Borstbeeld van Karel van de Woesteyne (6)
Op zijn droomrig gelaat lees je moedeloosheid,
En je meent dat hij zucht... en je hoort hem verzuchte (n)
En zijn ogen zien droef, als naar asgrauwe luchten.
Of zij zagen een beeld van nog droeviger tijd...
Zijn aangezicht herleeft, zijn mond trekt tot een vouw.
Het was op deze stond dat t aangezicht versteende...
Want droevig blijft zijn beeld; me dunkt hij nu nog weende
Om t vallen van de blaên... om t dalenvan de dauw.
t Was herfst diep in zijn hart, en droefheid in zijn ziel
en al zijn woorden schijnen tranen op de ruiten;
of t loeien van de wind of als,een blad dat viel.
O droefnis...om t langzaam sterven in de herfst
Van hoop in t hart; van vreugd en van liefde buiten...
Ge weet: t is triestig dat het regent in de herfst!
Maurits Decuypere (1936)
|