Ik ben Guy Raskin , en gebruik soms ook wel de schuilnaam Fietscontreien en wandelcontreien.
Ik ben een man en woon in Tongeren (België) en mijn beroep is zoals mijn passie, avontuur zoeken door er op uit te trekken in de natuur.
Ik ben geboren op 12/05/1962 en ben nu dus 62 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: fietsreizen en wandelreizen.
Sonja en ik hebben in 2012 de reportagevereniging "Fiets(wandel)contreien" gesticht met als uithangbord ...
Reportagevereniging 'Fiets(wandel)contreien' ter promotie van fiets- en wandelreizen Wandelcontreien
01-06-2014
De Uplandsteig in het Hochsauerland (etappe 3)
Uitzichtloos
Goed weer, droog, geen druppel, een
prachtige dag volgens onze taxiweerman die ons afzet bij de Diemelsbron. Witte
wolkjes voor blauwe hemel, met goed gemoed trekken we richting hoogste bergen
van het Sauerland. Brede boswegen herinneren ons aan de eerste etappe.
Houtsnijkunstenaars hebben zich uitgeleefd op halfhoog afgezaagde boomstammen.
We komen houten sculpturen tegen als een arend, uil, beer en andere wilde
dieren. Het meest recente kunstwerk is een miniatuurburcht die in plaats van op
een rotsblok op een boomstronk troont. We zien een wild dier op ons toestormen
en houden angstvallend in. Naderend blijkt het een uit de kluiten gewassen haas
te zijn die ons tegen de strakke wind in blijkbaar niet geroken of gehoord
heeft. Gelukkig is hij nu de angsthaas die ons op het allerlaatste moment
opmerkt, een haakse bocht neemt en in een hogere versnelling het bos in schiet.
Verderop zitten nog vijf soortgenoten gezellig rond te huppelen. Ze merken ons
wel op en blijven op afstand bij de bosrand. Als we naderen verdwijnen ze
behoedzaam in de bescherming van het woud. Het bos wordt dichter, de paden
smaller en donkerder wanneer wij het natuurgebied van de Itterbronnen betreden.
De Itter is één van de twee riviertjes die gescheiden door een heuvelrug door
Willingen vloeit. Het andere is de Hoppecke waarvan de bron in de Neuer Hagen
ligt, het hoogst gelegen heidelandschap van Europa en één der grootste van het
Sauerland. Het bronwater zou een constante temperatuur van 8° hebben en zelfs
in de winter niet bevriezen. Ook de hemel wordt grauwer, de bergen gaan
verscholen achter een regengordijn dat binnen de kortste tijd over ons heen
trekt. We beginnen hard te twijfelen aan de voorspellingen van onze
taxichauffeur en denken: man blijf bij uw leest. Maar toch, op de heide
treffen we vele andere wandelaars aan die zich eveneens lieten misleiden.
Dauerregen, slechts één keer maar de hele dag lang. Maar niet getreurd! Onze
Ponchos en warme kledij in de rugzak en die grote rode paraplu die ik al vele
kilometers meesleur komen dan toch van pas. Aan de bovenkant van de heide
boven een leisteengroeve bevindt zich de top van de Clemensberg (838 m) met bergkruis. De top
biedt een 360° panorama. Maar niet vandaag, we zien amper de bergen om ons
heen. Even verder ligt de Hochheidehut. Opdrogen willen we er en een warme hap naar
binnen werken. Iedereen moet dat gedacht hebben want de hut zit overvol.
Gelukkig komen er snel twee stoelen vrij en even later doen we ons tegoed aan
heideworst met Kartoffelsalat. Bratkartoffeln en Kartoffelsalat zijn nu eenmaal
gerechtjes die je in Duitsland moet gegeten hebben. Stoppen met regenen is voorlopig
nog niet aan de orde en we gaan weer op stap. Vanaf de hut voegt zich nu de
Rothaarsteig voor een tijdje bij de Uplandsteig. Een vochtig pad brengt ons
naar de hoogste berg van het Sauerland, de Langenberg (843 m). Grote borden geven
aan dat het pad verboden is voor mountainbikers maar aan de wielsporen te zien,
geldt dit niet voor iedereen. We komen bij het bergkruis dat de top moet
aangeven. De hoogste top is dicht begroeid met bomen, lijkt helemaal niet op
een berg en is zonder uitzicht. Bij het kruis staan een tafel met stoelen en
een schommelbank, het zogenaamde Rothaarsteig-meubilair. Leuk om in te ontspannen
als het tenminste droog is. We dalen af naar Willingen, voorbij aan de
zogenaamde Richtplatz, een plaats waar vroeger recht gesproken werd. In
Willingen loopt de laatste kilometer van de Uplandsteig aan de gondelbaan
voorbij. Wie Willingen bezoekt moet hier gewoonweg naar boven. Ons kaartje
geeft recht op vrije toegang tot de Hochheidetoren op de Ettelsberg (838 m). De 59 m hoge toren is met het
panoramaplatform op 875 m
het hoogste uitzichtpunt van Sauerland. Het eentonige grijze wolkendek is intussen
verdreven door een buienlucht, met heldere opklaringen die ons toch nog een
weergaloos uitzicht bezorgen. In Siggis hut is het vandaag rustig, maar in het
weekend is hier de hel loos en moet je uitkijken of de
vooruitzichten zijn uitzichtloos.
Praktisch
AFSTAND
Uplandsteig: 65 km
(onze GPS gaf 66 km
aan)
AFSTAND
Uplandsteig incl. routes naar slaapmogelijkheden onderweg: 71,9 km (door onze GPS
aangegeven)
BEWEGWIJZERING:
een witte U op zwarte achtergrond.
ETAPPE-INDELING:
Met
overnachtingen onderweg (door onze GPS aangegeven):
Willingen Eimelrod = 22,5 km
Eimelrod Usseln = 24,9 km
Usseln Willingen = 24,5
km
Met
overnachtingen in één hotel en transfers naar etappestart en -doel
(taxi-vouchers):
Alsace Elzas Frans, Duits en opnieuw Frans. Welche, een
eigenheid in de Vogezen uitheems of inheems? Een mengeling van culturen, een
mengeling van landschappen.
Het hotel, annex
gîte, annex herberg, ligt op eenzame hoogte (950 m) aan de bosrand
halverwege in een berg. Bergen vol verhalen over de Franken en de Alemannen die
hun naam aan beide landen ontleenden, over de Frans-Pruisische oorlog en de
frontlijn in WO-I. Het wandelhotel LÉtang du Devin was in de Grote Oorlog een
Duits hoofdkwartier net achter de Duitse stellingen. Vandaag berghotel, gîte en
herberg met een formule waarin tien Franse hotels zich verenigd hebben. Van
individuele tot in de puntjes georganiseerde wandelreizen naar ieders budget en
wens.
Wandelhotels (Hoteliers
Randonneurs)
Hoteleigenaars verdeeld over de belangrijkste
bergmassieven van Frankrijk hebben zich herenigd in de formule Hoteliers
Randonneurs. Gemeenschappelijke waarden zijn een hartelijk onthaal, lokale
keuken, terreinkennis en een wandelvakantie op maat. Zo heb je bijvoorbeeld
de keuze tussen gemakkelijke, middelzware of zware wandeltochten van enkele
dagen tot een week en meer. Geen hotelketen, maar individuele berghotels met
een eigen identiteit en persoonlijkheid die een wandelprogramma op mensenmaat
aanbieden. Ze hanteren een hotelformule terwijl in verscheidene ook
overnachten in appartementen, chalets of in een slaapzaal in
(jeugd)herbergstijl mogelijk is.
Gewapend met wandelstokken
en een goed humeur trekken we door de voormalige Duitse frontlinie, voorbij aan
betonresten van allerlei bunkers, een infirmerie en het eindstation van de
kabelbaan die diende voor bevoorrading van de stellingen op de Tête de Faux (1200 m). In de bossen zijn
nog goed de loopgraven te herkennen en bovenop de berg ontdekken we de resten
van een gevechtsbunker met schietgaten richting Frankrijk. Het is te zeggen,
destijds richting Frankrijk toen de grens nog over de Vogezentoppen liep.
Enkele meters ervandaan een gedenksteen voor de gesneuvelde Franse soldaten die
de stellingen bestormden. Een door de Fransen met zware keien bezaaid ezelspad
dat diende voor de bevoorrading van de fronttroepen, leidt ons de berg af naar
een Frans kerkhof waar de door het dichte sparrenbos schaars binnendringende
zonnestralen een ingetogen sfeer scheppen.
We hebben enkele geocachers in onze
groep die een aantal caches in de nabijheid van de route in hun GPS geladen
hebben. Hun zoektocht naar de verborgen schatten blijkt tijdrovend te zijn en
brengt onze wandelplanning in gedrang. Gelukkig serveren ze het avondeten in
Frankrijk pas vanaf 19hr30. Of de naamgeving van de Col du Calvaire iets met de
oorlog te maken heeft weet ik niet, maar het pad leidt naar een natuurlijk trap
van grote naar beneden gerolde granietblokken waar we naar omhoog moeten tot
bovenop de Tête des Immerlins (1216
m). Een calvarietocht in de ware zin van het woord.
Achter de top gaat het naar de eigenlijke Col du Calvaire (1150 m). Een skioord bij het
Lac Blanc en toegang tot een bijzonder fraai plateau van bergheide- en veen
bovenop de Vogezenbreuk.
De Col de Calvaire zal overmorgen ons startpunt zijn
voor één der meest imponerende wandelingen der Vogezen. Voor de terugweg
wandelen we in een boog omheen de Tête de Faux. We trekken de weiden in met
heerlijk zicht op de rechts van ons liggende vallei. Eenmaal terug in de
bosrand stoten we opnieuw op Duitse kampresten. Onze eerste tocht was een
kennismaking met een grimmige periode uit het Duits-Franse verleden waar de
natuur terug de bovenhand kreeg maar het oorlogsverleden zijn stempel drukte.
Ditmaal gaan we op zoek naar
de lokale gastronomie. Stevige kost die we moeten verdienen, want er staan heel
wat hoogtemeters te overbruggen vandaag. Vanuit het dorpje Bonhomme (700 m) beginnen we de klim
naar de Col de Bagenelles (905
m) die de overgang vormt tussen wat men hier Welche
noemt en de Val dArgent. Welche komt van Welsch en slaat terug op zowat
alles wat niet streekeigen is. Welche is ook de benaming van het streekdialect
dat samengesteld is uit dialecten van verscheidene inwijkelinggroepen die zich
in de door oorlogen haast ontvolkte gebieden van de Elzas neergelaten hebben.
Hieronder waren ook immigranten uit Duitstalige regios zoals Zwitserse boeren
die de herbergzamere bergen van de Vogezen verkozen boven het gure hooggebergteleven.
Het Welche bezit dan ook duidelijk hoorbare Duitstalige invloeden. De vallei
achter de Col de Bagenelles is de Val dArgent, genoemd naar de zilver-, lood-
en kopermijnen die de mensen hier eeuwenlang ontgonnen. Over skipistes, wat
kunnen die dingen stijl zijn, gaan we tot boven op Col du Pré de Raves (1005 m), bovenop de Crêtes
met opnieuw een prachtig uitzicht.
Een wandelwegwijzer stuurt ons ditmaal een
skipiste naar beneden die slingerend door een bos bij de kaasboerderij Grain
Johee eindigt. Munster, Tom dAlsace en bergkaas zijn de hier meest bereide
streekkazen. Er is ook een eetlokaal met een kaart van streekgerechten die wij
maar al te graag aanspreken. Franse gerechten met Duitse invloed, of Duitse
gerechten op zijn Frans gebracht of een mengeling van beiden verrijkt met
uitheemse kookkunst, we laten de twijfel in het midden. Waar we het over eens
zijn is dat het machtig bergvoer is, dat ons weer op krachten brengt. Na het
Weclche-gastronomie-uurtje staat de beklimming van de Brézouard op het programma
en daarvoor volgen we opnieuw op de GR5. Een stevige klim over een grimmig
bergpad brengt ons op de top. Van de Grand Brézouard (1229 m) gaat het over de kam
naar de Petit Brézouard. Terwijl de eerste een uitzicht geeft naar het noorden
hebben we door toedoen van een hevige storm die enkele jaren terug haast alle
bomen van de top scheerde, op de tweede een alom panoramazicht. Beneden aan de
heuveltop staat een toegankelijke schuilhut van de Club Vosgien, een
organisatie die instaat voor ontwikkeling en promotie van wandeltoerisme. Zij
zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van het wandelnetwerk en in
samenwerking met het Franse nationaal geografisch instituut publiceren zij ook
de nodige wandelkaarten. Naast de hut staan grote picknicktafels. De ideale
rustplaats om een vesper in te lassen met munsterkaas en een Franse baguette.
Bijna in directe lijn
schieten we de berg naar beneden waar bij een oude hoeve een biervat
aantreffen. Het uitgangbord van de ambachtelijke brouwerij Brasserie du Pays
Welche. Dit is bij wijze van spreken geen Frans bier, naar de smaak te
oordelen heeft de brouwer duidelijk inspiratie gezocht bij de Belgische
hopbieren. Na een interessante rondleiding met geur- en proefsessie is het tijd
voor het echte werk. Op een geïmproviseerd terrasje met plooitafel en
plooistoeltjes geven we een verlenging aan de bierproeverij. De brouwersvrouw
biedt gratis koek en gebak aan. Dit om één of andere bizarre wet te omzeilen om
bier te mogen schenken, vandaar (www.brasseriedupayswelche.fr).
Hier staan we dan, op de Col
de Calvaire (1150 m),
gereed voor wat we de koninginnentocht bestempelen. Een contrast tussen berglandschap
en hoogteplateaus van heide en venen. Een tocht beneden aan en boven op de
breuklijn, van het Lac Blanc over het Lac Noir en Lac Forlet naar het Lac Vert.
De meren liggen één voor één in de schaduw van enorme rotswanden en enkele
Vogezentoppen. Grote industrieën uit de Rijnvlakte hadden vroeger elektriciteit
nodig en plaatsen op de bergriviertjes stuwen waardoor deze meer debiet kregen.
De namen van de meren verwijzen naar de kleurschakering van het water. Het Lac
Blanc dankt zijn naam aan het heldere kwartszand en het Lac Noir ligt in de
schaduw van de enorme rotswand. Het Lac Vert kleurt groen vanwege zweefalgen.
Een kleur voor het Lac Forlet is er niet, maar door de forellen die er uitgezet
zijn noemt het ook Lac des Truites.
We wandelen een pad omhoog
naar de zogenaamde corniche van het Lac Blanc. Het pad balanceert op de rand
van de rotswand en is gewoonweg adembenemend met imponerend dieptezicht op het
meer en vergezicht op de bergen. Als bekroning eindigt dit spectaculair pad op
de Rocher Hans boven een gapende diepte met zicht op een lager gelegen rotspunt
met Mariabeeld. De verbinding tussen de meren gebeurt over rotsige
bergbospaden. Het pad Het Lac Noir krijgen we slechts even vanuit de hoogte te
zien. Onze geocachers zijn weer op speurtocht waardoor we ze uit het oog
verliezen. Eenmaal uit het bos staan we aan de rand van een 200 meter diepe kuip met
onderin het Lac de Forlet (1075
m). De gure wind heeft hier vrij spel en de groep gaat
de steile afdaling aan over het keienpad. Enkele van ons trekken terug het bos
in op zoek naar de geocachers. Het is zondag en we zijn duidelijk niet alleen
onderweg. De groene bergweiden tegen de rotswand zijn beschut tegen de wind en
inheemse wandelaars trekken hier naartoe om te picknicken of gewoonweg te
zonnebaden.
We steken een weide over om
vervolgens een paadje niet breder dan een wildspoor te volgen doorheen een
zompig veengebied. Een geheimtip die enkele jaren terug een berggids mij
verraadde en voor een avontuurlijke noot zorgt. Voorbij het laatste meer, het
Lac Vert (1075 m)
houden we halt bij de herberg van de Tanet. We hebben geluk, er komt net een
grote tafel vrij in de door zondagstappers overbevolkte chalet. De
blauwbessentaart valt in de smaak, net als het plaatselijke seizoensbier.
Hier is ook ons keerpunt van de wandeling
vandaag. Bovenop de rotskam loopt de GR 5, onze weg terug. Maar om boven te
geraken moeten we een steile skipiste omhoog. Het is zwoegen en zweten tot
boven op de Crêtes. De klim eindigt bij een hoop opgestapelde rotsblokken, de
top van de Tanet (1293 m).
Bij de zuivere en heldere lucht is het mogelijk zowel de bergketens van de
Jura, het Zwarte woud, de Zwitserse Berneralpen met de Junkfrau en zelfs de
eerste bergtoppen van het Oostenrijkse Vorarlberg waar te nemen. Achter de top
ligt een al even bewonderenswaardige bergheide. Het plateau geeft in alle
richtingen een hemelsbreed uitzicht, alsof je op het dak van de wereld loopt.
De bergheide is een geliefd natuuruitstapje bij dagjestoeristen. Enkele
kinderen amuseren zich met Steinmännchen te stapelen. Anderen zitten te
picknicken of te zonnen op grasperkjes tussen de heideplanten. Het pad loopt op
de rand van de heide op enkele meters van de rotswand. We trekken doorheen een
bosje van bizar vervormde bomen. De kleur van de schors laat even vermoeden dat
het berken zijn, maar de verkleurende getande blaadjes laat onze fout inzien.
Het zijn beuken die door de arme rotsachtige bodem en de gure
weersomstandigheden bizarre vormen aannemen. Het pad trekt rechtdoor rechtaan
door het kreupelbos. Om de haverklap staan betonnen paaltjes waarop een F en
een D gekrast. We realiseren ons dat dit de oude grens tussen Frankrijk en
Duitsland is, van toen de Alsace nog Elzas noemde.
Het gaat opnieuw omhoog over
een rotswand naar de Ringekbuhlkopf (1302 m), met oriëntatietafel, en de Gazon du
Faing (1302 m).
Faing is het Vogezisch woord voor veen. Het landschap lijkt op onze Hoge Venen
maar dan aan één kant bruusk eindigend met een loodrechte rotswand naar
beneden.
Na de zware wandeling van gisteren stonden
vandaag twee wandelingen geprogrammeerd vanaf de Col de la Schlucht (1139 m) voor diegene die het
eventueel wat rustiger aan wilden doen. Een korte van 5 km naar de Hirschsteine met
spectaculaire trapladder en een tweede van 11 km over de Crêtes naar de
Hohneck (1363 m)
en terug via het beruchte Sentier des Rochers. Een hallucinant bruggen en
kabels beveiligde bergpad tegen een steile rotswand. Jammer genoeg vanwege de
hoogte en de langs de noordkant van de Vogezenbreuk gelegen paden zijn deze in
deze vroege lenteperiode niet toegankelijk vanwege sneeuw en ijs. We besluiten
dan maar om een kortere wandeling te combineren met een bezoek aan het museum
en slagveld van de Linge. Onze wandeling start bij het museum (986 m) en maakt in het begin
deel uit van een historisch pad over de beboste bergkegel. Langs het
herdenkingsmonument van de Franse jagers wandelen we de Schratmännele, die
samen met de Tête du Linge de kegelberg vormt waarop de Duitse stellingen
lagen, omhoog. Het pad loopt langs bunkers, schietstellingen en loopgraven. Het
bos eindigt bij de Glasbomwasen (950
m), een groot grasveld met zicht op de door ons gisteren
belopen breuklijn. In dalende lijn gaat het dan opnieuw een bos in naar het
Nationale Franse militaire kerkhof Le Wettsein. 3538 soldaten liggen er
begraven waarvan de beenderen van 1337 gesneuvelden verdeeld zijn over twee
ossuaria. We dalen door weiden verder naar het gehucht Les Basses Huttes (690 m). Een kerk, enkele
huizen en een hotel waar we terecht kunnen voor drank, een dagschotel of een
stuk taart. Over boswegen en paden gaan we de beklimming aan, terug naar de
Linge. Maar eerst houden we halt bij het Duitse militaire kerkhof van zwarte
afgelijnde kruisjes en een arduinen grafsteen van een gesneuvelde Joodse Duitse
soldaat. Realiteit in WO I, ondenkbaar in WO II.
Het monument van het slagveld
van de Linge herdenkt één der bloedigste gevechten uit de grote oorlog. Tussen
20 juli en 15 oktober 2015 sneuvelden hier maar liefst 10000 Fransen en 7000 Duitsers.
Een beeldreportage verteld over de betonnen stellingen en loopgravenvan de Duitsers bovenop de kop en slechts
tien meter verwijderd de in de berg uitgraven Franse loopgraven. Tien meter
afstand waarop beiden partijen elkaar met geweren en vlammenwerpers te lijf
gaan. Over een afstand van één kilometer schieten de Duitsers 40000 obussen af.
Na een patstelling van enkele maanden en vele mensenlevens verschuift het
slagveld naar het noorden, naar de Argonne.
Onze derde
wandeling is een wandeling tussen twee pareltjes van Elzasser wijnplaatsjes.
Startplaats is Kaysersberg, de geboorteplaats van Nobelprijswinnaar Albert
Schweitzer. Het stadje ligt geklemd tussen twee heuvelruggen en geniet een
middeleeuwse aanblik met vakwerkhuizen, verdedigingsmuren, Romaanse kerk en
burchtruïne. Naar het oosten opent zich de rijnvallei met zicht op de Elzasser
wijngaarden, een lappenland doorregen met talrijke veldwegen.
Het
prentkaartendorp Riquewihr ligt achter de linkse heuvelrug. Erheen volgen we
bewegwijzerde paden door de bossen over de berg. Vanaf de ronde uitzichttoren
hebben we zicht op Kaysersberg, de wijngaarden met daarin de stad Colmar en
omliggende wijndorpen. Mooie wandelpaden leiden kriskras door het geurige
loofbos waaronder ook vele kastanjebomen.
Aan de overzijde van de
bergrug aan de rand van het woud ligt Riquewihr, een voorbeeld van typische
Elzasser architectuur. We treffen een pittoresk decor aan met versterkte
stadsmuren, pastelkleurige vakwerkhuizen met smeedijzeren uithangborden,
verborgen binnenkoeren, wijnlokalen, wijnkelders, hopen gastronomie en
souvenirwinkeltjes. Iedere blik in een zijsteegje heeft wel iets fotogenieks.
Hier loop je sowieso dagjesbezoekers tegen het lijf, maar tijdens de
druivenoogst lopen de toeristen het stadje plat voor de vin nouveau,
ongefilterde wijn van enkele dagen oud die bij overdadig gebruik de darmen wel
eens laat grollen.
Terug wandelen we doorheen de wijngaarden omheen de berg.
Geen GR deze keer maar wel de Sint-Jacobsschelp richting Compostella. Via een
trap naar beneden, aan de Ruïne voorbij, bereiken we uiteindelijk het
middeleeuwse Kaysersberg.
Het maakte de
mensen van de Vordereifel een beetje boos dat ze geen STEIG kregen zoals in
andere wandelstreken het geval was. Ze gingen opzoek naar een ander concept dat
resulteerde in 26 Traumpfade verdeeld over de regio Rijn-Moezel-Eifel.
Toevallig of niet is het dorpje BOOS onze uitvalbasis voor kennismaking van
deze droomwandelingen. Twee jaar later gingen we terug in groep.
Vordereifel
De
Vordereifel maakt deel uit van de vakantieregio Mayen-Koblenz behorend tot het
bondsland Rheinland-Pfalz en beslaat de gebieden Middelrijn, Benedenmoezel en
het zuidoostelijk deel van de Eifel. De Vordereifel behoort tot deze
zuidoostelijke Eifel en geologische gezien tot de oostelijke Vulkaaneifel. Ze
beslaat 27 kleinere gemeenten gelegen tussen de Nurnburgring en de Laacher See,
in een grote krul omheen de Eifelstad Mayen. Een landschap van kraterkegels en
meren, van bergheide met jeneverbessen en brem en grootse beukenbossen, van
weidse uitzichten en diepe valleien. Naast een brok natuur is er ook plaats voor
cultuur. Monreal, de parel van het Eltzdal met zijn middeleeuws karakter,
burchtruïnes en vakwerkhuizen, is wellicht het bekendst. Daarnaast zijn er nog
het authentieke, nooit verwoeste, slot Bürresheim en de burchtruïne Virneburg.
Vanaf de uit het landschap oprijzende vulkaankegels heb je bij helder weer
zicht op de heuvellandschappen van Eifel, Hunsrück en Westerwald. Van een
forser kaliber is de Burcht Eltz, één der meest bezochte kastelen van
Duitsland. De ideale bodem voor een gevarieerd wandelgebied, maar in het zog
van de gerenommeerde Rijn- en Moezelgebieden lang en onterecht achtergesteld
als toeristische wandelstreek.
26 Traumpfade
De
Vulkaanweg behoort tot de oude gerenommeerde langeafstandswandelwegen in dit
gebied. Een Wandersteig met name Vulkaansteig bleef echter uit. In 2006 trekt
Wandelscout Dr. Rainer Brämer, erevoorzitter van het Duitse wandelinstituut
eropuit op zoek naar attractieve rondwandelingen. Op 12 april 2008 vindt de
opening plaats van de eerste 11 droompaden, waarvan 6 in de Vordereifel. De
wandelingen op zich moeten uitnodigen tot wandelen door het aanbieden van
attractieve landschappen, onverharde ondergrond, rijk aan afwisseling met
toeristische highlights en spectaculaire uitzichten. Het concept werkt
en op 6 september 2008 krijgt de Virne-Burgweg de titel van Duitslands mooiste
wandeling. 8 volgende wandelingen volgen op 12 maart 2010 en op 6 juni 2010
voleindigt zich het project met de laatste 7 droompaden, waarvan 2 in de Vordereifel. De
Traumpfade zijn kwalitatief hoogstaand aangelegd. Ze zijn uitgerust met
ecologisch en ergonomisch houten meubilair waaronder de zogenaamde droomsofas.
De bewegwijzering hoort feilloos te zijn.
Bergwerkcafé
Uitgangspunt voor
onze verkenning van de Vordereifel is het gasthof Zur Quelle in Boos waar de
eigenaar zelf aan de bakermat lag bij de totstandkoming van de eerste
Traumpfaden. We arriveren rond de middag want namiddag staat onze eerste
wandeling gepland. De Wanderather is hiervoor de ideale instapper. Vanuit het
dorpje Baar-Wanderath voert de wandeling over grasvelden omhoog naar een
bosrand met zicht op de ruïne Virneburg. Daarna gaat het in het diep
uitgesneden dal van de Nitzbach, langs puike leisteenrotsen het rustig
kabbelende beekje naar de bedevaartkapel St-Jost. We verlaten de wandeling want
even verder in het einde van het dal bij een oude steengroeve ligt het café
Bendisberg, een aangename rustplaats met terras en grillplek. Heerlijk zijn de
zelfgebakken taarten en verfrissend het bier. Terug volgen we het beekje de
Achterbach. Over weidevlakken en beboste vulkaanheuvels gaat het naar het
dorpje Welschenbach en vervolgens terug naar Baar-Wanderath.
Boswachterspaden
Zigzaggend dalen
we een steile boshelling af. Even later lopen we over een pad op een smalle
richel steil omhoog naar een uitzichtpunt met zit- en ligbanken. De trend voor
de Förstersteig is gezet. Tijd voor een
stevig zonnebad onder een heerlijk voorjaarszonnetje met zicht op Mayen en een
bedrijvige steengroeve. Een bosweg blijft op hoogte boven het dal van de Nette
tot een bergachtig pad ons bij de Funfkantstein brengt. Een historische
wegmarkering op een vijfsprong van boswegen. De afdaling in het Nettetal
gebeurt over een met sparren begroeide smalle heuvelkam die eindigt bij een
prachtige schuilhut met ervoor in de steile hang enkele houten Eifelligbanken.
Diep voor ons zien we het authentieke, nooit verwoeste, slot Bürresheim en
onder ons de oude watermolen die nu een restaurant is maar waar je ook terecht
kunt voor een verfrissing of taart. In een uniek kader op het verfrissende
terras aan de rivier gelegen tegen donkere leisteenrotsen. Een welgekomen rust
want over een rammenas van natuurpaden gaat het achteraf 6 km aan een stuk alsmaar
omhoog.
Tijd om eens het droompad voor de deur te ontdekken. Tegenover ons hotel 'Zur Quelle' staan twee informatiepanelen opgesteld met daarop het Traumpfad Booser
Doppelmaartour en de themawandeling
Stumpfarmweg. Deze laatste is geen droompad maar een themawandeling met
betrekking tot het leven van de éénarmige massamoordenaar Johan Mayer die vijf
mensen vermoorde en de lijken in de omgeving verstopte. De tocht verloopt
voorbij aan de plaats delicten, door de bossen waar hij stroopte en belangrijke
momenten uit zijn leven beleefde. Hij was de laatste ter dood veroordeelde door
de guillotine in Duitsland.
Vanaf het gasthof loopt een toegangsroute stijl
omhoog het dorp uit naar de eigenlijke Booser Doppelmaartour bovenop de
heuvelrug. Op dit pad komen we vele infopanelen tegen met uitleg over de
vulkaanstreek, de fauna en de flora ... en het leven van Stumpfarm. Boven
aangekomen staan we op de hoogste verheffing van deze route, de Schneeberg.
Voor ons de Lavabombe waar we een geologische doorsnede te zien krijgen van de
aardkorst en zijn lavalagen. Bovenop staat de Eifeltoren. Neen, niet die
ijzeren van Eiffel, maar een houten die na het bestijgen van de 125 trappen een
panorama biedt over het riante vulkaanlandschap. Het pad volgt de heuvelrug
door beukenbos, afgelost door een open passage met weiland. We steken de
heuvelkam over en dalen via een holle bosweg in het Nitzbachdal. We lopen in de
bosrand langs natuurweiden met daarin de meanderende beek. Een grasweg door een
zijdalletje leidt uiteindelijk naar het Doppelmaar, twee naast elkaar liggende
kratermeren. De route loopt in de rand omheen de oude kratermonden waarvan in
het eerste een bron ontspringt en het tweede opgevuld is met water. Op het
verste punt van de tweede krater hangt aan een dikke tak van een oude beuk een
schommel met een maximale draagkracht van 60 kg.
Bergheide
en jeneverbessen
We besluiten de Bergheidenweg en
de Wacholderweg in
één wandeling te maken. Starten doen we op de wandelparking aan de Raßberg. We
maken onmiddellijke kennis met de jeneverbesheide, een typisch heidelandschap
met verspreide jeneverbesstruiken. Op het einde ervan staat het Konrad
Adenauer-moument. De volgende verheffing is opnieuw een bergheidegebied, het Dr. Heinrich Menke Park. Naast
de Hohen
Acht krijgen we hier ook zicht op de 22 km lange noordelijke lus van de Nürburgring,
de groene hel die na de verschrikkelijke crash van Niki Lauda in 1976 voor de
F1-races ingekort is naar het kleinere circuit van 5,145 km. Middenin op een
heuvel staat de ruïne Nürburg. Midden op een brede heuvelrug met open
graslanden staat een grote zeshoekige schuilhut met een 360° zicht. Tijdens
onze picknick hier schuimen onze blikken de einder af. We hebben zicht op de
Hohen Acht, met 747 m
de hoogste verheffing in de Eifel. Tussen de bomen op de top ontwaren wij de
stenen Kaiser-Wilhelm toren, opgericht ter ere van het zilveren jubileum van
Keizer Willem II en keizerin Augusta Victoria maar ook ter herinnering aan
Keizer Willem I. Via de uitermate diep ingesneden met verdorde beukenbladen
bedekte vallei van de Selbach belanden we in het Nettevallei. Aan een boom
hangt een everzwijnschedel en achter bruingekleurde beukenhagen gaan typische
Netteboerderijen schuil. De Bergheidenweg gaat nu steil door enkele weiden
omhoog tot boven op de Heidbüchel, een bergheidegebied boven op een heuvel met
daarachter de Raßberg. Maar wij nemen in de Nettevallei de verbinding naar de
Wacholderweg die nog even in de vallei
blijft. Beide wandelingen staan als gemakkelijk omschreven. We hadden dan ook
geen kilometer lange klim verwacht en in vergelijk met de al gemaakte
wandelingen ligt de moeilijkheidsgraad niet in het reliëf maar in de gebruikte
paden en wegen. Boven ligt de Wabelsberger Wacholderhütte, de uitgelezen plaats
om in te keren en op adem te komen. Nu volgt een enig mooi wandeltracé over graswegen
op hoogte langs bosrand, over grasvlakten en jeneverheide. Na een bospassage
vangen ook wij de klim aan naar de Heidbüchel.
Burcht Eltz is
een enig mooie architecturale burcht die alle oorlogen overleefde en sinds de
bouw in 1157 in
familiebezit van de Graven van Eltz. Ze staat op een rots midden in het diepe
dal van het riviertje de Elzt en omgeven door het Eltzer woud. Een droomwandeling
kon uiteraard niet uitblijven. De benaming Eltzer
Burgpanorama is de perfecte omschrijving voor het parcours. Heerlijke
vergezichten op de burcht Pyrmont en de Moezelhoogvlakte. Een slingerend pad in
de diepe vallei. We trekken doorheen een gekloven rots een heuvel omhoog met om
de hoek de imposante verrijzende burcht Elzt. Een lange loopbrug loopt naar het
in de hoogte rijkende complex van verdiepenhoge donjons uit baksteen, gele leem
en witte vakwerkkunst doorregen met kastanjebruin geverfde balken. In een
woongedeelte tellen we wel negen verdiepingen met vensters. Beneden in het
bakstenen gedeelte twee etages met kleine openingen met daarboven nog drie met
dubbele ramen en roodbruine luiken, daarboven een vakwerkbouw met puntgevel en
vier verdiepingen. Een lugubere tunnel leidt naar een donkere binnenkoer
middenin de naar de hemel rijkende binnenmuren met erkers en uitspringende
trappentorens. Lang naar boven kijken bezorgt je vast en zeker nekkramp. Tussen
toegangsbrug en woongedeelte achter de poort vertoeven we lange tijd op één van
de twee terrassen, op de picknickbanken tegen de muur leunend lekker genietend
van een heerlijk lentezonnetje. Zo mooi de grafelijke burcht oogt zo bekoorlijk
is het pad door het Elztdal naar beneden. Een adembenemende klim brengt ons
terug op het plateau met zicht op de Moezelvallei en de heuvelkam van de Hunsrück daarachter.
Duitslands
mooiste in 2011
Monreal
is een typisch beschermd Eifelstadje, zo een beetje klein Monschau met smalle
kromme vakwerkhuizen en de prille Eltz die doormidden splijt en enkele
idyllische hoekjes prijsgeeft al een monumentale brug of een gietijzeren
tafeltje langs het water. Vanaf de wandelparking bij het station loopt een
aanlooproute naar het stadje. We lopen echter niet rechts richting centrum,
maar gaan onder de spoorwegbrug door een graspad achter de spoorweg omhoog naar
de twee burchten boven de stad, van de beneden- naar de bovenburcht. Monrealer Ridderschlag noemt de tocht en in onze
groep zitten kinderen die riddertje spelen en de slottoren beklimmen een
uitdaging vinden. We hebben hier een hemels zicht op de daken van Monreal, dat
we op het einde van de tocht zullen bezoeken. De wandeling draagt het predicaat
zwaar, niet vanwege de hoogteverschillen maar vanwege de bergachtig smalle
paden die kronkelend door de valleiwand en over heuvelruggen trekken. We hebben
met ons hotel een Eifelvesper afgesproken en als we een zijvalleitje indraaien
staan daar tot onze verrassing twee lange tafels opgesteld. We doen ons tegoed
aan een buffet van inheemse producten met lekkers van een lokale kaasboer,
everzwijnpaté, bloedworst, leverworst en andere snuisterijen. Bier, wijn en frisdranken
zijn ook van de partij. De Eifelpicknick in het vrije is een leuk initiatief,
zeker zoals op deze wandeling waar geen mogelijkheid bestaat om in te keren.
Hartversterkend ook, want nu gaat het bergop tot op een landbouwplateau om
daarna via holle wegen en opnieuw een pad hhog boven de Eltz naar Monreal te
dalen.
Voor
de Hochbermeler wandeling rijden we naar het naburige dorpje Bermel, naar het
gehuchtje Fensterseifen om correct te zijn. Onmiddellijk vangen we
de klim aan van de Hochbermeler, een 570 m hoge vulkaankegel waarvan een groot stuk
afgegraven is tijdens de exploitatie van de basaltsteengroeve. Vandaag heeft de
natuur opnieuw de bovenhand genomen in de groeve. We lopen over een smal pad
langs de buitenkant van de berg omhoog. Aan de rand staat gloednieuw
Eifelmeubilair, dit behoort dan ook tot de laatste zeven die uitgezet zijn. We
hebben continue zicht op het weidse vulkaanlandschap, het lijkt wel
bultenlandschap van vulkaankegels met daar omheen lappen groene weiden en herfstkleurige
bossen. Achter de heuvel liggen meerdere beekdalen die uiteindelijk verder
samenlopen als het riviertje de Eltz richting Moezel. De route loopt nu door
een diep beukenbos. Drie reebokjes verschieten zich door onze helse afdaling
door het bladertapijt en nemen het hazenpad. Even verder bespeuren wij een
familie herten maar zij verdwijnen in een diepe beekbedding. Beneden in de
vallei lopen we even parallel aan een spoorweg voor we kriskras door het bos
opnieuw naar boven kruipen. We trekken over enkele akkers een heuvelrug over
naar een laatste bosje.
Duitslands
mooiste in 2008
Wat maakt de Virne-Burgweg tot Duitslands mooiste wandeling? Is
het de doortrek van de romantische Virneburg? De wandeling door het Nitzbachtal
of de ultieme klim doorheen een prachtig beukenbos naar de heide op de
Schafberg? Zijn het de mosachtige graspaden over de betoverende Blumenrather
Heide of het duizelend hoogtepad hoog boven de vallei met dieptezicht op de
Virneburg? Of de paden over groene heuvels en door dichtbegroeide holle wegen?
Neen, het is alles samen en dit niet op een meerdaagse tocht maar op een
wandelingetje van slechts 10
km. Indrukwekkend, niet? Maar hier moet het niet bij
stoppen, de op een beugscheut verwijderde Wanderather heeft vast en zeker
datgene wat hier ontbrak.
Traumpfade praktisch
De
bewegwijzering is subliem waardoor een wandelkaart voor de wandelingen op zich
niet echt nodig is. De meeste Traumpfade zijn gemiddeld 9 tot 15 km lang met het robuuste
Vulkanpfad van 6,6 km
in de Vordereifel als kortste en het Bergschluchtenpfad Ehrenburg van 18,6 km aan de Moezel als
langste. Iedere wandeling heeft een startpunt met infobord en
parkeermogelijkheid. Meestal lenen twee aan elkaar grenzende wandelingen via
verbindingspaden zich tot één lange dagwandeling. Wij maakten volgende
wandelingen: Booser Doppelmaartour (9,1 km); Virne-Burgweg (9,9) km; Wanderather (12 km, aftakking naar café
Bendisberg 13,2 km);
Hochbermeler (10 km);
Monrealer Ridderschlag (13,7
km); Bergheidenweg + Wacholderweg (17,8 km); Förstersteig 15,5 km; Eltzer
Burgpanorama (12,7). Vele van deze wandelingen zijn te combineren:
Virne-Burgweg (9,9) km + Wanderather (12 km, aftakking naar café Bendisberg 13,2 km); Hochbermeler (10 km) + Monrealer
Ridderschlag (13,7 km);
Bergheidenweg (10,3 km)
+ Wacholderweg (8,8 km)
Info:
Website www.traumpfade.info met beschrijving
van de 26 Traumpfade en een interactieve routeplanner waar de wandelingen te
downloaden zijn in GPS-formaat of af te drukken zijn inclusief wandelkaart,
reliëf en trajectinformatie
Schatten
in het landschap en Chatten uit een ver verleden. Je komt ze tegen op de
Habichtswaldsteig. Een Premiumwandeling die je leidt door een wonderlijke
natuur, Germaanse geschiedenis, de lugubere middeleeuwen en de sprookjeswereld van
de gebroeders Grimm.
Laatwintertocht
Pasen, we maken ons op voor een
voorjaarstrekking doorheen het Habichtswald (Havikenwoud) naar de Edersee in het natuurpark Kellerwald. We reizen
met de trein aan en starten onze tocht in Zierenberg. Een schat van een bronzen
boerenpaard pauzeert voor het raadshuis, Hessens oudste vakwerkhuis. De kerk
met massieve vierkante toren en schaliedak staat model voor de vele
verdedigingskerken in deze streek. De middeleeuwse stad is omgeven door heuvels
met op de Schreckenberg een toren. Een onheilspellende heuvel waar al
menig één uit wanhoop zich van de smalle ronde toren naar beneden wierp. Al
gauw beklimmen we de met blauwe stenen bezaaide helling. Basaltbrokken die door
waterinsijpeling en hevige vorst in de loop der tijden uiteenspatten en zich
uitspreidden in een steenwaterval. Boven wring ik mij letterlijk langs de
steile houten trap in de smalle toren naar boven en geraak door mijn rugzak net
niet geklemd. Beklemmend is het uitzicht vanaf het kleine portaal. Wat zijn we
blij dat we onze wandelstokken bij hebben, ze geven ons steun bij de afdaling
van de besneeuwde en verijsde noordkant.
Herdersbomen
De tweede heuvel heeft een brede
kale kop die omzoomd is door één der grootste Wacholderheidegebieden van
Europa, een bergheidelandschap begroeid met verspreide jeneverbesstruiken. Een
schrale wind bespeelt even verder een kunstzinnige metalen harp. Een
sprookjesrustplaats waar het normaal lekker ontstressen is, maar vanwege de
koude houdt dit geen steek. Na een zoveelste bocht ligt voor ons een kale
vlakte waar bij mooi weer zweefvliegers de lucht in gaan. Erachter op een
Kuppe, een rond koepelheuvel, de Helfensteine, twee machtige
basaltrotsen. In het natuurcentrum leren we over de levensomstandigheden van de
oerbewoners uit deze streek, de Germaanse Chatten en over de fauna en flora.
We overnachten op de plek Elfbuchen, een plek op de oostelijke kam van het
Habichtswald waar in 1879 een hut stond tussen elf beuken met erlangs een ronde
uitzichttoren. Destijds zag je van hier het Herculesbeeld boven aan het
bergpark van Kassel. Als de vlag op de toren wapperde was de hut open en kwamen
de mensen uit Kassel hier naartoe voor een hapje en drankje. Zelfs de keizerin
op het slot Wilhelmshöhe maakte uitstapjes hier naartoe in haar koets. Nu ligt
er een dicht loofbos en een enorme herdersweide tussen de hut en de halfgod. We
lezen over de hutebüchen, grote beuken waar ze varkens onder hoedden.
Goddelijk is het zicht op het grootste bergpark van Europa met beneden het slot
en in het verlengde de stad Kassel. Van onschatbare mooiheid zijn de
waterspelen die hier op vastgelegde tijdstippen plaatsvinden. Het water klettert dan over cascaden naar beneden, valt in
watervallen en via een nagebootst Romeinse viaduct in de kasteelvijver, waar de
grote fontein het water 52 m de lucht in schiet.
Door een prachtig sneeuwlandschap
gaat het richting Firnsbachtal. Een eenzaam dik besneeuwd pad trek een spoor
door het bos richting Herbsthäuschen, een chalet met bergkarakter waar
we maar al te graag inkeren. Een groep Duitse wandelaars zitten met een
halfliterbier voor zich en eten de typische Leberkäse, geserveerd met een
spiegelei erbovenop. Een verijsd pad loopt over een richel en menige brugjes
door het smalle Firnsbachtal. Het over de rotsen naar beneden sijpelende water
is bevroren in sprookjesachtige ijswatervallen. Op een heuvel buiten het bos
staan de resten van de Schauenburg. Schauen betekent kijken en we vragen
ons af of dit iets te maken heeft met de naamgeving want de top geeft een
spectaculair zicht op de omliggende heuvels. Gezeten aan één van de
picknickbanken of gezeteld op één van de vier houten landschapstronen voel jij
je de koning te rijk.
We bezoeken de sprookjeswacht in Breitenbach. Daar waken
ze erover dat de aanbrengers van sprookjes aan de gebroeders Grimm niet in de
vergetelheid geraken. We spreken over de sprookjesleveranciers, want de
gebroeders Grimm schreven zelf geen sprookjes maar lieten de volksmensen tot
zich komen. Geletterd als zij waren, penden zij de gesproken sprookjes neer in
het verzamelwerk Kinder und Hausmärchen. De gemeente Schauenburg gaat
prat op zijn twee sprookjesvertellers Marie Hassenpflug en Johann Friedrich
Krause. We ontdekken dat de bij ons bekendste sprookjes zoals Roodkapje, Doornroosje, Sneeuwwitje, De gelaarsde kat, Repelsteeltje, De wolf en de zeven
geitjes, Tafeltje dek je en nog vele anderen door Marie aan de Grimmbroeders
zijn overgedragen. Breitenbach is eveneens de geboortestad van de hedendaagse
kunstenaar Albert Schindehütte die door moderne pentekeningen, lithografieën en
houtsnitten de herinneringen aan de sprookjes hoog houdt. Het resultaat valt te
bewonderen in het tot sprookjeswacht omgebouwde oude brandweergebouw. Maar ook
elders in het dorp duiken overal sprookjestekeningen op. Geen sprookje is dat
de beste appelchampagne van Duitsland ook uit dit dorp komt, appelschuimwijn
à la méthode champegnoise.
Een
stukje geschiedenis krijgen we met de ruïne Falkenstein en het keltenkamp
Altenberg. We wandelen fictief langs de ringmuur waar infoborden ons wijzer
maken. Zo komen we te weten hoe de Chatten leefden en dat beuken godenbomen
waren waaronder druïden hun brouwsels brouwden. De etappe vandaag is de kortste
waardoor we de tijd nemen voor een bezoek aan het natuurwarm mineraal thermaal
bad van Bad Emstal, hopend dat dit een spierontspannend effect heeft.
Herbronnen doen we achteraf in de sauna van ons hotel en op krachten komen we
aan het mediterraans buffet. Dat is best nodig want morgen wacht ons de langste
etappe. We wandelen van de Ems naar de Elbe. Niet de grote rivieren maar
naamgenoten en zijrivieren van de Eder. Bij een Noord-Duitse volksverhuizing
gaven deze aan twee riviertjes de naam van hun grote broers uit het noorden.
Één van de vele verhalen die we op deze tocht tegenkomen. We volgen een tijdje
het spoor van de Hessenkoerier, een museumtreintje dat om de vier weken nog
rijdt, tot bij de voormalige hengstenweide die nu onder water staat en waar
watervogels huizen. Overal op de Habichtswaldsteig zijn op opmerkzame plaatsen
sprookjesrustplaatsen ingericht. Ditmaal staat bij een alleenstaande wachttoren
een hemelschommel. Bij de ruïne gisteren was dat een orgelwip. Niet alleen deze
rustplaatsen trekken onze aandacht. Bij de Zwanenbron komen naar het schijnt de
ooievaars de kinderen ophalen voor het naburige dorp Ippinghausen. Een oude
appelboom is door een plaatselijke kunstenaar in een oude reus veranderd. Op de
reuzenbank erlangs gezeten, voelen wij ons jonge reuzen die neerkijken op het
onderliggende landschap. Gekscherend noemen we de Weidelsberg de picknickberg
vanwege drie goed voorziene rustplaatsen. Aan de voet aan de picknicktafels, op
de top in de Weidelsburg of na de afdaling in de schuilhut in een oude
steengroeve. Een leuker idee is het om hierheen een schatkist te bestellen. De
eigenaar van ons hotel gisteren, die zelf een verwoede wandelaar is, laat
hiervoor het eten en drinken aanrukken. Hij heeft daarvoor speciaal een antieke
blikmachine aangeschaft om handmatig blikken te versluiten en zowarm eten te serveren midden in de natuur.
Hij vergast ons op wildsoep, everzwijnragout en een brouwnie als dessert.
Hiervoor moeten we wel naar de schuilhut vluchten vanwege een heuse sneeuwbui.
De imposante burchtruïne bovenop de enorme basaltrotsen bezit twee massieve
vierkantige woontorens. Omgeven door de restende verdedigingsmuren is de omvang
en indeling nog goed te herkennen. De sage vertelt dat bij de belegering van de
burcht de veroveraar in een gulle bui alle vrouwen vrije doortocht verleent en
op hun rug mogen meenemen wat hen lief is. De burchtvrouw draagt haar man naar
beneden waardoor deze aan de dood ontsnapt. In een serpentinepad gaat het door
de verse sneeuwlaag behoedzaam naar beneden.
We lopen over de tornooiweide waar
ooit ridderspelen plaatsvonden. Enige getuige uit die tijd is de meer dan
duizend jarige tornooi-eik. De enige plaats op deze lange tocht om in te keren
is het chalet Hasenacker. Monstrueus grote taartstukken presenteren ze
daar! Het plaatselijke kruidenlikeurtje Hasenblut helpt verteren en
verwarmt onze gemoederen. Schatten in overvloed op deze etappe, maar de hoogste
vermelding gaat naar het zeer afwisselende parcours variërend van paden in het
bos, langs de bosrand, graspaden over open vlaktes, weidepaden, riviervalleien,
veldwegen, Uiteindelijk bereiken we het historisch Naumburg aan de voet van
de burchtheuvel. Een schat van een vakwerkstadje maar de burcht is niet meer.
Aan de rand van het stadje ligt een
voor Duitsland unieke hommelwerkplaats, een mierenterrarium en een
insectenhotel. We passeren een watertrapbekken dat de regeneratie zou
bevorderen bij vermoeide benen. De landschapsschoonheid herneemt zijn vervolg.
We trekken door enkele beekvalleien, door bos, over weiden en akkers naar
Waldeck. Enkele reeën kijken ons vragend aan en nemen dan de benen. Rode wouwen
circuleren door het luchtruim op zoek naar een prooi op de grond. Langs de
bospaden hebben everzwijnen de aarde omgewoeld en in de resterende sneeuw
ontdekken we sporen van de o zo schuwe wilde kat.
In de kerkers van de burcht
Waldeck geselden ze andere katjes, dat leiden we af van de tentoongestelde
strafwerktuigen en de uitleg gegeven door de dictafoon. De burcht overziet een
groot gedeelte van de Edersee, die aangelegd is om het waterdebiet op de grote
rivieren Fulda en Weser te regelen. De Habichtswaldsteig loopt tot aan de
stuwdam samen met de Urwaldsteig die omheen het meer loopt.
Iedere maandag kan
je de afdaling maken met een natuurparkwachter die je volledig inwijdt in de
geheimen van de natuur. We leren over het nut van rottend hout, naar knoflook
geurende zwammen, eeuwenoude knoreiken, Op de route naar beneden komen we
voorbij markante uitzichtpunten. Na een overzet met de veerboot kan je dan met
de kabellift terug naar Waldeck. Je kunt deze tocht natuurlijk ook persoonlijk
ondernemen.
Een aanrader is achter de stuwdam het pad langs het meer te volgen
tot bij een avonturenparcours in de bomen. De bosweg naar boven brengt ons bij
de toegang tot de boomkruinenwandeling. Op het pad ernaartoe zijn op inventieve
wijze alle facetten van het leven in het woud uitgebeeld. Over een op metalen
palen geplaatste loopbrug lopen we 250 m door de kruinen van de bomen.
Erlangs
ligt een wildpark dat de dieren herbergt die ons in de bossen verborgen bleven.
We krijgen ze allen te zien: de everzwijnen, het roodwild, wolven, wilde
paarden, Zelfs die schuwe wilde kat. Rode wouwen raken
aangetrokken door het krijsen van de opgesloten roofvogels en verzorgen hun
eigen vliegshow. We volgen de bosrand terug naar de stuwdam in Edersee. Onze
schattentocht op de Habichtswaldsteig eindigt in het één kilometer verder
gelegen Hemfurth, in de wintertuin van ons hotel met zicht op de Eder. Het
buitenterras ware schattiger, maar daarvoor is het nog te koud.
Praktisch
AFSTAND: officieel 85 km;
Zoals wij het deden in 5 etappes van
Zierenberg tot Waldeck - 92 km
+ etappe Waldeck naar Hemfurth met bezoek aan stuwmeer Edersee, wildpark en
boomkruinenwandelpad - 15 km
BEWEGWIJZERING: een havikskop op een
bordeauxrode achtergrond. Naast logos op palen en bomen zijn op regelmatige
afstand wegwijzers geplaatst en zijn 600 palen met het logo in het landschap
aangebracht. Grote infoborden geven uitleg over bezienswaardigheden onderweg.
ETAPPE-INDELING:
1. Zierenberg Elfbuchen (Kassel)
= 19 km
2. Elfbuchen Schauenburg = 19 km
3. Schauenburg Bad Emstal = 14 km
4. Bad Emstal Naumburg = 23 km (deze
etappe is op te splitsen in 2 delen van ca. 14 km mits een extra overnachting
in Naumburg door de extratoer H8 te nemen na de wachttoren en op deze terug te
keren de volgende dag)
5. Naumburg Waldeck = 17 km
6. Waldeck stuwmeer Edersee (+
wildpark + bomkruinenwandelpad tot Hemfurth) = 7 km (15 km)
Kassel-Wilhelmshöhe is gemakkelijk
vanuit België te bereiken met de ICE met één overstap in Frankfurt. Van daaruit
brengt een regionale trein je in 20 naar Zierenberg. www.b-europe.com, www.bahn.de (Europa-Spezial Belgien ticket
vanaf 39). Terug vanaf de Edersee kan met de
taxibus naar Bad Wildungen, dan met de regiotrein naar Wabern vanwaar een IC
rijdt naar Kassel of Frankfurt.
Wandelpret op eenzame hoogten, tussen ruwe rotsbergen, over groene almen
en door spectaculaire ravijnen. Overnachten in berghutten of hotels of een
trekking vanuit een standsplaats met behulp van een goed geolied openbaar
vervoer. In Südtriol kan het allemaal!
Klausen Klausen (Chiusa) is sind 2002 opgenomen in de vereniging van mooiste
historische steden van Italië. De noordelijke stadspoort Säbenicher Tor geeft toegang
tot de smalle hoofdstraat van het middeleeuwse stadscentrum. Het centrum is
volledig voetgangerszone. De kleine oudstad ligt tegen de rivier gebouwd en
heeft enkele mooie verborgen hoekjes en leuke eet- en dranklokaaltjes
waaronder enkele vinotheken en een kleine stadsbierbrouwerij. Boven het
centrum op een solitaire rots ligt het imposante klooster Säben met barokke
Lievevrouwenkerk, de tweetoornige domkerk en de romaanse Heiligkruiskerk.
Onze hotelier noemt het met trots de Akropolis van Südtirol. Het hoog gelegen
klooster geeft een heerlijk uitzicht over het Eisackdal en de wijngaarden
tegen de bergflanken.
Wij verkozen om deze wandeltrektocht te maken met het Hotel 'Der Rierhof' in Klausen als standplaats. In combinatie met de bus verplaatsten we ons van en naar de etappeplaatsen.
We nemen de
bus die ons na 20 minuten bij de kerk van Barbian afzet. Na enkele straatjes
verlaten we het dorp en meteen beginnen we tussen de weiden te stijgen. Een
gemoedelijke veldweg gaat over in een gerenoveerd pad met houten trappen en
balustraden dat ons bij de onderste waterval brengt. Maar liefst 90 m valt het water hier
adembenemend naar beneden. Het pad wordt ruiger en we klimmen langs de steile
bergflank tot bovenop de waterval. Er volgt een kleinere waterval die in enkele
trappen naar beneden stort. Wanneer we ons door een gekloven rots wringen aanschouwen
we vanaf een houten brug de bovenste waterval. Gefascineerd kijken we naar de
over zwartogende massieve rotswanden naar beneden donderende watermassa. Plots
kruipen we haast loodrecht langs een moeilijk in te schatten rotspad omhoog om
dan even onstuimig terug te dalen en uiteindelijk een volgende houten brug over
te steken bij een brede, niet zo hoge waterval. Er volgen nog enkele door
kabels beveiligde passages en enkele houten trappen tegen de steile wand
geplaatst. Op een rustbankje aan het einde van de eigenlijke watervalweg kijken
we vol ongeloof naar de ijzingwekkende achter ons gelaten diepte. We lopen een
hele tijd op een aangelegd rotssteenpad voorbij aan een mooie rotswand, het
Hubertuskruis en een laatste watervalletje. Een onherbergzaam en moeilijk
zichtbaar pad brengt ons uiteindelijk via een klappoortje op een alm zo uit een
Heimatfilm gestolen met een prachtig
uitzicht op de omliggende bergwereld. Bij één van die hutten staan
picknickbanken, de ideale plaats om ons lunchpakket boven te halen. Nu volgen
boswegen voorbij aan een Jausenstation (1903 m), een almhut waar je terecht kan voor
een hapje en een drankje. We krijgen doorkijken op de diep gelegen Eisackvallei
en op de Geislergroep, rotsbergen die lijken op naast elkaar geplaatste menhirs
en één van onze doelen in de volgende dagen. Na een laatste alm nemen we bij
een parking het straatje omhoog naar de Gasserhütte, de toegang tot de unieke
Villander Alm.
Etappe 1: Barbian → Gasserhütte → Stöfflhütte (15,2
km / 5h50 / ↑1578m / ↓354 m)
Dit kan ook! Met
bus, trein en kabelbaan naar de Villander Alm
Onze Mobilcard komt hier goed van pas.
Met de bus vanuit Klausen Frag naar het station van Waidbruck (lijn 301), dan
op de trein naar Bozen, opnieuw de bus op naar Klobenstein (lijn 161) met
aansluiting naar Pemmern (lijn 161). De rit naar de kabelbaan in Pemmern, boven
in de bergen, gaat gepaard met vele haarspeldbochten waarbij we ons na iedere
bocht telkens weer boven een affreuze afgrond zien hangen of tegen de rotswand
zien knallen. Waar mogelijk zijn wijnplantages aangelegd. Het Eisacktal staat
immers bekend als wijngebied en levert uitstekende witte wijnen. De kabelbaan
is betalend, maar we krijgen wel korting met onze Mobilcard. Bij de planning
van de wandelingen is het rekening houden met de openingsperiodes van de
liften. De meesten openen tijdens het Pinksterweekend samen met de meeste
berghutten. Sommigen gaan al open vanaf half mei, anderen slechts vanaf begin
tot half juni. Na iets minder dan twee uur trein en bus staan we op 2071 m bij het bergstation op
de Schwarzseespitze. Voor ons ligt een kale groene bergtop met een radiomast
erop, de Rittner Horn (2259 m).
De berg ziet er eerder mak uit, maar de klim ernaartoe is toch zwaarder dan op
het eerste zicht lijkt. De top is een ware panoramaberg, omringt door een
prachtig almenlandschap. We lopen over de brede bergrug naar de Sarnerscharte (2056 m), een bergpas die op
onze kaart de naam Gasteiger Sattel draagt. De hoge ronde berg linksvoor is de
Villanderberg (2509 m)
met aan de voet een bergkapel, de Totenkirchl (2186 m) en recht vooruit de
bergkam met de Kassianspitz (2581
m) als hoogste bergtop. We zakken in enkele serpentines
naar een lager gelegen plateau en wandelen over een breed pad langs een meter
hoge muur, het lijkt de muur van Adrianus wel. Op de pas nemen we niet het
brede pad naar de Gasserhütte maar het smalle pad richting Villanders en dalen
al gauw onder de boomgrens. Het pad trekt door weiden aan enkele almhutten
voorbij tot we op een bosweg belanden die we naar beneden blijven volgen. De
vegetatie bestaat overwegend uit naaldbomen, eerst lage maar hoe meer we dalen
hoe hoger en volumineuzer. Bij een parking (1729 m) volgen we het asfaltwegje
omhoog richting Gasserhütte.
Alternative gemakkelijke route:
Schwarzseespitze →Gasserhütte →Stöfllhütte (13,1 km / 4h / ↑630 m / ↓640 m) Wandelroute: 19, 1, 7, 24, 7, 15
Over
grindpaden en wegen klimmen we boven de boomgrens en aanschouwen de weidse
Villander Alm met links van ons de Rittnerkam, de Sarnerscharte
en de Villander Berg, voor ons de Kassianspitz (2581 m) en rechts in de
verte de besneeuwde in de wolken hangende dolomietenpieken. De brede grindweg
speelt een beetje jojo met ons. Naar beneden, naar boven tot bij de Stöfllhütte
waar we op het zuidelijk gerichte zonneterras terugblikken op onze stappen. Na
de hut gaat het nog even over de grindweg maar dan steken we via hekjes en
overstapjes meerdere weiden door alsmaar gestadig omhoog. Een pad op alsmaar
hoger tot we bij een beeldkruis op de rand van de Jocherer Berg (2390 m) staan met zicht op
het Latzfonder Kreuz (2304 m),
het hoogst gelegen pelgrimskerkje van Europa. Erachter de schuthut. In boogvorm
loopt het pad in de steile noordwand richting heiligdom. Rechts diep beneden in
het dal zien we het dorpje Latzfons waar we naar toe zakken over bergpaden en
wegen, over almen, weiden en af en toe door het bos met in de diepte het
Eisacktal. Via Verdinghs en het gehuchtje Pardell dalen we verder richting
klooster Säben dat we al lange tijd als speerpunt gebruiken. Het klooster ligt
op een rots tussen de valleien van Eisack en Tinn. Via een tunnel komen we op
de kleine binnenkoer, de toegang tot het immense klooster. Enkele trapjes op
bij de domkerk staan twee picknicktafels met rustbanken. Bijzonder mooi is de nog
hoger gelegen Romaanse Heiligkruiskerk (726 m) met kleurrijke frescos. Via twee
rotstunneltjes dalen we langs de kloostermuur naar de Lievevrouwenkerk (681 m). Een steil keienwegje
door de wijngaarden van het klooster brengt ons bij de sprookjesachtige burcht
Branzoll (563 m).
Via een trappensteeg bereiken we een pleintje en enkele steegjes uitgevend op
het marktplein van Klausen (523
m). Hier laten ons neer op het terrasje van het
ambachtelijk stadsbrouwerij Gassl Brau. Het bronwater gebruikt voor het
brouwen stroomt onder de brouwketels door. Achterin het steegje ontdekken we twee
boven elkaar geplaatste watermolens. Tegen een muur hangt een straatnaambordje:
Rue de la Bière.
Waar dat vandaan komt?
Eisacktal / Val d'Isarco
Doorsnijdt
over een afstand van 80 km
Zuid-Tirol van noord naar zuid van de Brennerpas tot de provinciehoofdstad
Bozen (Bolzano). Het Eisacktal is één der hoofdvalleien van Zuid-Tirol en
bezit vele schilderachtige zijdalen. Door aanleg van verzorgde gecultiveerde
landschappen en een mild deels mediterrane klimaat heeft zich in de vallei
een eeuwenoude fruit-, kastanje- en wijntraditie ontplooid.
Etappe 2: Stöfllhütte → Latzfonser Kreuz → Latzfons → Verdinghs → Klooster Säben→ Klausen (20 km
/ 6h30 / ↑392 m / ↓1926 m)
Door een
fietstunnel, een trappenhuis omhoog, de verkeersweg over, onder de autoweg door
en we zitten opnieuw in het berglandschap. Over bos- en graspaden klimmen we
naar het dorpje Guffidaun (718 m) aan de ingang van het Villnösser Tal. We wandelen
door de aardige dorpskern voorbij aan de ridderburcht. Na een zacht
natuurbospad komen we in een smalle diep uitgesneden kloof terecht met houten
trappen, brugjes en met balustrades afgeschermde passages. Midden erin de waterval Hohe
Fälle (922 m)
die langs een met mos bezette rotswand naar beneden valt. Op een alm houden we
halt bij het hotel Gnollhof (1161
m) waar we op het terras genieten van de mooie omgeving.
Na onze rust gaat het haast continu langzaam de vallei omhoog over smalle
donkere paden maar ook over bredere boswegen met ontluikende vergezichten op de
schitterende bergwereld. We komen in ruwer terrein en even later lopen we op
serieuze hoogte over een smal graspad in een ravijnwand. We steken een beekje
over en lopen langs de andere kant van de afgrond. We nemen de afslag richting
waterval waar we vanaf een rustbank op een rotsterras door het dennengroen een
glimp opvangen van de over de rotsrand stortende Flitzer waterval (1180 m). Om hem in zijn
totale glorie te aanschouwen moeten we zon 60 m in serpentines over een
steil onbeveiligd pad van losse leisteenachtige kiezel haast loodrecht naar
beneden en achteraf uiteraard langs dezelfde weg terug omhoog. Maar de
inspanning is lonend, een smalle krachtige waterbundel valt over een loodrechte
uit zwart tot roskleurige plaatstenen opgebouwde rotswand recht naar beneden. In
de door rotsen omsloten watervalketel verneveld het neerstortende water en
zorgt voor een welgekomen afkoeling. Nog even dalen over een smal ravijnpad en
dan definitief richting vallei naar Sankt Peter (1135 m).
Villnösser Tal / Val di Funes
Één der
mooiste en rustigste dolomietenvalleien. Het dal van de bleke bergen met als
blikvanger de Geislergroep met zijn markante rotsspitsen. Op korte afstand
zien we een overgang van de wijnterrassen in het benedendal, over glooiende
almen naar de indrukwekkende rotsmassieven van de Dolomieten. Aan de opening
van het dal liggen de bergdorpen Teis en Guffidaun en er middenin Sankt
Peter.
Etappe 3: Klausen → Sankt Peter (18 km / 5h45 / ↑1194 m / ↓585 m)