Poëzieboekje van een meisje. (2)
De jeugd vult ieder blad van t leven met haar poëzie:
t ontluiken van de roos; het springen van de knoppen;
het opgaan van de zon op witbesneeuwde toppen...;
dat alles saamgewerkt tot éne grootse sympfonie
van kleur en licht, muziek... in éné heldre melodie!
Die hemel brengt geen spoor van donkere onweerskoppen
Geen schijn van grauw verdriet, dat zwaar is om verkroppen.
Maar levensvreugd en toekomstdroom in zoete harmonie!
Zo blijft het boekje niet? De lucht wordt stilaan grijzer.
De zon is hooggegaan, maar daalt nu langzaam in deemoed neer.
De onbezonnen jeugd wordt ouder...soms ook wijzer...
De roos wordt dof van kleur, valt af, verwelkt.. is kwijnend heen;
De sneeuw van hoge toppen zijpelt druppeltellend neer!
Gedeng dan... in dit boek, het mooie uit een blauw verleên.
Maurits Decuypere
|