühlwaldertal. Het transferbusje van het Genießerhotel Tanzer zet ons af op de Perchneralm (1828 m). Ben je met de auto dan kan je deze achterlaten op de parking in Platten (1581 m) en dan via wandeling 19, de te volgen route tot op de Bärentalerspitze (2450 m), naar de de Perchneralm. Over de Pfaffensteig, Panoramasteig en Kirchsteig kan je eventueel te voet heen en weer tussen Issing en Platten. De totale beklimming naar de Bärentalerspitze bedraagt dan wel 1463 m en de steile flank kruipt serieus in de benen. Een mooi bospad brengt ons op de Bärentaler Alm. Bij de eerste van de twee hutten ontspringt een bron. Bij een noodhutje op de boomgrens hebben we een prachtig dieptezicht op de achter ons gelaten bossen, almen en het Pustertal. De Bärentalerspitze steeds voor ons in zicht wandelen we over een stenig berglandschap dat in het voorjaar één bloementapijt heet te zijn. Nu bloeit enkel nog de bergheide en hier en daar treffen we een verdroogde edelweiss aan. Om de spits te bereiken moeten we over enkele rotsen springen en omhoog klauteren. Meteen het hoogste punt van deze bergkam waar we over de noordelijke rand in het Mühlwaldertal kijken. Nu volgt een echte kamwandeling van bergkruis naar bergkruis. Via de Plattner Spitze (2439 m) bereiken we de Westlichen Bruggerspitze (2428 m). In het verlengde ligt de Windeck (2411 m), maar wij volgen hier de kam die zich naar het zuiden afscheid. Wie het parcours over de kam met enige argwaan tegemoet kijkt, vermijdt best de smalle ijzingwekkende rotsige op een reusachtige hanenkam lijkende noordkam naar de top van de Sambock (2396 m) en kiest voor de afdaling langs wandelroute 68 die achter de bergrug in de vallei naar beneden loopt. Wie helemaal niet van een kamwandeling houdt kan vanuit Platten over wandeling 67 naar boven komen om bij de Plattner See rechts de ietwat hoger gelegen pas tussen Sambock en Westlichen Bruggerspitze over te steken en via wandeling 68 terug af te dalen. Je wandelt zo in feite volledig rond de Sambock in een variërend berglandschap zonder angstaanjagend dieptezicht. Eenmaal bij het bergkruis van de Sambock wandelen we over de brede bergrug naar het Wetterkreuz der Platte (2175 m), een bergplateau met een imponerend uitzicht op het skigebied Kronplatz en het Pustertal met de steden Bruneck en Pfalzen. Wandelroute 66 schiet nu over de Geigeralm (1962 m) de berg af. Na een zompige weide met stapstenen bereiken we het woud. Ben je rond de Sambock gewandeld, kom je hier van links. Over oneindig lange steile paden met boomwortels, rotsblokken en rolkeien bereiken we aan de onderste bosrand het Gasthof Kofler (1487 m), gelijk ook het einde van de Pfunderer Höhenweg. Het Gasthof heeft een zonneterras met zicht op het Pustertal en Bruneck, voor het huis is een bushalte. Via wandelroute 18 gaat het naar Platten, maar wij wandelen over wandeling 17, de Panoramasteig en uiteindelijk de Pfaffensteig terug naar Issing.

     



    Praktische fiche

     

    SITUERING: tussen Brenner, Brixen en Bruneck

    ROUTE: Pfunderer Höhenweg (72 km) en aanlooproutes

    BEWEGWIJZERING:Pfunderer Höhenweg = rode cirkel met witte punt; andere wandelwegen = rood-wit-rood met nummer

    ROUTE:

    Wandeling 1(Spinges): Vals/Fane Alm (1739 m) – wandelweg 17, 18 – Wilder See (2532 m = 2,5 uur)– wandelweg 18 – Rauhtaljoch (2808 m = ½ uur) – (heen en terug op de Wilde Kreuzspitze 3132 m = 2 uur) – Pfunderer Höhenweg – Brixner Hütte (2282 m = 1 uur) – wandelweg 17 – Fane Alm (1739 m = 1 uur)

    Wandeling 2 (Spinges): Spinges (1100 m) – wandelweg 9 – Parking Wetterkreuz (1200 m = ¾ uur) – wandelweg – 9, 1B, 1A – Stonamandl (2118 m = 3 uur) – wandelweg1A – Altes Karl (2038 m = ½ uur) – wandelweg1A, 1, 5A – Walser Kaser (1600 m = 1 uur) – wandelweg5A, 5B, 7 – Spinges (1100 m = ¾ uur)

    Wandeling 3 (Issing): Perchneralm (1828 m) - wandelweg 19 – Bärentalerspitze (2450 m = 2 uur)  – Pfunderer Höhenweg – Sambock (2396 m = 2,5 uur) – wandelweg 66 – Gasthaus Kofler (1487 m = 1 uur/bushalte)

    Aanlooproute naar Platten vanuit Issing (983 m): Pfaffensteig – Panoramasteig (rode bol) – Kirchsteig (wegwijzer Platten) = 1½ uur

    Aanlooproute vanaf Platten (1581 m) naar Perchneralm (1828 m): wandelweg 19 = 1 uur

    Aflooproute naar Platten (1581 m) vanaf Sambock (2396 m) = 1 uur

    Aflooproute naar Platten (1581 m) vanaf Gasthof Kofler (1487 m): wandelweg 18 = ¾ uur

    De Pfunderer Höhenweg: Wiesen (952 m) – Simile-Mahd-Alm-Hütte (2011 m = 5,5 uur) – Brixner Hütte (2282 m = 4 uur) –  Eisbruggjochhütte (2545 m = 9 uur) – Tiefrastenhütte (2312 m = 6,5 uur) – Gasthof Kofler (1487 m = 6 uur)

    Aanlooproute vanuit Spinges: Spinges (1100m) – wandelweg 9 – Fane Alm (1739 m = 5 à 6 uur) – wandelweg 17 – Brixner Hütte (1,5 uur)

    Aflooproute naar Issing: Gasthof Kofler (1487 m) – wandelweg 17 – Panoramasteig (rode bol) – Pfaffensteig – Issing (983 m = 1,5 uur)

    VERVOER:

    MET DE AUTO: München – Innsbruck – Brennerpas – Mühlbach-Spinges / Pfalzen-Issing

    MET DE TREIN: slechts 2 x overstappen vanuit Brussel of Luik; ICE naar Keulen of Frankfurt en vervolgens naar München, met EC tot Fortezza/Franzensfeste (afhaalservice hotels); voor de Pfunderer Höhenweg tot Brenner en dan naar Sterzing = ½ uur wandelen naar Wiesen

    LOGIES:

    Wandelhotels met transferservice en wandelarrangementen

    Hotel Rogen ***: Spinges 54, I-39037 Mühlbach/Spinges, Italië, tel: 0039-(0)472 84 94 78, info@hotel-rogen.it, www.hotel-rogen.it (1 x per week, begeleide aangepaste versie op wandeling 2 - over stroperspaden met picknick en inkeren in eigen almhut Walser Kaser)

    Geniesserhotel Tanzer***: Dorfstraße 1, I-39030 Pfalzen/Issing, Italië, tel: 0039-(0)474 565366 info@tanzer.it, www.tanzer.it

    Hutten:

    Simile-Mahd-Alm-Hütte: eind juni – eind september, tel: 0039-(0)472 64 71 62

    Brixner Hütte: tel: eind mei – ½ oktober, tel: 0039-(0)472 54 71 31

    Eisbruggjochhütte: ½ juni – eind september, tel: 0039-(0)472 54 92 36 / 86 90 13

    Tiefrastenhütte: ½ mei tot eind oktober: tel: 0039-(0)472 54 91 52

    KAARTEN EN GIDSEN:

    Tabacco nr. 037 Hochfeiler/ Pfunderer Berge en Mapgraphik nr. 33 Pfunderer Berge 1:25000

    Tabacco nr. 11 Sterzing/Wipptal en nr. 9 Brixen/ Pfunderer Berge 1:50000

    Freytag Berndt WKS 4 Sterzing/Jaufenpass/Brixen 1:50000

    Kompass nr. 44 Sterzing en nr. 56 Brixen 1:50000

    WANDELROUTEPLANNER (Zuid-Tirol): www.wandern.it

    INFO: Bernhard H. Höfling, Im Josefsheim, I-39030 Antholz/Mittertal, tel: 0039-(0)474 49 24 22, GSM: 0039-335 648 59 33, info@alpenadria.it, www.alpenadria.it

    INTERNET: www.alpenadria.it

    ARRANGEMENTEN: www.alpenadria.it, www.tanzer.it, www.hotel-rogen.it

    05-06-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    04-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Urwaldsteig-Edersee en Kellerwaldsteig
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wandelen in Buchonia, het rijk der beuken.

    Ten tijde van de Romeinen was Duitsland voor driekwart bedekt met loofwouden met als overheersende boomsoort de beuk. De Duitse kwaliteitswandelwegen Urwaldsteig-Edersee en Kellerwaldsteig laten je kennis maken met het natuur- en nationale park Kellerwald-Edersee, één der grootste overgebleven beukenwouden in Hessen.


    Het nationale park Kellerwald-Edersee

    Midden in Duitsland, aan de Edersee, ligt qua grootte en authenticiteit een uniek beukenwoud. Het ca. 5724 ha grote nationale park Kellerwald-Edersee ligt in een oud middelgebergte en telt een vijfhonderdtal bergen of heuvels. Op de arme grond van de steile leisteenflanken rond de Edersee ontwikkelt zich een voor Europa uniek loofwoud van zeer oude dwergloofbomen met bizarre boomstructuren. Doelstelling van een nationaal park is dat minimaal 75 % van het woudgebied onaangeroerd blijft. In het nationale park Kellerwald-Edersee bedraagt de menselijke inmenging zelfs minder dan 5 %. Onder het motto de natuur zijn gang laten gaan, blijven gevelde bomen liggen. Hierop krijgen zeldzame insectensoorten, waaronder vele soorten kevers, de kans zicht te ontwikkelen. Inheems wild als everzwijn, hert, ree, zevenslaper, hermelijn, das, boommarter, vos zijn bewoners van het woud. Onder de 35 bedreigde vogelsoorten vind je havik, buizerd, oehoe en zwarte ooievaar alsook 15 van de 24 in Duitsland voorkomende vleermuizen. Andere bewoners zijn vuursalamanders, spechten, hertenkever, … Een onderzoek loopt naar de mogelijke terugkeer naar de wouden van de uiterst schuwe wildkat. In 1934 is de Noord-Amerikaanse wasbeer in de bossen uitgezet. Door het uitblijven van natuurlijke vijanden breidt het woongebied van deze lefgozer zich intussen uit tot aan de stadsrand van Kassel. Op nachtelijke strooptochten schuwt hij de civilisatie niet en richt een ware ravage aan in woongebieden op zoek naar eten.

    Wandelen in ongerept oerwoud is niet zonder risico. Gevelde bomen hangen in andere bomen. Door rotting na verloop van tijd of bij een windvlaag bestaat een acuut gevaar voor vallende bomen. Het is dan ook raadzaam op de door de “Rangers” gevrijwaarde bewegwijzerde paden te blijven om dit risico te minimaliseren.


    Urwaldsteig-Edersee versus Kellerwaldsteig

    De 68 km lange Urwaldsteig-Edersee is een unieke wandelroute over veelal natuurpaden door een zeer gevarieerd landschap rondom het stuwmeer “Edersee”. Een totaal aan 3813 hoogtemeters vertelt ons dat de route zich afspeelt op de hoogtes en laagtes van de steile bergflanken die uit het meer oprijzen. Op die hoogtes geniet je van de talrijke panorama’s over het meer of wandel je op een smalle bergrichel voorbij aan knoestige eiken en beuken die in hun groei geremd zijn door de arme leisteenbodem en hierdoor bizarre vormen aannemen. De Urwaldsteig is in drie tot zes dagen te wandelen. Een driedaagse vanuit Waldeck, Waldhotel Wiesemann bij de aanlegsteiger of vanuit Nieder-Werbe Hotel-Restaurant Werbetal, is combineerbaar met het schip. Beide hotels verzorgen eveneens personentransport zowel op de Urwald- als de Kellerwaldsteig. Voor de trekkers, van slaapplaats naar slaapplaats, is een degelijke planning te overwegen omdat aan de zuidoever van het meer, uitgezonderd kampeerders, de overnachtingsmogelijkheden eerder beperkt zijn. Wij trekken met bagagetransport van het Flairhotel in Nieder-Werbe naar een gastenkamer in Harzhausen en een vakantiewoning nabij de stuwdam in Edersee. Alle overnachtingsmogelijkheden die het certificaat “Wanderbares Deutschland” dragen en een arrangement Urwaldsteig aanbieden nemen overnachtingen aan voor één nacht en verzorgen of organiseren bagage- en personentransport.

    De Kellerwaldsteig is 153 km lang en loopt ten noorden van de Edersee vaak parallel met de Urwaldsteig-Edersee. Waar deze laatste iedere landtong meeneemt, schiet de Kellerwaldsteig over de heuvels heen. Hij is zodoende ideaal te combineren met de Urwaldsteig-Edersee om een route te verlengen of in te korten. Op de uiteinden van het meer maakt de Kellerwaldsteig een grote lus naar het zuiden. Ook op deze route zijn fascinerende landschappen te bewonderen, maar daar waar de Urwaldsteig na iedere bocht varieert, zijn hier de specifieke natuurgebieden verbonden door bredere bos- en landwegen.


    Knorrige eiken en hemelsbreedte

    We starten onze driedaagse op de Urwaldsteig-Edersee in Nieder-Werbe. De eerste etappe is gelijk de langste en bedraagt 31 km. Een bosweg langs de zomerrodelbaan brengt ons op een hoogte. Het pad daalt en een pijlwegwijzer wijst ons de weg naar de “Knorreichenstieg”, een pad langs een steile leisteenbergflank waar knorrige eiken zich trachten te handhaven. Het hout van deze macabere vaak uitgeholde bomen met verwrongen wortels is zo hard dat, voordat de bomen bescherming genoten, de houthakkers na verwoede pogingen het hakken voor gezien hielden. Een pad beveiligd door een kabel in de bergflank van de Lindenberg brengt je op het puntje van de smalle landtong met rustbank en infotafel. Een rotsig pad loopt over de bergkam terug landinwaarts, met het vervolg van de “Knorreichenstieg”. Zo bereiken we het boven een inham gelegen Asel. We volgen de “Nelkenstieg”, deel van de Kellerwaldsteig, naar de hoger gelegen dorpskern. Midden op een kruispunt staat een oude linde, erachter ligt het gasthuis “Sauer” waar wij een maaltijd nemen. Tot onze verbazing zijn soep en dessert in de prijs inbegrepen. De volgende grote landtong snijden we af door de Kellerwaldsteig over de berg heen te volgen naar Herzhausen. De route loopt over een kleurrijk klinkerpad op de oever van het meer achter de huizen door ... voorbij aan een laatste terrasje. We wandelen enkele kilometers de vallei van de Eder in, langzaam omhoog doorheen een toegangspoort van het nationale park Kellerwald-Edersee. Het landschap verandert onmiddellijk. In grote bochten, constant en gematigd klimmend, kruisen we over een breed graspad enkele beekvalleitjes. De “Loreley van de Eder”, een vooruitstekende hoge rots, gunt ons een spectaculair uitzicht op de Eder. Een windvlaagje ligt aan de oorzaak van een oorverdovend gekraak. Een in januari door de orkaan “Kyrill” gevelde reus, op enkele meters van ons vandaan, zakt door een boom waarop deze leunde. We verlaten de vallei en trekken dieper het bos in. Even later staan we op de heuvelkam met de ludieke naam “Himmelsbreite”. Door de toegangspoort van het park bereiken we na twee kilometer afdaling het dorpje Harzhausen waar we overnachten in het boerenpension “Büchsenschutz”.


    Buchonia, een beukenwoud dat nooit verveelt

    Vanaf de “Himmelsbreite” loopt een mooi pad in de bergflank op de zuidoever van het meer naar Asel-Süd. Plots klimmen we via een rotachtig pad naar een poortje, een infobord waarschuwt voor vallende bomen over een lengte van 800 m en we denken dadelijk terug aan gisteren. In vele serpentines bereiken we de meeroever die we een tijdje volgen. Via de smalle beekvallei van de “Wieslohgraben” komen we op een vochtig plateau met beemdvegetatie. Om een hap te eten zijn we verplicht af te dalen naar Bringhausen, een gehucht uitgegroeid tot camping- en vakantiehuisjesoord. Het eethuis “Endstation” ligt op het einde van de camping aan het meer, aan de steiger waar de veerboten aanleggen. Vanaf het kerkje loopt een aanlooproute bergop voorbij aan de “Fünfseenblick”, maar wij kunnen maar vier blauwe plekken in het landschap ontdekken. Na een toegangspoortje maakt een graspad hoog in de bergflank van een diep valleitje verbinding met het hoofdpad, eveneens op hoogte boven de beek “Keßbach”. De “Sauermilchplatz” is een kruispunt van boswegen met schuilhut en picknicktafel. Onder een Lindeboom gedenkt een grafsteen de oude hoofdboswachter “Carl Kruhoffer”. In een holle weg klimmen we doorheen het grote open beukenwoud, daarna baant het pad zich een weg door een haag van jonge beuken. “Buchonia” doet zijn naam eer aan, twee uur klimmen we sinds onze middagpauze door een beukenwoud dat om de haverklap verandert van decor, naar de hoogspaarbekkens van de elektriciteitsmaatschappij die ook de turbines beneden aan de stuwdam beheert. Plots gaat het pijlsnel naar beneden, van boom naar boom. Bij regenweer een hachelijke klus. Een pad kronkelt langs de bergflank terug naar boven, voorbij een open plek met vele reusachtige lindebomen. Even verder is een gevelde boomstam bewerkt tot rustbank met een prachtig panorama op de heuvels achter het stuwmeer. Nu gaat het in dalende lijn met vele serpentines naar de Affolderner See, een kleiner stuwmeer in het verlengde van de Edersee. De Kellerwaldsteig komt hier met onze route samen en een variante hierop loopt over Hemfurth naar Edersee aan de stuwdam, waar we overnachten.


    Panorama’s en oerwoudpad

    zomer 2007 is niet van de droogste. De rivieren en beken zijn goed gevuld. Meer dan 900 natuurlijke bronnen telt het nationale park Kellerwald-Edersee. Samen met de Eder vullen deze het stuwmeer en het is 51 jaar geleden dat het stuwmeer nog eens overliep in de zomermaand augustus. Drie dagen stort de enorme watermassa in een brede waterval naar beneden. Op een heuveltop waakt de burcht Waldeck over het stuwmeer. We wandelen over de stuwdam en klimmen via de aanlooproute naar het uitzichtpunt boven de vallei. Van hierboven is het pas echt genieten van de kunstmatige waterval. Een bospad leidt ons naar een volgend panorama. De “Kanzel” biedt een heerlijk zicht op het stuwmeer, de burcht en het stadje Waldeck. Het meer is een paradijs voor zeilers. Aan de steigers in de jachthavens liggen ontelbare zeiljachten. Een oerwoudpad in de ware zin van het woord gaat steil naar beneden langs een omgevallen boomreus doorheen kreupelhout. Gevolgd door een passage over een houten loopbrugje tegen een loodrechte valleiwand geplaatst. Nu gaat het steil bergop in de steile heuvelflank, voorbij aan enkele knoestige eiken naar Waldeck. In het stadje leidt het pad steeds hoger, langs de middeleeuwse buitenmuur tot bij een rustbank op het uiteinde van een rots. Een wegwijzer geeft de kilometerafstanden naar Sidney, Tokio, Singapur, New York… zelfs naar de Noord- en de zuidpool. Voor ons het kasteel waar wij, na een maaltijd op een panoramaterras, langzij naar beneden wandelen. Na enkele bredere boswegen dalen we via een smal pad in het Bärental. Een houten brug brengt ons naar de overkant. Niet veel later een splitsing met naar boven een afgeleide route over de “Mühlecke”, een steile leisteenhelling met eeuwenoude knorrige eiken, en de “Hengstwiese”, een zompige weide. Het hoofdpad loopt onder de “Mühlecke” door in de steile leisteenflank en daalt naar Nieder-Werbe.


    Vuursalamanders en kunst in het woud

    In Hemfurth/Edersee stoot de Urwaldsteig terug op de Kellerwaldsteig en kan je in een etappe van 23 km over Kleinern naar Reinhardshausen dat door een kuurpark verbonden is met Bad Wildungen. Wij slaan deze etappe over en starten in Reinhardshausen voor een tweedaagse op de Kellerwaldsteig. Een aanlooproute leidt naar de bossen en even later stoten we op twee bronhuizen. Het water van de Stahlquelle en even verder dat van de Talquelle zijn ijzer- en zwavelhoudend. Het heeft dan ook een apart smaakje. De bron is het begin van het bergriviertje de Talgraben dat in een smalle diepe door de heuvels trekt. Via een houten brugje komen we in een nog smaller zijvalleitje met groot verval. Het rotsrijke Sondertal is de leefruimte van de vuursalamander. Het pad klimt door een groene gordel naar boven onder het helse lawaai van talrijke bruisende watervallen. Vanaf Oderhausen gaat het over een asfaltstraatje bergop terug naar de bossen, over de waterscheiding in de vallei van de Urff. We volgen het riviertje stroomafwaarts naar Bergfreiheit. Infopanelen geven uitleg over fauna, flora en een steengroeve. Levensgrote krijten beelden van sneeuwwitje en de zeven dwergen verwelkomen ons in Bergfreiheit. Hier zijn twee eethuizen waarvan één in de watermolen van een stenenslijperij. Een pad brengt ons uit het dal op bredere boswegen en op één van de kruispunten met de naam Hermanns Eck staat een troon gemaakt uit berkenstammen. De bodem wordt zanderig en de vegetatie verandert. Het bos bestaat nu uit beuken, berken en dennen, ertussen groeien grassoorten en heide. Steil gaat het naar beneden in de vallei van de Wälzebach. We lopen door een weide en steken de B485, een verkeersweg, over. Op de volgende heuvel komen we kunstwerken tegen, verspreid in het bos. We verlaten de brede grindweg voor een ruig veenachtig pad met hoge varens. Één van die kunstwerken is een 3 meter hoge grote houten letter “R”, met luiken waarin door vocht aangetaste boeken steken. Even verder staat een op een zetel gelijkend groot rotsblok met daarachter een horizontaal geplaatste boomstam. Mensen zetten zich op de “Sorgenstuhl” en laten hun op briefjes geschreven zorgen achter onder stenen op de boomstam. Aan de bosrand liggen de Hoogwald Klinieken van Bad Zwesten. Door het kuurpark bereiken we het centrum.


    Hoog, hoger, hoogst

    De volgende ochtend wandelen we over de velden naar Oberurff-Schiffelborn met in onze rug het silhouet van Bad Zwesten. De Kellerwaldsteig gaat linksaf een graspad naar beneden. Maar wij lopen de klinkerweg verder naar boven, naar de toren van de ruïne Löwenstein voor een verreikend uitzicht. Op het terrein kan je iets drinken in een “Jausenstation”. Na een valleitje waar we rond een vijver draaien beginnen we aan de klim naar de Wüstengarten. De eerste vier kilometer overwinnen we daarbij over brede boswegen 350 hoogtemeter. Op de heuveltop “Hunsrück” loopt een pad over de heuvelkam naar de “Wüstengarden”, met 675 m het hoogste punt in het Kellerwald. De kam deed vroeger dienst als grens want om de haverklap kom je oude grensstenen tegen. Op de top staat een 26 m hoge houten uitzichttoren. De beklimming ervan is bekijvend en dat is niets voor de bek van Sonja die zich op een rustbank legt te zonnen. Zo een houten constructie is uiterst windgevoelig en een licht briesje maakt de toren al aan het wankelen en de adrenaline in je lichaam stijgen. Op het uitzichtplatform krijg ik een spetterende beloning, een 360° panorama zo ver als de horizon reikt. De Wüstengarten is een geliefd wandeldoel, dat merken we als nog enkele andere wandelaars uit verschillende richtingen toestromen. We dalen over een graspad tussen hopen stenen, resten van een Germaanse ringwal, verder over de kam. Een hoopje rotsen met een groot uitstekend blok noemt “Muizenval”. Even verder loopt een paadje naar rechts, naar een volgende rotsformatie. Enkele rotsstenen naar boven klauterend staan we bij een bergkruis op een uitstekende rots hoog boven de vallei, de Exhelmererstein. Aan het kruis hangt een metalen kastje met daarin een logboek. Een bredere bosweg loopt nu alsmaar naar beneden tot aan de bosrand. Deze volgen we een tijdje en dalen dan naar het dorpje Densberg in de vallei van de Gilsa, onze eindbestemming. Vanuit Densberg rijdt enkele keren per dag een bus naar Bad Zwesten. Een andere terugkeermogelijkheid biedt zich aan in Jesberg. Daarvoor volg je 3 km de Kellerwaldsteig tot aan de Helenenbron in de buurt van de kop van de Hundskopf. Een aflooproute van 4 km loopt op de kam naar een recreatiegebiedje met camping in Jesberg. Het centrum ligt 1 km verder en biedt meerdere busverbindingen naar Bad Zwesten.


    Dwars door het nationale park over de Quernstweg

    Een mooie halve dagwandeling om kennis te maken met het leven in de het nationale park Kellerwald-Edersee is de Quernstweg die van zuid naar noord het woud kruist. De eigenaar van het Waldhotel Wiesemann zet ons af bij de Kellerwaldklok aan de bosrand ten noorden van Frankenau. Dit bezoekerscentrum informeert op interactieve wijze over de fauna en flora in het nationale park. Onder begeleiding van twee “Rangers” wandelen we over het woudhistorisch leerpad omhoog naar een grasvlakte met daarop de Quernstkerk die volledig opgebouwd is uit materialen uit het woud. Een oriëntatietafel geeft uitleg over de heuvels aan de horizon. Onderweg verhalen infoborden, reproducties van een kolenmeier, een wolfskuil en andere attributen de geschiedenis van het woud. We blijven langzaam klimmen naar het “Frankenauer Tor”, een kruispunt van boswegen bij de Ahornkopf. Erachter ligt de Traddelkopf, met 626 m de hoogste berg in het nationale park. Aan het volgende kruispunt, de Elisabether Platz, staat de “Bathildshütte”, een oud jachthuis van de Waldecker vorsten. De Quernstweg loopt verder rechtdoor over de kam maar wij volgen links de bosweg in het parallelliggende “Bänfetal”. Door de vallei die dient als rustplaats voor de wouddieren loopt bewust geen bewegwijzerde wandeling. We ontdekken sporen van herten en wroetplaatsen van everzwijnen. De maggie-achtige kruidengeur vertelt ons dat de everzwijnen in de buurt zijn. Bij de monding van de Bänfe-beek in de Edersee steken we de berg over naar Bringhausen. Het schip vaart ons over naar Waldeck Strandbad.


    Foto's: http://foto.telenet.be/9715244201

    Praktische fiche

    SITUERING: 50 km ten westen van Kassel

    BEWEGWIJZERING: Urwaldsteig-Edersee = blauwe bol met “U/E” erin; variante of aan- en aflooproute = blauwe bol

    Kellerwaldsteig: witte gekrulde “K” op rode achtergrond, variante = witte gekrulde “K” op groene achtergrond, aan- en aflooproute = gele gekrulde “K” op zwarte achtergrond

    ROUTE:

    Trekking zoals wij het deden:

    Etappe Urwaldsteig-Edersee 2: Nieder-Werbe – Harzhausen = 31 km; 8:30 uur

    Etappe Urwaldsteig-Edersee 3: Harzhausen – Edersee/Hemfurth = 26 km 7:30 uur

    Etappe Urwaldsteig-Edersee 1: Edersee/Hemfurth – Nieder-Werbe = 15 km; 4 uur

    Etappe door nationale park Kellerwald-Edersee: Frankenau – Grindhausen = 13 km; 3:30 uur

    Etappe Kellerwaldsteig 1: Edersee/Hemfurth – Reichenau/Bad Willingen = 24 km; 7 uur of 29 km; 8:15 uur

    Etappe Kellerwaldsteig 2: Reichenau/Bad Willingen – Bad Zwesten = 24 km; 7 uur

    Etappe Kellerwaldsteig 3: Bad Zwesten – Densberg/Jensberg = 19 km; 5:30 uur of 24 km; 7 uur

    VERVOER:

    MET DE AUTO: A7 afrit Homberg/Efze

    MET DE TREIN: ICE naar Frankfurt en Kassel Wilhemshöhe, met bus naar Bad Wildungen, Edertal-Hemfurth en Waldeck

    LOGIES:

    Waldhotel Wiesemann, Oberer Seeweg 1-2, D-34513 Waldeck, tel: +49 5623-53 48, www.waldhotel-wiesemann.de, waldhotel-wiesemann@t-online.de 

    Krüger Holidays, Hagebuttenweg 2, D-34549 Edertal,  tel: +49 5623-20 19, www.krueger-holidays.de, gast@krueger-holidays.de 

    Hotel-Restaurant Werbetal, Uferstraße 28, D-34513 Waldeck-Niederwerbe, tel: +49 5634-97 96 0, www.hotel-werbetal.de, werbetal@aol.com 

    Bauernhofpension Büchsenschütz, Seestraße 24, D-34516 Vöhl-Harbshausen, tel: +49 5635-28 6, www.edersee-bauernhof.de, info@edersee-bauernhof.de 

    Hotel-Restaurant Schwanenteich, Hauptstraße 4, D-34537 Bad Wildungen-Reinhardshausen, tel: +49 5621-78 60, www.hotel-schwanenteich.com, hotel-schwanenteich@t-online.de 

    Landhotel Kern, Brunnenstraße 10, D-34596 Bad Zwesten, tel: +49 5626-99 70, www.landhotel-kern.de, hotelkern@aol.com 

    BROCHURE:

    KAARTEN EN GIDSEN: Rad- und Wanderkarte Kellerwald-Edersee 1:35000; Outdoor-gidsje Kellerwaldsteig www.conrad-stein-verlag.de; wandelgids Urwaldsteig-Edersee Wanderführer

    INFO: Touristik Service Waldeck-Ederbergland GmbH, Südring 2, D-34497 Korbach, tel: +49 5631-95 43 62, info@waldecker-land.de, www.waldecker-land.de

    INTERNET: www.urwaldsteig-edersee.de, www.naturpark-kellerwald-edersee.de

    ARRANGEMENTEN: 

    Waldhotel Wiesemann: Wandelen op de Kellerwald- en Urwaldsteig: 2 nachten = € 160; 3 nachten = € 240; 5 nachten = € 375; 7 nachten = € 460; inclusief ontbijt, lunchpakket, 3-gangen menu, transfer naar startpunt en afhaling eindpunt, wandelkaart, zwembad, één rug en nek massage, …

    Hotel-Restaurant Werbetal: 3 dagen wandelen op de Urwaldsteig: 3 nachten in HP incl. toegang saunalandschap vanaf € 175; arrangementen voor Kellerwaldsteig op aanvraag

    Landhotel Kern: Wandelen in het natuur- en nationale park Kellerwald-Edersee: 3 N of 6 N in VP (= lus 99 km in 5 etappes op Kellerwaldsteig ten zuiden van Edersee); prijs afhankelijk van aantal deelnemers, transfer niet inclusief = € 39 of € 66



    04-05-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    02-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandelen in de Karawanken
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bodental en Bärental, toegangswegen naar de Hochstuhl

    De Hochstuhl-groep is de belangrijkste toeristische berggroep in de Westketen van de 120 km lange bergketen der Karawanken die de grens vormt tussen Oostenrijk en Italië/Slovenië. Ze bezit met de Hochstuhl (2237 m, in het Sloveens: Stol) en de Vertacha 2181 m de hoogste bergen der Karawanken. Het ruwe en wild in de hoogte schietende kalkgebergte staat garant voor attractieve bergtochten.

    Sprookjesvalleien tussen giganten

    Oostenrijk telt tien langeafstandspaden, genummerd van 01 tot 10. De Karawankenwanderweg 603 behoort tot de Südalpenweg 03 en is 260 km lang inclusief enkele kleine varianten. Het pad begint in Lavamünd aan de Sloveense grens en is van west naar oost in elf etappes te bewandelen, einde aan de Italiaanse grens. Aan Sloveense kant van de Hochstuhl passeert de transversale Alpenweg "Via Alpina", een 800 km lange wandelroute tussen Maribor en Koper nabij Triest. Buiten deze grote routes tref je ook nog genummerde nationale wandelpaden aan en in het Bodental rijgen genummerde kortere wandelpaden de mooiste plekjes aan elkaar. Het Hochstuhl-gebied strekt zich uit van de Bärensattel (1681 m) tot de Loiblpaß (1365 m) en wordt in tegenstelling tot de rest van de Karawankenkam in het zuiden en noorden geflankeerd door parallellopende bergketens. In het noorden is dit deze van de Sinaghergupf - Singerberg en in het zuiden op Sloveense zijde de Begunscica. De bergwereld van de Hochstuhl is een paradijs voor wandelaars en bergbeklimmers. Het wilde hooggebergtekarakter der kalkalpen komt hier volledig tot zijn recht. De hoofdketen telt elf toppen boven de 2000 m en bezit zeven berghutten waarvan zes op Sloveense bodem en één op Oostenrijkse.
    Het Draudal tussen Rosegg in het westen en Gallizien in het oosten noemt het "Rosental". Dit ligt geklemd tussen de noordwand der ruwe Karawanken en de zachte heuvelrug van de Sattnitz-keten. Op het Obere Rosental komen twee valleien uit het zuiden toe: het Bärental en het Bodental. Twee romantische wilde valleien die de noordelijke keten doorklieven richting Hochstuhl. Het zicht aan de voet van de bergketen is er eentje van vlak achter elkaar geplaatste steile pieken. Beklemmend, op elkaar plakkend, uit het niets haast 2000 m recht omhoog rijzend ... moeten we daar naar boven?

    Tscheppakloof, Märchenwiese en Ogrisalm

    Deze kloof in het Loibldal is een kaskraker. Net buiten het dorpje Unterloibl is de ingang. De wandelweg nr. 653 door deze kloof maakt deel uit van de Hemma-pelgrimsroute die vanuit Sveta Ana (Slovenië) via de Loiblpas (grensovergang) Karintië binnentrekt met als einddoel de basiliek in Gurk. Zevenentwintig jaar terug bewandelde ik als tiener de eerste maal dit natuurfenomeen. Over smalle houten balustraden verankerd op duizelingwekkende hoogte tegen de loodrechte rotswand, via een ijzeren ladder en een niet ongevaarlijke passage over in de rots uitgehouwen trapgaten en enkel een staalkabel als steun geraakte je aan het einde. Nu is de kloof nog steeds indrukwekkend, maar de avontuurlijke passages waar de adrenaline zweetdruppels op het voorhoofd tevoorschijn toverde zijn niet meer. De kloof is naar massatoerismenormen toegankelijk gemaakt voor groot en klein. De vervaarlijke doorgangen zijn extraveilig gemaakt. De open ijzeren ladder van rots naar rots met beangstigend dieptezicht tussen de sproten op het vijftig meter dieper kolkende water is nog, maar waar eens de staptrapjes waren staat nu een indrukwekkende toren. De oude brug bij de Tschauko-waterval is vervangen door een moderne ijzeren hangbrug, de Duivelsbrug. Binnen kom we de kloof langs de oever van de Loibl-beek bij het gouden bronnetje, maar al snel winnen wij hoogte en zakt het water letterlijk onder ons weg. Na de kloof gaat het naar Gatshof Sereinig, uitgangspunt voor een tocht naar de "Märchenwiese", een sprookjesachtige alm. Hier en ook op meerdere plaatsen in het Bodental en bij het gasthof "Deutscher Peter" in het Loibldal rijden bussen terug naar de parking van de Tscheppakloof. Ben je met de auto dan kun je met wat geluk hem hogerop ook nog kwijt bij het gasthof Bodenbauwer, waar enkele parkeerplaatsen zijn. De wandeling door de wildromantische Tscheppakloof tot aan Gatshof Bodenbauer in het Bodental neemt zonder al te veel drentelen drie uur in beslag. Hiervoor neem je bij de Tschaukofall (waterval) de wandelweg nr. 662 door de Bodenbach-vallei naar gasthof Sereinig of wandel je verder over wandelweg nr. 653 langs de Loiblbach naar het gasthof "Der Deutscher Peter". Daar stoot je op de Karawankenwanderweg nr. 603 die door het Bodental voorbij aan gasthof Sereinig richting Hochstuhl-groep trekt. Wij zullen dit Langeafstands-Karawankenpad gebruiken bij onze terugkeer en kiezen bij het gasthof Sereinig voor wandelweg nr. 662 voorbij aan het gasthof Bodenbauer. Zonder veel erg ben je al 400 m geklommen en in vals plat bereik je over een brede landweg de "Märchenwiese". De sprookjesweide, een sappige groene alm, inclusief koeien met bellen, is omgeven door hoge dennen met doorkijk op de geweldige grijze noordflank van de Vertatscha. Een mooiere picknickplek is moeilijk indenkbaar. Door een beukenbos klim je nu in westelijke richting naar de Ogrisalm. Nog zo een bloemenrijke alm die niet onderdoet voor zijn grote broer van daarnet. Ditmaal met private hut waar je op een bankje lekker kunt genieten van het uitzicht op de ruige bergwereld met de loodrechte noordwand van de Kosiak. Vanaf nu gaat het steil terug naar beneden over de Karawankenwanderweg nr. 603 naar de boerderij Ogrisbauer, vanwaar het lokale wandelpad nr. 10 door een bosstrook boven de groene weiden je eventueel terug brengt naar de Bodenbauer (parking) ... of vanwaar een wegje naar het gasthof Sereinig leidt. Goed voor twee uur wandelgenot en samen met de Tscheppakloof een aanrader voor een dagtocht van 5 tot 6 uren die geschikt is voor de ganse familie.

    Stinzesteig, overgang naar het hooggebergte

    Op onze klim van de "Märchenwiese" naar de "Ogrisalm" nemen we links het wandelpad nr. 603 richting Vertatcha en Klagenfurter Hütte waardoor we de Ogrisalm voor later behouden. Al snel verlaten we het beukenbos en krijgen links vrij zicht op de Weiße Wand, een witte rotswand onder de bergspits Rjauca . Voor ons de enorme bergwand van Zelenica (2026 m), Pauc (2024 m), Vertatcha (2181 m) en Bielschitza (1969 m) waarvan de kam de grens met Slovenië vormt. De alleenstaande noorderwand rechts van ons is die van de Kosiak (Geißberg 2024 m). Het bergkruis er bovenop is ons piekpunt voor vandaag. Waar de vorige wandeling het label gemakkelijk meekreeg, is het nu tijd voor het serieuzere werk. We lopen in de kale bergflank naar een rotspartij voor ons, de Stinzesteig. Op eerste zicht onoverkomelijk mits bergbeklimmerervaring, maar hoe dichter hoe minder beklijvend de rotswand eruitziet. Een staalkabel beveiligt de uiteindelijk vrij gemakkelijke klim. Uiteindelijk steken we de kam over door een rotsopening met prachtig zicht op de Vertatcha, achter ons een dieptezicht in het mooie Bodental. We genieten van dit enige panorama en verwoorden onze bewondering in het gastenboek. We dalen even in een keteldalletje met manshoge lariksen om daarna de met bomen begroeide "Matschacher Sattel" over te steken. De daarop volgende hoogtevallei leidt in dertig minuten naar de Klagenfurter Hütte. Wij nemen hier weliswaar het pad 666 naar rechts en beklimmen de steile alm aan de zuidzijde van de Kosiak (Geißberg 2024 m). Deze vlakt uit richting top met bergkruis waar we opnieuw het gastenboek invullen. Naar het noordoosten toe genieten we van een ongelooflijk dieptezicht in het Bärental en de noordelijke bergketen van de Sinacher Gupf en Singelberg, in het zuiden de grijze stenen kam van Bielschitza (1969 m), Klagenfurter Spitze (2103 m), Hochstuhl (2237 m) en Weinasch (2104 m) die gelijk de Oostenrijks-Sloveense grens voorstelt. In serpentines dalen we langs de andere zijde van de alm af naar de Klagenfurter Hütte (1664 m). De hut is sprookjesachtig gelegen op sappige groene weiden van de Matschacher alm, omsloten door schrale rotswanden. De hut is uitgangspunt voor menige bergtocht en een der geliefdste uitstapplaatsen in de Karawanken. De hut bezit twee gastenkamers voor telkens vijftig personen en een heerlijk panoramaterras waar de eigenaar lokale gerechten, bieren en "Schnäpse" serveert. Slapen kan in mooie massief houten kamers van twee tot zes personen of op zalen van negen en elf personen. Bij koudere nachten kan je terecht in twee winterlagers met acht bedden. Vanaf de parkeerplaats in het Bärental is deze hut in 1,5 uur te voet over een met steenslag verharde toeleveringsweg te bereiken. Vanuit het Bodental over de "Stinze" zoals wij dat deden in 2 uur, voor de beklimming van de Kosiak tel je er nog een uur bij. Een aan te raden tocht is over voorheen vernoemde weg in het Bärental naar beneden te wandelen naar de Stou Hütte (960 m). Hier klimmen we terug naar de Sloveense grens, met name de "Bärensattel" (1703 m) en steken deze over. Loop je hier naar beneden kom je bij de berghut "dom Pristava". Net achter het zadel kruist de Transversale route "Via Alpina" dit pad. De beschildering van dit transversale pad gebeurd door een rode cirkel met witte stip en het cijfer "1". Naar links hierop, onder de bergkam en de Weinash-top (2104 m) voorbij gaat het richting Hochstuhl (2237 m). Net daaronder ligt de berghut Presernova Koca, een mogelijke etappeplaats die je na circa zeven uur stappen bereikt. Over de Klagenfurter Spitze (2103 m) en de Bielschitza (1969 m) is het nog eens twee uren stappen naar de Klagenfurter Hütte. Dit is een hooggebergtewandeling van de zuiverste aard waarbij trapzekerheid vereist en hoogtevrees niet op zijn plaats is. Tussen de Klagenfurter Spitze en de Bielschitza loopt de Via Alpina onder de Vetatcha (2181 m) door naar de berghut "dom na Zelenici". Vanaf hier kun je afdalen naar de ingang van de Loibltunnel (Sloveense zijde) met de kerk van Sveta Ana, uitgangspunt van de Hemma pelgrimsroute over de Loiblpas in het Loibldal en via de "Tscheppaschlucht" richting noorden naar Gurk. Voor liefhebbers is de Hochstuhl vanaf de Klagenfurter Hütte ook te beklimmen via de gloednieuwe via ferrata op wandelpad nr. 664 in 2,5 uur. Terugkeren in het Bodental doen wij opnieuw via de Stinzesteig, maar nu wandelen we rechtdoor over de Ogrisalm. Spectaculaire impressies hielden we over aan deze tocht, een aanrader voor liefhebbers van de ruwere bergwereld.

    Steekkaart

    SITUERING: Karintië op de Oostenrijks-Sloveense grens ten zuiden van Klagenfurt
    ROUTE:
    KARAWANKENWANDERWEG:
    Etappe 1: Lavamund - Bleiburg, 17 km, +768 m, -636 m
    Etappe 2: Bleiburg - GH Riepl, 21 km, +1730 m, -987 m
    Etappe 3: GH Riepl - Eisenkapeller Hütte, 21 km, +1134 m, -710 m
    Etappe 4: Eisenkapeller Hütte - Koschutahaus, 18 km, -1050 m
    Etappe 5: Koschutahaus - Waidisch, 16 km, +715 m, -1450 m
    Etappe 6: Waidisch - GH Sering Bodental, 16 km, +1710 m, -1560 m
    Etappe 7: GH Sering Bodental, Klagenfurter Hütte, 7 km, +734 m, -80 m
    Etappe 8: Klagenfurter Hütte - Maria Elend, 18 km, +210 m, -1367 m
    Etappe 9: Maria Elend - Bertahütte, 24 km, +1950 m, -890m
    Etappe 10: Bertahütte - Wurzenpaß, 22 km, +410 m, -1904 m
    Etappe 11: Wurzenpaß - Thörl-Maglern, 16 km, +480 m, -910 m
    KORT WANDELVOORSTEL in de Hochstuhl-keten met twee overnachtingen in de berghutten de Klagenfurter Hütte en/of Presernova Koca (Slovenië)
    Dag 1: Tscheppa Schlucht (650 m) - Bodental (1010 m) - Märchewiese - Stinzesteig (1650 m) - Kosiak (Geißberg, 2024 m) - Klagenfurter Hütte (1664 m) (wandelpaden 653 - 603 - 662 - 603 - 666 = 7 uur)
    Dag 2: Klagenfurter Hütte (1664 m) - Bärental (960 m) - Bärensattel (1703 m) - Via Alpina aan Sloveense zijde - berghut Presernova Koca (2174 m) of verder naar Klagenfurter Hütte (1664 m) (wandelpaden 603 - 672/603A - Via Alpina - = 5,5 uur + 665 tot Klagenfurter Hütte = 7 uur)
    Dag 3: Presernova Koca (2174 m) - Hochstuhl (2231 m) - Klagenfurter Hütte (1664 m) (etappe 7 van de Karawankenwaderweg) - Bodental (1010 m) (wandelpaden 665 en 603 = 2,5 uur, eventueel 662 tot in het Loibl-dal = +1,5 uur, vanaf berghut Presernova Koca nog eens + 1,5 uur)
    Terug kan ook in een dagtocht via de Loiblpas en de Hemma-Pelgrimsweg (zie tekst)
    BEWEGWIJZERING: Rood-wit-rode strepen (Oostenrijkse vlag) met nummer, rode cirkel met witte stip en nr.1 op de Via Alpina aan Sloveense zijde.
    AARD VAN DE ROUTE: Ruw hooggebergte en groene almen, je wandelt zowel in hoogtevalleien als op de bergkam
    VERVOER:
    MET DE AUTO: E40 naar Aken - A4 tot Kerpen - A61 naar Manheim - A6 naar Heilbronn - A6 naar Nurnberg - A9 naar München - A8 naar Salzburg - A10 naar Villach - A2 naar Klagenfurt - afrit Klagenfurt-West, volg dan Loiblpas/Slovenië
    MET DE TREIN: Brussel - Keulen - München - Klagenfurt
    MET HET VLIEGTUIG: Goedkope vluchten zijn te bekomen bij Ryan Air vanuit Charleroi en HLX vanuit Keulen/Bonn
    www.hlx.kaernten.at; www.hlx.com; www.ryanair.com/site/NL
    LOGIES:
    Gasthof Sereinig, Bodental 40, A-9163 Unterbergen, tel: +43 4227 63 00, sereinig@gmx.at, www.gasthof-sereinig.com
    Gasthof Bodenbauer, Bodental 125, A-9163 Unterbergen, tel: +43 4227 63 28
    Der "Deutsche Peter", Loibltal 4, A-9163 Unterbergen, tel: +43 4227 62 20 0, Email: gasthof@deutscher-peter.at, www.deutscher-peter.at
    Berggasthof Lausegger, Bodental 182, A-9163 Unterbergen, tel: +43 4227 62 60, fax: +43 4227 62 60 60, lausegger.andreas@aon.at, www.lausegger.at
    Berghutten:
    Klagenfurter Hütte, Heinz Schüttelkopf, Schlatten 45, A-9183 Rosenbach, tel: +43 4253 85 56, GSM: +43 664 220 2929, schuette1@utanet.at, www.klagenfurterhuette.at
    Presernova koca, GSM: +386 50 61 13 66
    Jeugdherbergen: Klagenfurt, Velden
    KAARTEN: Freytag &|Berndt Wander-, Rad- und Schitourenkarte Carnica Region - Rosental - Klagenfurt 1:40000
    GIDSEN: Vrijetijdsgidsje Freytag &|Berndt meegeleverd bij wandelkaart
    Alpenvereinsführer van Hans M. Tuchar: Karawanken, uitgeverij Bergverlag Rudolf Rother-München
    Naturparadies Karawanken/Steiner Alpen van Ingrid Pilz, uitgeverij Styria
    BROCHURES: Bodental Poden uitgegeven door Carnica Region Rosental, Sponheimer Platz 1, A-9170 Ferlach, tel: +43 4227 51 19, info@carnica-rosental.at, www.carnica-rosental.at
    INFO-ADRESSEN: www.bodental.at, www.carnica-rosental.at, www.hemmapilgerweg.com
    INTERNET: www.bodental.at: onder "Sommer" vind je wandelvoorstellen met hoogtes, moeilijkheidsgraad en wandeltijd

    Voor kaartjes, info en foto's kun je terecht op:

    http://users.pandora.be/fietscontreien/karintische_meren_in_oostenrijk
    en
    http://foto.telenet.be/8710244106

    02-03-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    02-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandelen in de Nockberge - Oostenrijk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wandelen in het Nationale park Nockberge, de Karintische familiebergen

    Groene eilanden in een reusachtige stenen zee, zacht glooiende bergen, de "Nocke", opgebouwd uit kristalgesteente, gaven het oudste berglandschap in Karintië zijn naam. Wandelen in de Nocky mountains onder het toezicht van de rangers, nauw in het oog gehouden door de schuwe "Murmeldieren". "Heimat-bergen" geliefd bij de plaatselijke bevolking, waar ligt hun aantrekkingskracht?

    Het Nationale park Nockberge

    De Nockberge in het noorden van Karintië tellen tot de interessantste middelgebergtes in Europa. Een Himalaya expeditieleider verklaarde eens dat er twee specifieke bergketens op de aarde zijn, de Himalaya en de Nockberge. In tegenstelling tot de ruige hooggebergtes zoals in het westen de Hoge Tauern, in de het oosten de Lage Tauern, De Karawanken en Karnischen Alpen in het zuiden bestaan de Nockberge uit zacht glooiende bergen. Het 184,3 grote nationale park strekt zich uit tussen het Liesertal in het westen, Bad Kleinkirchheim in het zuiden, Innerkrems in het noorden en de gemeente Ebene Reichenau in het oosten. De grenzen van het nationale park liggen grotendeels tegen de onderste boomgrens waardoor de woonkernen erbuiten vallen. Geologisch bestaan de Nockberge uit het oergesteente van Gurktaler Alpen en zijn dus ouder dan de aangrenzende bergketens. 30 miljoen jaar geleden vormden zich hier uit modder en zond, diep in de aardbodem, onder hoge druk en hoge temperaturen kristalgesteenten waaronder kwarts. Een geologische bijzonderheid is een drie kilometer brede breuk van kalk- en dolomietgesteente die van noord naar zuid dwars door het nationale park trekt. Deze is gevormd door kalkhoudende erosie van het oermeer zo een 230 miljoen jaar geleden. De Zunderwand, een kilometerslange uit de aarde rijzende rotswand, illustreert dit ten volle. Na de in gebruik name van de 34 km lange Nockalmstraße in 1979 was eerst gedacht een groot skicircus met meerdere skidorpen, skipistes, kabelbanen en tennisplaatsen te creëren. Op grond van protesten van de Karintische bevolking, gevolg door een opiniepeiling ketste dit voornemen af. Een project als natuurgebied kreeg in 1980 de volledige steun en in 1987 was het nationale park Nockberge een feit.

    Luxevakantie in wandelparadijs

    Uitgangspunt voor onze driedaagse Nockberge wandelvakantie is Sankt Oswald aan de zuidzijde van het nationale park, in een noordelijke vallei van het luchtkuuroord en skicentrum Bad Kleinkirchheim. Het einde van deze vallei is het ideale vertrekpunt voor wandelingen in de kern van de Nockberge over de hoogste nokken van het ene bergkruis naar het andere. In de herfst van 2005 kreeg het nationale park een spiksplinternieuwe, door de EU geïnitieerde, wandelbewegwijzering. Een eenduidige beschildering die zal gelden voor geheel Europa, bijgestaan door gele opvallende pijlwegwijzers met daarop het nummer van het wandelpad, de bestemming en de wandelduur. Een luxe wandelstreek verdient een luxe verblijf en wij kiezen voor een buitensporige kortvakantie in het prestigieuze hotel St-Oswald. Inclusief zijn een uitgebreid ontbijtbuffet, een koffietafel in de namiddag waarop wij door onze geplande wandeltochten verzaken en een zevengangen menu met keuze uit enkele gerechten per gang en inbegrip van saladebar en kaastafel. De maaltijden krijgen de ene avond opluistering door live jazzmuziek en de andere door een operettekoppel. Zwembad, sauna, Turks stoombad, bubbelbad, fitnes onder begeleiding, gezondheidsthee staan kosteloos ter beschikking. Dit alles draagt natuurlijk zijn prijskaartje, maar enkele dagen buitensporige luxe na een avontuurlijke, maar charmante trektocht in Slovenië doet deugt. Wij maken niet snel reclame maar bezit je de middelen dan is dit hotel, geleid onder de alom geroemde Oostenrijkse familiale gemoedelijkheid, meer dan een aanrader. Natuurlijk zijn logement in budgetvriendelijke "zimmer frei" formule, overnachten in een berghut in de vallei, een regelrechte huttentocht met overnachting in hoger gelegen berghutten of een gratis overnachting in de hooischuur van de Erlacher Bockhütte andere opties. Een tip van een totaal andere aard is de KärntnenCard. Een soort betaalkaart te verkrijgen aan € 32,00 en geldig voor twee weken. Deze verschaft toegang tot bijna alle Karintische bezienswaardigheden, musea, kabelbanen en geeft aanzienlijke kortingen op het openbaar vervoer (tot 45%). Ook op de Nockbergebus die een verbinding verzorgt tussen Bad Kleinkirchheim of andere plaatsen aan de rand van het nationale park en de halteplaatsen bij hutten op de panoramaweg Nockalmstrasse. Als je weet dat de kabelbanen € 15,00 per persoon per enkele rit kosten en de toegang voor gemotoriseerde voertuigen tot de Nockalmstrasse € 13,50 voor auto's bedraagt, dan is de keuze snel gemaakt.

    Eeuwenoude kuurbadhut

    Op onze driedaags wandelverblijf kiezen wij natuurlijk voor de mooiste wandelingen naar de hoogste bergtoppen van het nationale park Nockberge. Voor onze eerste wandeling rijden wij naar het Karlbad (1693 m) op de Nockalmstrasse. Je kunt hier vanuit Bad Kleinkirchheim met de bus naartoe en wie tegen de eerste klim opziet, kan eveneens op de parking (2049 m) bij de Eisentalhöhe uitstappen. Het Karlbad is een eeuwenoude kuurhut. In de schuur staan een twaalftal houten troggen gevuld met heilzaam water uit de onder de hut ontspringende bron. Gekapte stenen worden in een oven verhit tot 800° C en dan in de badkuipen geworpen. Wanneer het water een temperatuur bezit van circa 40° C kruipen de gasten voor een uur in het zweetbad. Bij afkoeling zorgt een extra steentje opnieuw voor verhitting. Op wandelweg 122 over en langs een bergbeek klimmen wij naar de Friessenhalssee op de Friessenhalshöhe. Van links komt het pad over de Eisentalhöhe. Het is nog vroeg en de laaghangende wolken maken dat ons zicht zich beperkt tot de oever van het meer. We klimmen nu over wandelweg 125 verder naar de Großer Königstuhl (2336 m) die normaler wijze een prachtig panorama biedt. Vanaf dit drielandenpunt blijft ons het voorspelde uniek zicht op de Karintische,de Salzburgse en de Steiermarkse bergwereld onthouden. Vandaag krijgen we enkel het bergkruis verhult in de mist te zien, wat wij dan ook vermelden in het logboek. Eerst dalen wij nog langzaam naar de onbeduidende Karlnock om dan via wandelweg 117 terug naar het Karlbad te keren. Bij de afdaling trekken de wolken omhoog en krijgen we toch nog heerlijke panorama's. Ook de Königstuhl (2336 m) geeft zijn top vrij, jammer wij waren enkele uurtjes te vroeg. We nemen plaats op het terras van het Karlsbad en bestellen een Brettlejause met locale vlees en kaasspecialiteiten. De uitbater speelt op zijn accordeon een jodeldeuntje.

    Wonderbaarlijke bergwereld

    De tweede wandeling is wat later zal blijken eentje zonder weerga, de crème de la crème. Tot de kabelbaan, Nationalparkbahn Brunnach, is het vanuit ons hotel veertig minuten wandelen. De cabine brengt ons tot op 1902 m. Over de bergrug Brunnacherhöhe met aan weerszijde diepe valleien wandelen we richting Klamnock 2226 m die zich voor ons verheft. Links aan de andere zijde van het dal liggen de Großer Rosennock (2440 m), de Kleiner Rosennock (2361 m) en de Predigerstuhl (2170 m). Er staat een hevige wind bij een temperatuur van 9° C. We zijn nog niet halverwege augustus en degelijke wandelkledij met inbegrip van een winddichte jas is nu al op zijn plaats. We wilden de Rosennock beklimmen maar door de koude bitsige wind stellen we die tocht uit tot morgen en kiezen voor de Malnock 2226 m, de Klomnock (2331m) en de Steinnock. (2197 m). Bij de beklimming van de Malnock verhult deze zich, net als de Großer Königstuhl gisteren, in de wolken. Ook hier staan we aan het bergkruis zonder uitzicht. Over de nok of kam kunnen wij nu door de laaghangende wolken naar de Klomnock. Honderd meter onder de kam loopt parallel een ander wandelpad in de zuidelijke flank. Wij besluiten daarlangs te wandelen en zijn zo gelijktijdig beschermd tegen de alsmaar aanwakkerende wind. Het pad loopt net onder het wolkendek en de uitzichten zijn fenomenaal. In het zuiden De Kärnische Alpen en de Karawanken, in het westen Hoge Tauern en in het oosten de Lage Tauern, hun rotsige grijze bergtoppen schraal boven de groene Nockberge uitstekend. Tussen de Klomnock en de Steinnock ligt de Flache Scharte, een bergzadel waar vandaag de wind doorheen raast. Van hieruit daalt een pad terug het dal in naar de Lärchenhutte (1670 m) en richting Sankt Oswald (1319 m), maar wij verkiezen verder net onder de kam te wandelen richting Steinnock (2197 m), Falkertkopfl (2197 m) en Falkert (2308 m). De Steinnock ligt vrij, maar er loopt geen pad naar boven. Steil loop ik tegen de grashelling naar boven, en beland op een rots waaruit ik mag afleiden dat de Steinnock hieraan zijn naam te danken heeft. Eindelijk sta ik op een bergspits en geniet ik in alle richtingen van de eindeloze bergwereld, jammer genoeg mis ik hier het bergkruis en het logboek. De Falkert heeft een kenmerkende vorm en in de bergflank lopen verschillende bergbeken naar beneden. Ook bij de Falkertköpfl loopt een pad terug naar de Lärchenhutte in het dal, rechtdoor gaat het op de Falkert waar eveneens de mogelijkheid bestaat in het dal af te zakken. Het is al middag voorbij en wij besluiten de Lärchenhutte op te zoeken. Het pad loopt langs een bergbeek naar beneden. Aan de zwaar houten terrastafels van de Lärchenhütte doen we ons opnieuw tegoed aan een Brettlejause. Eentje want we hebben gemerkt dat drie goede eters nodig zijn om zo een met vlees- en kaaswaren gevulde houten plank te verorberen. Het is een lachwekkend zicht de waard iedere keer van de nieuwe hut naar de oude zien te rennen om terug te keren met halve liters bier, omdat voorlopig daar de frigo's nog staan. We zoeken opnieuw, de door het overtollige regenwater van de voorbije nachten, ruige beek op en dalen zo naar St. Oswald. We komen de hoteleigenares met dochter en zoon tegen, ook zij trekken in hun weinige vrije uurtjes nog even de bergen in voor een gemoedelijke wandeling en tijd voor een vlotte babbel kan er ook nog van af.

    Alpenmarmotten, hooizolder en koevlaaien

    We wandelen opnieuw naar de kabelbaan Brunnach, Even nadat we gisteren boven kwamen, lag de kabelbaan stil vanwege de hevige wind. In het naar boven gaan vandaag krijgen we enkele windstoten te verduren en de cabine waggelt vervaarlijk. Ook nu staat op de kam van de Brunnacherhöhe een forse wind, gelukkig verlaten we deze al snel door op de brede wandelweg te blijven die ook bewegwijzerd staat als Nordick Walking route. De Oswalter Bockhütte ligt er zo vroeg in de morgen nog rustig bij, maar ook het weer zal zijn rol hierbij spelen. Het wolkendek ziet er niet bepaald vriendelijk uit. Langs de bron hangen enkele wastobben, vast en zeker om naderhand flessen drank in te koelen. Even rijst twijfel, twee paden verwijderen zich van de hut, maar na enkele passen bergop herenigen zich deze opnieuw. Het onderste pad liep naar de bij de hut nog verstoken pijlwegwijzers, het bovenste snijdt de hoek af. We volgen nu wandelweg 122, die ook als route 14 vermeld staat op de wegwijzers. Verkeerd lopen is uit den boze, de Oostenrijkse vlag is overal vers op rotsen aangebracht en de bewegwijzering is overduidelijk, zoals al vermeld, super de luxe. We stijgen door een drassige vallei die alsmaar meer de vorm van een oerlandschap aanneemt naar de Oswalder-Bock-Sattel (1956 m). Wij zagen ze al meer, maar dit is klaarblijkelijk één van de plekken die de "Murmeldieren" of beter de Alpenmarmot uitkoos zich als favoriete verblijfplaats. Geschud door de wind in de komvormige bergvallei ontdekken wij talrijke burchten met pijpen. Stevig handwerk van die beestjes in die rotssteen. Ik verschiet me vast een aap wanneer er plots een schelle sirene weerklinkt, net het sein om aan te geven om een rots op te blazen. Al snel begrijp ik dat dit de alarmkreet van een Alpenmarmot was die zeer kortbij zat. Deze dieren hebben twee gevarensignalen: deze fluitsirene die een waarschuwing voor nakend gevaar aangeeft en een enkel hels fluitsignaal dat onmiddellijk gevaar betekent en waarop alle Alpenmarmotten hun pijp inschieten. Dit kan duiden op een steenarend, aartsvijand nummer één waarbij zeker niet te talmen valt We gaan niet over het zadel maar gaan links de rotsige helling naar boven. De wandelweg 122 loopt hier aan de andere kant van de bergpas naar beneden, naar de Wolitzenhütte en het bergwoudmuseum aan de Nockalmstrasse die als een kronkelende slang door het landschap trekt. Na wat klauterwerk staan we bij twee hoogmeertjes, de Ffannockseen. Ik begin die Oostenrijkse expeditieleider in de Himalaya te begrijpen over zijn bewondering voor dit oergebergte, ook al ontbreken hier de puntige rotsspitsen, dit landschap bezit iets magisch, een onvoorstelbare aantrekkingskracht. Nu wij het toch over puntspitsen hebben, de Pfannock voor ons is misschien wel de spitste Nock van allemaal. We klimmen naar de kam boven de meertjes en zien tot onze ontsteltenis dreigende wolken bezit nemen van de top. Te laat, ik haast mij naar het andere einde van de vrij korte kam waar een kastje met logboek staat, maar wanneer ik mijn foto schiet, hebben de eerste wolkensluiers mij al ingehaald. Wij zetten de terugtocht aan naar de meertjes en nemen het pad naar de Erlacher Bockhütte (1930 m). Opnieuw een Bretlljause met spek, hertenworst en ander lekkers. De hut heeft slechts één slaapkamer voor vier personen, maar origineler en romantischer is misschien een gratis nacht op de hooizolder in je slaapzak. Wandelweg 171 leidt ons via enkele door staalkabel beveiligde passages onder aan de Zunderwand voorbij. Dit is de meest opvallende rotsformatie opgeworpen uit de drie kilometer brede kalkbreuklijn die van noord naar zuid door de harde kristalbodem van de Nockberge trekt. Boven op de wand prijkt het kruis van de Predigerstuhl (2170 m). Wandeling 13 vormt een lus vanuit de Erlacher Bockhütte langs beneden en bovenop de Zunderwand voorbij het kruis van de Predigerstuhl. Bij de splitsing klimmen wij doch verder door de vallei over enkele dikke rotsblokken naar de Naßbodensee (2029 m). Dit is weer zo een plek om even te vertoeven. Eerst een bron met een beekje dat over en tussen kristalrotsen kabbelt op de mosgroene alm. Daarna een idyllisch meer aan de voet van de Rozennock (2440 m). Jammer genoeg ligt ook de hoogste top in het kerngebied van de Nockberge verscholen in de wolken. Op de eerstvolgende splitsing nemen we dan ook niet de afslag naar rechts naar de top, maar verkiezen om rechtstreeks af te dalen in het dal naar het Erlacherhaus (1636 m). Onderweg een ven dat precies over de bergrand lijkt leeg te lopen, even verder een oude schapenhut en nog wat lager enkele moeders die genieten van de ravottende kinderen op de alm. Typische taferelen rechtstreeks uit onze heimatfilm, enkel de traditionele kledij ontbreekt. Alhoewel in de hotels, het onze althans, is de ontvangst en bediening nog in de originele klederdracht. Wie een standplaatsvakantie plant met overnachting in een hut kan in het Erlacherhaus terecht. Deze met de auto bereikbare hut in het einde van het dal ligt in de kern van de Nockberge, is omgeven door de mooiste bergen en dus uitgangspunt van vier wandelwegen die aansluiting geven op vele andere. Via wandelweg 162 klimmen wij langs de andere kant terug de vallei uit, vrij steil door het bos omhoog. De wind blaast nog uit alle hoeken en wij kiezen voor de Nockalm-rundweg of Hangroute die nr. 162 blijft dragen. Hier kan je eventueel verder naar boven naar de kabelbaan Brunnach waardoor je twee uur uitspaart. Hangroute staat voor een pad, een honderdtal meter onder de kam van de Brunnacherhöhe, dat letterlijk hoog boven in de berghang ligt. Een heel andere vegetatie dan de mosgroene almen en de kristallen rotsen. Onbegrijpelijk is dat loslopende koeien dit smalle pad gebruiken en de vele gaten en koevlaaien maken dit tracé tot een helse onderneming. Uiteindelijk belanden wij op een skipiste met beneden de Schartenalm, hogerop ligt de Scharte (1745 m), de kam waar wij overheen duiken. Duiken, want langs de andere kant gaat het in serpentines uiterst steil naar beneden naar het dorpje St. Oswald met zijn mooie kerkje, zijn ultrasmal kostershuisje dat deels over de kerkhofmuur leunt, zijn houten huisjes en in zijn schaduw ons hotel. Op de Scharte kan je ook nog over de kam verderwandelen naar de Wiesernock (1974 m) en de Priedröf (1963 m) die meer dan 1200 meter boven de vallei uitsteekt. Met de Nockalm-kabelbaan kun je dan naar beneden, het dalstation slechts enkele honderden meters van het hotel. Tijdens ons verblijf was deze kabelbaan jammer genoeg buiten werking. Negen uur waren wij onderweg, een vermoeiende maar zeer lonende dag in een uitzonderlijke omgeving onder een immer dreigende hemel die ons gelukkig goedgezind bleef. In het saunalandschap zoeken wij verkwikking, het zeven gangenmenu opgeluisterd met live operettemuziek brengt ons terug op krachten. De perfecte combinatie!

    Steekkaart

    SITUERING: ten noorden van de Karintische meren, aan de zuidzijde van Tauerngebergte
    ROUTE: bewegwijzerde wandelingen van het nationale park Nockberge
    AFSTAND: wandelingen van 4 tot 9 uur (rustpauzes inbegrepen)
    ETAPPE-INDELING: dag 1: wandeling Karlshütte - Königstuhl = 4 uur
    dag 2: wandeling Brunnacherhöhe - Mallnock - Klomnock - Steinnock (- Falkert) = 6 uur
    dag 3: wandeling Brunnacherhöhe - Pfannock - Zunderwand - Großer Rosennock = 9 uur of 7 uur door gebruik te maken van de kabellift.
    AARD VAN DE WANDELING: gemakkelijke tot gemiddeld zware bergwandelingen

    LOGIES:
    Hotel: St. Oswald, Fam. Scheriau, A-9546 Bad Kleinkirchheim/St. Oswald, Tel: +43 4240 591, Fax: +43 4240 591-72, reservierung@hotel-st-oswald.at, /www.hotel-st-oswald.at
    Berghutten:
    Lärchenhütte, Mathias Steinkellner, Falkertweg 30, A 9546 St. Oswald/Bad Kleinkirchheim, Tel: +43 4258 217 of +43 664 172 65 85, laerchenhuette@net4you.at, www.urlaubaufderalm.com/Laerchenhuette.htm, 3 tweepersoonskamers k+o € 18,00 tot € 20,00 / persoon; HP op aanvraag
    Falkerthaus 1557m, Familie Schneeweiss, 12 bedden, Tel: +43 676 544 77 63 of +43 4240 690
    Erlacherhaus 1636 m, Josef Erlacher, 30 Bedden, Tel: +43 676 421 05 45 of +43 4246 44 60, met de auto bereikbaar
    Erlacher Bockhütte 1930 m, Erich Erlacher, 1 vierpersoonskamer, gratis slapen in slaapzak in hooi, Tel +43 4246 23 20
    Karlbad 1693 m, Georg Aschbecher, 8 tweepersoonskamers, Tel: +43 4246 34 30
    Wolitzenhütte 1777 m, Mittenberger Elmar, 8 bedden Tel: +43 4240 85 85 21
    Jeugdherberen: in Döbriach aan de Millstätler See en in Feldkirchen aan de Ossiacher See, beiden op ca. 20 km van het nationale park Nockberge
    KAARTEN: Wander- und Bikekarte 66, Nationalparkregion Nockberge, Liesertal 1:50000, Wander-, Bike-, Langlauf und Skitourenkarte 063, Bad kleinkirchheim, Nationalpark Nockberge 1:25000; beide uitgegeven door Kompass, www.kompass.at, prijs € 6,95 per stuk
    GIDSEN: Kompass-gidsje meegeleverd bij wandelkaarten
    INFO-ADRESSEN:
    Nationalparkverwaltung Nockberge
    A-9565 Ebene Reichenau 22
    Telefon: 04275/665,
    Fax: 04275/7089
    E-mail: nationalpark.no@net4you.co.at
    www.nationalparknockberge.at

    Voor kaartjes en foto's over dit artikel kan je terecht op:

    http://users.telenet.be/fietscontreien/karintische_meren_in_oostenrijk.htm
    en

    02-02-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  


    02-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wandelen en fietsen in Slovenië
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nationaalpark Triglav in Slovenië

    De fiets is één der zaligste manieren om door de Julische Alpen te reizen.. Ieder toerismekantoor biedt kaarten aan met ingetekende fietsroutes, gemakkelijke familieroutes maar ook zware panoramawegen. De procentuele toename van toeristen in het Nationaalpark Triglav in het noordwesten van Slovenië piekt de laatste jaren het hoogst bij de Belgen. Vooral de actieve vakantiegangers zoals bergwandelaars, fietsers, mountainbikers en liefhebbers van watersporten als canyoning, rafting en kajak vinden hun weg hier naartoe.

    Het Nationaalpark Triglav

    Het Nationaalpark Triglav behoort tot de oudste van de Alpen en omvat praktisch de gehele Julische Alpen. Reeds in 1908 is door Professor Albin Belar een eerste aanvraag tot Nationaalpark gelanceerd en in 1924 kreeg het 1600 ha grote Zeven-zeeën-dal het predikaat natuurpark. Pas vanaf 1961 onderging het park verdere uitbreiding (2000 ha) tot zijn huidige vorm in 1981 (83807 ha). Het hoogste punt is de bergtop van de Triglav (2864m) en het laagste de Tolminka-kloof (180 m). Het park is dus genoemd naar de Triglav, wat drie koppen betekent, en is 83807 ha groot. Het telt ongeveer 150 bergen over de 2000 m waarvan 25 boven de 2500 m. Naar het oosten gaan deze over in de hoogvlaktes Pokljuka en Mežakla. Talrijke valleitjes snijden in het gebergte als boter. Het karstgebergte uit poreuze kalksteen met vele grotten en diepe smalle spleten zorgt ervoor dat het water diep in het binnenste van de bergen in grote onderaardse kommen en schachten sijpelt. Door de opgestapelde druk komt het water dan onder de vorm van talrijke watervallen uit de rotswanden gespoten. De Sava en Soça zijn de belangrijkste rivieren en omsluiten het majestueuze Triglav-gebergte. Vooral de Soča met zijn helder smaragdgroen water, zijn vele kloven en stroomversnellingen lokt de recreatieve watertoerist. De bergkam tussen beide rivieren vormt de waterscheiding tussen de Adriatische en de Zwarte Zee. Tot de grote rijkdom van het Nationaalpark behoren de gletsjerzeeën met het Bohinj-meer in het dal en de Triglav-, Križ- en Krn-meren in het hooggebergte. Tweederde van het gebied bestaat uit bos. Aan de zijde van de Soça ligt de boomgrens op 1600 m en is de beuk het hoogst voorkomende exemplaar. Centraal en in het noorden ligt deze bij 1800 m en zijn dit spar, lariks en dwergdennen. Kenmerkend voor de bergen is de grote verscheidenheid aan bergweiden, almhutten en nederzettingen. Duizend jaar erfgoed zijn terug te vinden in de Triglav-regio met traditionele weidelandbouw, melk- en kaasboerderijen. Voor fauna en flora ben je hier in het gebied van steenarend, lynx, adder, alpenmarmot en gems. De almen en de overgangszone aan de boomgrens zijn ware plantentuinen vol wilde bloemen: distels, gele monnikskappen, klokjesbloemen, geraniums, cyclamen, lelies, sleutelbloemen, lijmkruid, duizendknoop, margrieten, asters, zeepkruid, guldenroede, Johanneskruid, wildemanskruid, zonneroosjes, akeleien, gentianen, orchideeën en nog veel meer. Vele planten zijn typisch en komen enkel in deze regio voor. Zo is er de Triglav-roos die in feite een ganzerik is: de potentilla nitida.

    Zlatorog

    Triglav gaat gepaard met Zlatorog. Zlatorog is alom vertegenwoordigd aan het meer van Bohinj. Het hotel aan het einde van het meer noemt Zlatorog, de camping en zelfs het bier. Zlatorog, de sage uit de Julische Alpen en Bohinj, genoemd naar "bog" - God - dat de mensen uit Bohinj "boh" noemen. Toen God de wereld onder de mensen verdeelde, bemerkte hij een groepje bescheiden en geduldige mensen die niet aandrongen zoals de anderen. Daarom kregen zij zijn deel, het mooiste stukje van de aarde. In de Julische Alpen onder de Triglav richting het meer van Bohinj lag eens een aards paradijs bewoond door de witte vrouwen die geen indringers toelieten tot hun bergwereld. Hun kudde witte gemzen begraasden hooggelegen bergweiden die zeer steil in het Soča-dal afhingen. De leider was een bok met gouden hoorns. De witte vrouwen voorzagen hem van toverkracht die hem voor alle verwondingen vrijwaarde. Op de aarde waar zijn bloed druppelde, ontbloeide de Triglav-roos en het opeten van één enkel blad was voldoende om volkomen te genezen. De gouden hoorn zou ook wonderen verrichten, één splinter zou voldoende zijn om tot de door meerhoofdige slangen bewaakte goud- en zilverschat te leiden in de berg Bogatin. Een jonge jager, de beste schutter uit de buurt, drong het verboden paradijs binnen. Niet alleen uit lijdensschap voor de schat maar het mooiste meisje uit het dal vroeg hem de Triglav-roos als bewijs voor zijn liefde. De jager verwondde Zlatorog maar door de toverkracht at deze de roos ontbloeiend uit zijn bloed, stond snel terug te poot en stootte de jager in de afgrond. Uit woede verlieten de witte vrouwen het paradijs en vernielde Zlatorog de mooiste almen. Wat vandaag zichtbaar is in de kalkrotsen zijn de hoefslagen van zijn machtige poten en de groeven van zijn hoorns.

    Een goddelijke meer

    Het meer van Bohinj is langs drie zijden omgeven door bijna loodrechte bergwanden die door weerspiegeling in het meer een droomwereld scheppen. Vanaf de toegang aan de oostzijde van het meer is het zicht op deze grote ketel dan ook imponerend, dat vlakke wateroppervlak omsloten door immense bergwanden die 1000 m en meer langs de oevers de hemel in schieten. Een meer van 4,1 bij 1,2 km hoofdzakelijk gevoed door de rivier Savica. De vele vaste als periodieke nevenrivieren zorgen ervoor dat het water in het meer drie maal per jaar volledig ververst. De gemiddelde temperatuur bedraagt 8,5° C en dat in de zomer tot 23° opwarmt. Rond het meer loopt een wandelweg van 12 km, aan de noordzijde loopt deze op de rand van het Nationaalpark geklemd tussen meer en bergwand. Op de zuidelijke oever ligt deze op een hoogte langs de rijweg. Het gehucht Ukanc met het hotel en de camping Zlatorog ligt helemaal achteraan aan het meer. Vanaf dit hotel is het een uur wandelen naar de waterval Savica. Deze ontspringt in de rotswand van de berg Komarča, op 836 m hoogte en valt 89 m omlaag. Je wandelt over een houten brug van de Savica onder door aan de Prsivec (1761m) over een schaduwrijk bospad. Onderweg staat een wandelboom met afstanden naar Brussel, Parijs, Amsterdam en enkele andere hoofdsteden. Relatieve afstanden want Brussel en Amsterdam liggen beiden op 900 km? Bij de parking, je kan hier dus ook met de fiets of de auto naar boven, moet je 552 trappen beklimmen om bij het dranghek te komen dat de toeristenmassa van de waterval scheidt. Ben je te voet dan daal je zoals wij dit deden het best langs dezelfde weg terug naar het meer. We kiezen dan voor het pad langs de noordoever om vrij van alle verkeer naar Stara Fusina te wandelen aan het andere einde van het meer. Deze wandeling langs het meer stond niet op ons programma, maar door de slechte weersvoorspelling voor deze dag waren we verplicht onze huttentocht met één dag op te schorten. De bergtoppen rond het meer hangen dan ook in een onheilspellend zwart wolkendek. Gelukkig blijft de regen hier beneden voorlopig uit. We komen voorbij enkele chalets en ons oog valt op een kapelletje in een boomstronk. Een kleine tegel met Mariabeeltenis opgesmukt met enkele bloemen. Even later trekken we door een droge witstenen bedding. Vijf maal per jaar stroomt hier water afkomstig van de Govic waterval. Bijna duizend meter diep onder het oppervlak ligt hier een grote ondergrondse bassin dat zich langzaam vult met water dat door het broze kalkgesteente sijpelt. Wanneer deze dan uiteindelijk vol geraakt, krijgt de waterval vorm door met kracht uit de rotswand te spuiten. Het u-vormige dal op het einde van het meer laat uitschijnen hoe hier ooit de gletsjer doorheen trok. In Strara Fusina bezoeken wij een museum over de almbedrijvigheid met een almhut, een kaaskuip en boterpersen. In een aanpalende uitspanning proeven wij streekeigen producten als kaas, botermelk en worst. Tegen de muur hangen oude sneeuwschoenen en potten. Nog een kilometer verder ligt het historische bergboerendorp Studor met typische schuren. We nemen de boot terug naar het andere eind van het meer, lekker droog want de hemelsluizen staan nu uitbundig open. Op de oever staat de Heiliggeestkerk, een pelgrimsoord, ergens iets met bidden voor water. Hoe kan het anders, maar het fijne ervan ben ik vergeten. De boot legt aan op de camping en op weg naar het hotel kom je voorbij het dalstation van de kabelbaan Vogel. Het eindstation bij hotel Vogel (1535 m) ligt haast 1000 m loodrecht boven onze standplaats en is één der steilste kabelbanen van Europa. Wie de uitdaging aandurft geniet boven van een machtig zicht op de bergen en het meer.

    Een plek zonder water

    Een frisse bries blaast over het meer wanneer wij op de bus stappen naar Stara Fusina van waaruit wij onze huttentocht aanvangen. Boven dit dorp begint de Mostnica-kloof. Helder groen water stroomt in een diepe kloof, watervalletjes eindigen in metersdiepe natuurlijke watervergaarbekkens. Het pad valt uiteindelijk samen met het riviertje om dan er weer van weg te lopen. Over de "Voje", een grote weide met vele zomerhutten, komen we bij de Mostnica-waterval. Geen massatoeloop hier maar in alle eenzaamheid lekker genieten van het natuurlijke schouwspel. In het begin van de weide bevindt zich de Planini Koça na Vojah, een berghut, en bij de waterval een uitspanning. Wil je nog een hapje of een drankje dan is dit het juiste moment. Nu volgt drie uur omhoog kruipen over een uiterst steil rotspad in de woudzone, maar liefst 1000 m hoogteverschil overbruggend tussen dichter op elkaar naderende bergwanden. Links de Jezerski Stog (2040 m) en de Prevalski Sog (2075 m), rechts de Tosc (2275 m). Nog even over een alm en dan een kleurrijk bloemenlandschap en verspreide dwergdennen om bij een meertje te komen dat ... droog staat. Nog een helling op en we staan op de "Velo Polje", wat niets anders betekent dan grote weide. Enkele oude stallen, een zomerhut en vele koeien sieren het berglandschap. We nestelen ons op de zitbank voor de hut en aanschouwen de Triglav (2864 m) die voor ons uit de wolkenslierten rijst. Voor de rotswand van de Vernar (2225 m) staat de Vodnikov dom, een berghut die als overnachtingsplaats kan fungeren bij een drie- of vierdaagse opdeling van de tocht. Wij hebben slechts twee dagen gepland en dat zal ons, vooral Sonja mijn wederhelft, de volgende dagen nog heugen. De kaasboer verblijft drie maanden op de alm, hij bereidt juist kaas en wij mogen een kijkje nemen. Na het vullen van onze drinkbussen laten we de alm achter ons en steken boven de boomgrens uit. De Velska Dolina leidt ons langzaam richting zadel, in de verte te bespeuren. Dolina betekent vallei ... Velska? Misschien wel veldkei want het dal is één grote hoop reuzenveldkeien. De vallei is omsloten door bergreuzen, in het zuiden de Miselj vrh (2350 m) en de Miseljska Glava (2273 m), in het noorden de Rjavec (2568 m) met daarachter de Triglav. Ertussen de Dom Planika, een berghut die vanuit Stara Fusina als kleine stip hoog in de bergen al te zien was. Het pad zoekt de noordelijke rotswand op. De zadelpassage voor ons is voor morgen, rechts tussen de rotswanden waar vier paden samenkomen ligt onze berghut Trsasska Koca (2151 m) of in de volksmond de Dolic-hut, genoemd naar de berg (2164 m) De hut ligt geprangd tussen de Smarjetna glava (2358 m) en de Konjavec (2568 m). Voor ons een duizelingwekkende diepte waarachter andere bergtoppen weer naar boven schieten en daarachter weeral een bergketen. 8,5 uur in alle eenzaamheid klimmen om dan in een volgepropte berghut te overnachten. 93 bedden verdeeld over kamers en een slaapzaal voor 51 personen en dan lagen er nog enkele op matrassen in de gang. Dit is blijkbaar de springplank naar de beklimming van de Triglav. Wat erger is: geen stromend water en Franse toiletten ... buiten. Met vriestemperaturen liever geen nachtelijke avontuur. Wanneer jij je eigen linnen slaapzak mee de berg opsleept overnacht je aan halve prijs. Eten en drank zijn gelukkig wel verkrijgbaar.

    De paradijselijke vallei

    Het is even zoeken naar onze schoenen die we gisteren samen met honderden anderen in de hal van de hut achterlieten. Het prachtige ochtendgloren maakt dat de witte bergen schitteren. Nog even vergapen we ons aan het unieke panorama. Je hebt hier de keus: of je beklimt de Konjavec (2568 m) achter de hut of je wandelt over de Via Alpina over het zadel dat gisteren lang onze leidraad was. Wij kiezen voor de Via Alpina. Ook hier moet je klimmen, een enorme puinhelling omhoog. Het lijkt de Echternach-possessie wel, twee stappen voorwaarts en eentje terug. De pas ligt tussen de Konjavec (2568 m) en Mišeljski konec (2464 m). Dit is ook de overgang tussen twee bergvalleien: de Velska Dolina van gisteren en de Dolina Triglavskih Jezero of het dal der zeven Triglav-meren. Op rotsblokken zien we dan ook in rode verf geregeld de markering "7 Jez". Bij het afdalen na de pas ligt rechts in de verte op de rotskam de berghut Zasavaska Koča (2071 m) met de twee eerste meren. Wij laten dit rechts liggen en dalen af naar het volgende, het Zeleno Jezero of groene meer, vanwege de kleur. Over rotsen tussen twee bergkammen in dalen we naar het volgende meer. Rechts de bergwand van de M. Spicje (2312 m) en V. Spicje (2389 m) links die van de V. Zelnarika (2320 m) en M. Zelnarika (2310 m) met puinsteenwand, langs het pad liggen grote en kleine witte rotsblokken die van de wand losgekomen zijn. Het V. Jezero Ledica of niermeer, genoemd naar de vorm, ligt enkele tientallen meters beneden het wandelpad dat hier in de gruishelling ligt. Veruit de mooiste waterplas in de vallei, niet verwonderlijk dat vele wandelaars zich een uitgebreide rustpauze veroorloven op een groene heuveltop aan het einde van het meer. We dalen naar de boomgrens, opnieuw de dwergdennen en een geel-paars bloementapijt. Het pad loopt een smalle slonk binnen en we verplaatsen ons in een paradijselijke omgeving, witte kalkstenen en bergwand van de Kopica (2190 m) en de V. Ticarica (2091 m) aan één kant, de zich openende vallei met bloemenpracht en vele vlinders aan de andere. Moci vec noemt het volgende meer, net erachter ligt de berghut Koca pri Triglavskih jezerih (1685 m) en daarachter weer het Dvojno jezero of dubbelmeer. Het is intussen middag en het ideale moment voor een dikke bonen- of noedelsoep met of zonder worst. Je moet weten dat alle extra ingrediënten en brood apart geprijsd staan, je betaalt hier dus apart voor soep, brood en worst. Hier hebben we de keuze, rechtstreeks naar het volgende meer crno jezero (1294 m) en dan over een met een staalkabel beveiligd rotspad naar de Savica warterval of verder de Via Alpina volgen naar de berghut Dom na Komni (1520 m). Wij kiezen voor het alpenpad, dalen snel steil naar beneden in de vallei Lopucniska Dolina en klimmen langs de andere zijde er weer uit. Rotsen, bloemen, dwergdennen op en neer deinend door een schitterend landschap. De voornaamste bergen rechts van ons is de Mahavscek (2008 m) met rechts ervan de Bogatin (1977 m) en links de Vrh skrli (1926 m), erachter de Krn (2244 m). De Bogatin van Zlatarog, is dit het paradijs? Het landschap heeft er in ieder geval veel van weg. De totaal gerestaureerde berghut Dom na Komni met goederenkabelbaan ligt op een rotspunt en we mogen nog eens kort naar boven kruipen. Het uitzicht vanaf het terras op het bijna duizend meter lager liggende meer van Bohinj met de gletsjermorene is adembenemend. Een oud ezelspad met 66 serpentines, aangelegd door de partizanen in oorlogswoelige tijden, brengt ons bij de Savica waterval. Op rotsblokken vinden we in rode verf het nummer van de bocht terug. Na negen en half uur stappen staan we terug aan ons uitgangspunt: hotel Zlatorog. Zlatorog zullen we niet gauw vergeten, we hebben genoten en geleden onder zijn bewind. Aan de hand van de conditie van de wandelaar en het weer kan je deze tocht door de aanwezigheid van de veelvuldige berghutten in twee tot zes dagen wandelen. In de zomermaanden is reservatie aan te raden maar niet noodzakelijk, in de weekends en begin augustus is het er superdruk. Wij moeten hotel Zlatorog nog eens vernoemen en dit om twee redenen. Dit hotel is vanaf 2006 het eerste bio-hotel in Slovenië en bij minstens twee overnachtingen is het mogelijk fietsen te huren voor meerdere dagen, een pluspunt voor mensen die fietsen willen huren voor een fietstocht rond het Triglav-gebergte. De huurprijs per dag bedraagt in 2006 € 20.

    Koninklijke behandeling

    Door de wandeling een dag op te schuiven en de geboekte overnachtingen niet allemaal te moeten veranderen rijden we na terugkeer van onze huttenwandeling diezelfde avond nog door naar Tolmin om daar de volgende morgen onze fietstocht te starten in plaats van aan het meer van Bohinj. Tolmin ligt op een heuvel bij de monding van de Tolminka in de Soca. Kenmerkend voor dit plaatsje zijn de burgruïne op de heuvel Kozlov rob, de oude stadskern en het mooie sportpark Brajda dat vaak als trainingsbasis fungeert voor gerenommeerde sportsclubs. Ook kunstenaars en artiesten van internationaal allure zijn te gast in dit stadje. Tolmin is de festivalstad bij uitstek, liefst vijf zomerfestivals vinden plaats op de grasvelden en picknickplaats aan de samenvloeiing van Tolminka en Soca. In Tolmin bevindt zich slechts één hotel, het Krn-hotel. Het grote gezellige terras aan de rand van het oude centrum is s'avonds dan ook de ontmoetingsplaats bij uitstek. De nabijgelegen dorpen bieden gastenkamers aan en voor wie met de tent onderweg is, campings vind je op de fietstocht rond het Triglav-gebergte in overvloed. Alles ligt in Tolmin centraal, naast het hotel vind je het bureau voor toerisme en erachter het sporttoerisme-centrum Maya die o.a. wandelingen, fietstochten, rafting, kajak, canyoning en speleologie in hun programma hebben. Zij bieden en raden onervaren recreanten dan ook gidsen aan voor alle denkbare evenementen die enig risico inhouden en geen probleem raakt onopgelost (www.maya-bn.si).
    Hier en over de gehele fietsroute zijn resten uit WO I te bespeuren en vele kleine partizanenmonumenten. Het mooiste monument bij uitstek is de Heiliggeestkerk van Javorci ter herinnering aan de Oostenrijkse en Hongaarse gesneuvelden die hoog boven het Tolminka dal uitsteekt, één van de twee ten noorden van Tolmin gelegen bergvalleien. Tolmin kan als uitvalbasis dienen voor enkele dagen fiets-, wandel- en wildwaterpret. Ze geven een toeristische kaart uit over de regio Tolmin-Kobarid, hierop vind je 27 fietsroutes met aanduiding van tijd en moeilijkheidsgraad en 12 gemarkeerde wandelpaden.

    Intermezzo Tolmin

    Wil je ten volle van het natuurschoon genieten rond Tolmin trek je best één of twee extra dagen uit. Het gebied Tolmin-Kobarid noemt niet voor niets het land van het levende water. De monding van de Tolminka in de Soca is uitgangspunt van een bewegwijzerde wandeling naar de meest bezochte natuurlijke bezienswaardigheid in de Tolmin-regio: de Tolminska korita, het ravijn op de samenvloeiing van Tolminka en Zadlascica. De rondwandelweg loopt eerst langs de Zadlascica tot aan een tussen de smalle kloof geklemde rotsblok, de Medvedova glava of de Berenkop. De terug weg draait de Tolminka vallei in waar je naar de straat klimt. Enkele bochten hoger ligt de Zadlaska of Dante-grot. Het verhaal gaat dat de beroemde Italiaanse Renaissancedichter Dante Alighieri in de periode van zijn verbanning aan deze rivier inspiratie vond voor de afgrijselijke beelden voor zijn werk "Hel". Naar beneden wandel je over de Hudicev most of de duivelsbrug die 60 m boven de Tolminka ligt. Je kan bij de ingang van het ravijn ook het wegje inwandelen in het dal van de Tolminka naar de wondermooie Heiliggeestkerk van Javorci en de Planini Polog, een alm waar nog een kaasboer actief is. Op weg kom je voorbij aan een oorlogsbegraafplaats van enkele verzetstrijders. Rechts van de Planini Polog achter de boerderij aan de bedding van de Tolminka ligt een oorlogsbunker die toegankelijk is, maar de nodige verlichting en voorzichtigheid vereist. Diepe gaten in de vloer en een in een schacht weggestoken trap zonder steun zijn niet ongevaarlijk. Beneden aan de bunker moet je zeker een kijkje nemen bij de afdamming van de rivier. Wij wandelden niet over de gemoedelijke door het bos klimmende grindweg naar de alm maar gebruikten onze fietsen die wij daar achterlieten. De afstand vanuit Tolmin naar de alm bedraagt heen en terug toch 20 km en de wandeling naar de bron en terug neemt neemt ook nog enkele uren in beslag. Zie dat je fiets stevig staat, want die Sloveense koeien zijn nieuwsgierig of je komt aan zoals wij met Sonja's fiets die kantelt en met het stuur in een koeienvlaai terecht komt. De alm is uitgangspunt naar één van de idyllische plekjes uit onze Triglav-onderneming, de bron van de Tolminka. De op het einde al sterk verslechterende grindweg gaat over in een ezelspad dat in serpentines hoogte wint. Af en toe is een bocht afgesneden, doordat grote kalkrotsblokken, door een aardverschuiving in 1988 naar beneden gekomen, de weg blokkeren. Uiteindelijk komen we bij een berghut met picknickplaats en ... houten toiletten. De bron bestaat uit zeven gaten die vandaag door gebrek aan regenwater droog staan. De vallei opent zich in een droom van een Cirque, een schitterend keteldal omringt door rotswanden. We lopen even richting rotswand en draaien dan naar rechts naar een enorme witte steenwoestijn, een droog liggende waterbedding. Even rechts nar beneden steken we een natuurlijke dam over waarnaar we schuin links een helling omhoog wandelen. We steken rechtsdraaiend opnieuw een witstenen beekbedding over en belanden zo op een beboste bergkam die vlak verloopt maar door het grote verval van de beekbeddingen aan hoogte wint. Heerlijke uitzichten in een wild romantisch kader. We dalen en komen voorbij aan enkele berghutachtige vakantiehuisjes op een alm waar de huurders te voet naar toe moeten. In de verste verte is hier geen weg, hier sleur je jouw spullen de berg op. We zakken snel naar de Tolminka voor een avontuurlijke overtocht van de heldere over rotsen kletterende smaragdgroene rivier, een kabelconstructie met een zelfbedieningsplatform van twee meter op één dat door middel van een zwengel ons handmatig naar de overkant moet brengen. Nog even dalen over de grindweg van daarstraks en we staan opnieuw bij onze fietsen ... omsingeld door nukkige koeien.

    De panoramawegen rond Tolmin

    Bij goed weer en goede thermiek zal de lucht boven Tolmin zwart zien van parachutes. Paragliding is hier een begrip met wereldfaam. De weg naar de Planini Strador met berghut is voor de sportievelingen een uitdaging om naar boven te fietsen. Of voor de extremisten onder ons verder omhoog over onverharde wegen en paden naar de Planini Razor (1315 m), eveneens met berghut en dan terug over het gehucht Tolminske Ravne naar Tolmin (180 m), goed voor 39 km hard labeur.
    Vanuit Tolmin loopt op de linkeroever een parallelweg met de op de andere oever gelegen hoofdverkeersweg. Deze weg doorkruist enkele typische boerendorpjes met authentieke gebouwen. De weg versmalt in de dorpskernen en slingert zich tussen de huizen door. Volarja en Kamno zijn geschikte voorbeelden. Tussen beiden dorpen staat het eenzame kerkje van St. Bric en in Kamno heb je de keuze. Of je blijft in de vallei of je klimt naar het dorpje Vrsno en eventueel naar het dorp Krn aan de voet van de gelijknamige berg (2244 m). De specifieke vorm van deze berg springt in het oog en maakt hem tot één der best herkenbare in de Julische Alpen. In de geschiedenis staat hij bekent als frontlinie tijdens WO I met uiterst bloederige gevechten. Vrsno is de geboorteplaats van Simon Gregorcic, geestelijke, aanbidder van de rivier Soca en Slovenië's meest geliefde dichter. Zijn geboortehuis is nu een museum. In dit gebied bevinden zich drie beken die zich in de nabijheid van Volarja verenigen om in de Soca te vloeien. Zij zijn gezegend met talrijke stroomversnellingen en watervallen waaronder de 104 m hoge Brinta van de beek Malenscek, de 88 m hoge Gregorcic waterval van de Volarja en de 70 m hoge Dvojni waterval van de Mrzli potok. Een bezoek aan dit natuurgeweld is aan te raden onder begeleiding van een ervaren gids. Via het dorpje Smast krijg je vanuit Vrsno terug aansluiting op de parallelweg in het Soca dal naar Kobarid.
    Kobarid op het kruispunt van twee valleien heeft steeds een strategische positie bekleed. Resten van nederzettingen uit de IJzertijd, talrijke Romeinse vondsten en de antieke burcht Tonovcev bevestigen dit. We fietsen het stadje binnen over de Napoleonbrug waaronder de uit een lange kloof vloeiende smaragdgroene Soca zich opent. In Kobarid lag ook de frontlinie, het Isonzofront, in WO I tussen de Italianen enerzijds en de Duitsers en Oostenrijkers anderzijds. Het knekelhuis in de zuilenkerk boven op een heuvel, resten der verdedigingslinies en het Kobarid museum zijn trieste getuigen van dit schouwspel. Het museum van Kobarid opende in 1990 zijn deuren en is vooral gewijd aan het Isonzofront, het grootste slagveld in de geschiedenis van de bergwereld. Het museum fungeert als anti-oorlogsmuseum en kreeg hiervoor in 1993 de prijs van het beste Europese museum. Een multimediavoorstelling maakt de bezoeker vertrouwd met de gruwelijke levensomstandigheden aan het front, de erbarmelijke toestanden in de bergen en het gebruik van het eerste gifgas. Maquettes van de bergen met ingetekende linie weerspiegelen de werkelijkheid. Iedere kamer stelt een ander aspect uit de oorlog voor. Aangrijpend is een gesproken brief van een Duitse soldaat (levensgrote pop) in een blokhut aan zijn familie. De opgenoemde bezienswaardigheden samen met misschien wel de mooiste waterval, de Kozjak, zijn verbonden in een 5 km lange historische wandelweg waar je gerust enkele uren voor uittrekt.
    Terugkeren naar Tolmin kan over de hoofdverkeersweg maar ook over de panoramaweg op de bergkam van de Kolovrats. Deze weg loopt eerst omhoog naar het dorpje Livek (690 m) en bevindt zich op de bergzadel tussen de Matajur (1642 m) en de Kuk (1243 m), de hoogste top van deze bergketen. Op de kam op de Sloveens-Italiaanse grens is het genieten op de Soca en de Julische Alpen in het noorden en op het heuvelland van Venetië, de Po-vlakte en de Golf van Triest aan de andere zijde. Naar beneden gaat het dan na 42 km en 940 m hoogteverschil over Volče terug naar Tolmin.

    Waterrijk

    Vanuit Kobarid kun je een vlakke fietslus van 25 km in het dal van de Nadisa maken, één der zuiverste en warmste alpenrivieren. Volgens de locale bevolking bezit de rivier een heilende werking. Verleng je deze tocht met 20 km tot in het oord Breginj dat tijdens de aardbeving in 1976 op de kerk na volledig vernield is en het meest westelijk gelegen dorp van Slovenië Robidisce, dan krijg je 450 m hoogteverschil te verwerken. Na de aardbeving is er werk van gemaakt niet alleen de huizen opnieuw op te richten en oude gebouwen tot vakantiehuizen te herstellen maar ook nieuwe fiets- en wandelpaden aan te leggen.
    Wij fietsten van Tolmin over de parallelweg naar Kobarid waar we opnieuw een keuze moesten maken. Of over de hoofdweg met betrekkelijk weinig verkeer of 5 km bergop met 300 m hoogteverschil naar het mooie dorpje Dresnica (540 m) met op een hoogte de Heilig Hartkerk. Indien je geen berggeit bent en de panoramawegen rond Tolmin links hebt laten liggen dan kan je nu eventueel inschatten hoe je morgen de tocht over de Vrsic-pas zal verteren die 10 km lang is met een hoogteverschil van 900 m. Na de gehuchtjes Jecerca en Magozd verandert de weg in een steenslagweg die alsmaar verslechtert. Wij fietsten deze laatste route maar ondervonden dat hij enkel geschikt is voor stevige fietsen, waarover wij gelukkig beschikken, en zeker niet voor bagagekarretjes of kinderwagens. De hoofdweg is anders ook zeer mooi en loopt op een hoogte boven de Soca tegen een rotswand en geeft mooie panorama's op de bergketen. Je moet sowieso even in de richting van Dresnica fietsen maar na enkele honderden meters ga je links een grindweg op naar de parking van de Kozjak waterval. Een wandeling van een halfuur brengt je bij enkele loopplanken tegen de rotswand en even later sta jij, op een houten platform boven een smaragdgroen bassin met overhellende rotswanden, je te vergapen aan de naar beneden stortende watermassa. Of je nu wel of niet de berg op fietst op weg naar Bovec, in ieder geval moet je naar de hangbrug over de Soca in Trnovo ob Soci (bij de camping en het watersportcentrum) om een kijkje te nemen naar de rafters en de kajakers in de immens spectaculaire kloof. Over de hoofdweg gaat het dan verder naar Srpenica en Zaga. Na eerst een hellinkje omhoog fietst het vlot en lang gezapig naar benenden. We komen terug bij een brug over de rivier die we eerst nog even rechts laten liggen. In de volgende bocht ligt een langere brug over een beekvallei met een spectaculair zicht. Uit de rotswand spuit de grootste massa water van alle watervallen in de Julische Alpen, 106 m in vrije val met een verlengde van nog eens 30 m. De Boca is via een wandelpad in 1,5 uur aan de linkerkant van de brug te bereiken. We fietsen terug naar de brug over de Soca, die we over een gladde zandweg stroomopwaarts volgen op de andere oever. Het dal opent zich en wij fietsen de Bovec-vlakte in, een komvormig dal tussen de bergen. Het eerste dorpje is Ceszoca waar zich een leuke uitspanning bevindt. Fiets je rechtdoor op het kruispuntje in dit dorp dan blijf je rechts van de Soca die je dan pas oversteekt aan het begin van de Trenta-vallei. Zo mijd je de verkeersweg maar ook het toeristische stadje Bovec.

    Intermezzo Bovec

    Bovec (460 m) is het toeristenplaatsje bij uitstek aan de Soca. Tussen de twee gotische kerken ligt een plein met typische huizen, restaurants en hotels. De vlakte van Bovec is omgeven door steile bergwanden met de Kanin (2587 m) als hoogste berg. Een kabelbaan brengt je in een half uur over vier stations op 2200 m hoogte van waaruit prachtige bergwandelingen vertrekken over gemarkeerde paden. Vanaf het eerste tussenstation (979 m) kan je downhill mountainbiken naar het dalstation (436 m). Het pittoreske stadje bezit vele overnachtingsmogelijkheden waaronder vier campings in de nabije omgeving. In het centrum heb je twee grote uitnodigende overdekte terrassen, maar een aanrader is zeker de gerestaureerde Dobra-Vila-Bovec. Een trendy hotel-restaurant, stijl jaren 60 met kleurrijke kamers, een modern ogend restaurant en wintertuin. Bovec is net zoals Tolmin standplaats voor de sportieve recreant en geeft een kaart uit met bewegwijzerde wandelwegen en 15 fietswegen. Het gaat hier om zogenaamde mountainbikepaden waarvan vele geëigend zijn voor degelijke hybriden. Ook de panoramawegen, de Trenta-vallei en enkele zijdalen zijn hierin opgenomen als fietsroute. In Bovec komen de valleien van de Soca en de Koritnica samen. Beiden rivieren stromen door bergengten waar nog juist extra plaats is voor een weg. De weg langs de Koritnica loopt naar de Perdelpas (1156 m), de grens met Italië. Aan de samenvloeiing van de Koritnica en de Sumnik ligt het fort Kluse. Diep onder de brug stroomt het water in een smalle diepe kloof. Een strategische plek waar eerst een vesting en later een versterkt fort deel uitmaakten van het eeuwenlange strijdgewoel. Op de weg naar de Predel-pas ligt ook het dorp Log pod Mangrtom, je bevind je nu in het dal van de honderd watervallen. Bij voldoende regen storten zich hier tientallen watervallen naar beneden, niet zichtbaar vanaf de weg maar verborgen in duistere kloven waar gemarkeerde wandelpaden naartoe voeren. Ieder nevendal vergezeld door een straatje is de moeite om omhoog te fietsen of te wandelen, allen eindigen bij een bron, watervallen of in een cirque van bergwanden die dan weer startpunt zijn voor een bergwandeling. Net voor de grens vertrekt de 11 km lange Mangrt panoramaweg ( 1100 m - 2040 m), een tolweg van slechts € 3,00 die eveneens vergezeld is van een bewegwijzerd wandelpad. De tolweg is een uitdaging voor wielerfanaten van alle pluimage, zowel mannen als vrouwen zien wij naar boven kruipen. De weg is smal en de dieptes oneindig. Drie onverlichte tunnels en geiten op de weg spreken boekdelen. Op het hoogste punt van de route, de Mangrt-zadel, wacht je een hemels panorama. Over het zadel, naar het noorden, vergapen wij ons in het Italiaanse dal, de Valle della Lavna, met in de diepte de Laghi di Fusine of de Mangrt-meren (924 en 929 m). Van hieruit wandel je in twee uur (drie uur voor de via ferrata) naar de top van de Mangrt (2678 m). Hiervoor heb je drie mogelijkheden: de rechtse Sloveense weg vooral in gebruik als toegangsweg, hoogtevrees is hier niet op zijn plaats en trapzekerheid is vereist. De linkse Italiaanse weg is gemakkelijker en zelfs geschikt voor onervaren wandelaars en kinderen. Aan Italiaanse zijde ligt ook nog een via ferrata, de steilste in de Julische Alpen waarbij de laatste honderd meter over een loodrechte wand voeren. Terug op de weg tussen de panoramaweg en de pas Predel tref je op een ruïne van een Oostenrijks fort. Aan de weg een monument, een grafsteen in de vorm van een piramide, met aan de voet ervan een gewonde leeuw. Oostenrijkse grensbewakers leverden hier op 15 mei 1809 drie dagen lang een bitsige strijd tegen de overmacht van Napoleons leger. Van overgave wilden zij niet weten, ze streden met de moed van een leeuw en stierven een heldhaftige dood. Interessante nevenvalleien met Gorges en watervallen zijn het bovendal van de Koritnica, de Nemclja en de Šumnik.

    De wildromantische Soča

    Smaragdgroen helder water en volgens insiders de mooiste bergrivier van Europa is vanaf de bron tot Tolmin een langgerekte grote bezienswaardigheid. Tussen Srpenica en Kobarid vloeit hij met grote kracht doorheen de Kobarider dalengte, een kloof waar kajakers, rafters en andere wildwaterfanaten de enorme waterkracht trotseren. De stroming richting Tolmin neemt daarna in sterkte af en het water vloeit door een bedding van ronde witte rolkeien. Veel aandacht van het natuurbeheer gaat uit naar de kweek van de unieke reuzenforel, de Soca Forel of Salmo marmoratus met een gemiddelde lengte tussen 50 en 70 cm. Een logo van deze vis is eveneens het embleem van het wandelpad van de Soca in de Trenta vallei. Dit is 20 km lang en het oudste pad in het Nationaalpark Triglav. Het loopt van de bron tot in het dorpje Krsovec op de grens van het natuurpark in de buurt van Bovec en is te combineren met de bus. Waar de weg langs de Soca terug de bergengte opzoekt staat het bord dat je opnieuw het nationaalpark betreedt. Parkeren doe je op de parking bij een oude kabellift. Net voorbij de bocht daalt een steil voetpad naar de hangbrug bij de ingang van de Gorge at Kršovec Zmuklica, een zeer nauwe kloof. Hier begint ook het wandelpad van de Soča. Een kilometer verder tref je opnieuw een hangbrug waar je alweer geniet van het onstuimige water. Van de andere kant van de brug kom je wanneer je voor Bovec in Ceszoca op de linkeroever van de Soca verder fietst. Op deze grindweg zal je enkele honderden meters wel verplicht zijn de fiets ter hand te nemen. Het is omwille van de spectaculaire kloof ook raadzaam al deze hangbruggen langs de route op te zoeken. De volgende hangbrug fiets je opnieuw over. Opnieuw rechts van het water gaat het over een zandweg in het dal van de Lepenjica voorbij aan een camping en gastenkamers (450 m). De Lepenjica vallei eindigt na 6 km bij de Dom Dr. Klementa Juga (700 m), een berghut en is zeker de moeite om naartoe te fietsen. Deze berghut is ook uitgangspunt voor een gemakkelijke twee urenwandeling naar het Krnska jezero of Krn-meer (1394 m) en de top van de Krn (2244 m) die nog een uurtje verder ligt. Aan de ingang van de vallei bevindt zich de Lepena Gorge. We blijven rechts van de Soc;a en naderen het gelijknamige dorp. Pal ervoor ligt de grote Soca Gorge die 750 m lang is en 15 m diep. Net voorbij het dorp stoot je op de volgende nevenvallei, die van de Vrsnica en de Suhi-potok ... weeral met Gorges en watervallen. Over de hoofdverkeersweg gaat het dan verder naar Trenta. Typerend is de bouwstijl van de zogenaamde Trenta-huizen met lang overhangend houten dak en daaronder een balkon met trap. In het gehucht Na Louga kun je in het informatiecentrum van het Nationaalpark Triglav via multimediavoorstellingen en exposities alles te weten komen over hydrologie, geologie, milieu, natuur en cultuur. Op het bovenverdiep bezoek je een restauratie van een Trenta-huis met schapenalm. Vanuit Trenta (620 m) is een mooie twee- of driedaagse huttentocht (twaalf uren wandelen in het totaal) te maken naar de top van de Kanjavec (2568 m) met overnachting in de berghutten Tržaška Koca (2151 m) of de Zasavska Koca (2071 m).Een ander natuurschouwspel is de Botanische alpentuin "Julijana" die tot stand kwam door Albert Bois de Chesne (1871-1953), geholpen door diens bergvriend Julius Kugy. Je vindt hier niet alleen alpenplanten uit het nationaalpark maar ook planten uit omringende bergketens, zoals de Karawanken en Kamnik-Savinja Alpen. Even verder voor de eerste haarspeldbocht richting de Vrsic-pas loopt een weg naar de parking om de bron van de Soca te bezoeken. Een half uurtje wandelen brengt je in een wilde vallei. Beneden zie je een ruige bergstroom in ettelijke watervallen naar benenden storten. Voor de bron moet je naar boven en via een staalkabel balanceer je op een smalle richel een zevental meters boven het water. De bron is een bassin in een grot, meestal staat deze in de zomer te laag om naar buiten te spuiten, maar wees toch op je hoede.

    De Vrsic-pas

    De Vrsic panoramaweg bestaat uit 50 bochten, 24 omhoog vanuit Trenta en 26 omlaag naar Kransjka Gora. Een reden om de route in deze richting te fietsen is dat je tot aan het begin van de bergpas haast geen merkbaar hoogteverschil hebt moeten overwinnen, de hoogteoverwinning verliep vooral in een lang vals plat. De 11,6 km lange klim naar de pas gaat geleidelijk aan een bijna continue stijging naar boven. De bochten zijn genummerd, maar was het nu in bocht 39 of 38 dat die waterval lag? Voor wie er tegen aan ziet kan altijd proberen zijn fiets op de bus te zetten en boven uit te stappen. In de tweede bocht naar boven staat het standbeeld van Julius Kugy waarnaar de Julische Alpen genoemd zijn. Op de pas zelf liggen enkele berghutten en heb je een heerlijk uitzicht op de Prisojnik (2547 m). De afdaling is in 26 bochten opgedeeld over een afstand van 12,4 km. Ergerlijk zijn hier de kasseien in de bochten. Wanneer je op je zadel zit te wroeten en dan nog die ellendige kasseien moet verwerken in de klim is een reden te meer om de route in de door ons voorgestelde richting te fietsen. In de afdaling kom je voorbij een houten donkerbruine Orthodoxe Russische kapel. In de bergwand voor ons, na lang zoeken, herken je een gezicht. Peter, onze begeleider vroeg of we de persoon tegen de bergwand zagen, daar bij die witte stip. Die bergwand was zover af en wij vroegen ons af waar hij die persoon zag. Dat meisje daar, herhaalde hij. Welk meisje, hoe weet jij dat het een meisje is. Door dat lange haar, antwoordde hij. Een lachbui volgende toen bleek dat wij naar een reuzengroot gebeeldhouwd gezicht in de rotswand moesten uitkijken, dat van die lange haren had hij even erbij gefantaseerd. Bij de eerste huizen van Kransjka Gora houden wij halt bij een grote vijver. Op de oever staat een monument van Zlatorog, de gems met de gouden hoorns. Ons gasthuis Gostilna Cvitar ligt pal in het centrum van Kranjska Gora, op de markt langs de kerk. Het was een drukke dag vandaag en al laat. Van vroeg in bed kruipen komt echter niets in huis, tijdens een nagesprek met de waart vergast die ons op blauwbessenjenever. Na enkele glaasjes moet Sonja de specialiteit van het huis proeven, een pruimenstrudel. Nadat Peter en ik de fles schnaps geledigd hebben, laat de waart ons los ... inmiddels zijn we middernacht al ver voorbij.

    Ogen te kort

    Kranjska Gora ligt aan de bovenloop van de Sava Dolinka op enkele kilometers van de Italiaanse en Oostenrijkse grens. De stad is bekend om zijn wintersportcentrum dat in richting Italiaanse grens ligt. De volgende morgen fietsen we parallel aan de hoofdweg voorbij aan die skipistes naar de bron van de Sava. Onze fietsen laten we achter bij de toegang tot een bosje. We gaan te voet verder want borden maken ons duidelijk dat fietsen hier verboden is. De met grind verharde wandelpaden in het natte boslandschap Zelenci zijn een aangename verrassing. Een oase in de bergen waar een goed uitgezette bewegwijzering ons de weg toont. Uiteindelijk komen we bij een magnifieke biotoop, een veenachtig gebied met smaragdgroene plas, een uitkijktoren en infoborden. Een plaats van rust, een plek om even te verwijlen. De bron zit verborgen onder de struiken, bij iedere sprong op de oever ontsnappen luchtbellen uit de bodem en wij creëren even een bubbelbad. Terug in Kranjska Gora verlaten wij het stadje langs de andere zijde over een geasfalteerd fietspad op een oude spoorwegbedding, een fietssnelweg door bomen onttrokken aan de hoofdweg. In Gozd Martuljek draaien we rechts de vallei in en laten onze fietsen achter op de wandelparking. We wandelen een kloof binnen met loodrechte wanden en een met witte keien bezaaide bedding. Via enkele brugjes komen wij tot bij de onderste Martuljkov waterval. Imposant hoe het water in zes stages naar beneden stort, met zekerheid is dit in zijn totaliteit de hoogste waterval op onze rondreis. Het nog steeds bewegwijzerde fietspad op de voormalige spoorweg naar Mojstrana veranderd in een goed fietsbaar grindpad. In dit dorp lopen twee wegen naar het zuiden. De rechtse naar de Vrata vallei met de bergrivier Bistrica die na 11,5 km eindigt bij de noordwand van de Triglav. Net voorbij de laatste huizen fietsen we links naar de rivier en stuiten op een prachtig stukje groen, een voortreffelijke picknickplek aan de met witte keien bezaaide beekbedding. Na 5 km staan wij op de parking van de Pericnik waterval. Een half uurtje wandelen brengt ons bij de van een overhellende rots vallende watermassa, 52 m hoog naar beneden. Onder in de waterval ontwaren wij een regenboog. Leuk is ook dat je achter de immense watermassa door kunt wandelen in de uitgeholde rotswand. Nat is het wel, door condens ontsnap je niet aan een frisse douche. Langs de waterval gaat het omhoog naar het op een rots gelegen waterbekken en merken wij dat ook daar een waterval van 16 m naar beneden klettert. Aan deze kleinere waterval zit een familie lekker Vlaams te praten, de wereld is klein, niet? Boven op de rots kun je vanaf de richel in de diepte kijken, niets voor mensen met hoogtevrees. Na de waterval wacht ons een klim van 25 % over twee kilometer die daarna uitvlakt. Sonja besluit bij de blokhut op de parking te wachten zodat ik mijn bagage bij haar achterlaat. Peter en ik pakken de helse klim richting Triglav noordwand aan. Gelukkig is de steilste helling geasfalteerd en wanneer ik mij omdraai zie ik Peter mijn gezel, mountainbiker en 20 jaar jonger, zijn tanden stuk bijten om dat Belgske te volgen ... hij ziet af en ik maar grappen over plattelandfietsers en ouderdomsdekens. De Triglav-wand is hier maar liefst 1500 m hoog en geliefd bij bergbeklimmers. Bij een reusachtige monumentale kettingschakel ter herinnering aan Partizaanse bergbeklimmers, aanschouwen we nogmaals de wand en keren daarna terug. Ditmaal bergaf en in geen tijd staan zijn wij terug bij Sonja. Terug in Mojstrana draaien we naar rechts, de tweede weg naar het zuiden, en klimmen gelijkmatig de vallei uit. Na 4 km in een bocht net voorbij de top nemen we rechtdoor een smalle weg omlaag door het bos. Deze mondt uit in de machtige Radovna vallei met in het verlengde de Krma vallei, die ik maar niet vastgelegd krijg op camera. Drie-dimensioneel zicht omzetten in twee- dimensioneel beeld is niet evident en brengt niet altijd het verwachte resultaat. In het gehucht Zgornja Radovna bevindt zich de museumboerderij Pocar. De langzaam door het bos dalende grindweg langs de Radovna is van onbeschrijfbare schoonheid, dit is genieten. Deze vallei is top: partizanenmonumenten, almen, hutten, hooidroogrekken, kapelletjes, bergwanden en een zuivere bergrivier. Een tiental informatiebordenborden geven uitleg.

    Massatoerisme in Bled

    De vallei van de Radovna krijgt naar het einde toe een asfaltlaag en in Gorje verliezen we de rivier even uit het oog. We vinden hem terug in de kloof Vintgar. Wellicht het bekendste natuurmonument uit de omgeving en omwille van het massatoerisme het best vroeg in de morgen of laat in de namiddag te bezoeken. Zo mijd je op de smalle loopplanken en paden de grote horten toeristen per bus aangevoerd. De kloof, sinds 1893 toegankelijk gemaakt, is een 1,6 km lange en 100 m diepe engte met loopbruggen beneden langs de wanden, enkele meters boven het wateroppervlak. Aan het einde zorgt een afdamming onder een spoorwegbrug ervoor dat de waterdruk op de 16 m hoge waterval Sum behouden blijft. Voor een foto moet je een lange trap naar beneden, een eindje verder over een brug en langs de andere oever over een bospad terug naar de voet van de waterval. Het ovale meer van Bled (475 m) met in het midden het eilandje is bekend als vanwege zijn pelgrimskerk met wensklok. Het kerkje is vooral in gebruik voor huwelijksplechtigheden. Rond het meer ligt een wandel- en fietsweg van ca. 8 km. Op een rots boven het meer staat de burcht van Bled waarin een streekmuseum is ondergebracht. Aan de hoofdweg richting het meer met zijn winkels, hotels en restaurants is veel bedrijvigheid. De pelgrimskerk op het eiland is bereikbaar per boot. Over de breedte van het meer staan twee banen getrokken voor de roeiclub. Slovenië is bekend om zijn vermaarde roeiers die hier en op het meer van Bohinj hun trainingsbasis hebben, zij leverden zelfs enkele wereldkampioenen. Bled geeft een toeristische kaart uit met ingetekende fietswegen en 15 wandelwegen met op de achterkant een kleine uitleg en de geschatte tijdsduur.

    Autotrein voor fietsvervoer

    Deze etappe gaat naar de autotrein in Bohinjska Bistrica die ons de smalle weg over een weinig zeggende bergpas moet besparen. De trein rijdt ongeveer om de twee en half uur. Je hebt twee mogelijkheden om deze trein te halen. De eerste gaat over de hoogvlakte Pokljuka (1200-1500 m), een heuse klim dus. Boven op de top gaat de route linksaf over een grindweg door moerassig natuurgebied. Wij kiezen voor de geleidelijk aflopende hoofdweg naar Bohinjska Bistrica nadat we eerst eens rond het meer fietsten. Op deze weg liggen drie dorpjes aan onze rechter kant waar wij telkens de hoofdweg voor enkele kilometers verlaten. Het eerste dorpje is Bohinsjka Bela. Bela, belle, mooi, zo mag je het dorpje wel omschrijven. De straat klimt naar het centrum en wringt zich tussen enkele oude typische huizen en schuren doorheen het dorp. Boven het dorp bij een rotswand bevindt zich een onbeduidende waterval die te bereiken is via nauwe straatjes. Interessanter is een geleid bezoek aan de druipsteengrot Pod babjim zobom. Afspraak van mei tot september op zaterdag om 10 uur voor het gasthof Rot, in juli en augustus op woensdag, zaterdag en zondag. Het volgende dorp is Nomenj en via het eerste wegje verlaten wij opnieuw de hoofdweg. Als Bela voor mooi staat, dan is men dat hier in veelvoud vergeten te vernoemen. Let ook eens op de kleurrijke bijenhutten in de weiden of gewoon langs de weg. Hutten, want daar lijken ze op, alleen dat de façade bestaat uit vele op brievenbussen lijkende bijenkorven die de bijen toelaten naar binnen en buiten te vliegen. De Carnica- of Carniola-bij is bij imkers een gewaardeerd insect en net zoals in Karinthië aan de andere kant van het Karawankengebergte is de honing van deze vlijtige beestjes een gegeerd product. Vanuit het dorp kun je te voet nog naar enkele watervallen. Wij fietsen niet de hoofdweg op na het dorp maar nemen de in verval geraakte oude, in het begin haast overwoekerde, weg. Wanneer wij uiteindelijk dan toch op de hoofdweg geraken, steken we deze over en via een houten brug geraken we op de andere oever van de Sava Bohinjka met een picknickzone aan de rivier. We leggen ons in het gras en kijken naar de vissen in het water. Aan de andere kant van de weg boven een huis stort nog een smalle waterval naar beneden. Even verder verlaten we opnieuw de hoofdweg en fietsen door het gehucht Bitnje. In een weide op de rand van het gehucht staat een typisch kerkje met vierkante toren en gekleurde bakstenen op de hoeken. Hier komt ook de route over de hoogvlakte Pokljuka naar beneden. Na nog drie kilometer verkeersweg staan we bij het stationnetje van Bohinjska Bistrica. Een half uur voor de trein van half twee, goed op tijd dus. Wie de huttenwandeling de eerste twee dagen niet gedaan heeft raad ik aan om minstens één overnachting in hotel Zlatorog of op de gelijknamige camping te overwegen en een bezoek te brengen aan de Savica waterval, het goddelijke meer en al het andere moois. De oude autotrein is na aanleg van de smalle bergweg over de bergpas haast niet meer in gebruik, maar voor fietsers is dit een meevaller. In zes minuten sta je na een 6339 m lange tunnel in Podbrdo (508 m) aan de andere kant van de bergketen en dit voor € 6,25 voor twee personen en twee fietsen. Bovendien bevinden zich in de aparte fietswagon achttien fietshaken en enkele in de bodem verankerde riemen om karretjes en zo vast te maken. We fietsen nu door de Baska grapa of de vallei van de Baca. De weg is verlaten, smal en loopt op een hoogte langs de rivier tegen de rotswand. Op een helling naar een dorpje boven in de vallei na loopt de 25 km lange weg naar beneden tot de rivier uitmondt in de Soca in het dorpje Baca. De oude spoorbaan uit 1906 met mooie viaducten is uitgegroeid tot een historisch en architectonisch monument. De spoorweg brengt je tot in Postaja tot op 7 km van Tolmin en kan dus dienen als alternatief. Onderweg lagen maar enkele uitspanningen waarvan er slechts ééntje die dag open was, een combinatie van minisuperette en bar met een terrasje van twee tafeltjes in een bocht boven het dorpje Knesa. In Baca komen we op de hoofdweg terecht naar Most na Soci, ertussen ligt het station van Postaja voor wie de trein tot hier nam. Most na Soci ligt aan het stuwmeer op de samenvloeiing van de Soca en de Idrijca. Halverwege dit meer is het heerlijk vertoeven in een uitspanning met Zuiderse sfeer ... een strandhut met cocktailbar en schaduwrijk terras. De weg loopt langs het langgerekte meer ... Tolmin is niet ver meer.

    Foto's, kaart en praktische informatie:

    http://users.telenet.be/fietscontreien/slovenian_triglav.htm
    en
    http://foto.telenet.be/8712244112

    02-01-2011 om 00:00 geschreven door wandelcontreien  




    Archief per jaar
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2008
  • 2007
  • 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    MIJN WEBSITE (fietsen + wandelen)
  • FIETS(WANDEL)CONTREIEN

  • Foto

    Sonja, mijn trouwe partner, volgt mij op al mijn tochten

    Foto

    foto boven: Urwaldsteig
    foto midden: Wilder See/Zuid-Tirol
    foto onder: Bärentalspitze/Zuid-Tirol


    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs