Ik ben Guy Raskin , en gebruik soms ook wel de schuilnaam Fietscontreien en wandelcontreien.
Ik ben een man en woon in Tongeren (België) en mijn beroep is zoals mijn passie, avontuur zoeken door er op uit te trekken in de natuur.
Ik ben geboren op 12/05/1962 en ben nu dus 62 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: fietsreizen en wandelreizen.
Sonja en ik hebben in 2012 de reportagevereniging "Fiets(wandel)contreien" gesticht met als uithangbord ...
Reportagevereniging 'Fiets(wandel)contreien' ter promotie van fiets- en wandelreizen Wandelcontreien
17-05-2012
Trekking.Südtirol 2
Naar
de Villander Alm via de Barbian watervallen
We nemen de
bus die ons na 20 minuten bij de kerk van Barbian afzet. Na enkele straatjes
verlaten we het dorp en meteen beginnen we tussen de weiden te stijgen. Een
gemoedelijke veldweg gaat over in een gerenoveerd pad met houten trappen en
balustraden dat ons bij de onderste waterval brengt. Maar liefst 90 m valt het water hier
adembenemend naar beneden. Het pad wordt ruiger en we klimmen langs de steile
bergflank tot bovenop de waterval. Er volgt een kleinere waterval die in enkele
trappen naar beneden stort. Wanneer we ons door een gekloven rots wringen aanschouwen
we vanaf een houten brug de bovenste waterval. Gefascineerd kijken we naar de
over zwartogende massieve rotswanden naar beneden donderende watermassa. Plots
kruipen we haast loodrecht langs een moeilijk in te schatten rotspad omhoog om
dan even onstuimig terug te dalen en uiteindelijk een volgende houten brug over
te steken bij een brede, niet zo hoge waterval. Er volgen nog enkele door
kabels beveiligde passages en enkele houten trappen tegen de steile wand
geplaatst. Op een rustbankje aan het einde van de eigenlijke watervalweg kijken
we vol ongeloof naar de ijzingwekkende achter ons gelaten diepte. We lopen een
hele tijd op een aangelegd rotssteenpad voorbij aan een mooie rotswand, het
Hubertuskruis en een laatste watervalletje. Een onherbergzaam en moeilijk
zichtbaar pad brengt ons uiteindelijk via een klappoortje op een alm zo uit een
Heimatfilm gestolen met een prachtig
uitzicht op de omliggende bergwereld. Bij één van die hutten staan
picknickbanken, de ideale plaats om ons lunchpakket boven te halen. Nu volgen
boswegen voorbij aan een Jausenstation (1903 m), een almhut waar je terecht kan voor
een hapje en een drankje. We krijgen doorkijken op de diep gelegen Eisackvallei
en op de Geislergroep, rotsbergen die lijken op naast elkaar geplaatste menhirs
en één van onze doelen in de volgende dagen. Na een laatste alm nemen we bij
een parking het straatje omhoog naar de Gasserhütte, de toegang tot de unieke
Villander Alm.
Etappe 1: Barbian → Gasserhütte → Stöfflhütte (15,2
km / 5h50 / ↑1578m / ↓354 m)
Dit kan ook! Met
bus, trein en kabelbaan naar de Villander Alm
Onze Mobilcard komt hier goed van pas.
Met de bus vanuit Klausen Frag naar het station van Waidbruck (lijn 301), dan
op de trein naar Bozen, opnieuw de bus op naar Klobenstein (lijn 161) met
aansluiting naar Pemmern (lijn 161). De rit naar de kabelbaan in Pemmern, boven
in de bergen, gaat gepaard met vele haarspeldbochten waarbij we ons na iedere
bocht telkens weer boven een affreuze afgrond zien hangen of tegen de rotswand
zien knallen. Waar mogelijk zijn wijnplantages aangelegd. Het Eisacktal staat
immers bekend als wijngebied en levert uitstekende witte wijnen. De kabelbaan
is betalend, maar we krijgen wel korting met onze Mobilcard. Bij de planning
van de wandelingen is het rekening houden met de openingsperiodes van de
liften. De meesten openen tijdens het Pinksterweekend samen met de meeste
berghutten. Sommigen gaan al open vanaf half mei, anderen slechts vanaf begin
tot half juni. Na iets minder dan twee uur trein en bus staan we op 2071 m bij het bergstation op
de Schwarzseespitze. Voor ons ligt een kale groene bergtop met een radiomast
erop, de Rittner Horn (2259 m).
De berg ziet er eerder mak uit, maar de klim ernaartoe is toch zwaarder dan op
het eerste zicht lijkt. De top is een ware panoramaberg, omringt door een
prachtig almenlandschap. We lopen over de brede bergrug naar de Sarnerscharte (2056 m), een bergpas die op
onze kaart de naam Gasteiger Sattel draagt. De hoge ronde berg linksvoor is de
Villanderberg (2509 m)
met aan de voet een bergkapel, de Totenkirchl (2186 m) en recht vooruit de
bergkam met de Kassianspitz (2581
m) als hoogste bergtop. We zakken in enkele serpentines
naar een lager gelegen plateau en wandelen over een breed pad langs een meter
hoge muur, het lijkt de muur van Adrianus wel. Op de pas nemen we niet het
brede pad naar de Gasserhütte maar het smalle pad richting Villanders en dalen
al gauw onder de boomgrens. Het pad trekt door weiden aan enkele almhutten
voorbij tot we op een bosweg belanden die we naar beneden blijven volgen. De
vegetatie bestaat overwegend uit naaldbomen, eerst lage maar hoe meer we dalen
hoe hoger en volumineuzer. Bij een parking (1729 m) volgen we het asfaltwegje
omhoog richting Gasserhütte.
Alternative gemakkelijke route:
Schwarzseespitze →Gasserhütte →Stöfllhütte (13,1 km / 4h / ↑630 m / ↓640 m) Wandelroute: 19, 1, 7, 24, 7, 15
Over
grindpaden en wegen klimmen we boven de boomgrens en aanschouwen de weidse
Villander Alm met links van ons de Rittnerkam, de Sarnerscharte
en de Villander Berg, voor ons de Kassianspitz (2581 m) en rechts in de
verte de besneeuwde in de wolken hangende dolomietenpieken. De brede grindweg
speelt een beetje jojo met ons. Naar beneden, naar boven tot bij de Stöfllhütte
waar we op het zuidelijk gerichte zonneterras terugblikken op onze stappen. Na
de hut gaat het nog even over de grindweg maar dan steken we via hekjes en
overstapjes meerdere weiden door alsmaar gestadig omhoog. Een pad op alsmaar
hoger tot we bij een beeldkruis op de rand van de Jocherer Berg (2390 m) staan met zicht op
het Latzfonder Kreuz (2304 m),
het hoogst gelegen pelgrimskerkje van Europa. Erachter de schuthut. In boogvorm
loopt het pad in de steile noordwand richting heiligdom. Rechts diep beneden in
het dal zien we het dorpje Latzfons waar we naar toe zakken over bergpaden en
wegen, over almen, weiden en af en toe door het bos met in de diepte het
Eisacktal. Via Verdinghs en het gehuchtje Pardell dalen we verder richting
klooster Säben dat we al lange tijd als speerpunt gebruiken. Het klooster ligt
op een rots tussen de valleien van Eisack en Tinn. Via een tunnel komen we op
de kleine binnenkoer, de toegang tot het immense klooster. Enkele trapjes op
bij de domkerk staan twee picknicktafels met rustbanken. Bijzonder mooi is de nog
hoger gelegen Romaanse Heiligkruiskerk (726 m) met kleurrijke frescos. Via twee
rotstunneltjes dalen we langs de kloostermuur naar de Lievevrouwenkerk (681 m). Een steil keienwegje
door de wijngaarden van het klooster brengt ons bij de sprookjesachtige burcht
Branzoll (563 m).
Via een trappensteeg bereiken we een pleintje en enkele steegjes uitgevend op
het marktplein van Klausen (523
m). Hier laten ons neer op het terrasje van het
ambachtelijk stadsbrouwerij Gassl Brau. Het bronwater gebruikt voor het
brouwen stroomt onder de brouwketels door. Achterin het steegje ontdekken we twee
boven elkaar geplaatste watermolens. Tegen een muur hangt een straatnaambordje:
Rue de la Bière.
Waar dat vandaan komt?
Eisacktal / Val d'Isarco
Doorsnijdt
over een afstand van 80 km
Zuid-Tirol van noord naar zuid van de Brennerpas tot de provinciehoofdstad
Bozen (Bolzano). Het Eisacktal is één der hoofdvalleien van Zuid-Tirol en
bezit vele schilderachtige zijdalen. Door aanleg van verzorgde gecultiveerde
landschappen en een mild deels mediterrane klimaat heeft zich in de vallei
een eeuwenoude fruit-, kastanje- en wijntraditie ontplooid.
Etappe 2: Stöfllhütte → Latzfonser Kreuz → Latzfons → Verdinghs → Klooster Säben→ Klausen (20 km
/ 6h30 / ↑392 m / ↓1926 m)
Door een
fietstunnel, een trappenhuis omhoog, de verkeersweg over, onder de autoweg door
en we zitten opnieuw in het berglandschap. Over bos- en graspaden klimmen we
naar het dorpje Guffidaun (718 m) aan de ingang van het Villnösser Tal. We wandelen
door de aardige dorpskern voorbij aan de ridderburcht. Na een zacht
natuurbospad komen we in een smalle diep uitgesneden kloof terecht met houten
trappen, brugjes en met balustrades afgeschermde passages. Midden erin de waterval Hohe
Fälle (922 m)
die langs een met mos bezette rotswand naar beneden valt. Op een alm houden we
halt bij het hotel Gnollhof (1161
m) waar we op het terras genieten van de mooie omgeving.
Na onze rust gaat het haast continu langzaam de vallei omhoog over smalle
donkere paden maar ook over bredere boswegen met ontluikende vergezichten op de
schitterende bergwereld. We komen in ruwer terrein en even later lopen we op
serieuze hoogte over een smal graspad in een ravijnwand. We steken een beekje
over en lopen langs de andere kant van de afgrond. We nemen de afslag richting
waterval waar we vanaf een rustbank op een rotsterras door het dennengroen een
glimp opvangen van de over de rotsrand stortende Flitzer waterval (1180 m). Om hem in zijn
totale glorie te aanschouwen moeten we zon 60 m in serpentines over een
steil onbeveiligd pad van losse leisteenachtige kiezel haast loodrecht naar
beneden en achteraf uiteraard langs dezelfde weg terug omhoog. Maar de
inspanning is lonend, een smalle krachtige waterbundel valt over een loodrechte
uit zwart tot roskleurige plaatstenen opgebouwde rotswand recht naar beneden. In
de door rotsen omsloten watervalketel verneveld het neerstortende water en
zorgt voor een welgekomen afkoeling. Nog even dalen over een smal ravijnpad en
dan definitief richting vallei naar Sankt Peter (1135 m).
Villnösser Tal / Val di Funes
Één der
mooiste en rustigste dolomietenvalleien. Het dal van de bleke bergen met als
blikvanger de Geislergroep met zijn markante rotsspitsen. Op korte afstand
zien we een overgang van de wijnterrassen in het benedendal, over glooiende
almen naar de indrukwekkende rotsmassieven van de Dolomieten. Aan de opening
van het dal liggen de bergdorpen Teis en Guffidaun en er middenin Sankt
Peter.
Etappe 3: Klausen → Sankt Peter (18 km / 5h45 / ↑1194 m / ↓585 m)
Sankt Peter (1135 m) ligt in de zonneflank een zestigtal meter boven de valleibodem. We genieten van
de heerlijke voorjaarszon en kiezen dan ook laconiek voor de wandelroute
Sunnenseitenweg (Zonnezijdeweg) die zo halverwege de valleiflank het dal
volgt. Een andere mogelijkheid is de iets hoger parallel lopende wandelroute
Panoramaweg. De route loopt enkele malen over asfalt langs enkele boerderijen
door. Maar maakt vooral gebruik van smalle weidepaden in de schuine hellingen.
De weide zijn getooid met vele gele, witte, lila en blauwe bloempjes en de
fruitbomen dragen witte bloesems. Waarom het Villnöser dal één der mooiste
dolomietenlandschappen is, krijgen we hier op een presenteerblaadje geserveerd.
In de zon blakende groene almen getooid met een kleurrijk bloementapijt, verspreid
enkele oude boerderijen. Hogerop een donkergroene woudgordel onder steile
hellingen besneeuwd bergruis met daarbovenop bleekgrijze reusachtige naar de
blauwe hemel reikende rotspieken. We steken de Villnößer Bach (1330 m) over en lopen
stroomopwaarts met het stenen en rotsblokken bezaaide riviertje door de
woudgordel omhoog. Bij een splitsing nemen we een bosweg die het Brogles beekje
naar boven volgt. We zitten nu overduidelijk aan de beschaduwde noordzijde want
al gauw komen we de eerste ijsplekken tegen. Wanneer de bosweg overgaat in een
steil pad richting Brogles hut komen we meer en meer in opgehoopte sneeuw terecht.
Enkele malen zakken we tot kniehoogte in de witte massa. Eenmaal boven de
boomgrens hebben we het steilste gedeelte achter de rug. De zon krijgt ook meer
toegang tot de helling waardoor het wandelen weer vlotter verloopt. We staan nu
aan de voet van de Geislerberggroep met zicht op de volledig verijsde noordkant
van de bergpas Mittagsscharte (2597
m) die in hoogzomeromstandigheden via een ontelbaar
aantal serpentines te overschrijden valt. Je moet dan wel stapzeker en vrij van
hoogtevrees zijn. De ietwat verder gelegen Brogles hut (2045 m) is de ideale plaats
om tot rust te komen na de veeleisende klim. Boven aan de weide wisselen we naar
het Grödental en zitten we terug aan de zonnezijde. Het zicht is hier fabuleus,
achter ons de Geislergroep, voor ons de Heiligkreuzberg en links van ons de
Sellagroep met de solitaire Langkofel (3179 m), de Seisner Alm (1826 m) waarvan het lijkt of
ze de spits van de berg afgezaagd hebben en daarachter de Petz (2568 m). Op een zeer goed
begaanbaar pad wandelen we lange tijd in de licht oplopende almflank parallel
aan de iets hoger gelegen bergrug naar de bergpas Flitzer Scharte (2108 m). Deze geeft een doorkijk
naar het noordwesten in het Eisacktal en op de Villander Alm met zijn
besneeuwde bergtoppen. Moesten we hier naar beneden gaan komen we bij de
Flitzer waterval van gisteren. Even verder aan het weerkruis (2131 m) bij de almhut Cason
kijken we weer naar het zuiden. We hebben nu de keus: rechtstreeks naar de
schuthut Raschötz (2164 m)
of via de almhut Cason (2115
m) en het bergstation Raschötz (2092 m) van de tandradbaan
ernaartoe.
Grödental / Val Gardena
Het
Grödental is met 25 km
het langste zijdal van de Eisack. Het strekt zich uit van Waidbruck omhoog
naar de berg Sellastock langs de gemeenten Sankt Ulrich, Sankt Christina en
Wolkenstein. De vallei behoort door zijn enige planten- en bergwereld tot de
mooiste en meest gevarieerde vakantieoorden van Italië. In de winter is Val
Gardena een bekende skiregio en in de zomer is het een wandelparadijs waar
vele kabelbanen de toeristen op de mooiste almen brengen.
Etappe 4: Sankt Peter → Brogles Hütte → Schutzhütte Raschotz (Sankt Ulrich) (16,8 km / 5h30 / ↑1289 m / ↓258 m)
Almenwandeling in het
natuurpark Puez-Geislergroep
Vanaf het bergstation Raschötz (2092 m) is er de keuze: met
de tandradbaan naar beneden naar Sankt Ulrich en met de zeilbaan Secëda terug
naar boven naar het bergstation Secëda (2450 m), te voet afdalen naar het tussenstation
van de zeilbaan Secëda 1698 m)
en zo naar het bergstation Secëda of vanaf het tussenstation verder te voet naar
boven naar het bergstation Secëda.
We zitten nu middenin het natuurpark
Puez-Geisler met voor ons de berggroep Geisler met de bergtoppen Sass Rigais (3025 m) en de Furchetta (3025 m), rechts van ons de
Puezgroep met de Col dala Pieres (2759 m) als hoogste top. Beide bergruggen lopen
naar elkaar toe en zijn enkel te overschrijden via enkele passen die allemaal
boven de 2500 m
liggen. Tussen de twee bergkammen ligt een droomachtig almenlandschap. Ons pad
loopt langs de volledige rotskam van de Geislergroep. Ongeveer in het midden
krijgen we zicht op de zuidelijke kant van de indrukwekkende smalle bergpas Mittagsscharte
(2597 m),
geprakt tussen twee hoge rotswanden waarnaar een uitermate steil pad in scherpe
serpentines hoog gaat. Langs de andere kant daal je daarlangs terug in het
Vilnösser Tal. Waar de Geisler- en de Puezgroep samenkomen loopt recht vooruit
een brede slonk tussen de rotsen omhoog naar de pas Wasserscharte (2645 m) links voorbij aan de
Furchetta. Rechts ligt de Steig waar wij naar boven gaan. Over grind, ijs en
gras vorderen we in langzame tred tussen majestueuze rotswanden, alsmaar hoger
tot we na enkele serpentines in de rotsige bodem op de Roa Scharte (2619 m) staan. Voor ons
gaapt een angstwekkende diepte waaruit opnieuw bergen rijzen, een ruwe
bergwereld waar geen einde aan lijkt te komen. De afdaling langs de noordzijde
verloopt opnieuw in serpentines. Deze passen zijn langs de noordzijde vaak zeer
lang met ijs bedekt en onoverzichtelijk en slechts enkel in hoogzomer op de
voorziene serpentinepaden te bewandelen. Wij maken rechtsomkeer op de Roa
Scharte. In de afdaling ontmoeten we een marmot die nieuwsgierig telkens
opnieuw tevoorschijn komt om onze aanwezigheid te checken. We naderen tot op
één meter van dit anders toch wel uiterst schuw beestje. Beneden volgen we over
een grote grasvlakte met Alpenbloemen de Puezgroep naar de aardige Regensburger
Hütte (2037 m).
Over groene heuveltjes en door groepjes naaldbomen bereiken we de blokhut Odles
en het bergstation Col Raiser (2104
m), die deze pure bergpracht via een zeilbaan verbindt
met St-Christina (1437 m)
in het dal. Terug keren we via de Fermeda hut en de Curona hut. Hierbij
overschrijden wij de bergpas Cuca waar wie wil nog even de bergtop van de Pic (2369 m) kan bestijgen. We
dalen vanaf de pas naar het tussenstation Furnes van de Secëda kabelbaan. Hier
bestaat de mogelijkheid om met de kabelbaan naar Sankt Ulrich (1220 m) te dalen om dan met
de tandradbaan omhoog vanaf het bergstation Raschötz terug te keren naar de
schuthut Raschötz. Te voet is het 430 hoogtemeter naar omlaag en ongeveer
datzelfde terug omhoog. Vanaf het tussenstation is het eveneens mogelijk om
verder naar Sankt Ulrich te dalen.
Etappe 5: Schutzhütte Raschotz (Sankt Ulrich) → natuurpark Puez-Geislergroep
→ Schutzhütte Raschotz (Sankt
Ulrich) → tandradbaan naar St-Ulrich en met
kabelbaan naar bergstation Secëda (21,2 km / 7h / ↑1216 m / ↓1502 m)
met Roa Scharte (17,1 km
/ 5h40 / ↑750 m / ↓1484 m)
Niet heen en terug Roa Scharte(12,8 km / 3h40 / ↑296 m / ↓1030 m)
Trektocht vanuit standplaats Klausen in combinatie met
openbaar vervoer
Etappe 5: bus heen Klausen ABHF → Sankt Ulrich, via roltrap en lopende band
naar kabelbaan naar bergstation Secëda; wandeling natuurpark Puez-Geislergroep (21 of 17); tussenstation Furnes van de Secëda kabelbaan naar Sankt Ulrich, bus terug Sankt Ulrich → Klausen ABHF
Wij maken deze trektocht vanuit ons hotel in
Klausen en reizen dus aan met de bus. De tandradbaan brengt ons vanuit Sankt Ulrich (1220 m) in weinig tijd naar het bergstation
Raschötz (2092 m).
De wolken
hangen op zo een 3000 m
want de toppen van de Geislergroep steken er net in. We stijgen onmiddellijk
boven de boomgrens uit richting Außerraschötz (2281 m), ook wel de Heiligkreuzberggenoemd vanwege het grote
Christuskruis erop. Door zijn gemakkelijke haalbaarheid een zeer geliefd
uitstapdoel voor groot en klein. Deze berg geeft een grandioos panorama op de
bergwereld. We zien helemaal beneden het Eisacktal zich een weg banen richting
Oostenrijk met op de achtergrond de vergletsjerde Zillertaler Alpen. Een paar
honderd meters van de top staat de Raschötzhut en verderop aan de Tonwand, een rotswand, de Raschötzkapel. Via een pad
tussen grote losse granietstenen dalen we langs de wand naar de beboste bergpas
Pinelder Sattel (1870 m).
We dalen kilometerslang door naaldwoud overgaand in gemengd woud naar het aan
de ingang van het Grödertal gelegen houtsnijderdorp Lajen (1089 m). Achter het dorp
zien we aan de overzijde van het Eisacktal de gigantische waterval van Barbian en
staren nog altijd vol ongeloof naar de onwaarschijnlijk steile rotswand langs waar
we de eerste dag naar boven gegaan zijn. We trekken naar en doorheen de oude
dorpskern van het authentieke bergdorpje Albions (882 m) met zicht op de
wijnterrassen aan de overkant van de Eisackvallei. De wandelroute steekt plots
links het bos in voor een laatste confrontatie met een heerlijk natuurbospad inclusief
houtafrasteringen en trappen. Daarna schieten we letterlijk de berg af richting
Klausen (523 m).
Waar we terecht kunnen op een lekker terrasje weten we intussen wel!
Etappe 6: Schutzhütte Raschotz (Sankt Ulrich) → Lajen → Albions → Klausen(19,2 km / 5h30 / ↑300 m / ↓1946 m)
Trektocht vanuit standplaats Klausen in combinatie met openbaar vervoer
Etappe 6:bus heen Klausen ABHF → Sankt Ulrich, via roltrap en lopende band naar kabelbaan Secëda, 200 m tevoet naar tandradbaan naar bergstation Raschötz (2090 m); wandeling Sankt Ulrich (Raschötz) →Klausen (19,2 km)
Een
superbe wandelrouteplanner van Südtirol met ingetekende wandelroutes, te
downloaden als GPS-track, is te vinden op www.trekking.suedtirol.info. Je kan van Hotel naar hut
of van hut naar hut wandelen met al je bagage op de rug. Maar er bestaat nog
een andere interessante formule: vanuit een centraal gelegen standplaats het
openbaar vervoer nemen naar startpunt of terugkomen en met de dagrugzak op
stap. De prijzen variëren tussen 0,75 en 2 per rit per bus of je maakt
gebruik van de Mobilcard.
Wij
kozen voor de formule trektocht mits gebruik van het openbaar vervoer. We
wandelden zowel de zware klimetappe van Barbian naar de Gasserhütte als de
gemoedelijke wandeling van de Schwarzseespitze via de berg Rittner naar de
Gasserhütte. Wij vatten onze tocht aan vanuit Barbian. Voor diegene die vanuit
Klausen willen vertrekken kunnen desgewenst een extra etappe van Klausen naar
Barbian inlassen.
Etappeoverzicht
Etappe 0: Klausen → Villanders → Dreikirchen → Barbian (9,2 km / 3h10 / ↑676 m / ↓364 m)
Etappe 5: Schutzhütte Raschotz
(Sankt Ulrich) → natuurpark
Puez-Geislergroep → Schutzhütte
Raschotz (Sankt Ulrich) → tandradbaan naar St-Ulrich en met kabelbaan naar
bergstation Secëda (21,2 km
/ 7h / ↑1216
m / ↓1502 m)
Etappe 5: bus heen Klausen ABHF → Sankt Ulrich, via
roltrap en lopende band naar kabelbaan naar bergstation Secëda; wandeling natuurpark
Puez-Geislergroep (21, 17 km); tussenstation Furnes van de Secëda kabelbaan
naar Sankt Ulrich, bus terug Sankt Ulrich → Klausen ABHF
Etappe 6: bus heen Klausen ABHF → Sankt Ulrich, via
roltrap en lopende band naar kabelbaan Secëda, 200 m tevoet naar tandradbaan
naar bergstation Raschötz (2090
m); wandeling Sankt Ulrich (Raschötz) → Klausen (19,2 km)
Vanuit
het historische Klausen, centraal gelegen t.o.v. onze trektocht, zijn alle
start- en einddoelen gemakkelijk te bereiken met het openbare vervoer. Het
hotel Der Rierhof, een echte aanrader kwaliteit/prijs, ligt op 150 m van de busopstapplaats
Klausen Frag en naar het treinstation en het daarbij gelegen autobusstation
Klausen ABHF zijn het 10 à 15 minuten wandelen. Na een inspannende wandeltocht
is het heerlijk ontspannen in het buitenzwembad of recreatiebinnenbad, de
verscheidene saunas of even bijkomen op het aangename zonneterras.
Een
Mobilcard is een soort betaalpas, die je toelaat drie of zeven dagen onbeperkt
gebruik te maken van het openbare vervoer inclusief enkele zeil- en
tandradbanen in het Eisacktal. Telkens we trein of bus nemen moeten we de
Mobil-Card zogezegd entwerten, afstempelen (dateren) in het daarvoor bestemde
apparaat op de bus of in het station voor we op de trein stappen.
De
Mobilcard is te verkrijgen bij bus- en treinstations en toeristische diensten (www.mobilcard.info).
Dienstregelingen
en prijzen voor het openbaar vervoer zijn te vinden op www.sii.bz.it en www.sad.it
Bereikbaarheid
Met
de auto: ca. 1000 km
(reistijd 10 - 12 uur)
Met
de trein vanuit Brussel of Luik via 2 overstappen in Köln en München naar
Brixen (Brixano), overstappen op lokale trein naar Klausen. Reistijd
afhankelijk van de overstaptijden tussen 11h30 en 12h30 (aankomst ca. 19h30).
Vrouw Holle, sprookjesfiguur en duistere sagendame. Grimmland, sprookjeslandschap en grillige woestenij. Grimmsteig, meerdaagse wandeling in de idyllische bergwereld van de Hoher Meißner.
De Grimmsteig is in 2011 opgericht, spreidt zich uit over de gebieden Kaufunger Wald, Meißner en Söhre en verloopt in een grote vijfdaagse wandellus. Starten doen we in Nieste, standplaats van de Niester Wanderschule, een wandelschool in de brede zin van het woord. Wij starten onze tocht vanaf de Königsalm in Nieste dat net buiten de stadsagglomeratie van Kassel ligt. De Königsalm is een Beierse blokhut die oorspronkelijk diende om de sprookjeskerstmarkt in Kassel te sieren maar uiteindelijk een vaste stek kreeg op een alm boven de gemeente, is het trefpunt bij uitstek. Bij mooi weer is het hier altijd een drukke bedoening en ook wij lusten wel een Haxbraten op het uiterst gezellige terras met bergachtig zicht. Morgen starten we hier onze tocht en sluiten af met een Beierse avond op vrijdag. Vele dorpsbewoners hebben zich voor deze avonden Beierse kleding aangeschaft. Wij boekten onze wandeling via de Niester Wanderschule. Voor de rest moesten we ons niets aantrekken, de wandelschool zorgt voor alle rompslomp qua overnachtingen, bagagetransport, toebrengen naar de etappestartplaatsen en afhalen op het einde van de tocht. Van gastenkamer naar hotel naar natuurvriendenhuis, naar vakantiehuis, vanuit standplaats of camping, het kan allemaal. De Wanderschule draagt zorg voor zijn vlijtige wandelaars.
Het was misschien juist tijd om deze sprookjes op te tekenen, aangezien diegenen, die ze moeten behoeden, steeds zeldzamer worden. Weliswaar kennen zij, die ze nog kennen, er gewoonlijk nogal veel, omdat de sprookjes de mensen overleven en niet andersom - maar het vertellen zelf gebeurt hoe langer hoe minder,
Gebroeders Grimm; Kassel, 3 juli 1819 (Fragment uit het voorwoord van de bundel kinder- en huissprookjes)
Vrouw Holle, het sprookje
Er was eens een weduwe, die twee dochters had. De stiefdochter was mooi en ijverig, haar eigen dochter lelijk en lui. De stiefdochter moest alle werk doen en elke dag op straat bij de waterput zitten spinnen. Op een dag valt de spoel in de put en het meisje springt uit angst voor de toorn van haar stiefmoeder de spoel achterna. Ze verliest het bewustzijn en ontwaakt in een prachtige weide met duizenden bloemen. Ze loopt de weide af en komt bij een oven vol met brood dat roept: "Haal me eruit, haal me eruit, anders verbrand ik: ik ben al lang gaar!" Ze gaat erheen en haalt alle broden eruit. Verder wandelt ze en komt bij een boom vol met appelen die roept: "Schud me toch, schud me toch, want de appels zijn allemaal rijp!" Ze schudt de boom zodat alle appels vallen alsof het regent. Uiteindelijk komt ze bij een klein huisje. Een oude vrouw met grote bangelijke tanden kijkt uit het venster en roept: "Waarom kijk je zo angstig, lief kind? Blijf bij me. Als jij alle huiswerk wilt doen, zal het je goed gaan. Je moet wel zorgen dat je mijn bed goed schudt, zodat de veren vliegen, dan sneeuwt het in de wereld, ik ben vrouw Holle!"
Het meisje vat moed, stemt toe en komt bij haar in dienst. Ze doet alles tot grote tevredenheid en schudt het bed steeds met zoveel geweld, dat de veren als sneeuwvlokken rondvliegen. Ze heeft dan ook een goed leven bij vrouw Holle, geen enkel boos woord en elke dag haar natje en haar droogje.
Toch krijgt ze heimwee naar de bovenwereld en Vrouw Holle zegt: "Ik vind het lief van je, dat je weer naar huis verlangt, en omdat je me zo trouw gediend hebt, zal ik je zelf weer naar boven brengen. Ze neemt haar bij de hand en brengt haar bij een grote poort. Die gaat open en terwijl het meisje daar onder staat, valt er een regen van goud neer totdat ze helemaal met goud is overdekt.
Als de moeder hoort, hoe haar stiefdochter tot grote rijkdom is gekomen, wilt ze haar eigen lelijke, luie dochter graag hetzelfde geluk gunnen waardoor die op haar beurt in de put springt. Zij wil echter haar handen niet vuil maken, laat het brood in de oven liggen en de appels aan de bomen hangen.
De eerste dag bij vrouw Holle doet ze zichzelf geweld aan en is vlijtig want ze denkt aan al het goud dat ze ter beloning zou krijgen, maar de tweede dag begint ze al te luieren en de derde nog meer. Ze weigert zelfs 's morgens op te staan.
Vrouw Holle ontslaat haar van haar taken en brengt haar naar de poort, maar in plaats van goud krijgt ze pek over zich heen.
Vrouw Holle, de sage
Er bestaat een legende, waarin een vrouw gehuwd met de aartsluilak Holle, door de speelzucht van haar man alles verliest incluis haar mans vrijheid. Ze staat op straat, dakloos en alleen. Ze trekt zich terug in de beboste heuvels waar ze tussen de dieren leeft. Op een dag, als ze de kleine vijver nadert, waar ze gewoonlijk haar water haalt, ziet ze daar een witte vrouwelijke gedaante. Deze wendt zich tot haar en zegt: "Ik ben Hertha, heerseres van de aarde en ik kom vanuit het noorden om dit gedeelte van mijn domein te bezoeken. Ik heb je gade geslagen en heb jou uitgekozen om mij in dit deel van mijn rijk te vertegenwoordigen, zodat ik weer terug kan gaan naar mijn thuis op het eiland Rügen." De legende verhaalt verder over enige magische geschenken die Vrouw Holle van de Godin krijgt en waarmee ze andere vrouwen hulp verleent. In andere sagen verandert ze luie en boosaardige meisjes om in katten, kikkers of andere dingen. IJverige en gedienstige meisjes vinden geluk en rijkdom. Volgens duidelijke aanwijzingen stammen de legenden en verering van Vrouw Holle uit de wijd verbreide omgeving van de berg 'Hoher Meißner Jonge meisjes namen vroeger een bad in de Frau-Holle-Teich op de Hohe Meißner om vruchtbaar te worden. Het water uit deze vijver zou geneeskrachtig zijn en de vijver bodemloos.
Kriskras door de wildernis
Starten doen we bij de Niester Riesen, een reusachtig markante houten sculptuur in de vorm van een noeste oude boom voorstelt. De premiumwandeling 11 leidt voorbij aan enkele exotische woudreuzen als een mammoetboom, een maritieme Douglasspar, een maritieme den en een Hemlockden. Volgens de sage zijn dit door een woudgeest betoverde belagers van de op de op de heuvel gelegen burcht Sensenstein. We lopen langs de woudrand van het Kaufungen Wald naar de gemeente die aan het woud zijn naam geleend heeft. Naast enkele pietluttige gehuchtjes is Kaufungen de enige gemeente waar de Grimmsteig doorheen strekt, voor de rest enkel maar natuur. Reden is de historische achtergrond en zijn mooie oude kern vol vakwerkhuizen. Blikvanger is het voormalige stiftklooster waar in de middeleeuwen ongetrouwde adellijke vrouwen bescherming en onderdak vonden tegen afstaan van giften. Door het centrum loopt het riviertje de Lösse. Omdat de bewoners geen naam vonden voor de rivier besloten ze hem te noemen naar een uitspraak van een inwoner: Lösse (laatze) heten hoe ze wil. Door een fabelachtige holle bosweg trekken we het woud in. Voorbij een bosbegraafplaats waar de menselijke assen teruggegeven worden aan de natuur. Vanaf een hoogte zien we in de vallei beneden ons, haast op reikwijdte, de agglomeratie van het 200000 inwoners tellende Kassel. We trekken door gemengd bos van beuken en sparren, over mooie boswegen maar soms ook over haast onzichtbare paden kriskras door de wildernis. Er volgt hoogveen met kabbelende beekjes afgeboord met helmgras en modderige passages, zelfs na lange droogte. Het is paddentrektijd, de beestjes steken voor onze voeten de bosweg over naar de vijvers beneden in het dal. De gemeente Söhrewald bestaat uit de drie dorpen Wellerode, Wattenbach en Eiterhagen. Aan de bosrand is vervoer geregeld naar ons hotel/pension in Wattenbach.
Söhrewald bezit een sprookje over drie dochters van een oude boswachter die één voor één het bos in trekken om hout te sprokkelen. De oudste strooide bonen om de weg terug te vinden. Ze kwam een oude man tegen met een koe, een haan en een kip. Ze vraagt om te mogen overnachten. Éénmaal in bed klapt dit open en valt ze in een diepe put. De tweede dochter strooit erwten en ondergaat hetzelfde lot als de oudere zus. De jongste gebruikt linzen en komt bij de oude man. Ze geeft de dieren eten en verzorgt ze, daarna bekommert ze zich om de oude man. Als ze ´s ochtends wakker schiet bevindt ze zich in een kasteel met drie lakeien en een liefhebbende prins.
Weidse beukenbossen
Na de rustieke vijver aan de Köhlerplatz, een aangename picknickplek in het bos, volgt een mooi bospad via een houten brugje een beekje oversteekt en door het bos naar boven kronkelt. Uit het woud lopen we over een weide met aan de horizon twee alleenstaande bomen en een hoogzit voor jagers richting enkele windturbines. Wattenbach waar we gisteren overnachtten ligt aan de voet van de heuvel en is van hieruit eventueel gemakkelijk te bereiken via de toebrengroute. We duiken nu een prachtig open gemend bos in en komen er niet meer uit tot Hessisch Lichtenau, ons etappedoel. Geen paden meer maar brede aangename boswegen. Door de ruimte tussen de bomen hebben we heerlijke dieptezichten het bos in. Na een afdaling langs een beekje tot bij de basaltgroeve van het dorpje Quentel trekken we terug de heuvel hoog, 100 m hoogteverschil overwinnen we op korte afstand. Op de picknickplaats ietsje verder bij het middeleeuwse Schwedenkreuz, halen we ons lunchpakket boven inclusief de plaatselijk Ahleworst, een gedroogde ringworst die vele gezinnen hier te lande nog zelf draaien. De woudtocht zet zich door tot Hessisch Lichtenau, de Vrouw Holle stad. Een Vrouw Holle park, de Vrouw Holle wandeling en het Holleum of Vrouw Holle museum vinden we er. Via de stadspoort Obertor komen we bij het oude raadshuis met een trompe-loeil van Vrouw Holle in een open raam die haar kussen uitschudt.
De sagenberg
Bij de tramhalte in Hessisch Lichtenau staat een kunstwerk dat deel uitmaakt van het 700 km lange project Ars Natura langs de langeafstandswandelpaden X8 en X3. Op onze tocht vandaag komen we zes van deze kunstwerken tegen waarvan enkele in het teken staan van Vrouw Holle. Het kunstwerk aan de tramhalte beeldt het toverwoud uit en bestaat uit zes houten palen met achter kijkvenstertjes attributen van zes personages uit 6 verschillende Grimmsprookjes. Rara, wie zijn wij?
Op het begin van onze route vandaag komen we nog vijf kunstwerken tegen. Bij de ruïne Reichenbach staan Goudmarieke en Pekmarieke de representanten voor de beloning van vlijtig en lui of goed en slecht, zoals verhaalt in het sprookje van Vrouw Holle. De ronde toren van de ruïne is gerestaureerd en bezit een 360° uitzichtplatform met zicht op de 753 m hoge Hoher Meißner, waar we vandaag naartoe moeten. Even verder symboliseren de kunstwerken Red Sticks, rode houten stokken tegen boomstammen; Subway, een steen op een omhooggestoken op een rail gelijkende staaf; (Un)Erreichbaar, een appel in een doorkijkvenster naar een appelboom, andere fragmenten uit het sprookje. Vanaf een grindweg over grasland, krijgen we een indrukwekkend zicht op de Hoher Meißner, die imposant boven onze heuvelrug uitsteekt. Bij een bron met drinkwater aan de rand van het bos boven gehucht Hasselbach houden we een verfrissende pauze. Het dorp zelf situeert zich in een diep dal op 279 m hoogte, de top van de Hoher Meißner met 753 m ligt 5 km verderop. Eerst gaat het nog licht bergop langs een beekje door open grasland naar de bosrand aan de voet van de berg. Het is even zoeken naar het pad verscholen in een houtkant die twee weiden scheidt. Twee ruwe kilometer klimwerk over een oerpad door grimmig woud brengen ons bij de Seesteine, een bospark met een wirwar van met stenen afgeboorde paadjes tussen rotsblokken van basaltsteen opgericht in 1880 door boswachters, natuurvrienden en wandelaars op de plaats van een verzand meertje om het drukke alledaagse leven te ontvluchten. Her en der verspreidt hebben dichters enkele verzen achtergelaten. Het ergste is achter de rug, na een bredere bosweg volgt nog een zigzaggend beukenbospad de berg hoog richting bergpension Hoher Meißner. We dalen naar het iets lager aan een alm gelegen Meißnerhaus waar we ons neerlaten aan een tafeltje op het grote uitzichtbalkon. Degene die intussen door de Vrouw Holle-microbe gebeten zijn, brengen best nog een bezoek aan de Kitzkammer, een uit meerhoekige basaltzuilen opgebouwde grot. Vrouw Holle betoverde ruziënde ijdeltuiten tot kittens en verbande ze naar deze grot. Deze langste en tevens zwaarste van alle etappes blonk uit in verscheidenheid en had ons veel te vertellen.
Vogelreservaten
De afdaling is opnieuw één en al rauwe natuur. Bijna beneden stort een beekje zich in watervalletjes naar beneden. Daarna volgt een coulisselandschap van weiden, akkers, houtkanten en bospercelen. We wandelen overwegend op bos-, gras-, veld- en af en toe ook een asfaltwegje. Een heuvel met heidelandschap en jeneverbessen is een welgekomen afwisseling. De enige echte Stube (café) onderweg op de vijf etappes vinden we in Friedrichsbrück. Even de bewegwijzering volgen los door het bos, dan een natuurgebied annex stiltegebied voor roofvogels en een nog een bos door en zo diep in een vallei het dorp Wickenrode te ontwaren.
Natuur puur
De laatste etappe voert opnieuw door het Kaufunger Wald. Door het bos gaat het over de waterscheiding in het Gläsnertal waar van 1446 tot 1700 glashutten stonden en glasblazers het fijnste glas produceerden. Waar de hutten stonden vinden we vandaag nog aarden glasheuvels terug met glasafval.
Een sage verhaalt het ontstaan van de drie bronnen van de Nieste: de Magere, de Zwarte en de Witte Nieste. Een oude boer had drie zeer aan elkaar gehechte dochters. Toen hij de oudste wou uithuwelijk vermagerde deze van verdriet zo hard, dat de bruidegom ze niet meer wou. Dan maar de middelste dochter dacht hij, maar zij verschoot bij het horen van de toedracht zo hard dat zij in één nacht volledig witte haren kreeg. De bruidegom vond dit maar niets en wou de jongste. Deze smeerde zich in met roet en verklaarde zo verder door het leven te willen gaan. In een uitzinnige bui verwenste de oude boer zijn dochters in drie rivierbronnen waar ze hun tranen naar believen konden laten vloeden. Zoiets moet je niet doen in het land van Vrouw Holle waarna de drie dochters spoorloos verdwenen. Jaren later ging de jongere zoon op zoek naar zijn zussen en kwam Vrouw Holle tegen aan wie hij vroeg of zij hem kon helpen. Negen volle manen moest hij terugkomen zonder iets te zeggen tegen zijn zussen die één voor één zouden verschijnen, dan zou de vloek verbroken zijn. En zo gebeurde het! Maar de zussen waren zo gelukkig in het woud dat ze het sterfelijke menselijke leven weigerden en leefden verder als de bronnen van Dürrer, Schwarzer en Weißer Nieste.
We wandelen door ongerepte natuur, dan eens langs het water, dan eens op een hoogte. Het riviertje meandert door smalle graslanden in de diep ingesneden vallei. De grensstenen langs het pad geven de vroegere scheiding weer van het kuurvorstendom Hessen en het koninkrijk Hannover. Op de wandelparking net voor Nieste staat een meters hoge houten sculptuur in de vorm van een glasblazer uit vroegere tijden. Het riviertje kronkelt verder naar het centrum van Nieste. De Grimmsteig klimt omhoog het bos in richting Königsalm. Een bezoek aan de Wellness Tempel in Nieste is een genot voor onze stramme spieren. Afscheid nemen van onze Hessense sprookjestijd doen we met een Beierse avond op de Königsalm.
Wandelschool Nieste
Het gaat hier om een productieve vrijwilligersbeweging in de aard van de GR, maar dan op regionaal vlak. In tegenstelling tot de vergrijzende wandelclubs nemen zij allerhande initiatieven om het wandelen levend te houden en jongeren en families erbij te trekken. Naast wandeltochten richten zij beleveniswandeltochten in voor groepen, geleide en/of gegidste wandelingen en staan in voor planning van individuele eendaagse of meerdaagse wandeltochten inclusief overnachtingen, personen- en bagagetransport. Wandelen onder begeleiding kost 25 of 3 p.p. bij 10 personen of meer.
Daarnaast organiseren ze wandelseminaries met themas als bepakking, kleding, kaartlezen, kompasgebruik, GPS, geocaching en outdoor-navigatie, woudfauna- en flora, ... Om een breder publiek aan te trekken presenteren ze eveneens nevenactiviteiten als huifkartochten, boogschieten, mountainbiketochten, ...
Steekkaart
Etappe-indeling (Totale afstand volgens de brochure 77 km, maar onze GPS gaf 84 km aan) Etappe 1: Söhrewald-Wellerode → Wattenbach → Quentel → Hessisch Lichtenau (19 km) Etappe 2: Hessisch Lichtenau → Reichenbach → Hasselbach → Hoher Meißner (20 km) Etappe 3: Hoher Meißner → Velmeden → Friedrichsbrück → Helsa-Wickenrode (17 km) Etappe 4: Helsa-Wickenrode → Nieste (15 km) Etappe 5: Nieste → Oberkaufungen → Söhrewald-Wellerode (13 km) Toebrengroutes (ca. 43,0 km) www.grimmsteig.de
Bereikbaarheid Kassel is gemakkelijk bereikbaar met de auto of met de (ICE) hogesnelheidstreintrein (Kassel-Wilhelmshöhe) vanuit Brussel of Luik mits één overstap in Frankfurt. Met tram 4 kan je vanaf Kassel-Wilhelmshöhe naar Kaufungen (halverwege etappe 5), Wickenrode en Hessisch Lichtenau. Vanaf de stations zijn busverbindingen naar alle etappedoeleinden. Vanuit Kaufungen is aansluiting met de bus naar Nieste. Alle wandelingen inclusief de etappen van de Grimmsteig zijn te bereiken met het openbare vervoer. Vanuit alle betrokken gemeenten en steden maken toebrengroutes aansluiting op de Grimmsteig.
Routeenbewegwijzering De Grimmsteig is bewegwijzerd door een witte G. De toegangswegen krijgen in de toekomst een gele G. Nu zijn deze nog wit en dit geeft soms verwarring. De nog prille bewegwijzering wordt continue bijgeschaafd tot een overzichtelijke eenheid is bekomen. Waar mogelijk is bewegwijzerd met groene stikkers met een witte G waarin de twee hoofden van de gebroeders Grimm verwerkt zijn.
Tip: 2013 = 200 jaar Grimmjubileum
Tip: Documenta Kassel
In 1955 in het leven geroepen door de schilder en kunstpedagoog Arnold Bode in het volledig door de oorlog verwoeste Kassel. Deze kwam door zijn kunstvisie al in mei 1933 in aanvaring met het nazi-regime. In 1948 (her)stichtte Bode met zijn kunstvrienden uit Kassel de Kunstacademie, die al in 1932 was gesloten. Zijn eerste georganiseerde grote internationale kunsttentoonstelling in 1955, samenvallend met de in Kassel georganiseerde Bundesgartenschau (de Duitse Floriade), werd meteen een enorm succes. Niemand had toen gedacht dat de tentoonstelling, ook wel museum van de 100 dagen genoemd, zou uitgroeien tot een ongeëvenaard succes, een gigantisch media-evenement en een toeristische troef. Carolyn Christov-Bakargiev, curator en artistiek directeur van dOCUMENTA (13), gaat voor dit vijfjaarlijkse evenement voor moderne kunst aan de slag met een uitgebreid tentoonstellingsteam van professionele tentoonstellingsmakers en kunstcuratoren van all over the world. Meer dan in eerdere edities komen ook kunstenaars, schrijvers, critici, wetenschappers en academici aan bod. dOCUMENTA (13) vindt plaats van 9 juni tot 16 september 2012. Voor DOCUMENTA IX in 1992 kwam die eer toe aan Jan Hoet. De dOCUMENTA(12) in 2007 trok meer dan 750000 bezoekers.
Een bezoek aan dOCUMENTA (13) in combinatie met de Grimmsteig is misschien de ideale vakantietrip. Kassel is gemakkelijk bereikbaar met de auto of met de (ICE)hogesnelheidstreintrein vanuit Brussel of Luik mits één overstap in Frankfurt.
Südtirol: van het Grödental in het Eisacktal Met de trein naar Südtirol waar we vier bergwandelingen maken verdeeld over het Grödental en het Eisacktal. Om onze wandelbestemmingen te bereiken gebruiken we het openbaar vervoer. Een hele onderneming, als dat maar goed gaat? Klausen Klausen is sind 2002 opgenomen in de vereniging van mooiste historische steden van Italië. De oudstad ligt tegen de rivier gebouwd. De noordelijke stadspoort Säbenicher Tor geeft toegang tot de smalle hoofdstraat van het middeleeuwse stadscentrum. Het centrum is volledig voetgangerszone. Boven het centrum op een solitaire rots ligt het imposante klooster Säben met barokke Lievevrouwenkerk, de tweetoornige domkerk en de romaanse Heiligkruiskerk. Onze hotelier noemt het met trots de Akropolis van Südtirol. Het hoog gelegen klooster geeft een heerlijk uitzicht over het Eisackdal en de wijngaarden tegen de bergflanken. Klausen is temidden majestueuze panoramabergen gelegen in het Eisacktal met verbinding naar het Grödental (Val Gardena).
Aan de zuidrand van het stadje ligt het hotel Der Rierhof. Ideaal gelegen op 100 meter van de bushalte met bereik tot alle door ons gemaakte wandelingen en een echte aanrader kwaliteit/prijs. Na een inspannende wandeltocht is het heerlijk ontspannen in het buitenzwembad of recreatiebinnenbad, de verscheidene saunas of even bijkomen op het aangename zonneterras.
Mobil Card Ons hotel Der Rierhof ligt op 100 m van de busopstapplaats Klausen Frag waar we voor alle vier wandelingen op de bus stappen om onze startplaatsen van de geplande wandelingen te bereiken. Naar het treinstation en de daarbij gelegen bushalte Klausen ABHF (autobusstation) en BHF (treinstation) zijn het 10 minuten wandelen.
Een (Museum)Mobil Card is een soort betaalpas, die je toelaat drie of zeven dagen onbeperkt gebruik te maken van het openbare vervoer inclusief enkele zeil- en tandradbanen in het Eisacktal. Waar de Mobil Card enkel telt voor het openbaar vervoer en bepaalde zeilbanen in het Eisacktal, geeft een Museummobil Card recht op toegang tot 78 museums. Telkens we trein of bus nemen moeten we de (Museum)Mobil-Card telkens zogezegd entwerten, afstempelen (dateren) in het daarvoor bestemde apparaat op de bus of in het station voor we op de trein stappen.
De Mobilcard is te verkrijgen bij bus- en treinstations en toeristische diensten(www.mobilcard.info).
Prijzen 2011 (-14j = ½ prijs)
3 dagen
7 dagen
Mobil Card
18
22
Museummobil Card
20
25
Dienstregelingen voor het openbaar vervoer zijn te vinden op www.sii.bz.it
Over de almen van Rittner Horn naar Barbian (18,1 km / 7h / ↑597 m / ↓1830 m) Wandelroute: 19, 1, 7, 15, 3, 34, 6, Wasserfallweg
Voor onze eerste wandeling testen we het gebruik van de (Museum)Mobil-Card en het Zuidtiroolse openbaar vervoer al grondig uit. Met de bus vanuit Klausen Frag naar het station van Waidbruck (lijn 301), dan op de trein naar Bozen, opnieuw de bus op naar Klobenstein (lijn 161) met aansluiting naar Pemmern (lijn 161). Terug komen we met de bus uit Barbian (lijn 346). Alles verloopt vlotjes. De lijnbussen noemen SAD en zijn in tegenstelling tot de Belgische lijnbussen echte touringcars. In Bozen is het even opletten, de halteplaatsen van de stadsbussen zijn wel genummerd maar onze lijnbus (SAD) vinden we daar niet bij terug. Een vriendelijke politieagent stuurt ons naar het busstation aan de overkant van een parkje. De rit naar de kabelbaan in Pemmern, boven in de bergen, gaat gepaard met vele haarspeldbochten waarbij we ons na iedere bocht telkens weer boven een affreuze afgrond zien hangen of tegen de rotswand zien knallen. Waar enigszins mogelijk zien we wijnaanplantingen. Het Eisacktal staat immers ook bekend als wijngebied en levert uitstekende witte wijnen. De kabelbaan is betalend, maar we krijgen wel korting met onze (Museum)Mobil Card. Blijft ons toch 8 per persoon te betalen. Bij de planning van de wandelingen is het rekening houden met de openingsperiodes van de liften. Sommigen gaan open vanaf half mei, anderen vanaf begin tot half juni. Na iets minder dan twee uur staan we op 2071 m op de Schwarzseespitze. We nemen koffie en thee in het bergstation en maken ons op voor de wandeling. Voor ons ligt een kale groene heuvel met een radiomast erop, de Rittner Horn (2259 m). De berg ziet er helemaal niet angstaanjagend uit, eerder mak. Maar de klim ernaartoe is toch zwaarder dan op het eerste zicht lijkt. De top is een ware panoramaberg omringt door een prachtig almenlandschap. We lopen over de brede bergrug naar de Sarnerscharte (2056 m), een bergpas die op onze kaart de naam Gasteiger Sattel draagt. De hoge ronde berg linksvoor is de Villanderberg 2509 m) met aan de voet een bergkapel, de Totenkirchl (2186 m) en recht vooruit de bergkam met de Kassianspitz (2581 m) als hoogste bergtop. Twee wandeldoeleinden die zeker op te nemen zijn bij langer verblijf. We zakken in enkele serpentines naar een lager gelegen plateau en wandelen over een breed pad langs een meter hoge muur, het lijkt de muur van Adrianus wel, naar de pas. We nemen een smal pad richting Villanders en dalen al gauw onder de boomgrens. Het pad trekt door weiden aan enkele almhutten voorbij tot we op een bosweg belanden die we naar beneden blijven volgen. De vegetatie zijn overwegend naaldbomen, eerst lage maar hoe meer we dalen hoe hoger en volumineuzer. Bij een parking (1729 m) aan het einde van een asfaltwegje aangekomen is het gedaan met de pret. We nemen de witblauw gemarkeerde route rechts steil omhoog. De route draagt ook het cijfer 0, wat we niet terugvinden op onze kaart die hier route 15 aangeeft. Omdat op de kaart meerdere wandelingen vermeld staan nemen we aan dat de nul staat voor alle wandelingen te samen. Geen erg, een beetje kaartlezer lost dit wel op en voor de GPS-ers heeft Südtirol een superbe wandelrouteplanner met alle wandelroutes ingetekend en te downloaden als GPS-track (www.trekking.suedtirol.info). Over boswegen en enkele almen komen we bij een Jausenstation (1903 m), een almhut die jammer genoeg gesloten blijkt. Open vanaf Pinksteren dat dit jaar op 12 juni valt, we zijn een week te vroeg! Een gedwongen feit waar we de volgende dagen nog enkele malen mee te maken krijgen. We krijgen doorkijken op de diep gelegen Eisackvallei en op de Geisslergroep, rotsbergen die lijken op naast elkaar geplaatste menhirs. Er volgt een prachtig pad over almen en door weiden met hutten. Bij één van die hutten staan picknickbanken, het is dan geen Jausenplatte met gedroogde hesp, worst en kaas maar wel een lunchpakket met enkele broodjes belegt met ongeveer dezelfde ingrediënten. De alm geeft een prachtig uitzicht op de omliggende bergwereld, het lijkt wel een beeld uit een reclamefilmpje. Route 3 moet ons nu naar Barbian brengen, maar liefst 1050 meter dalen. Het onderste deel van de route noemt op de kaart ook Watervalweg. Een zeer gevarieerd pad, eerst onherbergzaam en soms moeilijk zichtbaar, dan een ruig keienpad voorbij aan een kleine waterval en een mooie rotswand. In een brochure las ik over twee watervallen en op een splitsing volgen we het wegwijzertje Bovenste waterval. Het pad versmalt en plots stoten we totaal onverwacht op een bordje met trapzekerheid gevorderd. Al snel zien we waarom, de wand gaat haast loodrecht naar beneden en we vragen ons af waar daar een pad naar beneden loopt. We komen houten trappen tegen en met kabels gezekerde passages. Niet dat het pad zo duizelingwekkend is, maar het gaat wel spectaculair naar beneden. Over een brug lopen we voorbij een brede, niet zo hoge waterval, een beetje ontgoochelend. Plots kruipen we haast loodrecht langs een moeilijk in te schatten rotspad omhoog om even onstuimig terug naar beneden te gaan om bij een tweede, de eigenlijke bovenste waterval uit te komen. Prachtig valt het water over zwartogende massieve rotswanden naar beneden. Het pad wordt vriendelijker maar blijft nog altijd spannend als we door een gekloven rots kruipen. Via nog een waterval komen we dan bij de onderste waterval. Maar liefst 90 m valt het water hier adembenemend naar beneden. Het wandelpad is vanaf hier gerenoveerd met houten treden en balustraden, waarschijnlijk zal het over aanzienbare tijd compleet vernieuwd zijn en beter begaanbaar. De afdaling langs de twee watervallen die er eigenlijk vijf bleken te zijn nam ettelijke uren in beslag. We dachten lang op voorhand bij de bushalte in Barbian te zijn waar die ene bus naar Klausen stopt, maar we hebben nog net de tijd om een drankje op het terrasje tot ons te nemen wanneer en daar stopt de bus al.
Natuurpark Geissler-Puez (15 km / 5h10 / ↑715 m / ↓1389 m) Wandelroute: 4, 2, 3, 2B, 13, 2, 1
We zijn vroeg uit de veren om te ontbijten want om 8h27 zitten we al op de bus naar Waidbruck waar we overstappen op de Val Gardena bus die ons afzet in St-Christina (1437 m). De kabelbaan (1536 m) ligt een kilometer bergop verwijderd van de bushalte en brengt ons naar het bergstation Col Raiser (2104 m). We zitten nu middenin het natuurpark Puez-Geisler met voor ons de berggroep Geisler met de bergtoppen Sass Rigais (3025 m) en de Furchetta (3025 m), rechts van ons de Puezgroep met de Col dala Pieres (2759 m) als hoogste top. Beide bergruggen lopen naar elkaar toe en zijn enkel te overschrijden via enkele passen die allemaal boven de 2500 m liggen. Onze eerste doelstelling was om rond de imponerende Geislergroep te trekken en de bus in Zans aan de noordzijde van deze bergrotsen terug naar Klausen te nemen. Maar op onze eerste wandeling zagen we van op afstand dat de bergpassen langs noordzijde volledig besneeuwd waren. De bergpas Roa Scharte waar wij overheen moeten ligt op 2617 m en we stellen ons dan ook vragen hierbij! Ook het weer veronrust ons een beetje, het hoogteplateau tussen beide bergketens is dan wel open maar tegen de bergketens links en rechts van ons prakken dikke wolken tegen de rugzijde die de spitsen tijdelijk verhullen. Het lijkt wel of de wolken klieven op de twee samenlopende bergketens en langs weerzijden aan ons voorbij trekken. Het bergstation is nog gesloten maar de houten blokhut Odles erachter is te uitnodigend om er niet te stoppen.Vanaf het terras bestuderen we de hoogvlakte. Links boven aan de rand van het plateau zien we het bergstation Secëda (2450 m) waar de zeilbaan vanuit St.-Ulrich pas bij Pinksteren openging en we dus niet konden gebruiken zoals eerst gepland. Tussen de hut en de Geislergroep liggen nog enkele groen heuvels. Richting Puezgroep gaat het naar beneden tot aan de rijzende rotsachtige bergwand. Dit is de door ons te volgen richting naar de lager gelegen Regensburger Hütte (2037 m). We wandelen over groene almen en door groepjes naaldbomen. Na de hut komen we op een grote grasvlakte met Alpenbloemen die trechtervormig samentrekt tussen de twee berggroepen. Recht vooruit gaat het een slonk in naar de pas Wasserscharte (2645 m) links voorbij aan de Furchetta. Links zien we de indrukwekkende smalle Mittagsscharte (2597 m) tussen 2 hoge rotswanden waarnaar een uitermate steil pad in scherpe serpentines hoog gaat. Rechts ligt de Steig waar wij naar boven moeten. Over grind, ijs en gras vorderen we in langzame tred tussen majestueuze rotswanden, alsmaar hoger tot we na enkele serpentines in de rotsige bodem op de Roa Scharte (2617 m) staan. Voor ons gaapt een angstwekkende met ijs bedekte onoverzichtelijke diepte waaruit opnieuw bergen rijzen, een ruwe bergwereld waar geen einde aan lijkt te komen. Hier eindigt voor ons ook ons eerste voornemen, de afdaling over de verwaterende ijsvlakte is ondenkbaar en we maken rechtsomkeer naar de Regensburger Hütte. In de afdaling ontmoeten we een marmot die nieuwsgierig telkens opnieuw tevoorschijn komt om onze aanwezigheid te checken. We naderen tot op één meter tot dit anders toch wel uiterst schuchter beestje. Wanneer we terug de grasvlakte bereiken kiezen we voor een ander pad onderdoor aan de Mittagscharte en Geislergroep om de hut te bereiken. Na een welverdiende versnapering vangen we de gemoedelijke afdaling aan naar het 600 m lager gelegen St.-Christina.
Rondom Klausen (16,5 km / 5h20 / ↨858 m) Wandelroute: 4, 10, 3, 2A, 2, 7, 1, Säbener Promenade, 4
Onze benen wreken zich na twee zware tochten met steile afdalingen en we kiezen vandaag om deel te nemen aan de door de hoteleigenaar begeleide groepswandeling naar de huishut die in de helling aan de overzijde van de vallei ligt. Hiervoor trekken we doorheen het historische centrum van Klausen en over de Eisack (523 m), trekken onder de autoweg door en vatten de klim aan naar de hut. We komen voorbij enkele typische hoeves, half steen half hout. Tegen de buitenmuur hangt een oude houten ar en rieten korf. We vorderen langzaam want bij de groep zijn enkele gelegenheidswandelaars die bij tijd en wijl even halt houden om even op adem te komen. Het zicht op het tegenover gelegen klooster Säben is vanuit alle windstreken een oogstreling, maar vanaf hier zie je de drie kerken en de kloostergebouwen boven op de ruwe rots staan. Erachter de dorpen Verdings en Velthurns gelegen tussen de wijngaarden. Het Eisacktal tussen Brixen en Bozen is immers een wijngebied. In de hut (849 m) wacht de huismeester die voedsel en drank naar boven gebracht heeft. We zetten ons aan de houten tafels voor een Jausenplatte, een houten plaat met gedroogde hesp, worst en kaas. Enkele karaffen huiswijn komen ook op tafel en onze hotelier Thomas Schenk, die hier een gerenommeerde trompettist blijkt te zijn, speelt samen met de huismeester enkele deuntjes op trompet en accordeon. Iedereen is na het eten vrij om op eigen manier terug te keren. Wij beslissen onze wandeling uit te breiden tot een dagtocht en krijgen gezelschap van een Duits koppel die een langere wandeling wel zien zitten. We vertrekken met de zon maar na enkele minuten komen plots donkere wolken van over de bergkam. Een heus bergonweer overvalt ons en op een wip tijd staat het water in onze sokken. Onze bestemming is de waterval Hohe Fälle (922 m) die we vooreerst over brede bosweg naderen. Een pad leidt via trappen naar de waterval. Vanaf de rotsen valt het water in een nevelgordijn tientallen meters naar beneden. We volgen nu een mals met dennennaalden pad naar Gufidaun (718 m), een dorpje met twee kastelen, Summersberg en Koburg. In het dorpsmuseum maak je kennis met het dagelijkse leven uit oude tijden. Over gras- en bospaden dalen we terug naar Klausen (523 m). We besluiten nog de klim naar het klooster Säben aan te vatten. Het klooster ligt op een rots tussen de valleien van Eisack en Tinn. Vanuit het centrum van Klausen leidt een trappensteeg langsheen de sprookjesachtige burcht Branzoll (563 m), gevolgd door een steil keienwegje doorheen de wijngaarden naar de Lievevrouwenkerk (681 m). Van de laagst gelegen kerk van het klooster is enkel de Mariakapel toegankelijk. Het gaat langs de kloostermuur verder omhoog. Enkele tunneltjes door de rots onder de kloostergebouwen geven uit op een kleine binnenkoer, trapjes leiden naar de andere kerken. Bij de domkerk staan twee picknicktafels met rustbanken. Bijzonder mooi is de Romaanse Heiligkruiskerk (726 m) met kleurrijke frescos. Bij het buitenkomen zien we over de vallei de bergen verdwijnen in een zwarte wolk. Twee rotstunnels leiden het klooster uit, beiden wijzen Klausen aan. We kiezen nu voor het pad dat langs de rotsen naar beneden gaat. We zetten er vaart achter want het onweer nadert. Op het moment dat we het hotel bereiken gaan de hemelsluizen open.
Van het Grödnertal in het Eisacktal (17,5 km / 5h /↑235 m /↓1783 m) Wandelroute: 10, 35, 11, 35, 34, 4, 5, 4
We nemen opnieuw de bus naar Waidbruck en Val Gardena maar ditmaal slechts tot St-Ulrich (1246 km). We zitten in het centrum van het skigebied Val Gardena en maken dankbaar gebruik van de voorzieningen aangebracht om skiërs en uiteraard in de zomer wandelaars boven op de bergen te krijgen. Via een roltrap en daarna een loopband komen we bij de kabelbaan Secëda, die nog steeds gesloten is. Een paar honderd meters hiervandaan ligt de nieuwe tandradbaan Raschötz (1273 m). Steil omhoog en in een razend tempo staan we in een mum van tijd op het balkon van het bergstation Raschötz (2090 m). De wolken hangen op zo een 3000 m want de toppen van de Geislergroep steken er net in. Het weer is niet zeker en ons noodplan luidt dat bij lage wolken of regen we afdalen naar de Postweg, een parallellopende wandelroute die vooral in de herfst gelopen wordt vanwege de uitbundige herfstkleuren. Maar opnieuw hebben we het geluk dat de wolken zich verzamelen rond de hogere bergketens. We stijgen onmiddellijk boven de boomgrens uit richting Außerraschötz (2281 m), ook wel de Heiligkreuzberg genoemd vanwege het grote Christuskruis erop. Door zijn gemakkelijke haalbaarheid blijkbaar een geliefd uitstapdoel voor groot en klein. Van alle gemaakte wandelingen geeft deze berg het mooiste panorama op de bergwereld. We zien helemaal beneden het Eisacktal zich een weg banen richting Oostenrijk met op de achtergrond de vergletsjerde Zillertaler Alpen. Een paar honderd meters van de top staat de Raschötzhut en verderop aan de Tonwand, een rotswand, de Raschötzkapel. Via een pad tussen grote losse granietstenen dalen we langs de wand naar de beboste bergpas Pinelder Sattel (1870 m). We dalen door naaldwoud af naar het aan de ingang van het Grödertal gelegen houtsnijdersdorp Lajen (1089 m). Achter het dorp zien we in de verte de gigantische waterval van Barbian in de onwaarschijnlijk steile achter bomen verscholen rotswand langs waar we op de eerste wandeling naar beneden gekomen zijn. We nemen de wandelweg naar Klausen en houden nog eens halt in het aardige bergdorpje Albions (882 m). We genieten wat te lang op het terrasje, want wanneer we langs de Dürerstein (562 m) Klausen naderen krijgen we een plensbui over ons heen. De bekende Duitse renaissanceschilder Albrecht Dürer verbleef in 1494 in Klausen en liet er zijn indrukken na. Vele kunstenaars volgden hem en ook wij verpachten even ons hart aan het kunstenaarsstadje.
Wandelen in Grimmland Premiumwandelingen in het Werratal
Bad Soolen-Allendorf in het Werratal. Vroeger geliefd bij kuurgasten en grenstoeristen. Nu uitgangspunt voor kanoërs, fietsers en wandelaars. Vanuit onze standplaats Bad Sooden wandelden we vier premiumwandelingen in het Grimmland.
Premiumwandelingen in het Werratal
De benaming Steig is in Duitsland uitgegroeid tot een begrip, een doorlopende etappewandeling van oord naar oord die aan verscheidene criteria moet voldoen. Bepaalde regios gingen op dit elan door en ontwikkelden vervolgens kwalitatief hoogstaande dagtochten in lusvorm. Het Werratal ontwikkelt 20 zulke wandelingen, waarvan er in 2011 al 14 te bewandelen vallen. De rivier de Werra is omgeven door oude bergtoppen met de Hoher Meißner als hoogste verheffing. Naast rotsformaties, spectaculaire uitzichten en specifieke landschappen, is er ook aandacht voor burchten, kloosters en historische vakwerkstadjes. De afstanden liggen tussen 7 en 22 km. Wij kozen 4 centraal gelegen premiumwandeling uit met als standplaats de kuur- en vakwerkstad Bad Soolen-Allendorf. 4 wandelingen, slechts enkele kilometers van elkaar verwijderd, maar toch zo verscheiden. Van het Söder Wald gaat het via het Meißnerland, een panoramadal, naar de Hoher Meißner himself. Voor de laatste wandeling moeten we naar de andere oever van de Werra naar de voormalige Duits-Duitse grensstreek, ook Hessische Zwitserland genaamd.
Tip: ons logeeradres Parkhotel Am Schwanenteich zorgt voor transport naar de startplaatsen voor wandelaars die per trein aanreizen.
Parkhotel Am Schwanenteich: Rosenstrasse 4, D-37242 Bad Sooden-Allendorf, Tel: +49 5652 6000, www.parkhotel-schwanenteich.de
Hessische Schweiz, wandelen in niemandsland
(P4 Weg der Ausblicke; 15,5 km)
Voor de wandeling verplaatsen we ons naar Hitzelrode, dat ingesloten ligt door de heuvelrug Gobert. Links en rechts zien we verscheidene rotspartijen boven de vlakte uisteken. Uitzichtpunten waar we later op de dag bovenop zullen staan. Door beukenbos trekken we naar boven om over de heuvelrug een eerste uitzichtpunt te bereiken aan de Willi-Scheinhut. Door open bos met witbloeiende bosanemonen en maartse klokjes komen we aan de Silberklippe (491 m), een volgend belvédère. Een bordje vermeldt dat we nu op de grensweg lopen. Rechts van ons op de rand van de steile helling staan grijze Oost-Duitse grensstenen, in de diepte ligt het dorpje Kella. Een eindje verder treffen we witzwart geschilderde West-Duitse grensstenen. Ik zeg geur, Sonja noemt het eerder stank. Een zwartroodgeel gekleurde betonnen paal versterkt nog een het Duits-Duitse gevoel. Het pad loopt dus hier in het voormalige niemandsland door een groen tapijt van daslook, een breedbladig groen kruid met een specifieke doordringende geur dat in april wit bloeit. We komen op een bredere bosweg. De uitzichtpunten volgen elkaar nu op. Salzfrau (471 m) is een belvédère op een rotswand. Het Pferdeloch is een ware ravijn in de aard van een gekloven rots en de Wolfstisch (471 m) valt op door een enorme natuurstenen offertafel. Een steenworp verder staat een oude kalkovendie nu geklasseerd is als industriemonument. Een brede beukenlaan trekt door een groen tapijt van daslook en bosanemonen een heuvel omhoog. Een pad naar de rotsrand brengt ons bij de Schöne Auszicht, een uitzicht dat zijn naam niet gestolen heeft. Voor ons ligt het kasteel Rothenstein met daar achter de Werra en Bad Sooden-Allenberg, het Söder Wald en de achterliggende heuvels. Het ietwat verder gelegen Hohestein (569 m) geeft een soortgelijk panorama. Het pad krijgt nu bergachtige allures: smalle paden in steile bergflanken, rotspaden met uitgehouwen stenen trappen en passages langs hoge rotswanden. We lopen door de Hörnelücke, een bergpas tussen de Hohestein en de Hörne. Deze laatste bereiken we via een smal kamachtig pad boven op een rotswand. Een afdaling door open beukenbos brengt ons terug in Hitzelrode. We kijken om ons heen en bewonderen nog eens de vele rotsmassieven.
Hoher Meißner, de thuisberg van vrouw Holle
(P1 Die Königstour; 13 km)
Ons vertrekpunt vandaag heet Schwalbenthal, een klein gehucht in de heuvelflank van de bergrug Hoher Meißner. Zwaluwnest zou hier ook gepast zijn, een uitvliegnest net onder het dak van Hessen. Met een spetterend uitzicht over het Meißnerland tot Eschwege in het Werratal met zijn recreatiemeren en de achterliggende heuvels. Deze berg steekt 200 m boven alle andere heuvels uit. Zijn flanken zijn bebost met loofbomen, het plateau bovenop is een vlakte met venen en naaldwoud. Een in de rotsen uitgehouwen trap brengt ons op het plateau. Hier hangt een zwavelgeur afkomstig van een zwavelhoudend meertje beneden aan de weg. We blijven stijgen en komen bij de Kalbesee, een oude onder water gezette steengroeve. We kijken tegen de trapsgewijs uitgekapte rotsflanken aan. Een pad achter ons brengt ons op een hoger gelegen rotsplateau. De top van de Kalbe (721 m) met alweer een schitterend panorama. De nu brede grindweg loopt verder langzaam omhoog richting hoogste punt op de Meißner (754 m). Maar onderweg mag je de aftakking naar de Frau-Holle-Teich zeker niet overslaan. Een steil pad naar beneden brengt ons bij de vijver van deze onderwerelddame uit het sprookje van de gebroeders Grimm. Waar een boerendochter in de put valt en in de wonderlijke wereld van vrouw Holle terechtkomt. Zij is vlijtig en voert alle haar opgelegde taken uit. Bij haar terugkeer is zij bekleed met goud. Haar zus, een ware ijdeltuit springt bij het zien van al die rijkdom ook in de put, maar verzaakt de werkjes op te knappen. Bij haar terugkeer krijgt ze dan ook pek over haar heen. Langs de vijver staat een houten sculptuur van Vrouw Holle met kussen in de hand. Als het sneeuwt zeggen de mensen hier: Vrouw holle schudt haar kussen uit. Het water in de zogenaamde bodemloze vijver heet geneeskrachtig te zijn. Jonge meisjes baden vroeger in het water om vruchtbaar te worden. Op de kikkers heeft dit alleszins effect te zien aan de enorme hoeveelheid parende kikkers en kikkerdril. Om terug op het plateau te geraken volgen we de steile Eulenstieg, een bergachtig pad aangeduid door een metershoge houten sculptuur van een uil in een boom. Na een tijdje opnieuw brede grindwegen te volgen, leidt een pad voorbij aan open grasweiden. We zien de drie radioantennes boven op de Hoher Meißner voor ons, maar we draaien ervan weg om steil naar de Kitzkammer af te zakken waar we een prachtig natuurfenomeen aantreffen. Een enorm rotsblok samengesteld uit meerhoekige blauwe basaltzuilen, restanten van miljoenen jaren geleden uitgevloeid vulkaangesteente. Een trap leidt naar de Kitzkammer, een schacht in de basaltgrot. Vrouw Holle zou strijdende ijdeltuiten betoverd hebben tot kittens en naar deze grot verband hebben. De goede wandelaars tonen zij de weg op de berg, de slechteriken laten ze verdwalen. Wat we vreesden wordt uiteraard bewaarheid, we klimmen het hele end naar de antennes terug omhoog tot bovenop een enorme grasvlakte. Hier maken we letterlijk kennis met de betekenis panoramaberg. De terrassen van de twee berggasthoven zijn geliefde uitstapjes bij mooi weer. We duiken een pad in, zigzaggend naar beneden door het beukenbos. Zo komen we bij het natuurmonument Seesteine, genoemd naar een intussen verzand meertje en gesticht door boswachters, natuurvrienden en wandelaars in 1880. Aan de voet van en tussen enorme basaltrotsblokken zijn afgeboorde paadjes aangelegd die uiteindelijk terug samenkomen in een rotstrap die de rotsen omhoog loopt. Sinds 2004 staan langs de paadjes bordjes met teksten van beroemde dichters. Het mooiste van deze wandeling hebben we nu wel gehad. Net voor we terug bij ons statpunt komen passeren we de toegang tot een basaltmijn. Op het terrein staat een vakwerkhuis en liggen verscheidene soorten basaltstenen. Vanaf Schwalbenthal bestaat de mogelijkheid enkele extra bewegwijzerde lussen te wandelen om de betrekkelijk korte afstand te verlengen, o.a. naar het wildpark Germerode (+6 km).
Bad Sooden-Allendorf
De stad ontwikkelde zich door zijn zoutwaterbronnen en zoutmijnen in 1555 tot een belangrijk handelscentrum. Met de opheffing van het zoutmonopolie in 1866 spitst de stad zich toe op de genezende kracht van de zoutwaterbronnen en groeit uit tot een erkend kuuroord. Rond de modern ogende glazen bouwconstructies en de groenzone van het cultuur- en congrescentrum in het stadsdeel Bad-Sooden hangt een romantische sfeer van oude vakwerkhuizen. Bij de stadspoort Söder Tor bevindt zich een 140 m lang en 12 m hoog gradeerhuis uit 1638 waar geneeskrachtig zoutwater langs doornstruiken naar beneden druppelt en vernevelt. In de omliggende straten typeren balkonrijke luxueuze 19de eeuwse villas de vergane glorie.
Achter de historische stadsmuur van het stadsdeel Allendorf gaan eveneens mooie vakwerkhuizen schuil. Wie van musea houdt, kan terecht in het Zoutmuseum en het Grensmuseum dat in teken staat van de bewaking van de voormalige Duits-Duitse grens.
Söder Wald, een historisch bos
(P7 Durch den Söder Wald; 15 km)
Voor deze wandeling vertrekken we vanuit ons hotel bij het kuurpark in Bad Sooden richting kerk. In één van de nevenstraatjes leidt een betonnen trap naar een bospad waar we de geelomcirkelde bewegwijzering P7 aantreffen. Het Söder Wald, een groot beukenbos, loopt onmiddellijk achter de huizen de helling omhoog. Het pad slingert al stijgend naar de eigenlijke startplaats, de Westerburg. De westgevel van deze voormalige burcht is na brand verdwenen, het resterende deel is nu een Italiaans restaurant. Vanaf het terras hebben we een heerlijke blik over Bad Sooden-Allendorf. Na een stukje brede bosweg lopen we over een pad opnieuw door het open beukenbos naar boven. Het is uitkijken naar het Brautbett (bruidsbed), een grote steen die volgens het volksgeloof jonge meisjes bij aanraking binnen het jaar aan een man helpt. Boven aangekomen lopen we over een grasweg naar het uitzichtpunt Meißnerblick. Het is opletten dat we geen huisjesslak plattrappen. Beneden ons ligt het Meißnerland, een breed overgangsgebied van weiden en verspreide bosjes. Daarachter verheft zich de Hohen Meißner die met kop en staart boven alle andere heuvels uitsteekt. We duiken terug het bos in, het gaat nu bergaf waar we bij een beekvalleitje belanden. Over een tussen bosflanken geprakt meandert het beekje de Dohlsbach richting Werra. Ons pad volgt het keuvelende watertje in de heuvelwand. Wanneer we uiteindelijk ervan wegdraaien komen we bij enkele Romeinse grafheuvels. Een afsteker over een 1 km lange rondweg door open bos brengt ons bij een voormalig Romeins kamp waarvan enkel nog de aarden wal aan herinnert. Een mooi pad daalt nu terug naar Bad Sooden en brengt ons bij 2 vijvers waar we telkens driekwart rondlopen. Op één van de vele rustbanken halen we onze picknick boven om ons aan te sterken. Want wie dacht dat we er waren is eraan voor de moeite. Een mooie bosweg trekt terug het bos in en kronkelt lustig naar boven. Onverwacht nemen we een pad dat in zigzag ons op een rots brengt, we staan op het uitzichtpunt Rabenstein. Het gaat verder bergop tot bij een enorm rotsblok dat Otterbachstein noemt. Nu rest ons enkel nog afdalen. We zijn er niet treurig om, 581 hoogtemeters hebben we vandaag overwonnen.
Meißnerland, het panoramadal
(P2 Meißnerland; 22 km, inkortbaar tot 18,5, 17,5 of 14,5 km)
In het Höllental ligt de bezoekersmijn Grube Gustav waar koper gedolven werd en nadien koperkleurige leisteen. De oude slaapkwartieren zijn omgebouwd tot een pension met restaurant en café, de ideale startplaats van onze laatste wandeling. Een panoramadal tussen Hohe Meißner en Söder Wald, wat moeten wij ons hierbij voorstellen. Het hoogste punt op deze wandeling ligt lager dan op de vorige wandelingen, maar met 663 meter hoogteverschil is dit de zwaarste wandeling van de vier. Doordat de wandeling centraal ligt tussen de drie vorige en vooral uit open weidelandschappen bestaat krijgen we zicht op de bergen uit onze vorige wandelingen. We wandelen vandaag over authentieke veldwegen, af en toe een stukje bospad en vele graspaden. Van bosjes gaat het langs weiden naar heuvels met jeneverbesheide en graasvlaktes waar een grote vos ons van op afstand aanstaart en op zijn dooie gemak in het kreupelhout verdwijnt. Aan de dorpsrand van Wolfterode komen we voorbij aan de Mühlstein. De sage vertelt ons dat op het moment dat er plannen waren om een kerk te bouwen, de duivel twee enorme rotsblokken van de Hoher Meißner naar beneden wierp waarvan de ene in moerasland terecht kwam en de Mühlenvijver vormde en de andere in hier in een grasveld belandde. In de volksmond noemt deze steen dan ook duivelssteen. Het hoogtepunt van de wandeling is de lus door het unieke natuurgebied Kripp- und Hielocher bij Frankershausen. Dit natuurmonument is een fossiele restant van een 250 miljoen jaar oude zee met gips- en dolomietrotsen en trechtervormige kuilen. Jaren terug, bij een verzakking van zon trechter verdween een koe 35 m onder de grond. De heuvels zijn begroeid met jeneverbesstruiken. Daarna gaat het over graspaden tot in het bos aan de voet van de Hoher Meißner om over landwegjes terug te keren richting het Höllental. In Abterode treffen we zowel een erfgoed- als natuurmonument. In het verlengde van de kerkruïne zien we de Abteröder Bär, een verweerde kalkrots waar men met wat goede wil een beer in herkent. Nu volgt nog een idyllisch stukje langs de Kupferbach (Koperbeek). Wie wil kan nog een pittige boslus door het Höllental maken, maar wij kiezen na 17,5 km om in te keren in het café bij de kopermijn om zo een lekkere grote slagroomrijke taartpunt!
Documenta Kassel
In 1955 in het leven geroepen door de schilder en kunstpedagoog Arnold Bode in het volledig door de oorlog verwoeste Kassel. Deze kwam door zijn kunstvisie al in mei 1933 in aanvaring met het nazi-regime. In 1948 (her)stichtte Bode met zijn kunstvrienden uit Kassel de Kunstacademie, die al in 1932 was gesloten. Zijn eerste georganiseerde grote internationale kunsttentoonstelling in 1955, samenvallend met de in Kassel georganiseerde Bundesgartenschau (de Duitse Floriade), werd meteen een enorm succes. Niemand had toen gedacht dat de tentoonstelling, ook wel museum van de 100 dagen genoemd, zou uitgroeien tot een ongeëvenaard succes, een gigantisch media-evenement en een toeristische troef. Carolyn Christov-Bakargiev, curator en artistiek directeur van dOCUMENTA (13), gaat voor dit vijfjaarlijkse evenement voor moderne kunst aan de slag met een uitgebreid tentoonstellingsteam van professionele tentoonstellingsmakers en kunstcuratoren van all over the world. Meer dan in eerdere edities komen ook kunstenaars, schrijvers, critici, wetenschappers en academici aan bod. dOCUMENTA (13) vindt plaats van 9 juni tot 16 september 2012. Voor DOCUMENTA IX in 1992 kwam die eer toe aan Jan Hoet. De dOCUMENTA(12) in 2007 trok meer dan 750000 bezoekers.
Een bezoek aan dOCUMENTA (13) in combinatie met premiumwandelingen in de Grimmregio is misschien de ideale vakantietrip. Kassel is gemakkelijk bereikbaar met de auto of met de (ICE)hogesnelheidstreintrein vanuit Brussel of Luik mits één overstap in Frankfurt. Voor directe aanreis naar Bad Sooden, onze standplaats voor de vier premiumwandelingen, blijf je op de ICE-trein tot Göttingen waar je aansluitng hebt naar Bad Sooden-Allendorf. Fietser kunnen de dOCUMENTA (13) koppelen aan een tocht over de fietswegen Herkules-Wartburg-Werratal-Fulda beschreven in OW5/2009 in het Oost-Europa dossier.
Pionier van 26 Traumpfade in de regio Rijn-Moezel-Eifel
Het maakte de mensen van de Vordereifel een beetje boos dat ze geen STEIG kregen zoals in andere wandelstreken het geval was. Ze gingen opzoek naar een ander concept dat finaal uitgroeide tot 26 Traumpfade in de regio Rijn-Moezel-Eifel. Toevallig of niet is het dorpje BOOS onze uitvalbasis voor kennismaking van deze droomwandelingen.
Vordereifel
De Vordereifel maakt deel uit van de vakantieregio Mayen-Koblenz behorend tot het bondsland Rheinland-Pfalz en beslaat de gebieden Middelrijn, Benedenmoezel en het zuidoostelijk deel van de Eifel. De Vordereifel behoort tot deze zuidoostelijke Eifel en geologische gezien tot de oostelijke Vulkaaneifel. Ze beslaat 27 kleinere gemeenten gelegen tussen de Nurnburgring en de Laacher See, in een grote krul omheen de Eifelstad Mayen. Een landschap van kraterkegels en meren, van bergheide met jeneverbessen en brem en grootse beukenbossen, van weidse uitzichten en diepe valleien. Naast een brok natuur is er ook plaats voor cultuur. Monreal, de parel van het Eltzdal met zijn middeleeuws karakter, burchtruïnes en vakwerkhuizen, is wellicht het bekendst. Daarnaast zijn er nog het authentieke, nooit verwoeste, slot Bürresheim en de burchtruïne Virneburg. Vanaf de uit het landschap oprijzende vulkaankegels heb je bij helder weer zicht op de heuvellandschappen van Eifel, Hunsrück en Westerwald. De ideale bodem voor een gevarieerd wandelgebied, maar in het zog van de gerenommeerde Rijn- en Moezelgebieden lang en onterecht achtergesteld als toeristische wandelstreek.
26 Traumpfade
De Vulkaanweg behoort tot de oude gerenommeerde langeafstandswandelwegen in dit gebied. Een Wandersteig met name Vulkaansteig bleef echter uit. In 2006 trekt Wandelscout Dr. Rainer Brämer, erevoorzitter van het Duitse wandelinstituut eropuit op zoek naar attractieve rondwandelingen. Op 12 april 2008 vindt de opening plaats van 11 Traumpfade, waarvan 6 in de Vordereifel. Droompaden gebaseerd op een publiek van gelegenheids- en genotwandelaars die volgens statistieken 80 % van de wandelmarkt uitmaken. De wandelingen op zich moeten uitnodigen tot wandelen door het aanbieden van attractieve landschappen, onverharde smalle paden en wegen rijk aan afwisseling met toeristische highlights en spectaculaire uitzichten. Het concept werkt en op 6 september 2008 krijgt de Virne-Burgweg de titel van Duitslands mooiste wandeling. 8 volgende wandelingen volgen op 12 maart 2010 en op 6 juni 2010 vervoleindigt zich het project met de laatste 7 droompaden, waarvan 2 in de Vordereifel. De Traumpfade moeten kwalitatief hoogstaand zijn en blijven mits grondige controle. Ze zijn uitgerust met ecologisch en ergonomisch houten meubilair waaronder de zogenaamde droomsofas. De bewegwijzering hoort feilloos te zijn.
De Eifeltoren staat hier!
Uitgangspunt voor onze verkenning van de Vordereifel is het gasthof Zur Quelle in Boos waar de eigenaar zelf aan de bakermat lag bij de totstandkoming van de eerste Traumpfaden. Tegenover het gasthof staan twee informatiepanelen opgesteld met daarop het Traumpfad Booser Doppelmaartour en de themawandeling Stumpfarmweg. Deze laatste is geen droompad maar een themawandeling met betrekking tot het leven van de éénarmige massamoordenaar Johan Mayer die vijf mensen vermoorde en de lijken in de omgeving verstopte. De tocht verloopt voorbij aan de plaatsdelicten, door de bossen waar hij stroopte maar laat ook belangrijke momenten uit zijn leven zien. Hij was de laatste ter dood veroordeelde door de guillotine in Duitsland.
Vanaf het gasthof loopt een toegangsroute stijl omhoog het dorp uit naar de eigenlijke Booser Doppelmaartour bovenop de heuvelrug. Op dit pad staan komen we vele infopanelen tegen met uitleg over de vulkaanstreek, de fauna en de flora ... en het leven van Stumpfarm. Boven aangekomen staan we op de hoogste verheffing van deze route, de Schneeberg. Voor ons de Lavabombe waar we een geologische doorsnede te zien krijgen van de aardkorst en zijn lavalagen. Bovenop staat de Eifeltoren. Neen, niet die ijzeren van Eiffel, maar een houten die na het bestijgen van de 125 trappen een panorama biedt over het riante vulkaanlandschap in herfstkleuren. Het pad volgt de heuvelrug door beukenbos, afgelost door een open passage met weiland. We steken de heuvelkam over en dalen via een holle met bruinverkleurde bladeren bedekte bosweg in het Nitzbachdal. We lopen in de bosrand langs natuurweiden met daarin de meanderende beek. Een grasweg door een zijdalletje leidt uiteindelijk naar het Doppelmaar, twee naast elkaar liggende kratermeren. De route loopt in de rand omheen de oude kratermonden waarvan in het eerste een bron ontspringt en het tweede opgevuld is met water. Op het verste punt van de tweede krater hangt aan een dikke tak van een oude beuk een schommel met een maximale draagkracht van 60 kg. Ik maak fotos terwijl Sonja lekker schommelt.
Beukenbossen in herfstkleed
Voor mijn tweede wandeling rijden we naar het naburige dorpje Bermel, naar het gehuchtje Fensterseifen om correct te zijn. Onmiddellijk vangen we de klim aan van de Hochbermeler, een 570 m hoge vulkaankegel waarvan een groot stuk afgegraven is tijdens de exploitatie van de basaltsteengroeve. Vandaag heeft de natuur opnieuw de bovenhand genomen in de groeve. We lopen over een smal pad langs de buitenkant van de berg omhoog. Aan de rand staat gloednieuw Eifelmeubilair, dit behoort dan ook tot de laatste zeven die uitgezet zijn. We hebben continue zicht op het weidse vulkaanlandschap, het lijkt wel bultenlandschap van vulkaankegels met daar omheen lappen groene weiden en herfstkleurige bossen. Achter de heuvel liggen meerdere beekdalen die uiteindelijk verder samenlopen als het riviertje de Eltz richting Moezel. De route loopt nu door een diep beukenbos. Drie reebokjes verschieten zich door onze helse afdaling door het bladertapijt en nemen het hazenpad. Even verder bespeuren wij een familie herten maar zij verdwijnen in een diepe beekbedding. Beneden in de vallei lopen we even parallel aan een spoorweg voor we kriskras door het bos opnieuw naar boven kruipen. We trekken over enkele akkers een heuvelrug over naar een laatste bosje.
Bergheide en diepe valleien
Starten doen we op de wandelparking aan de Raßberg. Door gemengd woud wandelen we naar het beschermde jeneverbesnatuurgebied Heidbüchel, een bergheidegebied boven op een heuvel. Het is helder weer en de uitzichten zijn dan ook fenomenaal. Steil naar beneden gaat het in de Nettevallei. Achter bruingekleurde beukenhagen gaan typische Netteboerderijen schuil. Via de uitermate diep ingesneden vallei van de Selbach. De steile valleiflanken en het pad zien volledig bruin van de gevallen bladeren. Boven op de heuvelrug lopen we over open graslanden naar een schuilhut waar we onze picknick boven halen en genieten van het riante landschap rondom. We hebben hier zicht op de Hohen Acht, met 747 m de hoogste verheffing in de Eifel. Tussen de bomen op de top ontwaren wij de stenen Kaiser-Wilhelm toren, opgericht ter ere van het zilveren jubileum van Keizer Willem II en keizerin Augusta Victoria maar ook ter herinnering aan Keizer Willem I. De volgende verheffing is opnieuw een bergheidegebied, het Dr. Heinrich Menke Park. Naast de Hohen Acht krijgen we hier ook zicht op de 22 km lange noordelijke lus van de Nürburgring, de groene hel die na de verschrikkelijke crash van Niki Lauda in 1976 voor de F1-races ingekort is naar het kleinere circuit van 5,145 km. Middenin op een heuvel staat de ruïne Nürburg. Bij het passeren van het Konrad Adenauer-moument bevinden we ons terug op de Raßberg.
Duitslands mooiste!
Wat maakt de Virne-Burgweg tot Duitslands mooiste wandeling? Is het de doortrek van de romantische Virneburg? De wandeling door het Nitzbachtal of de ultieme klim doorheen een prachtig beukenbos naar de heide op de Schafberg? Zijn het de mosachtige graspaden over de betoverende Blumenrather Heide of het duizelend hoogtepad hoog boven de vallei met dieptezicht op de Virneburg? Of de paden over groene heuvels en door dichtbegroeide holle wegen? Neen, het is alles samen en dit niet op een meerdaagse tocht maar op een wandelingetje van slechts 10 km. Indrukwekkend, niet? Maar hier moet het niet bij stoppen, de op een beugscheut verwijderde Wanderather heeft vast en zeker datgene wat hier ontbrak.
Traumpfade praktisch
We liepen vier totaal uiteenlopende wandelingen waarvan drie een grote variatie aan landschappen toonden en een vierde die overwegend een boswandeling was. De Virne-Burgweg kreeg de titel van mooiste, maar de Booser Doppelmaartour, de Bergheidenweg en volgens insiders de Wanderather doen zeker niet onder. De bewegwijzering is subliem waardoor een wandelkaart voor de wandelingen op zich niet echt nodig is. De meeste Traumpfade zijn gemiddeld 9 tot 15 km lang met het robuuste Vulkanpfad van 6,6 km in de Vordereifel als kortste en het Bergschluchtenpfad Ehrenburg van 18,6 km aan de Moezel als langste. Iedere wandeling heeft een startpunt met infobord en parkeermogelijkheid. Meestal lenen twee aan elkaar grenzende wandelingen via verbindingspaden zich tot één lange dagwandeling. In ons geval zijn volgende combinaties mogelijk: Booser Doppelmaartour (9,1 km) verlengbaar met de themawandeling Stumpfarmweg (15,9 km); Virne-Burgweg (9,9) km verlengbaar met de Wanderather (12 km); Hochbermeler (10 km) verlengbaar met de Monrealer Ridderschlag (13,7 km); Bergheidenweg (10,3 km) verlengbaar met de Wacholderweg (8,8 km).
Info:
Website www.traumpfade.info met beschrijving van de 26 Traumpfade en een interactieve routeplanner waar de wandelingen te downloaden zijn in GPS-formaat of af te drukken zijn inclusief wandelkaart, reliëf en trajectinformatie
Driedaagse op de Eifelsteig in het hart van de Eifel
Wandelen tussen Vulkaankegels en koraalriffen
Driedaagse op de Eifelsteig in het hart van de Eifel
Vorig jaar bespraken we het noordelijk deel van de Eifelsteig door het Duits-Belgisch natuurpark tussen Blankenheim en Aachen. De bewegwijzering van de volledige Eifelsteig en dus ook van het zuidelijke deel tot Trier is begin november 2008 afgesloten. Deze langeafstandswandeling telt 15 etappen. De drie etappes tussen Blankenheim en Gerolstein in het hart van de Eifel tussen Ahr en Kyll lopen door een bijzonder geologisch landschap van oude vulkanen en koraalriffen.
Luxeschuilhut
We parkeren onze auto aan het station van Blankenheim-Wald. Met de taxi-bus geraak je in Blankenheim (+49-1804-15 15 15; uur -19 minuten; ½ uur op voorrand reserveren). Vanaf het station heb je ook de mogelijkheid om via een bewegwijzerde aanlooproute de Eifelsteig te bereiken en zo in twee extra uren te voet naar Blankenheim te wandelen. De eerste overnachting op deze etappe naar Mirbach of zoals wij naar Leudersdorf geeft tijdens de late periode op het jaar waarin wij de tocht ondernemen een logiesprobleem. De hoteleigenaar van het Hotel Zum Amtsrichter in Hillesheim verzorgt doch een shuttledienst en na een telefoontje zal hij ons oppikken op ons einddoel en ons de daaropvolgende ochtend terug brengen. In feite is het mogelijk opdeze manier de tocht starten aan het station van Blankenheim-Wald, je laten oppikken en s anderendaags afzetten in Mirbach. Je overnacht tweemaal in Hillesheim en wandelt de derde dag naar Gerolstein waar je de trein terug naar Blankenheim-Wald neemt. Blankenheim aan de bron van de Ahr ligt ingesloten tussen heuvels en het gaat dan ook dadelijk steil omhoog. We krijgen een mooi zicht op het stadje met het kasteel annex jeugdherberg op de tegenoverliggende helling. Het weer is grijs met motregen en af en toe een plensbui. Met de gevallen herfstbladeren is het uitkijken op de glibberige paden en de natte boomwortels, vooral op enkele steile afdalingen. Na een uur staan we aan een schuilhut. Net op tijd, de hemelsluizen trekken open. In de hut staat een tafeltje bedekt met een groenwit geruit tafelkleedje, erop een kaars, een vaasje gevuld met vetkruid en een logboek. Tegen de wand hangt een WC-rol, hier is aan alles gedacht. Buiten staat een mooie zware houten picknicktafel geflankeerd door twee banken. Geen betere plaats om onze lunch boven te halen. De betekenis van het één meter hoge houten kruis in de grond schuin achter de hut hebben we niet achterhaald. De boswegen verbreden en we bereiken een open vlakte. Op een nog hoger gelegen plateau achter de volgende bosgordel ligt Ripsdorf voor het grijpen, maar wij duiken eerst terug het bos in naar beneden in het valleitje van de Dreisbach. We merken vele bremstruiken op, in het vroege voorjaar ziet het hier vast en zeker mooi geel. Een oud karrenspoor trekt parallel aan een verkeersweg uiteindelijk naar Ripsdorf. Dit is de enige plaats op deze etappe om in te keren. We verlaten het dorp over een veldweg die overgaat in een graspad. Langzaam klimmen we naar de kale heuvel voor ons, de Griesheuel. Voor en achter ons is het genieten van dat typische Eifellandschap met zijn groene graslanden afgewisseld met beboste dalen en vulkaankegels. Langs een sparrenbosrand met rechts van ons kale heuvels vol Wacholdersträuchern zoals ze de jeneverbesstruiken hier noemen dalen we naar het witte bedevaartskerkje St-Agatha. Erachter ligt een op een schans gelijkende met van deze Wacholders begroeide heuvel. In het midden op de heuvelrug trekt een grasstrook die uitgezet is als Calvarieberg een brede gang omhoog naar een Christuskruis aan het uiteinde. De heuvel staat bekend als één van de tien Eifelblikken. Dit is de Eifel op zijn mooiste, een landschap in een schilderachtige herfsttooi. Groene naaldbomen met daartussen goudgeel gekleurde naaldverliezende lorken. Vulkaankegels steken als dikke puisten boven het landschap uit. De meest opvallende is de solitair gelegen Aremberg. Verder herkennen we de Nürburg en de bosrijke bergrug van de Sneeuweifel met de Hohe Acht als hoogste Eifelberg. Naast het oriëntatiebord treffen we een bosmeubel aan in de vorm van een ligstoel. Beneden achter het kruis ligt het dorpje Alendorf. Steil gaat het naar beneden in het Lampertsdal, een langgerekt grasdal met meanderend beekje en beboste hellingen. Nu wandelen we hier haast alleen maar de meimaand lokt duizenden bezoekers naar dit dal vanwege zijn wondermooie wilde orchideeënbloei. Na een tijdje verlaten we de vallei via een al even mooie zijvallei. Aan het einde ligt Mirbach met zijn opvallende kerk. Over vochtig grasland wandelen we naar de bosrand. Een lange brede bosweg van mosselkalk trekt doorheen een gemengd woud. Na een houten brugje over een beekje klimmen we het bos uit. Aan onze voeten ligt Leudersdorf, einddoel van deze etappe.
Waterdruppels
Over graspaden en ook al eens door een donker sparrenbos zonder duidelijk pad gaat het in dalende lijn richting steengroeven in de vallei van het beekje de Ahbach. Een opgedoekte spoorweg kreeg een tweede leven als fietspad, de Kalkeifel-fietsroute. Voorlopig blijven we gespaard van het asfalt op een parallellopende veldweg die plots steil naar beneden de rivieroever opzoekt. Het brugje steken we niet over maar nemen het pad naar een met mos overwoekerd rotsblok. Een beekje stort zich van boven op deze rots. In een reuzengrote natuurlijke waterfontein druipt het water over het groene tapijt naar beneden, de Dreimühlen waterval. Het bebladerd pad vervolgt zijn weg langs de steile oever tot bij de spoorwegbrug waar nu fietsers overheen komen. Tweehonderd meter hier vandaan is het leuk inkeren in de Nohner molen voor koffie en gebak. We volgen nu het asfaltfietspad naar Niederehe en waar deze de spoorweg verlaat, loopt de Eifelsteig als pad doodleuk verder over de spoorbedding. Na een doortocht door het dorp omheen de kloosterkerk zoeken we opnieuw de spoorweg op. Bij een oude stilgelegde steengroeve nemen we een bospad tot op een open heuvelrug. De krachtige wind staat op kop en een heuse regenvlaag tart onze ledematen. Op een rotspunt lopen we langs het graf van de Eifelschilder Frits von Wille. Voor ons op het uiteinde van een rots staat het kasteel van Kerpen. Gelukkig stopt het met regenen want we bestijgen over een graspad in open gebied de Weinberg. Geen druivelaars te bespeuren, de Eifeltsteig trekt hier door een stilgelegde steengroeve met loodrechte rotswanden. We dalen naar het dorpje Berndorf, de woonplaats van misdaadromanschrijver Jacques Berndorf en pseudoniem voor Siggi Bauwmeister. We zitten hier midden in de Krimi-eifel, het centrum van de Duitse misdaadroman. Twee Krimi-wandelingen zijn hier uitgezet langs de misdaadplaatsen uit de romans. Via de kruisweg omheen de weerkerk verlaten we het dorp. Over veld- en graswegen bereiken we een gril- en picknickplaats boven het Eifelstadje Hillesheim. Ook hier speelt de misdaad een grote rol. Een must is het café Sherlock waar je terecht kan voor een authentieke Engelse theetafel. Het café is ingericht in Engelse stijl uit de periode van de grote detectives als Miss Marple, Poirot, Sherlock Holmes himself en nog enkele anderen. Langs het café ligt het Kriminaalhaus. De misdaadauteur Ralf Kramp legde in zijn huis een bibliotheek aan met 26000 misdaadromans, de grootste in zijn soort. Overnachten doen we in het oude ambtsgerecht. De kamers noemen cellen die we betreden via een zware grijze celdeur. In het restaurant versterken muurschilderingen van een raam met tralies en een celdeur met luik het gevangenisgevoel. Een wandkaars geeft perspectief aan de tekening. Om hier lekker te eten moet je gelukkig niets uitgevreten hebben.
Eifeelgood
De middeleeuwse verdedigingsmuur van Hillesheim is een mooi voorbeeld van architecturale krijgskunst. Langs de binnenkant loopt een zestal meter boven de grond en houten lambrisering net onder de kantelen met trappen naar de wachttorens. In een hoge nis staat een kanon. We wandelen enige tijd op een grind- annex fietspad door een schilderachtig dal. Op het einde van de vallei in Bolsdorf ligt een café. In het volgende dorp Dohm steken we de Kill over. Aan de horizon op een heuvelrug in het verlengde van het dal onder dreigende wolken staat het silhouet van een ridderburcht, de Kasselburg. Boven op de Wolfsheuel picknicken we in de achthoekige grillhut. Aan de binnenkant op één van de houten panelen lezen we een leuk bedachte slogan: EIFEELGOOD. We trekken door een verweerd bosje met oude geknotte beuken. Over veldwegen bereiken we een solitaire langwerpige heuvel. In het bos wandelen we recht op een groot rotsblok toe in de vorm van een altaarsteen. Dan volgen enkele bochten waarbij we via houten trappen langs een grote groep met mos beklede rotsblokken omhoog lopen. We komen hier aan twee ijsgrotten voorbij, de Mühlsteinhöhle en de Drachenhöhle. De ene is afgesloten door een ijzeren hek, maar de andere is over een lengte van 40 m te betreden, jammer genoeg hebben we geen zaklamp bij. We draaien en keren door een idyllisch beukenbos de helling verder omhoog, voorbij aan een lavagroeve tot we bovenop de kale met grassoorten begroeide Rother Kopf staan. Een grasweg loopt vanaf de schuilhut in de lengte over de smalle heuvelrug. Een waar bergpanorama openbaart zich, het uitzicht op de vele heuveltoppen en de aan onze voeten gelegen vallei is gewoon fenomenaal.
Koraalrif
Het gaat nu grotendeels bergaf over veldwegen en graspaden tot we uiteindelijk bij een stuwmeertje over een steil straatje omhoog een vakantiepark bereiken. We wandelen tussen de huisjes door naar een grasveld met daarachter de imposante solitaire rots Auberg die op een kegel hoog boven het ommeland uitsteekt. Het pad trekt over de heuvel langs de steenmassa voorbij. Een paadje brengt ons op een rotsplatform waar we zicht hebben op een lange rotswand, restanten van een miljoenen jaren oud koraalrif. De laatste etappe naar Gerolstein is volgens de wandelgids 20,5 km lang, maar de wandelwegwijzer in Hillesheim gaf slechts 16,5 km aan. De verklaring vinden we aan de hoofdweg bij het mineraalwaterconcern Gerolstein dat het bronwater uit de vallei hier naar boven pompt. Naar het centrum loopt een variante1,3 km langs de straat naar beneden. Terwijl de hoofdroute naar het 30 km verwijderde Daun verwijst. Op de hoofdroute ontbreekt de vermelding dat deze eveneens naar Gerolstein loopt. Het zou zonde zijn de extra afstand van 4 km opzij te laten liggen want dit is een topper van de Eifelsteig. We klimmen door een bos omhoog naar het koraalrif waar we op een smal pad aan de rotsen voorbij trekken om daarna in een grote bocht bovenop de Munterley te geraken. Een stuk van de rots staat los, is door betonnen onderstut en met ijzeren kabels aan de rest bevestigd. Door de late periode op het jaar hangen er nog weinig bladeren op de bomen waardoor we ten volle genieten van deze ruige rotswereld. Het stadscentrum ligt diep beneden ons. We lopen door een beukenbos bovenop de rotsen naar een volgend uitzichtpunt en komen daarna bij een volgende attractieve rotswand, de Buchenlochhöhle. Een houten trap van 13 treden geeft toegang tot een hoger gelegen grote ovaalvormige diepe grot. We verlaten het bos en komen bij de Papankaul, een in het grasland afgetekende naar het centrum aflopende droge vulkaankrater. Een volgend grasland geeft toegang tot een pad dat in serpentines langs nog enkele rotsen en door een bos van hoge beuken tot beneden in de vallei daalt met zicht op de Löwenburg boven het centrum van Gerolstein. Daarboven zien we pas voor het eerst opnieuw een wegwijzer met vermelding van Gerolstein waar de Eifelsteig dwars doorheen trekt. Vanuit Gerolstein rijdt een rechtstreeksetrein naar Blankenheim-Wald. Wie dat wenst kan de volgende etappe naar Daun lopen en met de bus terugreizen naar Gerolstein.
Tekst en foto's Guy Raskin
Praktische fiche
SITUERING: De Duitse Eifel
ROUTE: Eifelsteig van Blankenheim naar Gerolstein
AFSTAND: 65 km (90 km)
ETAPPE-INDELING 3 of 4-daagse:
Blankenheim Leudersdorf = 25 km
Leudersdorf Hillesheim = 20 km
Hillesheim Gerolstein = 20 km
(Gerolstein Daun = 25 km)
ETAPPE-INDELING 3-daagse met twee overnachtingen in Hillesheim:
Blankenheim-Wald Mirbach = 25,5 km
Mirbach Hillesheim = 26,5 km
Hillesheim Gerolstein = 20 km
AARD VAN DE ROUTE: gemakkelijke tot gemiddeld zwaar.
VERVOER:
MET DE AUTO: E40 naar Eupen en vervolgens via Monschau en Schleiden naar Blankenheim-Wald
MET DE TREIN: Brussel/Antwerpen Luik Aachen Keulen - Blankenheim-Wald
TERUG NAAR VERTREKPUNT: trein Gerolstein naar Blankenheim-Wald (reisduur: 26 minuten); www.vrt-info.de; www.bahn.de
LOGIES:
Hotel Zum Amtsrichter, Kölnerstraße 10, D-54576 Hillesheim, tel: +49-6593 98 57 31, www.amtsrichter.de (shuttledienst naar eind-en startpunt)
Over bergpas en door drie kloven van Zwitserland naar Italië
Duizenden Romeinen staken de Splügenpas over. De transitroute bloeit in de middeleeuwen en nadien als belangrijke handelsroute. De bouw van autoroutes, spoorwegen en tunnels betekenen de teloorgang van de klassieke route over de Splügenpas. Een grensoverschrijdend samenwerkingsakkoord tussen Graubünden en de Comunità Montana Valchiavenna verschaft de oude route een nieuwe toekomst als culturele langeafstandswandeling.
2000 jaar Via Spluga
De Via Spluga is grensoverschrijdend en loopt van Graubünden in Zwitserland naar Lombardije in Italië. Om preciezer te zijn van Domleschg, de groentetuin van Zwitserland, door dennen- en sparrenbossen in de valleien van de jonge Rijn (Hinterrhein), over de bergweiden op de Splügenpas naar de stuwmeren en de kastanjebossen in de vallei van de Liro. De Via Spluga is als langeafstandswandeling in gebruik sinds de eeuwwisseling. Historisch gezien is deze route natuurlijk veel ouder. Graubunden bezit met de Splügen- en de San Bernardinopas twee bergpassen die al in de Romeinse tijd in gebruik waren. De Splügenpas droeg indertijd de titel Colmen dOrso of Urschler wat zoveel betekent als Berenpas. In de middeleeuwen wonnen beide passen aan betekenis door handel in het Rijnwoud waar kooplui een winstgevend inkomen haalden uit het transitverkeer over de bergpassen. De zogenaamde Säumers begeleiden in het begin de kooplieden over de bergen om tegen het einde van de middeleeuwen eigenhandig de koopwaren over de Saumpaden of karrenpaden vervoeren. De uitbouw van de Viamalaweg in 1473 zorgde voor een nog levendiger handel tussen de noordelijke en zuidelijke Alpen en de Säumers verenigden zich tot genootschappen. Nieuwe opengestelde passen maakten de uitbouw van de Splügenpas noodzakelijk met een florerende economische bloei vanaf de 18de E. De aanleg van de Alpenstraten in de 19de E veroorzaakten een piek in 1856. De aanleg van nieuwe transitwegen over de Simplon (1806), de Splügen (1822) en de Gotthard (1830), de opening van de spoorlijnen aan de Brenner (1867), de Mont Celis (1872) en de aanleg van de spoortunnel door de Gotthard (1882) betekenen de teloorgang van de oude handelsrouten over de bergpassen.
Travesina Steg en Viamala-kloof
Thusis ligt aan de ingang van de Viamala-kloof, daar waar de nog piepjonge grauwgroen gekleurde Rijn, hier Hinterrhein genoemd, de ruige bergwereld verlaat om uit te groeien tot de brede rivier zoals de meeste onder ons hem voor ogen hebben. We reizen aan per trein, stappen het perron op en een lift brengt ons vijf verdiepingen hoger tot in de hoofdstraat waar ons hotel ligt. We wagen ons aan een wandelarrangement met bagagetransport. Vanaf het terras van ons hotel Weiss Kreuz kijken we uit op, vanuit ons standpunt gezien, het begin van de enge Viamala-kloof waar de Hinterrhein, de nog piepjonge heldere grauwgroene Rijn, uit loodrechte rotswanden de brede vallei invloeit. Niet te geloven dat dit dezelfde brede vervuilde rivier richting Noordzee is zoals wij hem vooral kennen. Aan de overzijde van de Rijn ligt het dorpje Silz. Op een vooruitstekende rots daarboven staat de burcht annex jeugdherberg Ehrenfels en op het dak van de rots staat de middeleeuwse burcht Hohenrätien. Dit is meteen de start van de Via Spluga over de Traversina-route, de meest spectaculaire van de twee routes die de enge Viamala-kloof binnendringen. De oude oorspronkelijke route loopt lager in de kloof op de andere rotsoever. We steken de Rijn over via een hangbrug en vatten de klim aan naar de beide burchten Vanaf de brede donjon van het Hohenrätien boven op de rotspunt kijken we neer op de vlakte van Domleschg. Vanaf de brede donjon kijk je neer op de kapel, woonhuis en enkele kleinere torens. Langzamerhand bouwen de eigenaars eigenhandig de burcht weer op. De route is op meerdere manieren bewegwijzerd en de wandelkaart gebruiken we eigenlijk enkel om onze positie te bepalen. Bij deze markeringen treffen we al eens een oud kinderschoentje of een paar versleten bergschoenen aan. We lopen op een bergpad in een smalle boomgordel tegen de steile rotswand, het razende water honderden meters beneden ons. Aan de andere zijde van de kloof zien we op halve hoogte beneden ons mensen wandelen op de oude handelsweg. Ook zij zijn op weg naar het hart van de Viamala-kloof, daar waar deze het smalst en meest spectaculair is. Maar zij missen de Traversiner Steg, een imposante hangbrug met trappen die een zijkloof overspant. Als we de twee grote metalen steunpalen naderen denk ik onmiddellijk aan één van die oude Tarzan-films of een Konan-film waar tussen die twee staanders een hangbrug tevoorschijn komt over een onmetelijke diepte. Met een spanwijdte van 95 m en een hoogteverschil van 22 m maakt dat we via trappen de houten brug afdalen, een eenmalige ervaring. De dalroute en de Via Traversina treffen even verder op elkaar. 321 trappen brengen ons beneden in de Viamala-kloof bij de rivier. Vanaf een galerij zien we hoe de Rijn hier door enkele meters van elkaar verwijderde 300 m hoge rotswanden snijdt. Boven in de kloof zien we de twee oude Wildener bruggen uit 1729 en 1739 die de gevaarlijke doorgang omgingen. Tegen de rotswand staan Romeinen afgebeeld die verwijzen naar de resten van de veel oudere Romeinse galerijen.
We zakken terug naar de rivier en in een klein keteldal met grote keien verorberen we ons lunchpakket dat we meekregen in een jutten Via Spluga-tas. Enkele andere wandelaars hebben eveneens deze plek aan de Punt da Suransuns, een hangbrug enkele meters boven het wateroppervlak, uitgekozen als bivak. De eerste twee dagen op deze tocht moet je de motorgeluiden van het door de tunnels, galerijen en over bruggen razende autoverkeer van de autoweg bannen of ermee leren leven. Na Splügen gaat deze verder richting St-Bernardtunnel en zijn we van dat lawaai verlost. We klimmen naar de bosrand en trekken over een weide een groen bergketeldal in. We klimmen naar de bosrand en trekken over een weide een groen bergketeldal in. Langs een steil graspad vanuit het oude bergdorpje Reischen bereiken we Zillis waar we een tentoonstelling aantreffen met uitleg over de Viamala en zijn bruggenbouw. We bekijken ook de beroemde plafondschildering over het leven van Christus in de St-Martinkerk met de voorhanden zijnde vergrotende spiegeltjes. In de berg aan de andere zijde van de vallei ligt het dorpje Donat. Een brede bosweg brengt ons vandaar na een goed uur marcheren in Andeer. De smalle straatjes zijn allen geplaveid. Ons prestigieus hotel Fravi is via een lange gang rechtstreeks verbonden met het mineraal thermenbad waar we met plezier in het 34° warme bubbelende water duiken.
Roflakloof en zelfbedieningscafé
Onmiddellijk gaat het steil omhoog langs de steenkapperij van de groene marmergroeve naar een hoger gelegen stuwmeertje met elektriciteitscentrale. Een metalen draaitrap brengt ons boven op de autoweggalerij, de enige mogelijke passage in de smalle door kaarsrechte rotsige bergflanken omgeven vallei. We blijven klimmen en via weeral een smal pad langs de door bomen afgeschermde afgrond bereiken we het gasthuis bij de Rofla-kloof. De oude kamer van Christian Pitschen Melchior en zijn vrouw Maria geven toegang tot de door hem zelf uitgegraven rotsengalerij die zelfs onder de Rijnwaterval doorloopt. We lopen verder door de kloof, tussen de oude weg en de over rotsblokken in watervallen uiteenspattende wild tekeergaande Rijn. We springen over stenen, wandelen over een aan de weg verankerde metalen loopbrug. Een groot witte rotsblok, een enorme ronde kei met een doormeter van enkele tientallen meters, is ooit van de berg gevallen en laat langs een smalle doorgang de rivier aan de hand van een mooie waterval in een grote kom vloeien. Het rotsblok ligt in de zon en blijkt de ideale plek voor onze lunchpauze. Zes Duitsers gevolgd door nog enkele andere voorbijgangers vinden dit blijkbaar een geslaagd initiatief en al gauw zitten we wel met zijn tienen over de gigantische kei verspreid. Er volgen nog enkele van die loopbruggen aan de weg en uiteindelijk steken we via een hangbrug opnieuw de rivier over. De kloof is ten einde en de Rijn loopt hier even in een rustige bredere bedding. We wandelen even langs de weg en klimmen dan naar het militaire fort Crestawald. Een kanon steekt uit een schietgat van de in de rotsen verstoken bunker. Op het pad komen we voorbij zogenaamde ijsgaten, luchtgaten naar grotten waarlangs ijskoude grotlucht ontsnapt. De vallei opent zich en ons grindpad loopt nu langs het meer en de autoweg naar het dorpje Surfers. Gaststätte 300 m staat op een bordje vermeld. We treffen een ijskast aan in een half houten vat tegen de muur van een schuur geplaatst. Erlangs staat een oud houten tafeltje met een bankje en twee afgezaagde boomstammen. Tegen de muur hangt een ijzeren kistje met een uitsparing vanboven, erboven staat kassa. Vijf biertjes liggen in de ijskast, jammer voor één van de zes, in de verte aankomende, Duitse vrienden. Moet niet fijn zijn om in je eentje de anderen te zien genieten van dat heerlijke verfrissende gerstenat, dus drink ik er zelf maar eentje! Bij het verlaten van het dorp grappen we nog even met een ludiek aangebrachte tweetalige tekst: Vorsicht, Hühner on the road. Na een brede bosweg ligt links in een graanveld een ruïne, ervoor hooit een boerin op traditionele wijze met een brede hooivork. Haar twee honden vinden dit best leuk en springen naar het rondzwierende hooi. Achter het volgende heuveltje openbaart zich een beeld waarvan iedere bergwandelaar droomt. Een groene vallei van prachtige almen met houten hutten, spitse bergen op de achtergrond afstekend tegen een blauwe hemel en in de vallei Splügen met zijn oude stadscentrum. Wij ploffen ons voldaan neer op het verhoogde terras van hotel Bodenhaus dat de volledige lengte van het grote rechthoekige geplaveide marktplein in beslag neemt en kijken naar de dreigende wolkenhemel die plots van achter de bergen tevoorschijn komt.
Splügenpas en Cardinellokloof
De lucht is de volgende morgen volledig opgeklaard. Ik ben vroeg wakker en maak nog enkele notities. Vanuit ons raam geniet ik van de zonsopgang, een oranje gloed schuift over de bergflanken. Vandaag geen autogeruis meer. We zeggen de Rijn vaarwel en het gaat eerst over een brede bosweg, daarna over een zompig bospad langs de Hübscherenbach staag omhoog. We blikken terug op de imponerende Teurihorn (2973 m) en de daar achter gelegen Alperschällihorn (3039 m) aan de andere kant van het Rijndal. Na een witmarmeren brug steken we een grasland in. Het pad versmalt, grond en stenen wisselen elkaar af. We wandelen over de oude Romeinse annex middeleeuwse handelsweg. Geregeld lopen we over het originele keien pad, een moment zelfs dwars door een bietenveldje van een kleine boerderij. Door weiden naderen we langzamerhand de verkeersweg, autoluw en vooral door toeristen in gebruik. We zijn inmiddels de boomgrens voorbij en we krijgen de 2115 m hoge Splügenpas in zicht. Deze lijkt zo kortbij, maar we zijn er nog lang niet. Na het kruisen van de weg gaat het zigzaggend in chicanes naar boven. De oude weg is duidelijk herkenbaar in het groene almenlandschap, als keienpad of als graspad ondersteund door muurtjes. Boven op de pas komen we tot rust, ploffen in het gras en bekijken de Italiaanse grenscontroles door de carabinieri. Ha, zie daar, onze zes Duitse vrienden. De Italiaanse zijde van de pas is bezaaid met duizenden grote rotsblokken. Op zeker moment is, haast theatraal, een meters hoog stenen pad aangelegd. We dalen naar Montespluga, een vakantieoord aan het gelijknamige stuwmeer. De pasweg is tegelijkertijd hoofdstraat, eraan liggen enkele hotelletjes en op de terrasjes drinken ze cappuccinos. Een gletsjerrivier voedt het meer, de ideale plaats om even af te koelen en ons lunchpakket boven te halen. Kinderen lopen door de rivier, Italiaanse families houden een zomerpicknick. Ook wij steken onze verhitte voeten in het ijskoude water, maar na een minuutje voelen zij aan als ijsklompjes. Een met rotsblokken bezaaid pad, een tiental meters boven het blauwgekleurde stuwmeer, brengt ons naar de stuwdam. Daar gapen we verbouwereerd in de diepte van de adembenemende Cardinello-kloof. Links in de loodrechte rotswand draait een stenen pad boven een ijzingwekkende afgrond. De oude stenengalerijen zijn verdwenen, nu rest enkel nog een kaal smal keienpad op de ravijnrand. Minder gevaarlijk dan het lijkt maar bij regenweer is het toch uitkijken op die gladde ronde keien. Via een aarden pad met trappen dalen we tot beneden in de kloof en over een houten brug steken we de rivier de Liro over. Deze zal onze leidraad zijn voor de rest van de tocht, tot in Chiavenna. Bij een waterval treffen we koeien en ezels aan. Ook de vallei kent groot verval. In de diepte liggen de bergdorpjes Rasdeglia en Motaletta en nog een stuk lager het aan een stuwmeer gelegen Isola.
We logeren in de aloude herberg Locando Cardinello. Martino de eigenaar bezit meerdere oude huizen. In het ene is het café met erboven 10 oude kamers, erlangs een gebouw met twee gerenoveerde kamers. Martino de eigenaar serveert het aperitief in het oude handelsmagazijn alvorens we het al eeuwen oud authentiek grootouderhuis betreden voor een rijkelijk avondeten van lokale lekkernijen. De maaltijd eindigt met streekeigen grappa en andere inheemse likeuren.
Bedevaartsroute en kastanjebossen
Na een turbulente avond en nacht met onweer en veel regen staat de volgende ochtend alweer een blakend zonnetje aan de hemel. Vandaag staat met uitzondering van enkele kleine vlaktes enkel dalen op het programma. We wandelen links om het stuwmeer van Isola naar de stuwdam. Even lopen we weer over een smal rotspad met een afgrond, maar ditmaal gaat het snel naar beneden tot op de oever van de Liro. De rivierbedding is bezaaid met rotsblokken. We steken de rivier over en wandelen door massas waterplanten, het begin van de vlakte van Campodolcino. Een wegwijzertje bij een klein recreatiecentrum vertelt ons dat het Via Spluga museum 1,1 km van de route verwijderd ligt. Wij verkiezen verder te wandelen over de uitnodigende oeverpromenade aan de hier rechtdoor vloeiende Liro tot de volgende voetgangersbrug en komen zo in een wip in het centrum van Campodolcino. Het museum is gewijd aan de geschiedenis van de Via Spluga aangevuld met schenkingen van drie voorname families. Een mooie collectie fotos en prenten geeft de handel en wandel op de handelsroute weer. De kelder is omgebouwd tot wegenbouwwerf uit vroegere tijden. De vlakte loopt door tot de volgende stuw op de rivier. De oude route is weer even herkenbaar. Het imposante panorama na de stuw laat ons opnieuw inzien dat we nog een immens eind moeten dalen. Miljoenen krekels hebben zich hier verzameld, het helse geratel van de knarsende poten is oorverdovend. Tussen muurtjes van gestapelde stenen zakken we naar de kleine vlakte van Vho. De huizen liggen er verlaten bij en over de hangbrug staan enkel nog ruïnes tussen eeuwenoude geknotte kastanjebomen. De Liro laat zich hier van zijn mooiste kant bewonderen, het heldere water klotst tussen de vele witte rotsen. We maken een afsteker naar de bedevaartskerk van Gallivaggio op de andere oever die bekent staat als het belangrijkste Maria-bedevaartsoord in Lombardije. Vervolgens lopen we door een waar spookdorp gelegen in een enorm kastanjebos. Over rotspaden en trappen voorbij aan twee kunstmatige watervallen en na de middeleeuwse stenen boogbrug Ponte della Folla bereiken we de bedevaartskerk van San Guglielmo. San Giacomo Philippo is het volgende heiligdom aan de rivier. Op een met ijzerwerk verstevigd straatbalkon krijgen we een eerste zicht op Chiavenna dat helemaal beneden aan de monding van de Liro in de Maira ligt en geeft ons zo een gevoel van: Het lijkt dichtbij maar is toch nog ó zo ver. Het uitzicht van de stad veranderde in de loop van de tijd van Romeins, middeleeuws naar mediterraans met smalle steegjes, kapelletjes, fonteinen, terrasrijke openbare pleintjes, verborgen binnenpleintjes en tuintjes waar we oleanders, vijgen en palmbomen aantreffen. De zuidflanken van de steile noordelijke bergen zijn in terrasvorm met wijndruiven beplant. De oude kern bestaat uit vele kleine straatjes en Piazze (pleintjes) met fonteinen. Van west naar oost komen we voorbij aan de sepia gekleurde Santa Maria poort met daarachter de Mariakerk en lopen naar het centrale kruispunt in de oude kern, de Piazza Pestalozzi met in het midden een achthoekige stenen fontein met obelisk. Vervolgens voorbij aan de Piazza Crollalanza, de Piazza Bertacchi met brede doorsteek naar het station, de Piazza Pietro, het Palazzo Salis tot de Piazza Castello met zijn paleis. Even ten zuiden van het paleis in de handwerkerswijk bevindt zich het museum van de Bottonera-molen. Ten noorden de collegiale kerk San Lorenzo met zuilenommegang en alleenstaande toren middenin. Daarachter in de rotswanden van de zuidelijk gelegen bergen de Crotti, natuurgrotten die staan voor traditie en gelden als trefpunt om lokale culinaire gerechten te serveren. Ons hotel Crimea bezit zo een grot waar we op de kaart een menu met typische gerechten uit Chiavenna aantreffen: kaasbolletjes met Bitto-kaas, pasta met oud deeg, aardappelen en kaas, Panchetta met aardappelkoek en een dessert van plaatselijke lekkernijen. Ik gooi de luiken naar ons balkon open en kijk uit op de San Lorenzo, de wijnbergen en beneden op het terras onze zes Duitse vrienden. De terugreis s anderendaags per bus over de Splügenpas is een verhaal apart. Omhoog over smalle wegen langs ontzettend diepe afgronden met vele tientallen bochten, smalle chicanes waar de bus amper zijn draai krijgt. Bij het stuwmeer van Montespluga barricaderen koeien de weg en de chauffeur stopt in het dorp even voor een laatste Italiaanse koffie vooraleer we de grens oversteken. Onder het wandelen maakten wij ons minder gedachten! Maar blijkbaar is dit alles inbegrepen in de rijschema van de bus want we arriveerden drie minuten te vroeg in Splügen voor de aansluiting naar Thusis.
Steekkaart
SITUERING: tussen Thusis (Graubunden) en Chiavenna (Lombardije)
ROUTE: Via Spluga (68 km)
BEWEGWIJZERING: Bruine pijlwegwijzertjes Via Spluga en okergele pijlwegwijzers waarop groen vignet met groot wit nr. 50 en in het zwart ViaSpluga van het Zwitserse wandelnetwerk Wanderland Schweiz; supplementair wit-rood-witte verfstrepen in Zwitserland en gele verfstrepen in Italië.
ROUTE: (tijden met inbegrip van rusttijden en bezoeken aan bezienswaardigheden behorende tot het arrangement)
Etappe 1: Thusis (720 m) Andeer (978 m) = 6,5 uur (klimmen 760 m dalen 500 m)
Etappe 2: Andeer (978 m) Splügen (1457 m) = 6,5 uur (klimmen 690 m dalen 190 m)
Etappe 3: Splügen (1457 m) Splügenpass (2115 m) Isola (1273 m) = 6,5 uur (klimmen 660 m dalen 840 m)
Etappe 4: Isola (1273 m) Chiavenna (333 m) = 6,5 uur (klimmen 100 m dalen 1040 m)
VERVOER:
MET DE AUTO: E25 Luxemburg, Metz, Straßburg, Basel A3 Zurich A13 Thusis
MET DE TREIN: ICE van Brussel/Luik naar Keulen, EC van Keulen naar Chur; regionale trein of snelbus naar Thusis
TERUGREIS NAAR VERTREKPUNT: met de Postbus naar Splügen en vervolgens nar Thusis; dienstregeling: www.postauto.ch
6-daags arrangement (6 overnachtingen) van Anders Reizen 395 (= 1 extra overnachting in Chiavenna): In Goethe's voetsporen over de Via Spluga: Anders Reizen / Ikaros cvba, Refugiestraat 15, 3290 Diest België, info@andersreizen.be, www.andersreizen.be
Wandersteig? In de bergwereld staat Steig voor een steile klim langs een bergpad. Duitse wandelregios gebruiken de laatste jaren deze term als synoniem voor een kwalitatief hoogstaande hoogtewandeling. Vast iedere heuvelachtige tot bergachtige streek ontwerpt zijn eigen Steig. Een nieuwe telg in de rij is de Eifelsteig die al lang voor zijn realisatie het predicaat premiumwandeling kreeg. Hoge verwachtingen dus in onze achtertuin, wij gingen eens kijken wat er te plukken valt.
De Eifelsteig
Over 250 km trekt deze een lijn van Trier over Manderscheid, Daun, Gerolstein, Hillesheim, Blankenheim, Nettersheim, Gemünd, Einruhr, Monschau en Roetgen tot Aachen-Kornelimünster waarbij deze tussen Roetgen en Monschau over Belgisch grondgebied doorheen een veengebied loopt. Onder het motto Water en rots wandel je voorbij aan stuwmeren en bronnen in het natuurpark Eifel en de natuurgebieden Hoge Venen en Vulkaaneifel. Typische Eifeldorpen en burchtstadjes sieren de route. Via de Vulkaaneifel trekt de wandelroute naar het jongste nationale park van Duitsland, het Nationaalpark Eifel. Eifelrivieren, vulkanische steenformaties en weidse panoramas geven vorm aan de Eifelsteig. Kratermeren, beukenwouden, veengebieden, diep ingesneden rotsvalleien, heide- en jeneverbes landschappen lossen elkaar af. Maar dit is niet alles, in het totaal zijn uiteindelijk 1650 km wandelingen gepland, lussen, afgeleiden, aan- en aflooproutes op die Eifelsteig. De volledige bewegwijzering van het noordelijke deel (Kornelimünster-Blankenheim) is gegarandeerd vanaf voorjaar 2008.
Geologie, fossielen en archeologie
We starten onze vijfdaagse op de Eifelsteig in het middeleeuwse Blankenheim. We doorkruisen de historische stadskern met in de kelder van één der vakwerkhuizen de bron van de Ahr. Enkele trappen leiden naar het bovenste deel van het oude centrum tot bij de trap met toegang tot de burcht, nu jeugdherberg. Hier staan de oudste en indrukwekkendste vakwerkhuizen van de stad, krom en scheef met ludieke opschriften op de gevels. Een curiositeit is het smalste huis van de stad, slechts 2,01 meter breed. Na de trap lopen we richting noorden een stuk van de Tiergarten-Wanderweg. Deze omsluit een in Europa uniek technisch en historisch monument, de middeleeuwse waterleiding, die de burcht van Blankenheim van bronwater voorzag. Tiergarten slaat terug op het wildpark dat de vroegere kasteelheer onderhield binnen de muren van de burcht. We wisselen een tijdje het bos in voor weiden om dan in een herfstgekleurd loofbos af te dalen langs het sterk meanderend beekje, de Stahlbuschseifen. Bij de al even fel kronkelende Haubach loopt een af-/aanlooproute naar het treinstation van Blankenheim Wald. Een graspad brengt ons in het Urftdal, ons leidraad voor het verdere vervolg van deze etappe. Tussen bremstruiken gaat het plots steil naar beneden en via enkele houten brugjes bereiken we de Urft. Het Urftdal enkele kilometers verder naar beneden wandelend, bereiken we Nettersheim. Op het belevenispad maken we kennis met een Romeinse steengroeve, een mijlsteen, een natuurvijver en een kalkoven. Het natuurcentrum annex streekmuseum is kennis maken met themas als geologie, fossielen en archeologie. We vervolgen de route in de vallei tot een pijlwegwijzer een trapje omhoog aanwijst dat uitgeeft op een steil omhooglopende natuurweide. Even denken we dat we verkeerd zijn wanneer we over een platgelegde prikkeldraad en door een haag heen moeten. Maar achter de haag, bovenop de hellingflank, loopt een oude stenige veldweg langs de bosrand. Over de weiden links van ons marcheerden vroeger Romeinen over de heirbaan. Een in onbruik geraakt bospad met langgerekte serpentines brengt ons bij de Romeinse bron Grüner Pütz, aan de Urft. De zuidelijkste bron van de 94,5 km lange waterleiding naar Keulen bestaat uit een tachtig meter lang met stenen platen bedekt opvangkanaaltje. Dit opvangkanaal verzamelt door de heuvelflank sijpelend water dat in een soort vergaarbak stroomt die fungeert als filter en van waaruit de gemetste waterleiding vertrekt. Op de grasvlakte bij de rivier zijn op enkele plaatsen delen van deze Romeinse waterleiding vrijgelegd. Over brede grasvelden in de vallei het Eichtertal nemen we even afscheid van de Urft. Een boomstronk in de bosrand is omgevormd tot tweezit. We blijven boven op het plateau een tijdje langs de bosrand wandelen, over veldwegen en grasvelden. Door een bos klimmen we naar het uitzichtpunt Königsfeld, in het dal liggen zowel het riviertje als het dorp Urft en op de volgende heuvel staan de tweelingtorens symbool voor de Eifelbasiliek Steinfeld. Een afdaling, een modderpad door een beemdje en een Steig tussen beuken en we staan bij de basiliek. Een, letterlijk te interpreteren, aflooproute van twee kilometer brengt ons bij ons wandelhotel in Urft.
Minikraters en uit de kluiten gewassen molshopen
Een pad langs de muren van het klooster Steinfeld brengt ons boven de vallei van de beek Kuttenbach. We blijven op het pad boven in de bosrand tot we langs een droge slonk recht naar beneden moeten. Even wandelen we in het dal, maar niet voor lang. Een typerend stukje Eifelwandelroute over de waterscheiding is wat volgt. Van weide naar weide lopen we naar de volgende beekvallei, die van de Kallbach. Bij het dorpje Golbach klimmen we naar de bosrand. De Eifelsteig maakt hier gebruik van het Pingenwanderpfad. In het bos liggen verspreid langs kleine kraters enkele meters grond opgehoopt, resten van oude Keltische toegangen tot ijzerertsmijnen. In de kraters liepen twee schachten loodrecht naar beneden tot in de ertslaag. Één schacht diende om via een touwladder af te dalen, de andere om de ertsen naar boven te hijsen. Een onheimelijk gevoel stel ik mij voor om tientallen meters diep in een groot hol te staan en afhankelijk te zijn van de aanwezigheid van die touwladder. Door het bos steken we de waterscheiding over tussen Urft en Olef. Op het einde van het Sellbachdal ligt het typerende dorpje Olef aan de gelijknamige rivier. Een straat verbreedt tot een met vakwerkhuizen omgeven driehoekig plein met centraal drie beuken en enkele rustbanken, er middendoor loopt een oud stilgelegd treinspoor opgericht voor het transport van ijzererts. Het ideale decor om ons lunchpakket boven te halen. Achter de kerk steken we via een voetgangersbrug de Olef over en al vlug beklimmen we de in herfstkleuren getooide valleiflank. Een steil pad met serpentines, de kortste weg naar boven, brengt ons op een vooruitstekende rots waar ons een hemels panorama over de vallei van de Urft wacht. We stijgen boven de boomgrens uit, zo lijkt het immers wanneer we boven op de heuvelrug de weiden bereiken. Een smal pad door een in herfsttooi gekleed open majestueus beukenbos, de bodem één goudgeel bladerentapijt, oogt aanzien. Na een lange afdaling wandelen we door de voetgangerszone van Gemünd naar één der Eifelpoorten van het nog jonge nationale park Eifel, hier een informatiegebouw met als thema het woud. Opzet van nationale parken is dat de natuur zijn oergezicht terugkrijgt. Sparren moeten plaats maken voor beuken waarna de natuur zijn gang mag gaan, zoals van oudsher toen Duitsland nog Germanica noemde.
Natuurbeheer versus oorloggeschiedenis
Via een pad in de bosrand langs de Urft verlaten we Gemünd. Het einde van het stadje staat gelijk met het betreden van het nationale park Eifel. Na een bosweg in een hellingbos steken we een veenriviertje over om via een nieuw met boomschort bedekt pad de steile helling te beklimmen naar de militaire gebouwen van het voormalige kamp Vogelsang. We laten ze even links liggen en trekken er aan voorbij. De route van vandaag noemt ook Wildnis-Trail en heeft zijn naam niet gestolen, twee herten springen uit het struikgewas en schieten voor ons door om even plots weer te verdwijnen. Op een strategische plaats met uitzicht op het weidse hoogveen- en graslandschap is een picknicktafel neergezet. Bij een volgende richtingaanwijzer gaan we uiteindelijk richting burcht Adlerhof, het hoofdgebouw van het kamp met zijn adelaarstoren. In 1933 startte de bouw van dit opleidingskamp en vanaf 1941 was het complex in gebruik als Adolf-Hitler-scholen, opleidingsscholen voor de Hitlerjugend tot vorming van een Arisch ras. De Amerikaanse bezetting in 1945 maakte hier een eind aan. In 1946 namen de Britten over en in 1950 de Belgen. Vanaf 1955 is het kamp een NATO-oefenplaats onder Belgische Soevereiniteit. Op 8 december 2005 geeft België het grondgebied terug over aan Duitsland dat het op 1 januari 2006 openstelt als forum met uiteenlopende themas: het Nationaalparkcentrum over de natuur, de Eifel-Iconen over de regionale geschiedenis en de NS-documentatie over de opvoeding en indoctrinatie in de Nationaal Socialistische staat. Vogelsang heerst bovenop een heuvelrug die steil afloopt naar het stuwmeer de Urftsee. Vanaf het grote balkon achteraan de burcht kijken we neer op de terrassen met de symmetrisch tegen de helling geplaatste barakken. Doe jij je de moeite om naar beneden te lopen dan ontdek je onder de bodem van één der terrassen, het nog originele met mozaïeksteentjes gedecoreerde zwembad. Via een karrenweg dalen we in een volgend valleitje, waar we langs de andere kant weer uitkruipen naar wat eens heette het dorpje Wollseifen te zijn. Het op het oefenterrein gelegen dorpje is naast het oude leegstaande kerkje recentere betonblokhuizen rijk die in gebruik waren om dorpszuiveringen te oefenen. Enkele picknicktafels en een infobord manen wandelaars aan even halt te houden in dit spookdorp. We lopen nu richting Urftstuwdam over de grote hoogvlakte Kellenberg, een grasvlakte met veel bremstruiken en enkele perceeltjes jonge beukaanplantingen. Het karrenspoor begint te dalen richting bosgordel en gaat over in een pad. In een chicane boven het meer staan we op een kale rots boven de stuwdam. Beneden aangekomen leidt een pad door een poortje naar de 90 m hoge, tussen twee steile valleiwanden geklemde, dam die de overgang vormt van Urftsee naar Obersee. De drie rotspunten in de Urftsee naast de dam maken deel uit van een steile heuvelrug die boven het meer uitsteekt. Uiteindelijk bereiken we de meeroever, aan de overkant in het water steekt een bunker net boven de waterrand uit. Het oeverpad langs de Obersee leidt naar een smal schiereiland. Wij ploffen ons neer op de rustbank, halen onze termos thee boven en genieten van de weidse meerblik. We lopen een baai in en verliezen even het meer uit het oog. De weg loopt over een grasvlakte en op het einde daarvan wandelen we langs een slagboom, einde van het ex-militaire terrein. Terug bij het meer maken we plots een haakse bocht en een fikse klim brengt ons boven het dorpje Einruhr bij het begin van de Obersee. Eindelijk, de afdaling naar het dorp gebeurt over graspaden tussen weiden, een aangename afsluiter van deze etappe na een dag stappen op eerder bredere karren- en boswegen. Weggestoken achter het infokantoor lessen we onze dorst aan een bron, de Heilsteinquelle, met drinkbaar licht koolzuurhoudend water. Overnachten doen we in Erkensruhr, 2,7 km verder in een idyllisch zijvalleitje. We klimmen via een rotspad de helling omhoog naar een Eifelblik op de Obersee en Einruhr. Een aftakking op de Eifelsteig gaat hier naar Erkensruhr.
De wildromantische valleien van Rur en Perlenbach
Vandaag wandelen we voor een groot deel in het Rurdal. We keren terug naar de Eifelblik op de Obersee en Einruhr, waar we gisteren de hoofdroute verlieten. De wandeling van vandaag voldoet aan de verwachtingen van een Steig, We ruilen het karrenspoor in voor een bospad in de steile valleiflank, gevolgd door een grasweg tussen weiden. Daarna zakken we tot aan de rivier en even later lopen we terug op hoogte aan enkele rotsen voorbij. Loofwoud en sparrenbossen wisselen elkaar af. De route verandert constant van decor. Na het oversteken van de Riffelsbach gaat het door een holle weg, die na de hevige regenval van de laatste dagen meer op een beek lijkt, bergaf naar Hammer. Wij wandelen het dorp binnen via een brug over de Rur. Deze maakt hier, net voorbij het dorpje, een grote meander rond een vooruitstekende rots. De wildstromende rivier klotst met enorm geraas tegen de loodrechte rotswand die het water in een grote meander stuwt. Hammer is een toeristendorpje met inkeermogelijkheden en enkele campings aan het water. Wij trekken rond het dorp heen en gaan een confrontatie aan met de zwaarste klim op onze vijfdaagse, 800 m naar boven kruipen aan een stijgingspercentage van 39 %. Doel is het Weißes Kreuz, een groot wit bergkruis op een vooruitstekende rots hoog boven de vallei. In de schuilhut bij het kruis komen we even op adem om daarna de al even helse afdaling aan te vatten. We zakken niet tot bij de rivier maar tot halverwege waar een rotsig pad via de Stoltzenley en de Uhusley, twee rotspartijen die ons heerlijke panoramas op de Rur aanbieden. In Widdau steken we de rivier opnieuw over. Bospaden leiden naar een smal pad op de oever van de hier door een engte stromende Rur. Daarna gaan we weer hoger in de vallei wandelen om langs een steile rotsige afdaling bij een houten wandelbrug over de Rur met schuilhut uit te komen. Het wandelpad op de rechteroever leidt rechtstreeks naar Monschau, maar de Eifelsteig kiest voor het zijriviertje dat ontspringt in het op de waterscheiding van Rur en Perlenbach gelegen Höfen. Een natuurleerpad brengt ons bij een zaagmolen annex woudmuseum. In de weiden op het plateau lopen vele ponys. Het is kersttijd en voor de kerk van Höfen staat een landschapskerststal gevuld met opgezette inheemse dieren waaronder vossen, hoenders, een buizerd en nog enkele andere vogels. In de oude melkerij is nu een Nationalpark-Tor ingericht met betrekking op de ontwikkeling van het nationale park Eifel. Achter het gebouw wandelen we over een pad letterlijk door een Eifelpoort, opgebouwd uit drie lange boomstammen, waaraan een bengelende plank met opschrift Zum Nationalpark ons verwelkomt. Steil dalend komen we bij het stuwmeer van de Perlenbach. De rivier ontleent zijn naam aan de plaatselijke riviermosselen die bij wijle parels aanmaakten. Op een rots boven het meer staat een robuust Eifelmeubel bestaande uit een zware beuken tafel met zitbanken, tijd voor een theepauze onder een winterzonnetje dat net genoeg kracht bezit om doorheen de mistvelden te dringen. De oude watermolen op de plek Perlenau die vroeger diende om blauw kleurig Amerikaans hout te malen tot verfstof voor textiel is nu een hotel met inkeermogelijkheid. Het volgende traject door een beschermde bos in een noordoost gerichte steile heuvelflank vond ik persoonlijk het meest de naam Steig waardig. Een bergpad loopt langs en tussen met mos beklede rotsen. De vegetatie bestaat uit zomerlinde, els, bergahorn en zeldzame rotsplantjes. Het pad maakt deel uit van de Jahrhundertweg, een wandelpad opgericht ter ere van het 100-jarige jubileum van de Monschauer Eifelwandelvereniging. Letterlijke hoogtepunten zijn de panoramarotsen Engelsley en Teufelsley. Ley staat voor leisteenrots. We merken wit-rode verfstreepjes op onze route en vermoeden dat deze behoren tot de GR15, de vroegere GR AE. Voor ons in de vallei ligt het geklasseerde Eifelstadje Monschau met op de andere bergflank de burcht. We klimmen nog eens het dal uit voor enkele uitzichtpunten waaronder een Eifelblik op het stadje. Via trappensteegjes bereiken we de weverwijk met zijn typische huisjes uit de tijd dat Monschau als weversstad furore maakte.
De venen, een landschap uit de ijstijd
Via trappen en steegjes, voorbij aan de burcht, verlaten we Monschau. Het beekje de Kleinen Laufenbach trekt een groene lijn de steile heuvel hoog naar het gehucht Mützenich. Een smal pad springt via brugjes van oever naar oever. Daarna klimmen we verder over een weide en langs een bosrand tot bij een houten uitkijktoren aan de rand van het Brackvenn op de Duits-Belgische grens. De Hoge Venen zijn een hoogmoeras met relicten uit de ijstijd. Even verder staan we bij Kaiser-Karls-Bettstatt. Keizer Karel de Grote zou tijdens een jachtpartij bij deze twee grote kwartsrotsen, waarvan eentje op een enorm bed lijkt, overnacht hebben. Nu volgt de Eifelsteig een loodrecht deels geasfalteerd tracé van de oude pelgrimweg tussen Aken en Trier. Wij zijn niet zo te vinden voor deze lange rechte weg en kiezen bij de Stelinghut het asfaltwegje naar rechts om even verder een knuppelpadvariante door het Imgenbroicher Venn te volgen waardoor we het stuk asfalt van de pelgrimsweg mijden. Over een kilometerlange brede grasweg bereiken we opnieuw de pelgrimsweg. De rechte bosweg eindigt uiteindelijk bij de plek Reinartzhof. Nu staat hier een mooie schuilhut, maar vroeger stonden hier drie hoven waar een eremiet door oorkonde verplicht was de passeerbaarheid van de brug over de Weser voor de pelgrims te verzekeren. De Eifelsteig vervolgt zijn weg over Roetgen naar Kornelimünster waar je per bus naar Aken kan. Vanaf de schuilhut Reinartzhof kan je eventueel door het Kutenharter Venn de GR 15/GR AE opzoeken en zo naar Eupen trekken om de terugreis per trein vanuit België aan te vatten.
Praktisch ROUTE: Eifelsteig
ETAPPE-INDELING
Etappe 1: Blankenheim Steinfeld (Urft) = 22,5 (24,5) km
Etappe 2: Steinfeld (Urft) Gemünd = 17,5 (19,5) km
Etappe 3: Gemünd Einruhr = 21 km (Erkensruhr + 2,7 km)
Etappe 4: Einruhr Monschau = 24,5 km (vanuit Erkensruhr + 1,3 km)
Etappe 5: Monschau Reinartzhof (11,5 km) Roetgen = 17 km / Reinartzhof Eupen = 16,5 km
Etappe 6: Roetgen Kornelimünster = 14 km
SITUERING: Tussen Trier en Kornelimünster (Aken)
BEWEGWIJZERING: Metalen pijlwegwijzers met blauwe punt en logo van Eifelsteig
BEREIKBAARHEID:
MET DE AUTO: E40 Luik-Verviers, E25 richting Trier afrit Gerolstein/Prüm, B51 tot Blankenheim
MET DE TREIN: Brussel/Antwerpen Luik Eupen (Monschau 20 km) ofBrussel/Antwerpen Luik Aken (Kornelimünster 15 km) Keulen;station in Blankenheim-Wald op de lijn Keulen-Trier; www.bahn.de
Zuid-Tirol, hooggebergtewandelingen tussen Alpen en Dolomieten
Alpine tochten op de Pfunderer Höhenweg en zijn toegangsroutes
Zillertaler, Stubaier en Ötztaler Alpen in het noorden, Dolomieten in het zuiden, Daartussen ligt een eenzaam en onbekend hooggebergte, vrij van grootschalige menselijke inmenging. Centraal hierin liggen de Pfunderer bergen. De van west naar oost georiënteerde hooggebergtewandeling kreeg dan ook de naam Pfunderer Höhenweg. De in alle eenzaamheid op grote hoogte uitgezette wandelweg staat voor het echte avontuur. De zuidelijke steil aflopende zonnebergflanken in het Pustertal bezitten talloze toegangswegen tot die hoogtewandeling. Het Pustertal is dan ook de ideale toegangspoort voor wandelaars en/of families die het risico van een meerdaagse alpine tocht schuwen. Wij onderzochten enkele mogelijkheden.
De Pfunderer Höhenweg
Ten zuiden van de Alpenhoofdkam net over de Oostenrijks-Italiaanse grens in Zuid-Tirol ligt een nog praktisch onaangeroerd berglandschap. In deze bergen is de Pfunderer Höhenweg uitgezet. Op de 72 km lange route kan de trekker slechts in vier berghutten met verzorging terecht. Voor de rest moet deze het doen met zelfverzorgingshutten, bivakken of noodhutten. Door de lengte van de wandelweg die continue boven de 2000 m loopt, was bij het uitzetten van de route, het gebruik van bestaande wandelwegen niet altijd mogelijk. De Pfunderer Höhenweg trekt op bepaalde plaatsen over wegenloze groene almen en over stenige rotskammen. Een rode cirkel met witte kern en stenenmannen, waar passerende wandelaars telkens een nieuwe steen op de al gestapelde steenhoop leggen, verzorgen de bewegwijzering en oriëntering in het niet altijd even overzichtelijk landschap. Een trektocht op deze hoogteroute met een aaneenschakeling van fabuleuze panoramas op de Italiaanse en Oostenrijkse bergwereld is niet weggelegd voor beginners, vereist een grondige voorbereiding en degelijke uitrusting: regen- en koudebeschermde kledij, rugzak, bergwandelschoen, wandelkaart, kompas, zaklamp, noodrantsoen. Daarbij hoort enige bergervaring, trapzekerheid en zeker geen hoogtevrees. Bij noodweer moet je rekenen op meerdere uren afdalen naar de bewoonde wereld. Onder goede weersomstandigheden zijn goede stappers in de mogelijkheid de route in vier of vijf wandeldagen af te leggen met gebruik van de uitgebate berghutten. Drie zeer lange stapdagen zijn bestemd voor de extremisten, minder ervaren wandelaars trekken best zes dagen uit voor deze toer, telkens gebruikmakend van zowel uitgebate als zelfverzorgingshutten.
Vanuit Wiesen bij Sterzing trek je over beboste lorkenflanken en almen naar een bergkamroute, waarbij je de Sengesspitze (2268 m) overschrijdt om dan af te dalen naar de Simile-Mahd-Alm (2011 m). Één der hoogtepunten op de Pfunderer Höhenweg is de Wilder See (2532 m) en de overgang over de bergpas Rautaljoch (2808 m) vanwaar je de hoogste bergtop, de piramideachtige Wilden Kreuzspitze (3132 m), kan bestijgen. Na het Rautaljoch zak je naar de Pfannealm, een alm omgeven door een bergcircus met op het einde de Brixner Hütte (2282 m).
Vervolgens verloopt het parcours door het meest eenzame gedeelte van de eigenlijke Pfunderer bergen. Je wandelt van bergkam naar bergkam en na vijf uur bereik je een bivak voor acht personen aan de Weißstein (2150 m). Nu volgt de Gaisscharte (2700 m) waar de uiterst steile 40 m hoge afdaling door een kabel gezekerd is. In de zuidelijke flank wandel je hoog boven de Eisbruggsee richting Eisbruggjochhütte. De hut is uitgangspunt voor enkele beklimmingen van drieduizenden: de Hoher Weißzint (3371 m), de Niederer Weißzint (3264 m) en de Hochfeiler (3510 m).
Opnieuw wandel je van de ene bergkam naar de andere met als hoogste overschrijding de Hochsägescharte (2642 m). De Tiefrastenhütte ligt in de volgende bergketel.
Het laatste stuk van de route ligt bovenop de westoost georiënteerde bergkam tussen het Pustertal en het Mühlwaldertal. In het noorden reikt de blik tot de hoofdkam der Zillertaler Alpen in het zuidoosten naar Kronplatz, het mondaine skicentrum van Zuid-Tirol. Hohen Spitze (2403 m), Zwölferspitze (2351 m), Putzenhöhe 2387 m), Grünseespitze (2438 m), Bärentalerspitze (2450 m), Plattner Spitze (2439 m) en Westlichen Bruggerspitze (2428 m) volgen elkaar in ijltempo op. Geen spek voor hoogtevreesleiders waar je op de toppen enkele keren over en tussen rotsblokken moet kruipen tot bij het bergkruis. Nu neem je de zuidelijk georiënteerde kam richting Sambock (2396 m). Deze noordzijde is voor de ware durvers, over een smalle rotsige richel bereik je de bergtop. Over brede bergrug daalt het nu naar de Platte (2175 m) om dan steil naar beneden te schieten richting boomgrens. Een steil bospad met vele rolkeien en boomwortels eindigt bij het Gasthof Kofler (1487 m) waar zich een bushalte bevindt. Wandelweg 17 leidt verder steil dalwaarts naar Pfalzen waar om het uur een bus naar het station van Bruneck rijdt.
Hoogtevalleien en Gletsjers
Het is niet onze gewoonte om hotels aan te bevelen als uitgangspunt voor het maken van wandelingen, maar de Alpen-adria-Ferienhotels Rogen en Tanzer in het Pustertal zijn twee gastvrije (wandel)hotels met een super prijs/kwaliteit verhouding die bovendien over een transferbusje beschikken met afhaaldienst van en naar het station, maar dat ook kan dienen om wandelgasten te transfereren naar het startpunt van hun geplande wandeltocht of achteraf af te halen.
Midden oktober, een zuivere helblauwe lucht en het uitblijven van sneeuw in de bergen is voor ons het teken om een wandeling te maken naar de bergpas Rauchtaljoch, met 2808 m de grootste hoogte op de Pfunderer Höhenweg. Daarvoor laten we ons door het transferbusje van Hotel Rogen afzetten op de parking op de Fane Alm (1739 m). Deze ligt hoog boven Vals, het laatste dorpje aan de Valserbach. We wandelen via een houten brug over het bergriviertje naar een wit kapelletje en een tiental hutten. Sommige zijn ingericht als Jausenstations waar vlaggenstokken met wapperende roodwitte vlaggen aangeven dat de hutten voor gasten geopend zijn. Ons klikje bestaat uit vier personen, Bernhard, Sonja, ikzelf en Oswald, met 73 jaar de ouderdomsdeken onder ons. Hij kent deze bergen als geen ander, maar gaat niet op weg zonder een espresso in dezer oude hutten. Kennen doet hij iedereen, het Tirools(Oostenrijks) dialect is even wennen. Wij zijn niet de enigen die op deze heerlijke najaarsdag onze bergwandelschoenen hebben aangetrokken. Verspreid trekken kleine groepjes de berg hoog. Wandelweg 17 wint snel hoogte, eerst over de alm, vervolgens over het Platten, een plat, om uiteindelijk een klamm, een rotsige leisteenkloof, in te trekken. In groot verval stort de Valserbach zich naar beneden om uiteindelijk in een brede waterval neer te ploffen. Waar de kloof opnieuw verbreedt (1972 m) kiezen we voor wandelweg 18 die een karrenweg links omhoog volgt naar de Labesebenalm (2136 m). Over een grasspoor op de groene alm winnen we snel hoogte. We kruisen een beek met heerlijk zacht drinkbaar water die van de bergflank naar beneden stort. In serpentines komen we hoog boven de beek terecht. Niet echt nodig, maar voor onzekere wandelaars is de passage over de smalle richel beveiligd met een kabel. De beek volgend krijgen we toegang tot de Wilder See (2532 m). We gaan rechts omhoog en komen op een uitloper van een heuvelrug hoog boven het bergmeer terecht. Aan de overzijde boven de andere oever tekent een dunne streep in de bergflank van de Sengesspitze (2268 m) het smalle pad af waarover de Pfunderer Höhenweg zijn weg zoekt. Beide paden komen samen op het Rauhtaljoch (2808 m), het bergzadel tussen de Wilder See en de Pfannealm. Daar vandaan hebben wij zicht op de Zillertaler gletsjerbergen Hochferner, Hochfeiler en Hoher Weisszint. In het midden van deze bergpas ligt een groot kubusachtige rotsblok. Bernhard en Oswald toveren worst, gerookte hesp, spek, kaas, wijn en schnaps uit hun rugzakken te voorschijn en spreiden alles over het rotsblok uit. Iedere wandelaar die het joch bereikt krijgt van Oswald een hartelijk onthaal inclusief borrel. Vanaf de bergpas kan je in twee uur heen en weer naar de Wilde Kreuzspitze (3132 m). De afdaling naar de Pfannealm is steil en loopt om te beginnen omheen een gletsjer. Een bord waarschuwt voor spleten, maar sporen in de hard bevroren verse sneeuw vertellen ons dat de gemakkelijkere afdaling over het ijs vandaag mogelijk is. In serpentines verder de rotswand afdalend bereiken we uiteindelijk de alm die door een bergcircus omsloten is. De opvallend bleker uitziende bergtop is de Sandjoch. De alm heeft de vorm van een pan, de steel vormt de versmalling richting Valserbach. Op het uiteinde van de alm staat de Brixner Hütte. Uren vertoeven we op het zonrijke zuidelijk georiënteerde terras met zicht op een tiental achter elkaar liggende bergkammen in het verlengde van het diepe dal van de Valserbach. Binnen speelt een accordeon. Wijn, bier en grappa zorgen voor stemming, zang en dans. De zon zakt al achter de bergen wanneer we de gemakkelijke afdaling aanvatten door de kloof van de Valserbach. Een uurtje later staan we bij het oude dorp op de Fane Alm drie vlaggen zijn gehesen.
Goudgele lorken en almen in het Gitschberg-Jochtal
We stappen ons hotel buiten, achter het kerkje Spinges (1100 m) rijst een enorme bult ter hemel, de op een helm gelijkende Gitschberg (2510 m). Links daarvan de kleine Gitsch met een naar ons toe aflopende bergrug richting Meransen, het dorp op de tegenoverliggende hoogvlakte boven het Valsertal. Wandeling nr. 7 daalt in een half uur naar het stadje Mülbach bij de samenvloeiing van Puster en Valserbach in het Pustertal. Met de zeilbaan kan je dan naar Meranzen en van daaruit naar het bergstation (2059 m) op de Gitschberg. Over de top via wandelweg 12, vervolgens via 12A over de Kleine Gitsch en over de heuvelrug keer je terug naar Meransen en Mülbach of door het Valsertal te kruisen terug naar Spinges. Wegens tijdgebrek houd ik deze wandeling tegoed voor een volgende keer, want terugkomen is een vereiste.
Vandaag staat in het hotel een begeleide wandeltocht op het programma, maar wij willen op de Stonamandl en vertrekken vooruit. Aan het kerkje van Spinges treffen we op wandelroute nr. 9. Tegen de steile weiden klauteren wij omhoog naar de parking Wetterkreuz bij de bosrand van een groot lorkenwoud. Lorken zijn naaldverliezende dennenbomen die in de herfst goudgeel kleuren. Een tijdje volgt het parcours een bosweg, maar plots steken wij het bos in en via een ruig bospad bereiken we de prachtige Hinterleitner Alm (1790 m) met grazende bellende koeien en hutten. We volgen bij een splitsing de wandeling richting Stronamandl. Over veenachtig grasland beklimmen we de berg en komen opnieuw bij een alm. Bij de hut is een verfrissende bron die via een boomstam overloopt in een houten watertrog, eraan hangt een grote metalen beker. De vegetatie verandert naar wij hoger komen, veengrond en grassen maken plaats voor bergheide en bloemen. De afgeronde top van de Stonamandl (2118 m) ligt net boven de boomgrens, erop staat een groot houten kruis gestut door kabels. Je ziet duidelijk dat dit in de winter een skigebied is, met twee kabelbanen vanuit Vals geraak je boven. Vanaf de top hebben we zicht op de met sneeuw bedekte Ötztaleralpen. Over de kabelbaan heen zien we de Wilden Kreuzspitze, de Gaisjochspitze en de Wurmaulspitze, de bergstreek waar we gisteren wandelden. Trouwens, de wandeling 9 vanuit Spinges loopt noordwaarts naar de Fane Alm en bereik je in circa vijf uur, neem je daarbij het rondje over de Stronamandl erbij reken dan een uurtje extra. Tot de Brixner Hütte ben je dan in het totaal een zes- tot zevental uren onderweg. Wij keren ons terug zuidwaarts naar een open plek aan de bergrand. Midden op de Jöchelboden staat een bank met een houten beeldstok met daarop St.-Hubertus, de beschermheilige van de jacht. Over een niet zo brede beboste kam en via een smalle richel langs een rots, waar het even opletten is, bestijgen we het uitzichtpunt Altes Karl (2030 m). We halen de groep hotelgasten in die met Oswald onderweg zijn. Net op tijd, een rotsblok krijgt opnieuw een tafelkleed en spek, kaas, worst, brood, wijn en schnaps komen weer boven water. Een smal pad loopt tussen lorken naar beneden tot bij de Villa Defregger (1784 m). De kunstenaar trok zich hier met zijn familie terug en bouwde nog twee hutten voor zijn zonen. Over markeerde wegen kunnen we terug naar Spinges, maar Oswald leidt ons over oude stroperspaden naar de eigen familiehut Walser Kaser. Opnieuw krijgen we lekkere streekeigen producten voorgeschoteld en Oswald geeft een demonstratie met de grote zweep. Over almen en weiden dalen we naar Spinges, voorbij aan één der zeven geschutbunkers die tijdens de tweede wereldoorlog de valleien bewaakten.
Balanceren tussen hemel en aarde
We verhuizen naar Issing (987 m) om een wandeling te maken op het laatste stuk van de Pfunderer Höhenweg. Een indrukwekkende wandeling op de bergkam tussen de valleien Pustertal en Mühlwaldertal. Het transferbusje van het Genießerhotel Tanzer zet ons af op de Perchneralm (1828 m). Ben je met de auto dan kan je deze achterlaten op de parking in Platten (1581 m) en dan via wandeling 19, de te volgen route tot op de Bärentalerspitze (2450 m), naar de de Perchneralm. Over de Pfaffensteig, Panoramasteig enKirchsteig kan je eventueel te voet heen en weer tussen Issing en Platten. De totale beklimming naar de Bärentalerspitze bedraagt dan wel 1463 m en de steile flank kruipt serieus in de benen. Een mooi bospad brengt ons op de Bärentaler Alm. Bij de eerste van de twee hutten ontspringt een bron. Bij een noodhutje op de boomgrens hebben we een prachtig dieptezicht op de achter ons gelaten bossen, almen en het Pustertal. De Bärentalerspitze steeds voor ons in zicht wandelen we over een stenig berglandschap dat in het voorjaar één bloementapijt heet te zijn. Nu bloeit enkel nog de bergheide en hier en daar treffen we een verdroogde edelweiss aan. Om de spits te bereiken moeten we over enkele rotsen springen en omhoog klauteren. Meteen het hoogste punt van deze bergkam waar we over de noordelijke rand in het Mühlwaldertal kijken. Nu volgt een echte kamwandeling van bergkruis naar bergkruis. Via de Plattner Spitze (2439 m) bereiken we de Westlichen Bruggerspitze (2428 m). In het verlengde ligt de Windeck (2411 m), maar wij volgen hier de kam die zich naar het zuiden afscheid. Wie het parcours over de kam met enige argwaan tegemoet kijkt, vermijdt best de smalle ijzingwekkende rotsige op een reusachtige hanenkam lijkende noordkam naar de top van de Sambock (2396 m) en kiest voor de afdaling langs wandelroute 68 die achter de bergrug in de vallei naar beneden loopt. Wie helemaal niet van een kamwandeling houdt kan vanuit Platten over wandeling 67 naar boven komen om bij de Plattner See rechts de ietwat hoger gelegen pas tussen Sambock en Westlichen Bruggerspitze over te steken en via wandeling 68 terug af te dalen. Je wandelt zo in feite volledig rond de Sambock in een variërend berglandschap zonder angstaanjagend dieptezicht. Eenmaal bij het bergkruis van de Sambock wandelen we over de brede bergrug naar het Wetterkreuz der Platte (2175 m), een bergplateau met een imponerend uitzicht op het skigebied Kronplatz en het Pustertal met de steden Bruneck en Pfalzen. Wandelroute 66 schiet nu over de Geigeralm (1962 m) de berg af. Na een zompige weide met stapstenen bereiken we het woud. Ben je rond de Sambock gewandeld, kom je hier van links. Over oneindig lange steile paden met boomwortels, rotsblokken en rolkeien bereiken we aan de onderste bosrand het Gasthof Kofler (1487 m), gelijk ook het einde van de Pfunderer Höhenweg. Het Gasthof heeft een zonneterras met zicht op het Pustertal en Bruneck, voor het huis is een bushalte. Via wandelroute 18 gaat het naar Platten, maar wij wandelen over wandeling 17, de Panoramasteig en uiteindelijk de Pfaffensteig terug naar Issing.
Praktische fiche
SITUERING: tussen Brenner, Brixen en Bruneck
ROUTE: Pfunderer Höhenweg (72 km) en aanlooproutes
BEWEGWIJZERING:Pfunderer Höhenweg = rode cirkel met witte punt; andere wandelwegen = rood-wit-rood met nummer
ROUTE:
Wandeling 1(Spinges): Vals/Fane Alm (1739 m) wandelweg 17, 18 Wilder See (2532 m = 2,5 uur) wandelweg 18 Rauhtaljoch (2808 m = ½ uur) (heen en terug op de Wilde Kreuzspitze 3132 m = 2 uur) Pfunderer Höhenweg Brixner Hütte (2282 m = 1 uur) wandelweg 17 Fane Alm (1739 m = 1 uur)
Wandeling 2 (Spinges): Spinges (1100 m) wandelweg 9 Parking Wetterkreuz (1200 m = ¾ uur) wandelweg 9, 1B, 1A Stonamandl (2118 m = 3 uur) wandelweg1A Altes Karl (2038 m = ½ uur) wandelweg1A, 1, 5A Walser Kaser (1600 m = 1 uur) wandelweg5A, 5B, 7 Spinges (1100 m = ¾ uur)
Wandeling 3 (Issing): Perchneralm (1828 m) - wandelweg 19 Bärentalerspitze (2450 m = 2 uur) Pfunderer Höhenweg Sambock (2396 m = 2,5 uur) wandelweg 66 Gasthaus Kofler (1487 m = 1 uur/bushalte)
Aflooproute naar Issing: Gasthof Kofler (1487 m) wandelweg 17 Panoramasteig (rode bol) Pfaffensteig Issing (983 m = 1,5 uur)
VERVOER:
MET DE AUTO: München Innsbruck Brennerpas Mühlbach-Spinges / Pfalzen-Issing
MET DE TREIN: slechts 2 x overstappen vanuit Brussel of Luik; ICE naar Keulen of Frankfurt en vervolgens naar München, met EC tot Fortezza/Franzensfeste (afhaalservice hotels); voor de Pfunderer Höhenweg tot Brenner en dan naar Sterzing = ½ uur wandelen naar Wiesen
LOGIES:
Wandelhotels met transferservice en wandelarrangementen
Hotel Rogen ***: Spinges 54, I-39037 Mühlbach/Spinges, Italië, tel: 0039-(0)472 84 94 78, info@hotel-rogen.it, www.hotel-rogen.it (1 x per week, begeleide aangepaste versie op wandeling 2 - over stroperspaden met picknick en inkeren in eigen almhut Walser Kaser)
Ten tijde van de Romeinen was Duitsland voor driekwart bedekt met loofwouden met als overheersende boomsoort de beuk. De Duitse kwaliteitswandelwegen Urwaldsteig-Edersee en Kellerwaldsteig laten je kennis maken met het natuur- en nationale park Kellerwald-Edersee, één der grootste overgebleven beukenwouden in Hessen.
Het nationale park Kellerwald-Edersee
Midden in Duitsland, aan de Edersee, ligt qua grootte en authenticiteit een uniek beukenwoud. Het ca. 5724 ha grote nationale park Kellerwald-Edersee ligt in een oud middelgebergte en telt een vijfhonderdtal bergen of heuvels. Op de arme grond van de steile leisteenflanken rond de Edersee ontwikkelt zich een voor Europa uniek loofwoud van zeer oude dwergloofbomen met bizarre boomstructuren. Doelstelling van een nationaal park is dat minimaal 75 % van het woudgebied onaangeroerd blijft. In het nationale park Kellerwald-Edersee bedraagt de menselijke inmenging zelfs minder dan 5 %. Onder het motto de natuur zijn gang laten gaan, blijven gevelde bomen liggen. Hierop krijgen zeldzame insectensoorten, waaronder vele soorten kevers, de kans zicht te ontwikkelen. Inheems wild als everzwijn, hert, ree, zevenslaper, hermelijn, das, boommarter, vos zijn bewoners van het woud. Onder de 35 bedreigde vogelsoorten vind je havik, buizerd, oehoe en zwarte ooievaar alsook 15 van de 24 in Duitsland voorkomende vleermuizen. Andere bewoners zijn vuursalamanders, spechten, hertenkever, Een onderzoek loopt naar de mogelijke terugkeer naar de wouden van de uiterst schuwe wildkat. In 1934 is de Noord-Amerikaanse wasbeer in de bossen uitgezet. Door het uitblijven van natuurlijke vijanden breidt het woongebied van deze lefgozer zich intussen uit tot aan de stadsrand van Kassel. Op nachtelijke strooptochten schuwt hij de civilisatie niet en richt een ware ravage aan in woongebieden op zoek naar eten.
Wandelen in ongerept oerwoud is niet zonder risico. Gevelde bomen hangen in andere bomen. Door rotting na verloop van tijd of bij een windvlaag bestaat een acuut gevaar voor vallende bomen. Het is dan ook raadzaam op de door de Rangers gevrijwaarde bewegwijzerde paden te blijven om dit risico te minimaliseren.
Urwaldsteig-Edersee versus Kellerwaldsteig
De 68 km lange Urwaldsteig-Edersee is een unieke wandelroute over veelal natuurpaden door een zeer gevarieerd landschap rondom het stuwmeer Edersee. Een totaal aan 3813 hoogtemeters vertelt ons dat de route zich afspeelt op de hoogtes en laagtes van de steile bergflanken die uit het meer oprijzen. Op die hoogtes geniet je van de talrijke panoramas over het meer of wandel je op een smalle bergrichel voorbij aan knoestige eiken en beuken die in hun groei geremd zijn door de arme leisteenbodem en hierdoor bizarre vormen aannemen. De Urwaldsteig is in drie tot zes dagen te wandelen. Een driedaagse vanuit Waldeck, Waldhotel Wiesemann bij de aanlegsteiger of vanuit Nieder-Werbe Hotel-Restaurant Werbetal, is combineerbaar met het schip. Beide hotels verzorgen eveneens personentransport zowel op de Urwald- als de Kellerwaldsteig. Voor de trekkers, van slaapplaats naar slaapplaats, is een degelijke planning te overwegen omdat aan de zuidoever van het meer, uitgezonderd kampeerders, de overnachtingsmogelijkheden eerder beperkt zijn. Wij trekken met bagagetransport van het Flairhotel in Nieder-Werbe naar een gastenkamer in Harzhausen en een vakantiewoning nabij de stuwdam in Edersee. Alle overnachtingsmogelijkheden die het certificaat Wanderbares Deutschland dragen en een arrangement Urwaldsteig aanbieden nemen overnachtingen aan voor één nacht en verzorgen of organiseren bagage- en personentransport.
De Kellerwaldsteig is 153 km lang en loopt ten noorden van de Edersee vaak parallel met de Urwaldsteig-Edersee. Waar deze laatste iedere landtong meeneemt, schiet de Kellerwaldsteig over de heuvels heen. Hij is zodoende ideaal te combineren met de Urwaldsteig-Edersee om een route te verlengen of in te korten. Op de uiteinden van het meer maakt de Kellerwaldsteig een grote lus naar het zuiden. Ook op deze route zijn fascinerende landschappen te bewonderen, maar daar waar de Urwaldsteig na iedere bocht varieert, zijn hier de specifieke natuurgebieden verbonden door bredere bos- en landwegen.
Knorrige eiken en hemelsbreedte
We starten onze driedaagse op de Urwaldsteig-Edersee in Nieder-Werbe. De eerste etappe is gelijk de langste en bedraagt 31 km. Een bosweg langs de zomerrodelbaan brengt ons op een hoogte. Het pad daalt en een pijlwegwijzer wijst ons de weg naar de Knorreichenstieg, een pad langs een steile leisteenbergflank waar knorrige eiken zich trachten te handhaven. Het hout van deze macabere vaak uitgeholde bomen met verwrongen wortels is zo hard dat, voordat de bomen bescherming genoten, de houthakkers na verwoede pogingen het hakken voor gezien hielden. Een pad beveiligd door een kabel in de bergflank van de Lindenberg brengt je op het puntje van de smalle landtong met rustbank en infotafel. Een rotsig pad loopt over de bergkam terug landinwaarts, met het vervolg van de Knorreichenstieg. Zo bereiken we het boven een inham gelegen Asel. We volgen de Nelkenstieg, deel van de Kellerwaldsteig, naar de hoger gelegen dorpskern. Midden op een kruispunt staat een oude linde, erachter ligt het gasthuis Sauer waar wij een maaltijd nemen. Tot onze verbazing zijn soep en dessert in de prijs inbegrepen. De volgende grote landtong snijden we af door de Kellerwaldsteig over de berg heen te volgen naar Herzhausen. De route loopt over een kleurrijk klinkerpad op de oever van het meer achter de huizen door ... voorbij aan een laatste terrasje. We wandelen enkele kilometers de vallei van de Eder in, langzaam omhoog doorheen een toegangspoort van het nationale park Kellerwald-Edersee. Het landschap verandert onmiddellijk. In grote bochten, constant en gematigd klimmend, kruisen we over een breed graspad enkele beekvalleitjes. De Loreley van de Eder, een vooruitstekende hoge rots, gunt ons een spectaculair uitzicht op de Eder. Een windvlaagje ligt aan de oorzaak van een oorverdovend gekraak. Een in januari door de orkaan Kyrill gevelde reus, op enkele meters van ons vandaan, zakt door een boom waarop deze leunde. We verlaten de vallei en trekken dieper het bos in. Even later staan we op de heuvelkam met de ludieke naam Himmelsbreite. Door de toegangspoort van het park bereiken we na twee kilometer afdaling het dorpje Harzhausen waar we overnachten in het boerenpension Büchsenschutz.
Buchonia, een beukenwoud dat nooit verveelt
Vanaf de Himmelsbreite loopt een mooi pad in de bergflank op de zuidoever van het meer naar Asel-Süd. Plots klimmen we via een rotachtig pad naar een poortje, een infobord waarschuwt voor vallende bomen over een lengte van 800 m en we denken dadelijk terug aan gisteren. In vele serpentines bereiken we de meeroever die we een tijdje volgen. Via de smalle beekvallei van de Wieslohgraben komen we op een vochtig plateau met beemdvegetatie. Om een hap te eten zijn we verplicht af te dalen naar Bringhausen, een gehucht uitgegroeid tot camping- en vakantiehuisjesoord. Het eethuis Endstation ligt op het einde van de camping aan het meer, aan de steiger waar de veerboten aanleggen. Vanaf het kerkje loopt een aanlooproute bergop voorbij aan de Fünfseenblick, maar wij kunnen maar vier blauwe plekken in het landschap ontdekken. Na een toegangspoortje maakt een graspad hoog in de bergflank van een diep valleitje verbinding met het hoofdpad, eveneens op hoogte boven de beek Keßbach. De Sauermilchplatz is een kruispunt van boswegen met schuilhut en picknicktafel. Onder een Lindeboom gedenkt een grafsteen de oude hoofdboswachter Carl Kruhoffer. In een holle weg klimmen we doorheen het grote open beukenwoud, daarna baant het pad zich een weg door een haag van jonge beuken. Buchonia doet zijn naam eer aan, twee uur klimmen we sinds onze middagpauze door een beukenwoud dat om de haverklap verandert van decor, naar de hoogspaarbekkens van de elektriciteitsmaatschappij die ook de turbines beneden aan de stuwdam beheert. Plots gaat het pijlsnel naar beneden, van boom naar boom. Bij regenweer een hachelijke klus. Een pad kronkelt langs de bergflank terug naar boven, voorbij een open plek met vele reusachtige lindebomen. Even verder is een gevelde boomstam bewerkt tot rustbank met een prachtig panorama op de heuvels achter het stuwmeer. Nu gaat het in dalende lijn met vele serpentines naar de Affolderner See, een kleiner stuwmeer in het verlengde van de Edersee. De Kellerwaldsteig komt hier met onze route samen en een variante hierop loopt over Hemfurth naar Edersee aan de stuwdam, waar we overnachten.
Panoramas en oerwoudpad
zomer 2007 is niet van de droogste. De rivieren en beken zijn goed gevuld. Meer dan 900 natuurlijke bronnen telt het nationale park Kellerwald-Edersee. Samen met de Eder vullen deze het stuwmeer en het is 51 jaar geleden dat het stuwmeer nog eens overliep in de zomermaand augustus. Drie dagen stort de enorme watermassa in een brede waterval naar beneden. Op een heuveltop waakt de burcht Waldeck over het stuwmeer. We wandelen over de stuwdam en klimmen via de aanlooproute naar het uitzichtpunt boven de vallei. Van hierboven is het pas echt genieten van de kunstmatige waterval. Een bospad leidt ons naar een volgend panorama. De Kanzel biedt een heerlijk zicht op het stuwmeer, de burcht en het stadje Waldeck. Het meer is een paradijs voor zeilers. Aan de steigers in de jachthavens liggen ontelbare zeiljachten. Een oerwoudpad in de ware zin van het woord gaat steil naar beneden langs een omgevallen boomreus doorheen kreupelhout. Gevolgd door een passage over een houten loopbrugje tegen een loodrechte valleiwand geplaatst. Nu gaat het steil bergop in de steile heuvelflank, voorbij aan enkele knoestige eiken naar Waldeck. In het stadje leidt het pad steeds hoger, langs de middeleeuwse buitenmuur tot bij een rustbank op het uiteinde van een rots. Een wegwijzer geeft de kilometerafstanden naar Sidney, Tokio, Singapur, New York zelfs naar de Noord- en de zuidpool. Voor ons het kasteel waar wij, na een maaltijd op een panoramaterras, langzij naar beneden wandelen. Na enkele bredere boswegen dalen we via een smal pad in het Bärental. Een houten brug brengt ons naar de overkant. Niet veel later een splitsing met naar boven een afgeleide route over de Mühlecke, een steile leisteenhelling met eeuwenoude knorrige eiken, en de Hengstwiese, een zompige weide. Het hoofdpad loopt onder de Mühlecke door in de steile leisteenflank en daalt naar Nieder-Werbe.
Vuursalamanders en kunst in het woud
In Hemfurth/Edersee stoot de Urwaldsteig terug op de Kellerwaldsteig en kan je in een etappe van 23 km over Kleinern naar Reinhardshausen dat door een kuurpark verbonden is met Bad Wildungen. Wij slaan deze etappe over en starten in Reinhardshausen voor een tweedaagse op de Kellerwaldsteig. Een aanlooproute leidt naar de bossen en even later stoten we op twee bronhuizen. Het water van de Stahlquelle en even verder dat van de Talquelle zijn ijzer- en zwavelhoudend. Het heeft dan ook een apart smaakje. De bron is het begin van het bergriviertje de Talgraben dat in een smalle diepe door de heuvels trekt. Via een houten brugje komen we in een nog smaller zijvalleitje met groot verval. Het rotsrijke Sondertal is de leefruimte van de vuursalamander. Het pad klimt door een groene gordel naar boven onder het helse lawaai van talrijke bruisende watervallen. Vanaf Oderhausen gaat het over een asfaltstraatje bergop terug naar de bossen, over de waterscheiding in de vallei van de Urff. We volgen het riviertje stroomafwaarts naar Bergfreiheit. Infopanelen geven uitleg over fauna, flora en een steengroeve. Levensgrote krijten beelden van sneeuwwitje en de zeven dwergen verwelkomen ons in Bergfreiheit. Hier zijn twee eethuizen waarvan één in de watermolen van een stenenslijperij. Een pad brengt ons uit het dal op bredere boswegen en op één van de kruispunten met de naam Hermanns Eck staat een troon gemaakt uit berkenstammen. De bodem wordt zanderig en de vegetatie verandert. Het bos bestaat nu uit beuken, berken en dennen, ertussen groeien grassoorten en heide. Steil gaat het naar beneden in de vallei van de Wälzebach. We lopen door een weide en steken de B485, een verkeersweg, over. Op de volgende heuvel komen we kunstwerken tegen, verspreid in het bos. We verlaten de brede grindweg voor een ruig veenachtig pad met hoge varens. Één van die kunstwerken is een 3 meter hoge grote houten letter R, met luiken waarin door vocht aangetaste boeken steken. Even verder staat een op een zetel gelijkend groot rotsblok met daarachter een horizontaal geplaatste boomstam. Mensen zetten zich op de Sorgenstuhl en laten hun op briefjes geschreven zorgen achter onder stenen op de boomstam. Aan de bosrand liggen de Hoogwald Klinieken van Bad Zwesten. Door het kuurpark bereiken we het centrum.
Hoog, hoger, hoogst
De volgende ochtend wandelen we over de velden naar Oberurff-Schiffelborn met in onze rug het silhouet van Bad Zwesten. De Kellerwaldsteig gaat linksaf een graspad naar beneden. Maar wij lopen de klinkerweg verder naar boven, naar de toren van de ruïne Löwenstein voor een verreikend uitzicht. Op het terrein kan je iets drinken in een Jausenstation. Na een valleitje waar we rond een vijver draaien beginnen we aan de klim naar de Wüstengarten. De eerste vier kilometer overwinnen we daarbij over brede boswegen 350 hoogtemeter. Op de heuveltop Hunsrück loopt een pad over de heuvelkam naar de Wüstengarden, met 675 m het hoogste punt in het Kellerwald. De kam deed vroeger dienst als grens want om de haverklap kom je oude grensstenen tegen. Op de top staat een 26 m hoge houten uitzichttoren. De beklimming ervan is bekijvend en dat is niets voor de bek van Sonja die zich op een rustbank legt te zonnen. Zo een houten constructie is uiterst windgevoelig en een licht briesje maakt de toren al aan het wankelen en de adrenaline in je lichaam stijgen. Op het uitzichtplatform krijg ik een spetterende beloning, een 360° panorama zo ver als de horizon reikt. De Wüstengarten is een geliefd wandeldoel, dat merken we als nog enkele andere wandelaars uit verschillende richtingen toestromen. We dalen over een graspad tussen hopen stenen, resten van een Germaanse ringwal, verder over de kam. Een hoopje rotsen met een groot uitstekend blok noemt Muizenval. Even verder loopt een paadje naar rechts, naar een volgende rotsformatie. Enkele rotsstenen naar boven klauterend staan we bij een bergkruis op een uitstekende rots hoog boven de vallei, de Exhelmererstein. Aan het kruis hangt een metalen kastje met daarin een logboek. Een bredere bosweg loopt nu alsmaar naar beneden tot aan de bosrand. Deze volgen we een tijdje en dalen dan naar het dorpje Densberg in de vallei van de Gilsa, onze eindbestemming. Vanuit Densberg rijdt enkele keren per dag een bus naar Bad Zwesten. Een andere terugkeermogelijkheid biedt zich aan in Jesberg. Daarvoor volg je 3 km de Kellerwaldsteig tot aan de Helenenbron in de buurt van de kop van de Hundskopf. Een aflooproute van 4 km loopt op de kam naar een recreatiegebiedje met camping in Jesberg. Het centrum ligt 1 km verder en biedt meerdere busverbindingen naar Bad Zwesten.
Dwars door het nationale park over de Quernstweg
Een mooie halve dagwandeling om kennis te maken met het leven in de het nationale park Kellerwald-Edersee is de Quernstweg die van zuid naar noord het woud kruist. De eigenaar van het Waldhotel Wiesemann zet ons af bij de Kellerwaldklok aan de bosrand ten noorden van Frankenau. Dit bezoekerscentrum informeert op interactieve wijze over de fauna en flora in het nationale park. Onder begeleiding van twee Rangers wandelen we over het woudhistorisch leerpad omhoog naar een grasvlakte met daarop de Quernstkerk die volledig opgebouwd is uit materialen uit het woud. Een oriëntatietafel geeft uitleg over de heuvels aan de horizon. Onderweg verhalen infoborden, reproducties van een kolenmeier, een wolfskuil en andere attributen de geschiedenis van het woud. We blijven langzaam klimmen naar het Frankenauer Tor, een kruispunt van boswegen bij de Ahornkopf. Erachter ligt de Traddelkopf, met 626 m de hoogste berg in het nationale park. Aan het volgende kruispunt, de Elisabether Platz, staat de Bathildshütte, een oud jachthuis van de Waldecker vorsten. De Quernstweg loopt verder rechtdoor over de kam maar wij volgen links de bosweg in het parallelliggende Bänfetal. Door de vallei die dient als rustplaats voor de wouddieren loopt bewust geen bewegwijzerde wandeling. We ontdekken sporen van herten en wroetplaatsen van everzwijnen. De maggie-achtige kruidengeur vertelt ons dat de everzwijnen in de buurt zijn. Bij de monding van de Bänfe-beek in de Edersee steken we de berg over naar Bringhausen. Het schip vaart ons over naar Waldeck Strandbad.
Waldhotel Wiesemann: Wandelen op de Kellerwald- en Urwaldsteig: 2 nachten = 160; 3 nachten = 240; 5 nachten = 375; 7 nachten = 460; inclusief ontbijt, lunchpakket, 3-gangen menu, transfer naar startpunt en afhaling eindpunt, wandelkaart, zwembad, één rug en nek massage,
Hotel-Restaurant Werbetal: 3 dagen wandelen op de Urwaldsteig: 3 nachten in HP incl. toegang saunalandschap vanaf 175; arrangementen voor Kellerwaldsteig op aanvraag
Landhotel Kern: Wandelen in het natuur- en nationale park Kellerwald-Edersee: 3 N of 6 N in VP (= lus 99 km in 5 etappes op Kellerwaldsteig ten zuiden van Edersee); prijs afhankelijk van aantal deelnemers, transfer niet inclusief = 39 of 66
Bodental en Bärental, toegangswegen naar de Hochstuhl
De Hochstuhl-groep is de belangrijkste toeristische berggroep in de Westketen
van de 120 km lange bergketen der Karawanken die de grens vormt tussen
Oostenrijk en Italië/Slovenië. Ze bezit met de Hochstuhl (2237 m, in het
Sloveens: Stol) en de Vertacha 2181 m de hoogste bergen der Karawanken. Het ruwe
en wild in de hoogte schietende kalkgebergte staat garant voor attractieve
bergtochten.
Sprookjesvalleien tussen giganten
Oostenrijk telt tien langeafstandspaden, genummerd van 01 tot 10. De
Karawankenwanderweg 603 behoort tot de Südalpenweg 03 en is 260 km lang
inclusief enkele kleine varianten. Het pad begint in Lavamünd aan de Sloveense
grens en is van west naar oost in elf etappes te bewandelen, einde aan de
Italiaanse grens. Aan Sloveense kant van de Hochstuhl passeert de transversale
Alpenweg "Via Alpina", een 800 km lange wandelroute tussen Maribor en Koper
nabij Triest. Buiten deze grote routes tref je ook nog genummerde nationale
wandelpaden aan en in het Bodental rijgen genummerde kortere wandelpaden de
mooiste plekjes aan elkaar. Het Hochstuhl-gebied strekt zich uit van de
Bärensattel (1681 m) tot de Loiblpaß (1365 m) en wordt in tegenstelling tot de
rest van de Karawankenkam in het zuiden en noorden geflankeerd door
parallellopende bergketens. In het noorden is dit deze van de Sinaghergupf -
Singerberg en in het zuiden op Sloveense zijde de Begunscica. De bergwereld van
de Hochstuhl is een paradijs voor wandelaars en bergbeklimmers. Het wilde
hooggebergtekarakter der kalkalpen komt hier volledig tot zijn recht. De
hoofdketen telt elf toppen boven de 2000 m en bezit zeven berghutten waarvan zes
op Sloveense bodem en één op Oostenrijkse. Het Draudal tussen Rosegg in het
westen en Gallizien in het oosten noemt het "Rosental". Dit ligt geklemd tussen
de noordwand der ruwe Karawanken en de zachte heuvelrug van de Sattnitz-keten.
Op het Obere Rosental komen twee valleien uit het zuiden toe: het Bärental en
het Bodental. Twee romantische wilde valleien die de noordelijke keten
doorklieven richting Hochstuhl. Het zicht aan de voet van de bergketen is er
eentje van vlak achter elkaar geplaatste steile pieken. Beklemmend, op elkaar
plakkend, uit het niets haast 2000 m recht omhoog rijzend ... moeten we daar
naar boven?
Tscheppakloof, Märchenwiese en Ogrisalm
Deze kloof in het Loibldal is een kaskraker. Net buiten het dorpje Unterloibl
is de ingang. De wandelweg nr. 653 door deze kloof maakt deel uit van de
Hemma-pelgrimsroute die vanuit Sveta Ana (Slovenië) via de Loiblpas
(grensovergang) Karintië binnentrekt met als einddoel de basiliek in Gurk.
Zevenentwintig jaar terug bewandelde ik als tiener de eerste maal dit
natuurfenomeen. Over smalle houten balustraden verankerd op duizelingwekkende
hoogte tegen de loodrechte rotswand, via een ijzeren ladder en een niet
ongevaarlijke passage over in de rots uitgehouwen trapgaten en enkel een
staalkabel als steun geraakte je aan het einde. Nu is de kloof nog steeds
indrukwekkend, maar de avontuurlijke passages waar de adrenaline zweetdruppels
op het voorhoofd tevoorschijn toverde zijn niet meer. De kloof is naar
massatoerismenormen toegankelijk gemaakt voor groot en klein. De vervaarlijke
doorgangen zijn extraveilig gemaakt. De open ijzeren ladder van rots naar rots
met beangstigend dieptezicht tussen de sproten op het vijftig meter dieper
kolkende water is nog, maar waar eens de staptrapjes waren staat nu een
indrukwekkende toren. De oude brug bij de Tschauko-waterval is vervangen door
een moderne ijzeren hangbrug, de Duivelsbrug. Binnen kom we de kloof langs de
oever van de Loibl-beek bij het gouden bronnetje, maar al snel winnen wij hoogte
en zakt het water letterlijk onder ons weg. Na de kloof gaat het naar Gatshof
Sereinig, uitgangspunt voor een tocht naar de "Märchenwiese", een
sprookjesachtige alm. Hier en ook op meerdere plaatsen in het Bodental en bij
het gasthof "Deutscher Peter" in het Loibldal rijden bussen terug naar de
parking van de Tscheppakloof. Ben je met de auto dan kun je met wat geluk hem
hogerop ook nog kwijt bij het gasthof Bodenbauwer, waar enkele parkeerplaatsen
zijn. De wandeling door de wildromantische Tscheppakloof tot aan Gatshof
Bodenbauer in het Bodental neemt zonder al te veel drentelen drie uur in beslag.
Hiervoor neem je bij de Tschaukofall (waterval) de wandelweg nr. 662 door de
Bodenbach-vallei naar gasthof Sereinig of wandel je verder over wandelweg nr.
653 langs de Loiblbach naar het gasthof "Der Deutscher Peter". Daar stoot je op
de Karawankenwanderweg nr. 603 die door het Bodental voorbij aan gasthof
Sereinig richting Hochstuhl-groep trekt. Wij zullen dit
Langeafstands-Karawankenpad gebruiken bij onze terugkeer en kiezen bij het
gasthof Sereinig voor wandelweg nr. 662 voorbij aan het gasthof Bodenbauer.
Zonder veel erg ben je al 400 m geklommen en in vals plat bereik je over een
brede landweg de "Märchenwiese". De sprookjesweide, een sappige groene alm,
inclusief koeien met bellen, is omgeven door hoge dennen met doorkijk op de
geweldige grijze noordflank van de Vertatscha. Een mooiere picknickplek is
moeilijk indenkbaar. Door een beukenbos klim je nu in westelijke richting naar
de Ogrisalm. Nog zo een bloemenrijke alm die niet onderdoet voor zijn grote
broer van daarnet. Ditmaal met private hut waar je op een bankje lekker kunt
genieten van het uitzicht op de ruige bergwereld met de loodrechte noordwand van
de Kosiak. Vanaf nu gaat het steil terug naar beneden over de
Karawankenwanderweg nr. 603 naar de boerderij Ogrisbauer, vanwaar het lokale
wandelpad nr. 10 door een bosstrook boven de groene weiden je eventueel terug
brengt naar de Bodenbauer (parking) ... of vanwaar een wegje naar het gasthof
Sereinig leidt. Goed voor twee uur wandelgenot en samen met de Tscheppakloof een
aanrader voor een dagtocht van 5 tot 6 uren die geschikt is voor de ganse
familie.
Stinzesteig, overgang naar het hooggebergte
Op onze klim van de "Märchenwiese" naar de "Ogrisalm" nemen we links het
wandelpad nr. 603 richting Vertatcha en Klagenfurter Hütte waardoor we de
Ogrisalm voor later behouden. Al snel verlaten we het beukenbos en krijgen links
vrij zicht op de Weiße Wand, een witte rotswand onder de bergspits Rjauca . Voor
ons de enorme bergwand van Zelenica (2026 m), Pauc (2024 m), Vertatcha (2181 m)
en Bielschitza (1969 m) waarvan de kam de grens met Slovenië vormt. De
alleenstaande noorderwand rechts van ons is die van de Kosiak (Geißberg 2024 m).
Het bergkruis er bovenop is ons piekpunt voor vandaag. Waar de vorige wandeling
het label gemakkelijk meekreeg, is het nu tijd voor het serieuzere werk. We
lopen in de kale bergflank naar een rotspartij voor ons, de Stinzesteig. Op
eerste zicht onoverkomelijk mits bergbeklimmerervaring, maar hoe dichter hoe
minder beklijvend de rotswand eruitziet. Een staalkabel beveiligt de
uiteindelijk vrij gemakkelijke klim. Uiteindelijk steken we de kam over door een
rotsopening met prachtig zicht op de Vertatcha, achter ons een dieptezicht in
het mooie Bodental. We genieten van dit enige panorama en verwoorden onze
bewondering in het gastenboek. We dalen even in een keteldalletje met manshoge
lariksen om daarna de met bomen begroeide "Matschacher Sattel" over te steken.
De daarop volgende hoogtevallei leidt in dertig minuten naar de Klagenfurter
Hütte. Wij nemen hier weliswaar het pad 666 naar rechts en beklimmen de steile
alm aan de zuidzijde van de Kosiak (Geißberg 2024 m). Deze vlakt uit richting
top met bergkruis waar we opnieuw het gastenboek invullen. Naar het noordoosten
toe genieten we van een ongelooflijk dieptezicht in het Bärental en de
noordelijke bergketen van de Sinacher Gupf en Singelberg, in het zuiden de
grijze stenen kam van Bielschitza (1969 m), Klagenfurter Spitze (2103 m),
Hochstuhl (2237 m) en Weinasch (2104 m) die gelijk de Oostenrijks-Sloveense
grens voorstelt. In serpentines dalen we langs de andere zijde van de alm af
naar de Klagenfurter Hütte (1664 m). De hut is sprookjesachtig gelegen op
sappige groene weiden van de Matschacher alm, omsloten door schrale rotswanden.
De hut is uitgangspunt voor menige bergtocht en een der geliefdste
uitstapplaatsen in de Karawanken. De hut bezit twee gastenkamers voor telkens
vijftig personen en een heerlijk panoramaterras waar de eigenaar lokale
gerechten, bieren en "Schnäpse" serveert. Slapen kan in mooie massief houten
kamers van twee tot zes personen of op zalen van negen en elf personen. Bij
koudere nachten kan je terecht in twee winterlagers met acht bedden. Vanaf de
parkeerplaats in het Bärental is deze hut in 1,5 uur te voet over een met
steenslag verharde toeleveringsweg te bereiken. Vanuit het Bodental over de
"Stinze" zoals wij dat deden in 2 uur, voor de beklimming van de Kosiak tel je
er nog een uur bij. Een aan te raden tocht is over voorheen vernoemde weg in het
Bärental naar beneden te wandelen naar de Stou Hütte (960 m). Hier klimmen we
terug naar de Sloveense grens, met name de "Bärensattel" (1703 m) en steken deze
over. Loop je hier naar beneden kom je bij de berghut "dom Pristava". Net achter
het zadel kruist de Transversale route "Via Alpina" dit pad. De beschildering
van dit transversale pad gebeurd door een rode cirkel met witte stip en het
cijfer "1". Naar links hierop, onder de bergkam en de Weinash-top (2104 m)
voorbij gaat het richting Hochstuhl (2237 m). Net daaronder ligt de berghut
Presernova Koca, een mogelijke etappeplaats die je na circa zeven uur stappen
bereikt. Over de Klagenfurter Spitze (2103 m) en de Bielschitza (1969 m) is het
nog eens twee uren stappen naar de Klagenfurter Hütte. Dit is een
hooggebergtewandeling van de zuiverste aard waarbij trapzekerheid vereist en
hoogtevrees niet op zijn plaats is. Tussen de Klagenfurter Spitze en de
Bielschitza loopt de Via Alpina onder de Vetatcha (2181 m) door naar de berghut
"dom na Zelenici". Vanaf hier kun je afdalen naar de ingang van de Loibltunnel
(Sloveense zijde) met de kerk van Sveta Ana, uitgangspunt van de Hemma
pelgrimsroute over de Loiblpas in het Loibldal en via de "Tscheppaschlucht"
richting noorden naar Gurk. Voor liefhebbers is de Hochstuhl vanaf de
Klagenfurter Hütte ook te beklimmen via de gloednieuwe via ferrata op wandelpad
nr. 664 in 2,5 uur. Terugkeren in het Bodental doen wij opnieuw via de
Stinzesteig, maar nu wandelen we rechtdoor over de Ogrisalm. Spectaculaire
impressies hielden we over aan deze tocht, een aanrader voor liefhebbers van de
ruwere bergwereld.
Steekkaart
SITUERING: Karintië op de Oostenrijks-Sloveense grens ten zuiden van
Klagenfurt ROUTE: KARAWANKENWANDERWEG: Etappe 1: Lavamund -
Bleiburg, 17 km, +768 m, -636 m Etappe 2: Bleiburg - GH Riepl, 21 km, +1730
m, -987 m Etappe 3: GH Riepl - Eisenkapeller Hütte, 21 km, +1134 m, -710
m Etappe 4: Eisenkapeller Hütte - Koschutahaus, 18 km, -1050 m Etappe 5:
Koschutahaus - Waidisch, 16 km, +715 m, -1450 m Etappe 6: Waidisch - GH
Sering Bodental, 16 km, +1710 m, -1560 m Etappe 7: GH Sering Bodental,
Klagenfurter Hütte, 7 km, +734 m, -80 m Etappe 8: Klagenfurter Hütte - Maria
Elend, 18 km, +210 m, -1367 m Etappe 9: Maria Elend - Bertahütte, 24 km,
+1950 m, -890m Etappe 10: Bertahütte - Wurzenpaß, 22 km, +410 m, -1904
m Etappe 11: Wurzenpaß - Thörl-Maglern, 16 km, +480 m, -910 m KORT
WANDELVOORSTEL in de Hochstuhl-keten met twee overnachtingen in de
berghutten de Klagenfurter Hütte en/of Presernova Koca (Slovenië) Dag 1:
Tscheppa Schlucht (650 m) - Bodental (1010 m) - Märchewiese - Stinzesteig (1650
m) - Kosiak (Geißberg, 2024 m) - Klagenfurter Hütte (1664 m) (wandelpaden 653 -
603 - 662 - 603 - 666 = 7 uur) Dag 2: Klagenfurter Hütte (1664 m) - Bärental
(960 m) - Bärensattel (1703 m) - Via Alpina aan Sloveense zijde - berghut
Presernova Koca (2174 m) of verder naar Klagenfurter Hütte (1664 m) (wandelpaden
603 - 672/603A - Via Alpina - = 5,5 uur + 665 tot Klagenfurter Hütte = 7
uur) Dag 3: Presernova Koca (2174 m) - Hochstuhl (2231 m) - Klagenfurter
Hütte (1664 m) (etappe 7 van de Karawankenwaderweg) - Bodental (1010 m)
(wandelpaden 665 en 603 = 2,5 uur, eventueel 662 tot in het Loibl-dal = +1,5
uur, vanaf berghut Presernova Koca nog eens + 1,5 uur) Terug kan ook in een
dagtocht via de Loiblpas en de Hemma-Pelgrimsweg (zie
tekst) BEWEGWIJZERING: Rood-wit-rode strepen (Oostenrijkse vlag) met
nummer, rode cirkel met witte stip en nr.1 op de Via Alpina aan Sloveense
zijde. AARD VAN DE ROUTE: Ruw hooggebergte en groene almen, je wandelt
zowel in hoogtevalleien als op de bergkam VERVOER: MET DE
AUTO: E40 naar Aken - A4 tot Kerpen - A61 naar Manheim - A6 naar Heilbronn -
A6 naar Nurnberg - A9 naar München - A8 naar Salzburg - A10 naar Villach - A2
naar Klagenfurt - afrit Klagenfurt-West, volg dan Loiblpas/Slovenië MET DE
TREIN: Brussel - Keulen - München - Klagenfurt MET HET VLIEGTUIG:
Goedkope vluchten zijn te bekomen bij Ryan Air vanuit Charleroi en HLX vanuit
Keulen/Bonn www.hlx.kaernten.at; www.hlx.com; www.ryanair.com/site/NL LOGIES: Gasthof
Sereinig, Bodental 40, A-9163 Unterbergen, tel: +43 4227 63 00, sereinig@gmx.at, www.gasthof-sereinig.com Gasthof
Bodenbauer, Bodental 125, A-9163 Unterbergen, tel: +43 4227 63 28 Der
"Deutsche Peter", Loibltal 4, A-9163 Unterbergen, tel: +43 4227 62 20 0, Email:
gasthof@deutscher-peter.at, www.deutscher-peter.at Berggasthof
Lausegger, Bodental 182, A-9163 Unterbergen, tel: +43 4227 62 60, fax: +43 4227
62 60 60, lausegger.andreas@aon.at, www.lausegger.at Berghutten: Klagenfurter
Hütte, Heinz Schüttelkopf, Schlatten 45, A-9183 Rosenbach, tel: +43 4253 85 56,
GSM: +43 664 220 2929, schuette1@utanet.at, www.klagenfurterhuette.at Presernova koca, GSM: +386 50 61 13 66 Jeugdherbergen: Klagenfurt,
Velden KAARTEN: Freytag &|Berndt Wander-, Rad- und Schitourenkarte
Carnica Region - Rosental - Klagenfurt 1:40000 GIDSEN:
Vrijetijdsgidsje Freytag &|Berndt meegeleverd bij
wandelkaart Alpenvereinsführer van Hans M. Tuchar: Karawanken, uitgeverij
Bergverlag Rudolf Rother-München Naturparadies Karawanken/Steiner Alpen van
Ingrid Pilz, uitgeverij Styria BROCHURES: Bodental Poden uitgegeven
door Carnica Region Rosental, Sponheimer Platz 1, A-9170 Ferlach, tel: +43 4227
51 19, info@carnica-rosental.at,
www.carnica-rosental.at INFO-ADRESSEN:
www.bodental.at, www.carnica-rosental.at, www.hemmapilgerweg.com INTERNET:
www.bodental.at: onder "Sommer" vind je
wandelvoorstellen met hoogtes, moeilijkheidsgraad en wandeltijd
Wandelen in het Nationale park Nockberge, de Karintische
familiebergen
Groene eilanden in een reusachtige stenen zee, zacht glooiende bergen, de
"Nocke", opgebouwd uit kristalgesteente, gaven het oudste berglandschap in
Karintië zijn naam. Wandelen in de Nocky mountains onder het toezicht van de
rangers, nauw in het oog gehouden door de schuwe "Murmeldieren". "Heimat-bergen"
geliefd bij de plaatselijke bevolking, waar ligt hun aantrekkingskracht?
Het Nationale park Nockberge
De Nockberge in het noorden van Karintië tellen tot de interessantste
middelgebergtes in Europa. Een Himalaya expeditieleider verklaarde eens dat er
twee specifieke bergketens op de aarde zijn, de Himalaya en de Nockberge. In
tegenstelling tot de ruige hooggebergtes zoals in het westen de Hoge Tauern, in
de het oosten de Lage Tauern, De Karawanken en Karnischen Alpen in het zuiden
bestaan de Nockberge uit zacht glooiende bergen. Het 184,3 grote nationale park
strekt zich uit tussen het Liesertal in het westen, Bad Kleinkirchheim in het
zuiden, Innerkrems in het noorden en de gemeente Ebene Reichenau in het oosten.
De grenzen van het nationale park liggen grotendeels tegen de onderste boomgrens
waardoor de woonkernen erbuiten vallen. Geologisch bestaan de Nockberge uit het
oergesteente van Gurktaler Alpen en zijn dus ouder dan de aangrenzende
bergketens. 30 miljoen jaar geleden vormden zich hier uit modder en zond, diep
in de aardbodem, onder hoge druk en hoge temperaturen kristalgesteenten
waaronder kwarts. Een geologische bijzonderheid is een drie kilometer brede
breuk van kalk- en dolomietgesteente die van noord naar zuid dwars door het
nationale park trekt. Deze is gevormd door kalkhoudende erosie van het oermeer
zo een 230 miljoen jaar geleden. De Zunderwand, een kilometerslange uit de aarde
rijzende rotswand, illustreert dit ten volle. Na de in gebruik name van de 34 km
lange Nockalmstraße in 1979 was eerst gedacht een groot skicircus met meerdere
skidorpen, skipistes, kabelbanen en tennisplaatsen te creëren. Op grond van
protesten van de Karintische bevolking, gevolg door een opiniepeiling ketste dit
voornemen af. Een project als natuurgebied kreeg in 1980 de volledige steun en
in 1987 was het nationale park Nockberge een feit.
Luxevakantie in wandelparadijs
Uitgangspunt voor onze driedaagse Nockberge wandelvakantie is Sankt Oswald
aan de zuidzijde van het nationale park, in een noordelijke vallei van het
luchtkuuroord en skicentrum Bad Kleinkirchheim. Het einde van deze vallei is het
ideale vertrekpunt voor wandelingen in de kern van de Nockberge over de hoogste
nokken van het ene bergkruis naar het andere. In de herfst van 2005 kreeg het
nationale park een spiksplinternieuwe, door de EU geïnitieerde,
wandelbewegwijzering. Een eenduidige beschildering die zal gelden voor geheel
Europa, bijgestaan door gele opvallende pijlwegwijzers met daarop het nummer van
het wandelpad, de bestemming en de wandelduur. Een luxe wandelstreek verdient
een luxe verblijf en wij kiezen voor een buitensporige kortvakantie in het
prestigieuze hotel St-Oswald. Inclusief zijn een uitgebreid ontbijtbuffet, een
koffietafel in de namiddag waarop wij door onze geplande wandeltochten verzaken
en een zevengangen menu met keuze uit enkele gerechten per gang en inbegrip van
saladebar en kaastafel. De maaltijden krijgen de ene avond opluistering door
live jazzmuziek en de andere door een operettekoppel. Zwembad, sauna, Turks
stoombad, bubbelbad, fitnes onder begeleiding, gezondheidsthee staan kosteloos
ter beschikking. Dit alles draagt natuurlijk zijn prijskaartje, maar enkele
dagen buitensporige luxe na een avontuurlijke, maar charmante trektocht in
Slovenië doet deugt. Wij maken niet snel reclame maar bezit je de middelen dan
is dit hotel, geleid onder de alom geroemde Oostenrijkse familiale
gemoedelijkheid, meer dan een aanrader. Natuurlijk zijn logement in
budgetvriendelijke "zimmer frei" formule, overnachten in een berghut in de
vallei, een regelrechte huttentocht met overnachting in hoger gelegen berghutten
of een gratis overnachting in de hooischuur van de Erlacher Bockhütte andere
opties. Een tip van een totaal andere aard is de KärntnenCard. Een soort
betaalkaart te verkrijgen aan 32,00 en geldig voor twee weken. Deze verschaft
toegang tot bijna alle Karintische bezienswaardigheden, musea, kabelbanen en
geeft aanzienlijke kortingen op het openbaar vervoer (tot 45%). Ook op de
Nockbergebus die een verbinding verzorgt tussen Bad Kleinkirchheim of andere
plaatsen aan de rand van het nationale park en de halteplaatsen bij hutten op de
panoramaweg Nockalmstrasse. Als je weet dat de kabelbanen 15,00 per persoon
per enkele rit kosten en de toegang voor gemotoriseerde voertuigen tot de
Nockalmstrasse 13,50 voor auto's bedraagt, dan is de keuze snel
gemaakt.
Eeuwenoude kuurbadhut
Op onze driedaags wandelverblijf kiezen wij natuurlijk voor de mooiste
wandelingen naar de hoogste bergtoppen van het nationale park Nockberge. Voor
onze eerste wandeling rijden wij naar het Karlbad (1693 m) op de Nockalmstrasse.
Je kunt hier vanuit Bad Kleinkirchheim met de bus naartoe en wie tegen de eerste
klim opziet, kan eveneens op de parking (2049 m) bij de Eisentalhöhe uitstappen.
Het Karlbad is een eeuwenoude kuurhut. In de schuur staan een twaalftal houten
troggen gevuld met heilzaam water uit de onder de hut ontspringende bron.
Gekapte stenen worden in een oven verhit tot 800° C en dan in de badkuipen
geworpen. Wanneer het water een temperatuur bezit van circa 40° C kruipen de
gasten voor een uur in het zweetbad. Bij afkoeling zorgt een extra steentje
opnieuw voor verhitting. Op wandelweg 122 over en langs een bergbeek klimmen wij
naar de Friessenhalssee op de Friessenhalshöhe. Van links komt het pad over de
Eisentalhöhe. Het is nog vroeg en de laaghangende wolken maken dat ons zicht
zich beperkt tot de oever van het meer. We klimmen nu over wandelweg 125 verder
naar de Großer Königstuhl (2336 m) die normaler wijze een prachtig panorama
biedt. Vanaf dit drielandenpunt blijft ons het voorspelde uniek zicht op de
Karintische,de Salzburgse en de Steiermarkse bergwereld onthouden. Vandaag
krijgen we enkel het bergkruis verhult in de mist te zien, wat wij dan ook
vermelden in het logboek. Eerst dalen wij nog langzaam naar de onbeduidende
Karlnock om dan via wandelweg 117 terug naar het Karlbad te keren. Bij de
afdaling trekken de wolken omhoog en krijgen we toch nog heerlijke panorama's.
Ook de Königstuhl (2336 m) geeft zijn top vrij, jammer wij waren enkele uurtjes
te vroeg. We nemen plaats op het terras van het Karlsbad en bestellen een
Brettlejause met locale vlees en kaasspecialiteiten. De uitbater speelt op zijn
accordeon een jodeldeuntje.
Wonderbaarlijke bergwereld
De tweede wandeling is wat later zal blijken eentje zonder weerga, de crème
de la crème. Tot de kabelbaan, Nationalparkbahn Brunnach, is het vanuit ons
hotel veertig minuten wandelen. De cabine brengt ons tot op 1902 m. Over de
bergrug Brunnacherhöhe met aan weerszijde diepe valleien wandelen we richting
Klamnock 2226 m die zich voor ons verheft. Links aan de andere zijde van het dal
liggen de Großer Rosennock (2440 m), de Kleiner Rosennock (2361 m) en de
Predigerstuhl (2170 m). Er staat een hevige wind bij een temperatuur van 9° C.
We zijn nog niet halverwege augustus en degelijke wandelkledij met inbegrip van
een winddichte jas is nu al op zijn plaats. We wilden de Rosennock beklimmen
maar door de koude bitsige wind stellen we die tocht uit tot morgen en kiezen
voor de Malnock 2226 m, de Klomnock (2331m) en de Steinnock. (2197 m). Bij de
beklimming van de Malnock verhult deze zich, net als de Großer Königstuhl
gisteren, in de wolken. Ook hier staan we aan het bergkruis zonder uitzicht.
Over de nok of kam kunnen wij nu door de laaghangende wolken naar de Klomnock.
Honderd meter onder de kam loopt parallel een ander wandelpad in de zuidelijke
flank. Wij besluiten daarlangs te wandelen en zijn zo gelijktijdig beschermd
tegen de alsmaar aanwakkerende wind. Het pad loopt net onder het wolkendek en de
uitzichten zijn fenomenaal. In het zuiden De Kärnische Alpen en de Karawanken,
in het westen Hoge Tauern en in het oosten de Lage Tauern, hun rotsige grijze
bergtoppen schraal boven de groene Nockberge uitstekend. Tussen de Klomnock en
de Steinnock ligt de Flache Scharte, een bergzadel waar vandaag de wind doorheen
raast. Van hieruit daalt een pad terug het dal in naar de Lärchenhutte (1670 m)
en richting Sankt Oswald (1319 m), maar wij verkiezen verder net onder de kam te
wandelen richting Steinnock (2197 m), Falkertkopfl (2197 m) en Falkert (2308 m).
De Steinnock ligt vrij, maar er loopt geen pad naar boven. Steil loop ik tegen
de grashelling naar boven, en beland op een rots waaruit ik mag afleiden dat de
Steinnock hieraan zijn naam te danken heeft. Eindelijk sta ik op een bergspits
en geniet ik in alle richtingen van de eindeloze bergwereld, jammer genoeg mis
ik hier het bergkruis en het logboek. De Falkert heeft een kenmerkende vorm en
in de bergflank lopen verschillende bergbeken naar beneden. Ook bij de
Falkertköpfl loopt een pad terug naar de Lärchenhutte in het dal, rechtdoor gaat
het op de Falkert waar eveneens de mogelijkheid bestaat in het dal af te zakken.
Het is al middag voorbij en wij besluiten de Lärchenhutte op te zoeken. Het pad
loopt langs een bergbeek naar beneden. Aan de zwaar houten terrastafels van de
Lärchenhütte doen we ons opnieuw tegoed aan een Brettlejause. Eentje want we
hebben gemerkt dat drie goede eters nodig zijn om zo een met vlees- en kaaswaren
gevulde houten plank te verorberen. Het is een lachwekkend zicht de waard iedere
keer van de nieuwe hut naar de oude zien te rennen om terug te keren met halve
liters bier, omdat voorlopig daar de frigo's nog staan. We zoeken opnieuw, de
door het overtollige regenwater van de voorbije nachten, ruige beek op en dalen
zo naar St. Oswald. We komen de hoteleigenares met dochter en zoon tegen, ook
zij trekken in hun weinige vrije uurtjes nog even de bergen in voor een
gemoedelijke wandeling en tijd voor een vlotte babbel kan er ook nog van af.
Alpenmarmotten, hooizolder en koevlaaien
We wandelen opnieuw naar de kabelbaan Brunnach, Even nadat we gisteren boven
kwamen, lag de kabelbaan stil vanwege de hevige wind. In het naar boven gaan
vandaag krijgen we enkele windstoten te verduren en de cabine waggelt
vervaarlijk. Ook nu staat op de kam van de Brunnacherhöhe een forse wind,
gelukkig verlaten we deze al snel door op de brede wandelweg te blijven die ook
bewegwijzerd staat als Nordick Walking route. De Oswalter Bockhütte ligt er zo
vroeg in de morgen nog rustig bij, maar ook het weer zal zijn rol hierbij
spelen. Het wolkendek ziet er niet bepaald vriendelijk uit. Langs de bron hangen
enkele wastobben, vast en zeker om naderhand flessen drank in te koelen. Even
rijst twijfel, twee paden verwijderen zich van de hut, maar na enkele passen
bergop herenigen zich deze opnieuw. Het onderste pad liep naar de bij de hut nog
verstoken pijlwegwijzers, het bovenste snijdt de hoek af. We volgen nu wandelweg
122, die ook als route 14 vermeld staat op de wegwijzers. Verkeerd lopen is uit
den boze, de Oostenrijkse vlag is overal vers op rotsen aangebracht en de
bewegwijzering is overduidelijk, zoals al vermeld, super de luxe. We stijgen
door een drassige vallei die alsmaar meer de vorm van een oerlandschap aanneemt
naar de Oswalder-Bock-Sattel (1956 m). Wij zagen ze al meer, maar dit is
klaarblijkelijk één van de plekken die de "Murmeldieren" of beter de Alpenmarmot
uitkoos zich als favoriete verblijfplaats. Geschud door de wind in de komvormige
bergvallei ontdekken wij talrijke burchten met pijpen. Stevig handwerk van die
beestjes in die rotssteen. Ik verschiet me vast een aap wanneer er plots een
schelle sirene weerklinkt, net het sein om aan te geven om een rots op te
blazen. Al snel begrijp ik dat dit de alarmkreet van een Alpenmarmot was die
zeer kortbij zat. Deze dieren hebben twee gevarensignalen: deze fluitsirene die
een waarschuwing voor nakend gevaar aangeeft en een enkel hels fluitsignaal dat
onmiddellijk gevaar betekent en waarop alle Alpenmarmotten hun pijp inschieten.
Dit kan duiden op een steenarend, aartsvijand nummer één waarbij zeker niet te
talmen valt We gaan niet over het zadel maar gaan links de rotsige helling naar
boven. De wandelweg 122 loopt hier aan de andere kant van de bergpas naar
beneden, naar de Wolitzenhütte en het bergwoudmuseum aan de Nockalmstrasse die
als een kronkelende slang door het landschap trekt. Na wat klauterwerk staan we
bij twee hoogmeertjes, de Ffannockseen. Ik begin die Oostenrijkse
expeditieleider in de Himalaya te begrijpen over zijn bewondering voor dit
oergebergte, ook al ontbreken hier de puntige rotsspitsen, dit landschap bezit
iets magisch, een onvoorstelbare aantrekkingskracht. Nu wij het toch over
puntspitsen hebben, de Pfannock voor ons is misschien wel de spitste Nock van
allemaal. We klimmen naar de kam boven de meertjes en zien tot onze ontsteltenis
dreigende wolken bezit nemen van de top. Te laat, ik haast mij naar het andere
einde van de vrij korte kam waar een kastje met logboek staat, maar wanneer ik
mijn foto schiet, hebben de eerste wolkensluiers mij al ingehaald. Wij zetten de
terugtocht aan naar de meertjes en nemen het pad naar de Erlacher Bockhütte
(1930 m). Opnieuw een Bretlljause met spek, hertenworst en ander lekkers. De hut
heeft slechts één slaapkamer voor vier personen, maar origineler en romantischer
is misschien een gratis nacht op de hooizolder in je slaapzak. Wandelweg 171
leidt ons via enkele door staalkabel beveiligde passages onder aan de Zunderwand
voorbij. Dit is de meest opvallende rotsformatie opgeworpen uit de drie
kilometer brede kalkbreuklijn die van noord naar zuid door de harde kristalbodem
van de Nockberge trekt. Boven op de wand prijkt het kruis van de Predigerstuhl
(2170 m). Wandeling 13 vormt een lus vanuit de Erlacher Bockhütte langs beneden
en bovenop de Zunderwand voorbij het kruis van de Predigerstuhl. Bij de
splitsing klimmen wij doch verder door de vallei over enkele dikke rotsblokken
naar de Naßbodensee (2029 m). Dit is weer zo een plek om even te vertoeven.
Eerst een bron met een beekje dat over en tussen kristalrotsen kabbelt op de
mosgroene alm. Daarna een idyllisch meer aan de voet van de Rozennock (2440 m).
Jammer genoeg ligt ook de hoogste top in het kerngebied van de Nockberge
verscholen in de wolken. Op de eerstvolgende splitsing nemen we dan ook niet de
afslag naar rechts naar de top, maar verkiezen om rechtstreeks af te dalen in
het dal naar het Erlacherhaus (1636 m). Onderweg een ven dat precies over de
bergrand lijkt leeg te lopen, even verder een oude schapenhut en nog wat lager
enkele moeders die genieten van de ravottende kinderen op de alm. Typische
taferelen rechtstreeks uit onze heimatfilm, enkel de traditionele kledij
ontbreekt. Alhoewel in de hotels, het onze althans, is de ontvangst en bediening
nog in de originele klederdracht. Wie een standplaatsvakantie plant met
overnachting in een hut kan in het Erlacherhaus terecht. Deze met de auto
bereikbare hut in het einde van het dal ligt in de kern van de Nockberge, is
omgeven door de mooiste bergen en dus uitgangspunt van vier wandelwegen die
aansluiting geven op vele andere. Via wandelweg 162 klimmen wij langs de andere
kant terug de vallei uit, vrij steil door het bos omhoog. De wind blaast nog uit
alle hoeken en wij kiezen voor de Nockalm-rundweg of Hangroute die nr. 162
blijft dragen. Hier kan je eventueel verder naar boven naar de kabelbaan
Brunnach waardoor je twee uur uitspaart. Hangroute staat voor een pad, een
honderdtal meter onder de kam van de Brunnacherhöhe, dat letterlijk hoog boven
in de berghang ligt. Een heel andere vegetatie dan de mosgroene almen en de
kristallen rotsen. Onbegrijpelijk is dat loslopende koeien dit smalle pad
gebruiken en de vele gaten en koevlaaien maken dit tracé tot een helse
onderneming. Uiteindelijk belanden wij op een skipiste met beneden de
Schartenalm, hogerop ligt de Scharte (1745 m), de kam waar wij overheen duiken.
Duiken, want langs de andere kant gaat het in serpentines uiterst steil naar
beneden naar het dorpje St. Oswald met zijn mooie kerkje, zijn ultrasmal
kostershuisje dat deels over de kerkhofmuur leunt, zijn houten huisjes en in
zijn schaduw ons hotel. Op de Scharte kan je ook nog over de kam verderwandelen
naar de Wiesernock (1974 m) en de Priedröf (1963 m) die meer dan 1200 meter
boven de vallei uitsteekt. Met de Nockalm-kabelbaan kun je dan naar beneden, het
dalstation slechts enkele honderden meters van het hotel. Tijdens ons verblijf
was deze kabelbaan jammer genoeg buiten werking. Negen uur waren wij onderweg,
een vermoeiende maar zeer lonende dag in een uitzonderlijke omgeving onder een
immer dreigende hemel die ons gelukkig goedgezind bleef. In het saunalandschap
zoeken wij verkwikking, het zeven gangenmenu opgeluisterd met live
operettemuziek brengt ons terug op krachten. De perfecte combinatie!
Steekkaart
SITUERING: ten noorden van de Karintische meren, aan de zuidzijde van
Tauerngebergte ROUTE: bewegwijzerde wandelingen van het nationale park
Nockberge AFSTAND: wandelingen van 4 tot 9 uur (rustpauzes
inbegrepen) ETAPPE-INDELING: dag 1: wandeling Karlshütte - Königstuhl = 4
uur dag 2: wandeling Brunnacherhöhe - Mallnock - Klomnock - Steinnock (-
Falkert) = 6 uur dag 3: wandeling Brunnacherhöhe - Pfannock - Zunderwand -
Großer Rosennock = 9 uur of 7 uur door gebruik te maken van de
kabellift. AARD VAN DE WANDELING: gemakkelijke tot gemiddeld zware
bergwandelingen
LOGIES: Hotel: St. Oswald, Fam. Scheriau, A-9546 Bad Kleinkirchheim/St.
Oswald, Tel: +43 4240 591, Fax: +43 4240 591-72, reservierung@hotel-st-oswald.at, /www.hotel-st-oswald.at Berghutten: Lärchenhütte,
Mathias Steinkellner, Falkertweg 30, A 9546 St. Oswald/Bad Kleinkirchheim, Tel:
+43 4258 217 of +43 664 172 65 85, laerchenhuette@net4you.at, www.urlaubaufderalm.com/Laerchenhuette.htm, 3
tweepersoonskamers k+o 18,00 tot 20,00 / persoon; HP op
aanvraag Falkerthaus 1557m, Familie Schneeweiss, 12 bedden, Tel: +43 676 544
77 63 of +43 4240 690 Erlacherhaus 1636 m, Josef Erlacher, 30 Bedden, Tel:
+43 676 421 05 45 of +43 4246 44 60, met de auto bereikbaar Erlacher
Bockhütte 1930 m, Erich Erlacher, 1 vierpersoonskamer, gratis slapen in slaapzak
in hooi, Tel +43 4246 23 20 Karlbad 1693 m, Georg Aschbecher, 8
tweepersoonskamers, Tel: +43 4246 34 30 Wolitzenhütte 1777 m, Mittenberger
Elmar, 8 bedden Tel: +43 4240 85 85 21 Jeugdherberen: in Döbriach aan de
Millstätler See en in Feldkirchen aan de Ossiacher See, beiden op ca. 20 km van
het nationale park Nockberge KAARTEN: Wander- und Bikekarte 66,
Nationalparkregion Nockberge, Liesertal 1:50000, Wander-, Bike-, Langlauf und
Skitourenkarte 063, Bad kleinkirchheim, Nationalpark Nockberge 1:25000; beide
uitgegeven door Kompass, www.kompass.at, prijs 6,95 per stuk GIDSEN:
Kompass-gidsje meegeleverd bij
wandelkaarten INFO-ADRESSEN: Nationalparkverwaltung Nockberge A-9565
Ebene Reichenau 22 Telefon: 04275/665, Fax: 04275/7089 E-mail: nationalpark.no@net4you.co.at www.nationalparknockberge.at
Voor kaartjes en foto's over dit artikel kan je terecht op:
De fiets is één der zaligste manieren om door de Julische Alpen te reizen..
Ieder toerismekantoor biedt kaarten aan met ingetekende fietsroutes,
gemakkelijke familieroutes maar ook zware panoramawegen. De procentuele toename
van toeristen in het Nationaalpark Triglav in het noordwesten van Slovenië piekt
de laatste jaren het hoogst bij de Belgen. Vooral de actieve vakantiegangers
zoals bergwandelaars, fietsers, mountainbikers en liefhebbers van watersporten
als canyoning, rafting en kajak vinden hun weg hier naartoe.
Het Nationaalpark Triglav
Het Nationaalpark Triglav behoort tot de oudste van de Alpen en omvat
praktisch de gehele Julische Alpen. Reeds in 1908 is door Professor Albin Belar
een eerste aanvraag tot Nationaalpark gelanceerd en in 1924 kreeg het 1600 ha
grote Zeven-zeeën-dal het predikaat natuurpark. Pas vanaf 1961 onderging het
park verdere uitbreiding (2000 ha) tot zijn huidige vorm in 1981 (83807 ha). Het
hoogste punt is de bergtop van de Triglav (2864m) en het laagste de
Tolminka-kloof (180 m). Het park is dus genoemd naar de Triglav, wat drie koppen
betekent, en is 83807 ha groot. Het telt ongeveer 150 bergen over de 2000 m
waarvan 25 boven de 2500 m. Naar het oosten gaan deze over in de hoogvlaktes
Pokljuka en Meakla. Talrijke valleitjes snijden in het gebergte als boter. Het
karstgebergte uit poreuze kalksteen met vele grotten en diepe smalle spleten
zorgt ervoor dat het water diep in het binnenste van de bergen in grote
onderaardse kommen en schachten sijpelt. Door de opgestapelde druk komt het
water dan onder de vorm van talrijke watervallen uit de rotswanden gespoten. De
Sava en Soça zijn de belangrijkste rivieren en omsluiten het majestueuze
Triglav-gebergte. Vooral de Soča met zijn helder smaragdgroen water,
zijn vele kloven en stroomversnellingen lokt de recreatieve watertoerist. De
bergkam tussen beide rivieren vormt de waterscheiding tussen de Adriatische en
de Zwarte Zee. Tot de grote rijkdom van het Nationaalpark behoren de
gletsjerzeeën met het Bohinj-meer in het dal en de Triglav-, Kri- en Krn-meren
in het hooggebergte. Tweederde van het gebied bestaat uit bos. Aan de zijde van
de Soça ligt de boomgrens op 1600 m en is de beuk het hoogst voorkomende
exemplaar. Centraal en in het noorden ligt deze bij 1800 m en zijn dit spar,
lariks en dwergdennen. Kenmerkend voor de bergen is de grote verscheidenheid aan
bergweiden, almhutten en nederzettingen. Duizend jaar erfgoed zijn terug te
vinden in de Triglav-regio met traditionele weidelandbouw, melk- en
kaasboerderijen. Voor fauna en flora ben je hier in het gebied van steenarend,
lynx, adder, alpenmarmot en gems. De almen en de overgangszone aan de boomgrens
zijn ware plantentuinen vol wilde bloemen: distels, gele monnikskappen,
klokjesbloemen, geraniums, cyclamen, lelies, sleutelbloemen, lijmkruid,
duizendknoop, margrieten, asters, zeepkruid, guldenroede, Johanneskruid,
wildemanskruid, zonneroosjes, akeleien, gentianen, orchideeën en nog veel meer.
Vele planten zijn typisch en komen enkel in deze regio voor. Zo is er de
Triglav-roos die in feite een ganzerik is: de potentilla nitida.
Zlatorog
Triglav gaat gepaard met Zlatorog. Zlatorog is alom vertegenwoordigd aan het
meer van Bohinj. Het hotel aan het einde van het meer noemt Zlatorog, de camping
en zelfs het bier. Zlatorog, de sage uit de Julische Alpen en Bohinj, genoemd
naar "bog" - God - dat de mensen uit Bohinj "boh" noemen. Toen God de wereld
onder de mensen verdeelde, bemerkte hij een groepje bescheiden en geduldige
mensen die niet aandrongen zoals de anderen. Daarom kregen zij zijn deel, het
mooiste stukje van de aarde. In de Julische Alpen onder de Triglav richting het
meer van Bohinj lag eens een aards paradijs bewoond door de witte vrouwen die
geen indringers toelieten tot hun bergwereld. Hun kudde witte gemzen begraasden
hooggelegen bergweiden die zeer steil in het Soča-dal afhingen. De
leider was een bok met gouden hoorns. De witte vrouwen voorzagen hem van
toverkracht die hem voor alle verwondingen vrijwaarde. Op de aarde waar zijn
bloed druppelde, ontbloeide de Triglav-roos en het opeten van één enkel blad was
voldoende om volkomen te genezen. De gouden hoorn zou ook wonderen verrichten,
één splinter zou voldoende zijn om tot de door meerhoofdige slangen bewaakte
goud- en zilverschat te leiden in de berg Bogatin. Een jonge jager, de beste
schutter uit de buurt, drong het verboden paradijs binnen. Niet alleen uit
lijdensschap voor de schat maar het mooiste meisje uit het dal vroeg hem de
Triglav-roos als bewijs voor zijn liefde. De jager verwondde Zlatorog maar door
de toverkracht at deze de roos ontbloeiend uit zijn bloed, stond snel terug te
poot en stootte de jager in de afgrond. Uit woede verlieten de witte vrouwen het
paradijs en vernielde Zlatorog de mooiste almen. Wat vandaag zichtbaar is in de
kalkrotsen zijn de hoefslagen van zijn machtige poten en de groeven van zijn
hoorns.
Een goddelijke meer
Het meer van Bohinj is langs drie zijden omgeven door bijna loodrechte
bergwanden die door weerspiegeling in het meer een droomwereld scheppen. Vanaf
de toegang aan de oostzijde van het meer is het zicht op deze grote ketel dan
ook imponerend, dat vlakke wateroppervlak omsloten door immense bergwanden die
1000 m en meer langs de oevers de hemel in schieten. Een meer van 4,1 bij 1,2 km
hoofdzakelijk gevoed door de rivier Savica. De vele vaste als periodieke
nevenrivieren zorgen ervoor dat het water in het meer drie maal per jaar
volledig ververst. De gemiddelde temperatuur bedraagt 8,5° C en dat in de zomer
tot 23° opwarmt. Rond het meer loopt een wandelweg van 12 km, aan de noordzijde
loopt deze op de rand van het Nationaalpark geklemd tussen meer en bergwand. Op
de zuidelijke oever ligt deze op een hoogte langs de rijweg. Het gehucht Ukanc
met het hotel en de camping Zlatorog ligt helemaal achteraan aan het meer. Vanaf
dit hotel is het een uur wandelen naar de waterval Savica. Deze ontspringt in de
rotswand van de berg Komarča, op 836 m hoogte en valt 89 m omlaag. Je
wandelt over een houten brug van de Savica onder door aan de Prsivec (1761m)
over een schaduwrijk bospad. Onderweg staat een wandelboom met afstanden naar
Brussel, Parijs, Amsterdam en enkele andere hoofdsteden. Relatieve afstanden
want Brussel en Amsterdam liggen beiden op 900 km? Bij de parking, je kan hier
dus ook met de fiets of de auto naar boven, moet je 552 trappen beklimmen om bij
het dranghek te komen dat de toeristenmassa van de waterval scheidt. Ben je te
voet dan daal je zoals wij dit deden het best langs dezelfde weg terug naar het
meer. We kiezen dan voor het pad langs de noordoever om vrij van alle verkeer
naar Stara Fusina te wandelen aan het andere einde van het meer. Deze wandeling
langs het meer stond niet op ons programma, maar door de slechte
weersvoorspelling voor deze dag waren we verplicht onze huttentocht met één dag
op te schorten. De bergtoppen rond het meer hangen dan ook in een onheilspellend
zwart wolkendek. Gelukkig blijft de regen hier beneden voorlopig uit. We komen
voorbij enkele chalets en ons oog valt op een kapelletje in een boomstronk. Een
kleine tegel met Mariabeeltenis opgesmukt met enkele bloemen. Even later trekken
we door een droge witstenen bedding. Vijf maal per jaar stroomt hier water
afkomstig van de Govic waterval. Bijna duizend meter diep onder het oppervlak
ligt hier een grote ondergrondse bassin dat zich langzaam vult met water dat
door het broze kalkgesteente sijpelt. Wanneer deze dan uiteindelijk vol geraakt,
krijgt de waterval vorm door met kracht uit de rotswand te spuiten. Het
u-vormige dal op het einde van het meer laat uitschijnen hoe hier ooit de
gletsjer doorheen trok. In Strara Fusina bezoeken wij een museum over de
almbedrijvigheid met een almhut, een kaaskuip en boterpersen. In een aanpalende
uitspanning proeven wij streekeigen producten als kaas, botermelk en worst.
Tegen de muur hangen oude sneeuwschoenen en potten. Nog een kilometer verder
ligt het historische bergboerendorp Studor met typische schuren. We nemen de
boot terug naar het andere eind van het meer, lekker droog want de hemelsluizen
staan nu uitbundig open. Op de oever staat de Heiliggeestkerk, een pelgrimsoord,
ergens iets met bidden voor water. Hoe kan het anders, maar het fijne ervan ben
ik vergeten. De boot legt aan op de camping en op weg naar het hotel kom je
voorbij het dalstation van de kabelbaan Vogel. Het eindstation bij hotel Vogel
(1535 m) ligt haast 1000 m loodrecht boven onze standplaats en is één der
steilste kabelbanen van Europa. Wie de uitdaging aandurft geniet boven van een
machtig zicht op de bergen en het meer.
Een plek zonder water
Een frisse bries blaast over het meer wanneer wij op de bus stappen naar
Stara Fusina van waaruit wij onze huttentocht aanvangen. Boven dit dorp begint
de Mostnica-kloof. Helder groen water stroomt in een diepe kloof, watervalletjes
eindigen in metersdiepe natuurlijke watervergaarbekkens. Het pad valt
uiteindelijk samen met het riviertje om dan er weer van weg te lopen. Over de
"Voje", een grote weide met vele zomerhutten, komen we bij de Mostnica-waterval.
Geen massatoeloop hier maar in alle eenzaamheid lekker genieten van het
natuurlijke schouwspel. In het begin van de weide bevindt zich de Planini Koça
na Vojah, een berghut, en bij de waterval een uitspanning. Wil je nog een hapje
of een drankje dan is dit het juiste moment. Nu volgt drie uur omhoog kruipen
over een uiterst steil rotspad in de woudzone, maar liefst 1000 m hoogteverschil
overbruggend tussen dichter op elkaar naderende bergwanden. Links de Jezerski
Stog (2040 m) en de Prevalski Sog (2075 m), rechts de Tosc (2275 m). Nog even
over een alm en dan een kleurrijk bloemenlandschap en verspreide dwergdennen om
bij een meertje te komen dat ... droog staat. Nog een helling op en we staan op
de "Velo Polje", wat niets anders betekent dan grote weide. Enkele oude stallen,
een zomerhut en vele koeien sieren het berglandschap. We nestelen ons op de
zitbank voor de hut en aanschouwen de Triglav (2864 m) die voor ons uit de
wolkenslierten rijst. Voor de rotswand van de Vernar (2225 m) staat de Vodnikov
dom, een berghut die als overnachtingsplaats kan fungeren bij een drie- of
vierdaagse opdeling van de tocht. Wij hebben slechts twee dagen gepland en dat
zal ons, vooral Sonja mijn wederhelft, de volgende dagen nog heugen. De kaasboer
verblijft drie maanden op de alm, hij bereidt juist kaas en wij mogen een kijkje
nemen. Na het vullen van onze drinkbussen laten we de alm achter ons en steken
boven de boomgrens uit. De Velska Dolina leidt ons langzaam richting zadel, in
de verte te bespeuren. Dolina betekent vallei ... Velska? Misschien wel veldkei
want het dal is één grote hoop reuzenveldkeien. De vallei is omsloten door
bergreuzen, in het zuiden de Miselj vrh (2350 m) en de Miseljska Glava (2273 m),
in het noorden de Rjavec (2568 m) met daarachter de Triglav. Ertussen de Dom
Planika, een berghut die vanuit Stara Fusina als kleine stip hoog in de bergen
al te zien was. Het pad zoekt de noordelijke rotswand op. De zadelpassage voor
ons is voor morgen, rechts tussen de rotswanden waar vier paden samenkomen ligt
onze berghut Trsasska Koca (2151 m) of in de volksmond de Dolic-hut, genoemd
naar de berg (2164 m) De hut ligt geprangd tussen de Smarjetna glava (2358 m) en
de Konjavec (2568 m). Voor ons een duizelingwekkende diepte waarachter andere
bergtoppen weer naar boven schieten en daarachter weeral een bergketen. 8,5 uur
in alle eenzaamheid klimmen om dan in een volgepropte berghut te overnachten. 93
bedden verdeeld over kamers en een slaapzaal voor 51 personen en dan lagen er
nog enkele op matrassen in de gang. Dit is blijkbaar de springplank naar de
beklimming van de Triglav. Wat erger is: geen stromend water en Franse toiletten
... buiten. Met vriestemperaturen liever geen nachtelijke avontuur. Wanneer jij
je eigen linnen slaapzak mee de berg opsleept overnacht je aan halve prijs. Eten
en drank zijn gelukkig wel verkrijgbaar.
De paradijselijke vallei
Het is even zoeken naar onze schoenen die we gisteren samen met honderden
anderen in de hal van de hut achterlieten. Het prachtige ochtendgloren maakt dat
de witte bergen schitteren. Nog even vergapen we ons aan het unieke panorama. Je
hebt hier de keus: of je beklimt de Konjavec (2568 m) achter de hut of je
wandelt over de Via Alpina over het zadel dat gisteren lang onze leidraad was.
Wij kiezen voor de Via Alpina. Ook hier moet je klimmen, een enorme puinhelling
omhoog. Het lijkt de Echternach-possessie wel, twee stappen voorwaarts en eentje
terug. De pas ligt tussen de Konjavec (2568 m) en Mieljski konec (2464 m). Dit
is ook de overgang tussen twee bergvalleien: de Velska Dolina van gisteren en de
Dolina Triglavskih Jezero of het dal der zeven Triglav-meren. Op rotsblokken
zien we dan ook in rode verf geregeld de markering "7 Jez". Bij het afdalen na
de pas ligt rechts in de verte op de rotskam de berghut Zasavaska Koča
(2071 m) met de twee eerste meren. Wij laten dit rechts liggen en dalen af naar
het volgende, het Zeleno Jezero of groene meer, vanwege de kleur. Over rotsen
tussen twee bergkammen in dalen we naar het volgende meer. Rechts de bergwand
van de M. Spicje (2312 m) en V. Spicje (2389 m) links die van de V. Zelnarika
(2320 m) en M. Zelnarika (2310 m) met puinsteenwand, langs het pad liggen grote
en kleine witte rotsblokken die van de wand losgekomen zijn. Het V. Jezero
Ledica of niermeer, genoemd naar de vorm, ligt enkele tientallen meters beneden
het wandelpad dat hier in de gruishelling ligt. Veruit de mooiste waterplas in
de vallei, niet verwonderlijk dat vele wandelaars zich een uitgebreide rustpauze
veroorloven op een groene heuveltop aan het einde van het meer. We dalen naar de
boomgrens, opnieuw de dwergdennen en een geel-paars bloementapijt. Het pad loopt
een smalle slonk binnen en we verplaatsen ons in een paradijselijke omgeving,
witte kalkstenen en bergwand van de Kopica (2190 m) en de V. Ticarica (2091 m)
aan één kant, de zich openende vallei met bloemenpracht en vele vlinders aan de
andere. Moci vec noemt het volgende meer, net erachter ligt de berghut Koca pri
Triglavskih jezerih (1685 m) en daarachter weer het Dvojno jezero of dubbelmeer.
Het is intussen middag en het ideale moment voor een dikke bonen- of noedelsoep
met of zonder worst. Je moet weten dat alle extra ingrediënten en brood apart
geprijsd staan, je betaalt hier dus apart voor soep, brood en worst. Hier hebben
we de keuze, rechtstreeks naar het volgende meer crno jezero (1294 m) en dan
over een met een staalkabel beveiligd rotspad naar de Savica warterval of verder
de Via Alpina volgen naar de berghut Dom na Komni (1520 m). Wij kiezen voor het
alpenpad, dalen snel steil naar beneden in de vallei Lopucniska Dolina en
klimmen langs de andere zijde er weer uit. Rotsen, bloemen, dwergdennen op en
neer deinend door een schitterend landschap. De voornaamste bergen rechts van
ons is de Mahavscek (2008 m) met rechts ervan de Bogatin (1977 m) en links de
Vrh skrli (1926 m), erachter de Krn (2244 m). De Bogatin van Zlatarog, is dit
het paradijs? Het landschap heeft er in ieder geval veel van weg. De totaal
gerestaureerde berghut Dom na Komni met goederenkabelbaan ligt op een rotspunt
en we mogen nog eens kort naar boven kruipen. Het uitzicht vanaf het terras op
het bijna duizend meter lager liggende meer van Bohinj met de gletsjermorene is
adembenemend. Een oud ezelspad met 66 serpentines, aangelegd door de partizanen
in oorlogswoelige tijden, brengt ons bij de Savica waterval. Op rotsblokken
vinden we in rode verf het nummer van de bocht terug. Na negen en half uur
stappen staan we terug aan ons uitgangspunt: hotel Zlatorog. Zlatorog zullen we
niet gauw vergeten, we hebben genoten en geleden onder zijn bewind. Aan de hand
van de conditie van de wandelaar en het weer kan je deze tocht door de
aanwezigheid van de veelvuldige berghutten in twee tot zes dagen wandelen. In de
zomermaanden is reservatie aan te raden maar niet noodzakelijk, in de weekends
en begin augustus is het er superdruk. Wij moeten hotel Zlatorog nog eens
vernoemen en dit om twee redenen. Dit hotel is vanaf 2006 het eerste bio-hotel
in Slovenië en bij minstens twee overnachtingen is het mogelijk fietsen te huren
voor meerdere dagen, een pluspunt voor mensen die fietsen willen huren voor een
fietstocht rond het Triglav-gebergte. De huurprijs per dag bedraagt in 2006
20.
Koninklijke behandeling
Door de wandeling een dag op te schuiven en de geboekte overnachtingen niet
allemaal te moeten veranderen rijden we na terugkeer van onze huttenwandeling
diezelfde avond nog door naar Tolmin om daar de volgende morgen onze fietstocht
te starten in plaats van aan het meer van Bohinj. Tolmin ligt op een heuvel bij
de monding van de Tolminka in de Soca. Kenmerkend voor dit plaatsje zijn de
burgruïne op de heuvel Kozlov rob, de oude stadskern en het mooie sportpark
Brajda dat vaak als trainingsbasis fungeert voor gerenommeerde sportsclubs. Ook
kunstenaars en artiesten van internationaal allure zijn te gast in dit stadje.
Tolmin is de festivalstad bij uitstek, liefst vijf zomerfestivals vinden plaats
op de grasvelden en picknickplaats aan de samenvloeiing van Tolminka en Soca. In
Tolmin bevindt zich slechts één hotel, het Krn-hotel. Het grote gezellige terras
aan de rand van het oude centrum is s'avonds dan ook de ontmoetingsplaats bij
uitstek. De nabijgelegen dorpen bieden gastenkamers aan en voor wie met de tent
onderweg is, campings vind je op de fietstocht rond het Triglav-gebergte in
overvloed. Alles ligt in Tolmin centraal, naast het hotel vind je het bureau
voor toerisme en erachter het sporttoerisme-centrum Maya die o.a. wandelingen,
fietstochten, rafting, kajak, canyoning en speleologie in hun programma hebben.
Zij bieden en raden onervaren recreanten dan ook gidsen aan voor alle denkbare
evenementen die enig risico inhouden en geen probleem raakt onopgelost
(www.maya-bn.si). Hier en over de gehele fietsroute zijn resten uit WO I te
bespeuren en vele kleine partizanenmonumenten. Het mooiste monument bij uitstek
is de Heiliggeestkerk van Javorci ter herinnering aan de Oostenrijkse en
Hongaarse gesneuvelden die hoog boven het Tolminka dal uitsteekt, één van de
twee ten noorden van Tolmin gelegen bergvalleien. Tolmin kan als uitvalbasis
dienen voor enkele dagen fiets-, wandel- en wildwaterpret. Ze geven een
toeristische kaart uit over de regio Tolmin-Kobarid, hierop vind je 27
fietsroutes met aanduiding van tijd en moeilijkheidsgraad en 12 gemarkeerde
wandelpaden.
Intermezzo Tolmin
Wil je ten volle van het natuurschoon genieten rond Tolmin trek je best één
of twee extra dagen uit. Het gebied Tolmin-Kobarid noemt niet voor niets het
land van het levende water. De monding van de Tolminka in de Soca is
uitgangspunt van een bewegwijzerde wandeling naar de meest bezochte natuurlijke
bezienswaardigheid in de Tolmin-regio: de Tolminska korita, het ravijn op de
samenvloeiing van Tolminka en Zadlascica. De rondwandelweg loopt eerst langs de
Zadlascica tot aan een tussen de smalle kloof geklemde rotsblok, de Medvedova
glava of de Berenkop. De terug weg draait de Tolminka vallei in waar je naar de
straat klimt. Enkele bochten hoger ligt de Zadlaska of Dante-grot. Het verhaal
gaat dat de beroemde Italiaanse Renaissancedichter Dante Alighieri in de periode
van zijn verbanning aan deze rivier inspiratie vond voor de afgrijselijke
beelden voor zijn werk "Hel". Naar beneden wandel je over de Hudicev most of de
duivelsbrug die 60 m boven de Tolminka ligt. Je kan bij de ingang van het ravijn
ook het wegje inwandelen in het dal van de Tolminka naar de wondermooie
Heiliggeestkerk van Javorci en de Planini Polog, een alm waar nog een kaasboer
actief is. Op weg kom je voorbij aan een oorlogsbegraafplaats van enkele
verzetstrijders. Rechts van de Planini Polog achter de boerderij aan de bedding
van de Tolminka ligt een oorlogsbunker die toegankelijk is, maar de nodige
verlichting en voorzichtigheid vereist. Diepe gaten in de vloer en een in een
schacht weggestoken trap zonder steun zijn niet ongevaarlijk. Beneden aan de
bunker moet je zeker een kijkje nemen bij de afdamming van de rivier. Wij
wandelden niet over de gemoedelijke door het bos klimmende grindweg naar de alm
maar gebruikten onze fietsen die wij daar achterlieten. De afstand vanuit Tolmin
naar de alm bedraagt heen en terug toch 20 km en de wandeling naar de bron en
terug neemt neemt ook nog enkele uren in beslag. Zie dat je fiets stevig staat,
want die Sloveense koeien zijn nieuwsgierig of je komt aan zoals wij met Sonja's
fiets die kantelt en met het stuur in een koeienvlaai terecht komt. De alm is
uitgangspunt naar één van de idyllische plekjes uit onze Triglav-onderneming, de
bron van de Tolminka. De op het einde al sterk verslechterende grindweg gaat
over in een ezelspad dat in serpentines hoogte wint. Af en toe is een bocht
afgesneden, doordat grote kalkrotsblokken, door een aardverschuiving in 1988
naar beneden gekomen, de weg blokkeren. Uiteindelijk komen we bij een berghut
met picknickplaats en ... houten toiletten. De bron bestaat uit zeven gaten die
vandaag door gebrek aan regenwater droog staan. De vallei opent zich in een
droom van een Cirque, een schitterend keteldal omringt door rotswanden. We lopen
even richting rotswand en draaien dan naar rechts naar een enorme witte
steenwoestijn, een droog liggende waterbedding. Even rechts nar beneden steken
we een natuurlijke dam over waarnaar we schuin links een helling omhoog
wandelen. We steken rechtsdraaiend opnieuw een witstenen beekbedding over en
belanden zo op een beboste bergkam die vlak verloopt maar door het grote verval
van de beekbeddingen aan hoogte wint. Heerlijke uitzichten in een wild
romantisch kader. We dalen en komen voorbij aan enkele berghutachtige
vakantiehuisjes op een alm waar de huurders te voet naar toe moeten. In de
verste verte is hier geen weg, hier sleur je jouw spullen de berg op. We zakken
snel naar de Tolminka voor een avontuurlijke overtocht van de heldere over
rotsen kletterende smaragdgroene rivier, een kabelconstructie met een
zelfbedieningsplatform van twee meter op één dat door middel van een zwengel ons
handmatig naar de overkant moet brengen. Nog even dalen over de grindweg van
daarstraks en we staan opnieuw bij onze fietsen ... omsingeld door nukkige
koeien.
De panoramawegen rond Tolmin
Bij goed weer en goede thermiek zal de lucht boven Tolmin zwart zien van
parachutes. Paragliding is hier een begrip met wereldfaam. De weg naar de
Planini Strador met berghut is voor de sportievelingen een uitdaging om naar
boven te fietsen. Of voor de extremisten onder ons verder omhoog over onverharde
wegen en paden naar de Planini Razor (1315 m), eveneens met berghut en dan terug
over het gehucht Tolminske Ravne naar Tolmin (180 m), goed voor 39 km hard
labeur. Vanuit Tolmin loopt op de linkeroever een parallelweg met de op de
andere oever gelegen hoofdverkeersweg. Deze weg doorkruist enkele typische
boerendorpjes met authentieke gebouwen. De weg versmalt in de dorpskernen en
slingert zich tussen de huizen door. Volarja en Kamno zijn geschikte
voorbeelden. Tussen beiden dorpen staat het eenzame kerkje van St. Bric en in
Kamno heb je de keuze. Of je blijft in de vallei of je klimt naar het dorpje
Vrsno en eventueel naar het dorp Krn aan de voet van de gelijknamige berg (2244
m). De specifieke vorm van deze berg springt in het oog en maakt hem tot één der
best herkenbare in de Julische Alpen. In de geschiedenis staat hij bekent als
frontlinie tijdens WO I met uiterst bloederige gevechten. Vrsno is de
geboorteplaats van Simon Gregorcic, geestelijke, aanbidder van de rivier Soca en
Slovenië's meest geliefde dichter. Zijn geboortehuis is nu een museum. In dit
gebied bevinden zich drie beken die zich in de nabijheid van Volarja verenigen
om in de Soca te vloeien. Zij zijn gezegend met talrijke stroomversnellingen en
watervallen waaronder de 104 m hoge Brinta van de beek Malenscek, de 88 m hoge
Gregorcic waterval van de Volarja en de 70 m hoge Dvojni waterval van de Mrzli
potok. Een bezoek aan dit natuurgeweld is aan te raden onder begeleiding van een
ervaren gids. Via het dorpje Smast krijg je vanuit Vrsno terug aansluiting op de
parallelweg in het Soca dal naar Kobarid. Kobarid op het kruispunt van twee
valleien heeft steeds een strategische positie bekleed. Resten van
nederzettingen uit de IJzertijd, talrijke Romeinse vondsten en de antieke burcht
Tonovcev bevestigen dit. We fietsen het stadje binnen over de Napoleonbrug
waaronder de uit een lange kloof vloeiende smaragdgroene Soca zich opent. In
Kobarid lag ook de frontlinie, het Isonzofront, in WO I tussen de Italianen
enerzijds en de Duitsers en Oostenrijkers anderzijds. Het knekelhuis in de
zuilenkerk boven op een heuvel, resten der verdedigingslinies en het Kobarid
museum zijn trieste getuigen van dit schouwspel. Het museum van Kobarid opende
in 1990 zijn deuren en is vooral gewijd aan het Isonzofront, het grootste
slagveld in de geschiedenis van de bergwereld. Het museum fungeert als
anti-oorlogsmuseum en kreeg hiervoor in 1993 de prijs van het beste Europese
museum. Een multimediavoorstelling maakt de bezoeker vertrouwd met de gruwelijke
levensomstandigheden aan het front, de erbarmelijke toestanden in de bergen en
het gebruik van het eerste gifgas. Maquettes van de bergen met ingetekende linie
weerspiegelen de werkelijkheid. Iedere kamer stelt een ander aspect uit de
oorlog voor. Aangrijpend is een gesproken brief van een Duitse soldaat
(levensgrote pop) in een blokhut aan zijn familie. De opgenoemde
bezienswaardigheden samen met misschien wel de mooiste waterval, de Kozjak, zijn
verbonden in een 5 km lange historische wandelweg waar je gerust enkele uren
voor uittrekt. Terugkeren naar Tolmin kan over de hoofdverkeersweg maar ook
over de panoramaweg op de bergkam van de Kolovrats. Deze weg loopt eerst omhoog
naar het dorpje Livek (690 m) en bevindt zich op de bergzadel tussen de Matajur
(1642 m) en de Kuk (1243 m), de hoogste top van deze bergketen. Op de kam op de
Sloveens-Italiaanse grens is het genieten op de Soca en de Julische Alpen in het
noorden en op het heuvelland van Venetië, de Po-vlakte en de Golf van Triest aan
de andere zijde. Naar beneden gaat het dan na 42 km en 940 m hoogteverschil over
Volče terug naar Tolmin.
Waterrijk
Vanuit Kobarid kun je een vlakke fietslus van 25 km in het dal van de Nadisa
maken, één der zuiverste en warmste alpenrivieren. Volgens de locale bevolking
bezit de rivier een heilende werking. Verleng je deze tocht met 20 km tot in het
oord Breginj dat tijdens de aardbeving in 1976 op de kerk na volledig vernield
is en het meest westelijk gelegen dorp van Slovenië Robidisce, dan krijg je 450
m hoogteverschil te verwerken. Na de aardbeving is er werk van gemaakt niet
alleen de huizen opnieuw op te richten en oude gebouwen tot vakantiehuizen te
herstellen maar ook nieuwe fiets- en wandelpaden aan te leggen. Wij fietsten
van Tolmin over de parallelweg naar Kobarid waar we opnieuw een keuze moesten
maken. Of over de hoofdweg met betrekkelijk weinig verkeer of 5 km bergop met
300 m hoogteverschil naar het mooie dorpje Dresnica (540 m) met op een hoogte de
Heilig Hartkerk. Indien je geen berggeit bent en de panoramawegen rond Tolmin
links hebt laten liggen dan kan je nu eventueel inschatten hoe je morgen de
tocht over de Vrsic-pas zal verteren die 10 km lang is met een hoogteverschil
van 900 m. Na de gehuchtjes Jecerca en Magozd verandert de weg in een
steenslagweg die alsmaar verslechtert. Wij fietsten deze laatste route maar
ondervonden dat hij enkel geschikt is voor stevige fietsen, waarover wij
gelukkig beschikken, en zeker niet voor bagagekarretjes of kinderwagens. De
hoofdweg is anders ook zeer mooi en loopt op een hoogte boven de Soca tegen een
rotswand en geeft mooie panorama's op de bergketen. Je moet sowieso even in de
richting van Dresnica fietsen maar na enkele honderden meters ga je links een
grindweg op naar de parking van de Kozjak waterval. Een wandeling van een
halfuur brengt je bij enkele loopplanken tegen de rotswand en even later sta
jij, op een houten platform boven een smaragdgroen bassin met overhellende
rotswanden, je te vergapen aan de naar beneden stortende watermassa. Of je nu
wel of niet de berg op fietst op weg naar Bovec, in ieder geval moet je naar de
hangbrug over de Soca in Trnovo ob Soci (bij de camping en het
watersportcentrum) om een kijkje te nemen naar de rafters en de kajakers in de
immens spectaculaire kloof. Over de hoofdweg gaat het dan verder naar Srpenica
en Zaga. Na eerst een hellinkje omhoog fietst het vlot en lang gezapig naar
benenden. We komen terug bij een brug over de rivier die we eerst nog even
rechts laten liggen. In de volgende bocht ligt een langere brug over een
beekvallei met een spectaculair zicht. Uit de rotswand spuit de grootste massa
water van alle watervallen in de Julische Alpen, 106 m in vrije val met een
verlengde van nog eens 30 m. De Boca is via een wandelpad in 1,5 uur aan de
linkerkant van de brug te bereiken. We fietsen terug naar de brug over de Soca,
die we over een gladde zandweg stroomopwaarts volgen op de andere oever. Het dal
opent zich en wij fietsen de Bovec-vlakte in, een komvormig dal tussen de
bergen. Het eerste dorpje is Ceszoca waar zich een leuke uitspanning bevindt.
Fiets je rechtdoor op het kruispuntje in dit dorp dan blijf je rechts van de
Soca die je dan pas oversteekt aan het begin van de Trenta-vallei. Zo mijd je de
verkeersweg maar ook het toeristische stadje Bovec.
Intermezzo Bovec
Bovec (460 m) is het toeristenplaatsje bij uitstek aan de Soca. Tussen de
twee gotische kerken ligt een plein met typische huizen, restaurants en hotels.
De vlakte van Bovec is omgeven door steile bergwanden met de Kanin (2587 m) als
hoogste berg. Een kabelbaan brengt je in een half uur over vier stations op 2200
m hoogte van waaruit prachtige bergwandelingen vertrekken over gemarkeerde
paden. Vanaf het eerste tussenstation (979 m) kan je downhill mountainbiken naar
het dalstation (436 m). Het pittoreske stadje bezit vele
overnachtingsmogelijkheden waaronder vier campings in de nabije omgeving. In het
centrum heb je twee grote uitnodigende overdekte terrassen, maar een aanrader is
zeker de gerestaureerde Dobra-Vila-Bovec. Een trendy hotel-restaurant, stijl
jaren 60 met kleurrijke kamers, een modern ogend restaurant en wintertuin. Bovec
is net zoals Tolmin standplaats voor de sportieve recreant en geeft een kaart
uit met bewegwijzerde wandelwegen en 15 fietswegen. Het gaat hier om zogenaamde
mountainbikepaden waarvan vele geëigend zijn voor degelijke hybriden. Ook de
panoramawegen, de Trenta-vallei en enkele zijdalen zijn hierin opgenomen als
fietsroute. In Bovec komen de valleien van de Soca en de Koritnica samen. Beiden
rivieren stromen door bergengten waar nog juist extra plaats is voor een weg. De
weg langs de Koritnica loopt naar de Perdelpas (1156 m), de grens met Italië.
Aan de samenvloeiing van de Koritnica en de Sumnik ligt het fort Kluse. Diep
onder de brug stroomt het water in een smalle diepe kloof. Een strategische plek
waar eerst een vesting en later een versterkt fort deel uitmaakten van het
eeuwenlange strijdgewoel. Op de weg naar de Predel-pas ligt ook het dorp Log pod
Mangrtom, je bevind je nu in het dal van de honderd watervallen. Bij voldoende
regen storten zich hier tientallen watervallen naar beneden, niet zichtbaar
vanaf de weg maar verborgen in duistere kloven waar gemarkeerde wandelpaden
naartoe voeren. Ieder nevendal vergezeld door een straatje is de moeite om
omhoog te fietsen of te wandelen, allen eindigen bij een bron, watervallen of in
een cirque van bergwanden die dan weer startpunt zijn voor een bergwandeling.
Net voor de grens vertrekt de 11 km lange Mangrt panoramaweg ( 1100 m - 2040 m),
een tolweg van slechts 3,00 die eveneens vergezeld is van een bewegwijzerd
wandelpad. De tolweg is een uitdaging voor wielerfanaten van alle pluimage,
zowel mannen als vrouwen zien wij naar boven kruipen. De weg is smal en de
dieptes oneindig. Drie onverlichte tunnels en geiten op de weg spreken
boekdelen. Op het hoogste punt van de route, de Mangrt-zadel, wacht je een
hemels panorama. Over het zadel, naar het noorden, vergapen wij ons in het
Italiaanse dal, de Valle della Lavna, met in de diepte de Laghi di Fusine of de
Mangrt-meren (924 en 929 m). Van hieruit wandel je in twee uur (drie uur voor de
via ferrata) naar de top van de Mangrt (2678 m). Hiervoor heb je drie
mogelijkheden: de rechtse Sloveense weg vooral in gebruik als toegangsweg,
hoogtevrees is hier niet op zijn plaats en trapzekerheid is vereist. De linkse
Italiaanse weg is gemakkelijker en zelfs geschikt voor onervaren wandelaars en
kinderen. Aan Italiaanse zijde ligt ook nog een via ferrata, de steilste in de
Julische Alpen waarbij de laatste honderd meter over een loodrechte wand voeren.
Terug op de weg tussen de panoramaweg en de pas Predel tref je op een ruïne van
een Oostenrijks fort. Aan de weg een monument, een grafsteen in de vorm van een
piramide, met aan de voet ervan een gewonde leeuw. Oostenrijkse grensbewakers
leverden hier op 15 mei 1809 drie dagen lang een bitsige strijd tegen de
overmacht van Napoleons leger. Van overgave wilden zij niet weten, ze streden
met de moed van een leeuw en stierven een heldhaftige dood. Interessante
nevenvalleien met Gorges en watervallen zijn het bovendal van de Koritnica, de
Nemclja en de umnik.
De wildromantische Soča
Smaragdgroen helder water en volgens insiders de mooiste bergrivier van
Europa is vanaf de bron tot Tolmin een langgerekte grote bezienswaardigheid.
Tussen Srpenica en Kobarid vloeit hij met grote kracht doorheen de Kobarider
dalengte, een kloof waar kajakers, rafters en andere wildwaterfanaten de enorme
waterkracht trotseren. De stroming richting Tolmin neemt daarna in sterkte af en
het water vloeit door een bedding van ronde witte rolkeien. Veel aandacht van
het natuurbeheer gaat uit naar de kweek van de unieke reuzenforel, de Soca Forel
of Salmo marmoratus met een gemiddelde lengte tussen 50 en 70 cm. Een logo van
deze vis is eveneens het embleem van het wandelpad van de Soca in de Trenta
vallei. Dit is 20 km lang en het oudste pad in het Nationaalpark Triglav. Het
loopt van de bron tot in het dorpje Krsovec op de grens van het natuurpark in de
buurt van Bovec en is te combineren met de bus. Waar de weg langs de Soca terug
de bergengte opzoekt staat het bord dat je opnieuw het nationaalpark betreedt.
Parkeren doe je op de parking bij een oude kabellift. Net voorbij de bocht daalt
een steil voetpad naar de hangbrug bij de ingang van de Gorge at Krovec
Zmuklica, een zeer nauwe kloof. Hier begint ook het wandelpad van de
Soča. Een kilometer verder tref je opnieuw een hangbrug waar je alweer
geniet van het onstuimige water. Van de andere kant van de brug kom je wanneer
je voor Bovec in Ceszoca op de linkeroever van de Soca verder fietst. Op deze
grindweg zal je enkele honderden meters wel verplicht zijn de fiets ter hand te
nemen. Het is omwille van de spectaculaire kloof ook raadzaam al deze
hangbruggen langs de route op te zoeken. De volgende hangbrug fiets je opnieuw
over. Opnieuw rechts van het water gaat het over een zandweg in het dal van de
Lepenjica voorbij aan een camping en gastenkamers (450 m). De Lepenjica vallei
eindigt na 6 km bij de Dom Dr. Klementa Juga (700 m), een berghut en is zeker de
moeite om naartoe te fietsen. Deze berghut is ook uitgangspunt voor een
gemakkelijke twee urenwandeling naar het Krnska jezero of Krn-meer (1394 m) en
de top van de Krn (2244 m) die nog een uurtje verder ligt. Aan de ingang van de
vallei bevindt zich de Lepena Gorge. We blijven rechts van de Soc;a en naderen
het gelijknamige dorp. Pal ervoor ligt de grote Soca Gorge die 750 m lang is en
15 m diep. Net voorbij het dorp stoot je op de volgende nevenvallei, die van de
Vrsnica en de Suhi-potok ... weeral met Gorges en watervallen. Over de
hoofdverkeersweg gaat het dan verder naar Trenta. Typerend is de bouwstijl van
de zogenaamde Trenta-huizen met lang overhangend houten dak en daaronder een
balkon met trap. In het gehucht Na Louga kun je in het informatiecentrum van het
Nationaalpark Triglav via multimediavoorstellingen en exposities alles te weten
komen over hydrologie, geologie, milieu, natuur en cultuur. Op het bovenverdiep
bezoek je een restauratie van een Trenta-huis met schapenalm. Vanuit Trenta (620
m) is een mooie twee- of driedaagse huttentocht (twaalf uren wandelen in het
totaal) te maken naar de top van de Kanjavec (2568 m) met overnachting in de
berghutten Traka Koca (2151 m) of de Zasavska Koca (2071 m).Een ander
natuurschouwspel is de Botanische alpentuin "Julijana" die tot stand kwam door
Albert Bois de Chesne (1871-1953), geholpen door diens bergvriend Julius Kugy.
Je vindt hier niet alleen alpenplanten uit het nationaalpark maar ook planten
uit omringende bergketens, zoals de Karawanken en Kamnik-Savinja Alpen. Even
verder voor de eerste haarspeldbocht richting de Vrsic-pas loopt een weg naar de
parking om de bron van de Soca te bezoeken. Een half uurtje wandelen brengt je
in een wilde vallei. Beneden zie je een ruige bergstroom in ettelijke
watervallen naar benenden storten. Voor de bron moet je naar boven en via een
staalkabel balanceer je op een smalle richel een zevental meters boven het
water. De bron is een bassin in een grot, meestal staat deze in de zomer te laag
om naar buiten te spuiten, maar wees toch op je hoede.
De Vrsic-pas
De Vrsic panoramaweg bestaat uit 50 bochten, 24 omhoog vanuit Trenta en 26
omlaag naar Kransjka Gora. Een reden om de route in deze richting te fietsen is
dat je tot aan het begin van de bergpas haast geen merkbaar hoogteverschil hebt
moeten overwinnen, de hoogteoverwinning verliep vooral in een lang vals plat. De
11,6 km lange klim naar de pas gaat geleidelijk aan een bijna continue stijging
naar boven. De bochten zijn genummerd, maar was het nu in bocht 39 of 38 dat die
waterval lag? Voor wie er tegen aan ziet kan altijd proberen zijn fiets op de
bus te zetten en boven uit te stappen. In de tweede bocht naar boven staat het
standbeeld van Julius Kugy waarnaar de Julische Alpen genoemd zijn. Op de pas
zelf liggen enkele berghutten en heb je een heerlijk uitzicht op de Prisojnik
(2547 m). De afdaling is in 26 bochten opgedeeld over een afstand van 12,4 km.
Ergerlijk zijn hier de kasseien in de bochten. Wanneer je op je zadel zit te
wroeten en dan nog die ellendige kasseien moet verwerken in de klim is een reden
te meer om de route in de door ons voorgestelde richting te fietsen. In de
afdaling kom je voorbij een houten donkerbruine Orthodoxe Russische kapel. In de
bergwand voor ons, na lang zoeken, herken je een gezicht. Peter, onze begeleider
vroeg of we de persoon tegen de bergwand zagen, daar bij die witte stip. Die
bergwand was zover af en wij vroegen ons af waar hij die persoon zag. Dat meisje
daar, herhaalde hij. Welk meisje, hoe weet jij dat het een meisje is. Door dat
lange haar, antwoordde hij. Een lachbui volgende toen bleek dat wij naar een
reuzengroot gebeeldhouwd gezicht in de rotswand moesten uitkijken, dat van die
lange haren had hij even erbij gefantaseerd. Bij de eerste huizen van Kransjka
Gora houden wij halt bij een grote vijver. Op de oever staat een monument van
Zlatorog, de gems met de gouden hoorns. Ons gasthuis Gostilna Cvitar ligt pal in
het centrum van Kranjska Gora, op de markt langs de kerk. Het was een drukke dag
vandaag en al laat. Van vroeg in bed kruipen komt echter niets in huis, tijdens
een nagesprek met de waart vergast die ons op blauwbessenjenever. Na enkele
glaasjes moet Sonja de specialiteit van het huis proeven, een pruimenstrudel.
Nadat Peter en ik de fles schnaps geledigd hebben, laat de waart ons los ...
inmiddels zijn we middernacht al ver voorbij.
Ogen te kort
Kranjska Gora ligt aan de bovenloop van de Sava Dolinka op enkele kilometers
van de Italiaanse en Oostenrijkse grens. De stad is bekend om zijn
wintersportcentrum dat in richting Italiaanse grens ligt. De volgende morgen
fietsen we parallel aan de hoofdweg voorbij aan die skipistes naar de bron van
de Sava. Onze fietsen laten we achter bij de toegang tot een bosje. We gaan te
voet verder want borden maken ons duidelijk dat fietsen hier verboden is. De met
grind verharde wandelpaden in het natte boslandschap Zelenci zijn een aangename
verrassing. Een oase in de bergen waar een goed uitgezette bewegwijzering ons de
weg toont. Uiteindelijk komen we bij een magnifieke biotoop, een veenachtig
gebied met smaragdgroene plas, een uitkijktoren en infoborden. Een plaats van
rust, een plek om even te verwijlen. De bron zit verborgen onder de struiken,
bij iedere sprong op de oever ontsnappen luchtbellen uit de bodem en wij creëren
even een bubbelbad. Terug in Kranjska Gora verlaten wij het stadje langs de
andere zijde over een geasfalteerd fietspad op een oude spoorwegbedding, een
fietssnelweg door bomen onttrokken aan de hoofdweg. In Gozd Martuljek draaien we
rechts de vallei in en laten onze fietsen achter op de wandelparking. We
wandelen een kloof binnen met loodrechte wanden en een met witte keien bezaaide
bedding. Via enkele brugjes komen wij tot bij de onderste Martuljkov waterval.
Imposant hoe het water in zes stages naar beneden stort, met zekerheid is dit in
zijn totaliteit de hoogste waterval op onze rondreis. Het nog steeds
bewegwijzerde fietspad op de voormalige spoorweg naar Mojstrana veranderd in een
goed fietsbaar grindpad. In dit dorp lopen twee wegen naar het zuiden. De
rechtse naar de Vrata vallei met de bergrivier Bistrica die na 11,5 km eindigt
bij de noordwand van de Triglav. Net voorbij de laatste huizen fietsen we links
naar de rivier en stuiten op een prachtig stukje groen, een voortreffelijke
picknickplek aan de met witte keien bezaaide beekbedding. Na 5 km staan wij op
de parking van de Pericnik waterval. Een half uurtje wandelen brengt ons bij de
van een overhellende rots vallende watermassa, 52 m hoog naar beneden. Onder in
de waterval ontwaren wij een regenboog. Leuk is ook dat je achter de immense
watermassa door kunt wandelen in de uitgeholde rotswand. Nat is het wel, door
condens ontsnap je niet aan een frisse douche. Langs de waterval gaat het omhoog
naar het op een rots gelegen waterbekken en merken wij dat ook daar een waterval
van 16 m naar beneden klettert. Aan deze kleinere waterval zit een familie
lekker Vlaams te praten, de wereld is klein, niet? Boven op de rots kun je vanaf
de richel in de diepte kijken, niets voor mensen met hoogtevrees. Na de waterval
wacht ons een klim van 25 % over twee kilometer die daarna uitvlakt. Sonja
besluit bij de blokhut op de parking te wachten zodat ik mijn bagage bij haar
achterlaat. Peter en ik pakken de helse klim richting Triglav noordwand aan.
Gelukkig is de steilste helling geasfalteerd en wanneer ik mij omdraai zie ik
Peter mijn gezel, mountainbiker en 20 jaar jonger, zijn tanden stuk bijten om
dat Belgske te volgen ... hij ziet af en ik maar grappen over plattelandfietsers
en ouderdomsdekens. De Triglav-wand is hier maar liefst 1500 m hoog en geliefd
bij bergbeklimmers. Bij een reusachtige monumentale kettingschakel ter
herinnering aan Partizaanse bergbeklimmers, aanschouwen we nogmaals de wand en
keren daarna terug. Ditmaal bergaf en in geen tijd staan zijn wij terug bij
Sonja. Terug in Mojstrana draaien we naar rechts, de tweede weg naar het zuiden,
en klimmen gelijkmatig de vallei uit. Na 4 km in een bocht net voorbij de top
nemen we rechtdoor een smalle weg omlaag door het bos. Deze mondt uit in de
machtige Radovna vallei met in het verlengde de Krma vallei, die ik maar niet
vastgelegd krijg op camera. Drie-dimensioneel zicht omzetten in twee-
dimensioneel beeld is niet evident en brengt niet altijd het verwachte
resultaat. In het gehucht Zgornja Radovna bevindt zich de museumboerderij Pocar.
De langzaam door het bos dalende grindweg langs de Radovna is van
onbeschrijfbare schoonheid, dit is genieten. Deze vallei is top:
partizanenmonumenten, almen, hutten, hooidroogrekken, kapelletjes, bergwanden en
een zuivere bergrivier. Een tiental informatiebordenborden geven uitleg.
Massatoerisme in Bled
De vallei van de Radovna krijgt naar het einde toe een asfaltlaag en in Gorje
verliezen we de rivier even uit het oog. We vinden hem terug in de kloof
Vintgar. Wellicht het bekendste natuurmonument uit de omgeving en omwille van
het massatoerisme het best vroeg in de morgen of laat in de namiddag te
bezoeken. Zo mijd je op de smalle loopplanken en paden de grote horten toeristen
per bus aangevoerd. De kloof, sinds 1893 toegankelijk gemaakt, is een 1,6 km
lange en 100 m diepe engte met loopbruggen beneden langs de wanden, enkele
meters boven het wateroppervlak. Aan het einde zorgt een afdamming onder een
spoorwegbrug ervoor dat de waterdruk op de 16 m hoge waterval Sum behouden
blijft. Voor een foto moet je een lange trap naar beneden, een eindje verder
over een brug en langs de andere oever over een bospad terug naar de voet van de
waterval. Het ovale meer van Bled (475 m) met in het midden het eilandje is
bekend als vanwege zijn pelgrimskerk met wensklok. Het kerkje is vooral in
gebruik voor huwelijksplechtigheden. Rond het meer ligt een wandel- en fietsweg
van ca. 8 km. Op een rots boven het meer staat de burcht van Bled waarin een
streekmuseum is ondergebracht. Aan de hoofdweg richting het meer met zijn
winkels, hotels en restaurants is veel bedrijvigheid. De pelgrimskerk op het
eiland is bereikbaar per boot. Over de breedte van het meer staan twee banen
getrokken voor de roeiclub. Slovenië is bekend om zijn vermaarde roeiers die
hier en op het meer van Bohinj hun trainingsbasis hebben, zij leverden zelfs
enkele wereldkampioenen. Bled geeft een toeristische kaart uit met ingetekende
fietswegen en 15 wandelwegen met op de achterkant een kleine uitleg en de
geschatte tijdsduur.
Autotrein voor fietsvervoer
Deze etappe gaat naar de autotrein in Bohinjska Bistrica die ons de smalle
weg over een weinig zeggende bergpas moet besparen. De trein rijdt ongeveer om
de twee en half uur. Je hebt twee mogelijkheden om deze trein te halen. De
eerste gaat over de hoogvlakte Pokljuka (1200-1500 m), een heuse klim dus. Boven
op de top gaat de route linksaf over een grindweg door moerassig natuurgebied.
Wij kiezen voor de geleidelijk aflopende hoofdweg naar Bohinjska Bistrica nadat
we eerst eens rond het meer fietsten. Op deze weg liggen drie dorpjes aan onze
rechter kant waar wij telkens de hoofdweg voor enkele kilometers verlaten. Het
eerste dorpje is Bohinsjka Bela. Bela, belle, mooi, zo mag je het dorpje wel
omschrijven. De straat klimt naar het centrum en wringt zich tussen enkele oude
typische huizen en schuren doorheen het dorp. Boven het dorp bij een rotswand
bevindt zich een onbeduidende waterval die te bereiken is via nauwe straatjes.
Interessanter is een geleid bezoek aan de druipsteengrot Pod babjim zobom.
Afspraak van mei tot september op zaterdag om 10 uur voor het gasthof Rot, in
juli en augustus op woensdag, zaterdag en zondag. Het volgende dorp is Nomenj en
via het eerste wegje verlaten wij opnieuw de hoofdweg. Als Bela voor mooi staat,
dan is men dat hier in veelvoud vergeten te vernoemen. Let ook eens op de
kleurrijke bijenhutten in de weiden of gewoon langs de weg. Hutten, want daar
lijken ze op, alleen dat de façade bestaat uit vele op brievenbussen lijkende
bijenkorven die de bijen toelaten naar binnen en buiten te vliegen. De Carnica-
of Carniola-bij is bij imkers een gewaardeerd insect en net zoals in Karinthië
aan de andere kant van het Karawankengebergte is de honing van deze vlijtige
beestjes een gegeerd product. Vanuit het dorp kun je te voet nog naar enkele
watervallen. Wij fietsen niet de hoofdweg op na het dorp maar nemen de in verval
geraakte oude, in het begin haast overwoekerde, weg. Wanneer wij uiteindelijk
dan toch op de hoofdweg geraken, steken we deze over en via een houten brug
geraken we op de andere oever van de Sava Bohinjka met een picknickzone aan de
rivier. We leggen ons in het gras en kijken naar de vissen in het water. Aan de
andere kant van de weg boven een huis stort nog een smalle waterval naar
beneden. Even verder verlaten we opnieuw de hoofdweg en fietsen door het gehucht
Bitnje. In een weide op de rand van het gehucht staat een typisch kerkje met
vierkante toren en gekleurde bakstenen op de hoeken. Hier komt ook de route over
de hoogvlakte Pokljuka naar beneden. Na nog drie kilometer verkeersweg staan we
bij het stationnetje van Bohinjska Bistrica. Een half uur voor de trein van half
twee, goed op tijd dus. Wie de huttenwandeling de eerste twee dagen niet gedaan
heeft raad ik aan om minstens één overnachting in hotel Zlatorog of op de
gelijknamige camping te overwegen en een bezoek te brengen aan de Savica
waterval, het goddelijke meer en al het andere moois. De oude autotrein is na
aanleg van de smalle bergweg over de bergpas haast niet meer in gebruik, maar
voor fietsers is dit een meevaller. In zes minuten sta je na een 6339 m lange
tunnel in Podbrdo (508 m) aan de andere kant van de bergketen en dit voor 6,25
voor twee personen en twee fietsen. Bovendien bevinden zich in de aparte
fietswagon achttien fietshaken en enkele in de bodem verankerde riemen om
karretjes en zo vast te maken. We fietsen nu door de Baska grapa of de vallei
van de Baca. De weg is verlaten, smal en loopt op een hoogte langs de rivier
tegen de rotswand. Op een helling naar een dorpje boven in de vallei na loopt de
25 km lange weg naar beneden tot de rivier uitmondt in de Soca in het dorpje
Baca. De oude spoorbaan uit 1906 met mooie viaducten is uitgegroeid tot een
historisch en architectonisch monument. De spoorweg brengt je tot in Postaja tot
op 7 km van Tolmin en kan dus dienen als alternatief. Onderweg lagen maar enkele
uitspanningen waarvan er slechts ééntje die dag open was, een combinatie van
minisuperette en bar met een terrasje van twee tafeltjes in een bocht boven het
dorpje Knesa. In Baca komen we op de hoofdweg terecht naar Most na Soci,
ertussen ligt het station van Postaja voor wie de trein tot hier nam. Most na
Soci ligt aan het stuwmeer op de samenvloeiing van de Soca en de Idrijca.
Halverwege dit meer is het heerlijk vertoeven in een uitspanning met Zuiderse
sfeer ... een strandhut met cocktailbar en schaduwrijk terras. De weg loopt
langs het langgerekte meer ... Tolmin is niet ver meer.