te laten ontsnappen. Nog heel jong was ik toen ik me vastklampte aan de boezem van mijn moeder toen die mij gewelddadig wilde laten watertrappen in het meertje van Heide Bad wat later een camping is geworden. De geforceerde les was geslaagd en ik leerde zwemmen zodat mijn naasten zich soms afvroegen of ik wel terug zou komen.. Vermeulen was een keikop, niet altijd gemakkelijk maar hij geloofde in wat hij meende te moeten doen
Die figuren komt de boekenworm bij het doorwroeten van de litteratuur wel meer tegen. Nu snij ik die wormen uit de aangevreten appelen uit mijn tuintje dat sommigen misprijzend, zelfs met aan verachting grenzend misprijzen bestempelen als iets dat niet kan. de dwaze idee komt bij me op dat dit wellicht nog een nazinderen is van de erfenis van de Steenboeren die hun volk alleen leerden stenen maken en merci zeggen.
Tachtig voorbij en met mijn drie teven naar het Broek gewandeld en hoe kan het anders dat ik in de Broeklei terugdenk aan ons gevecht om dat stuk natuur van verkaveling te redden. De happy few die vanop de vijfde verdieping de toen nog stinkende Rupel zouden kunnen zien, hadden een flinke belegging gemaakt. Dat stukje boeren-DNA in mij klonterde samen met iets wat sommigen een rode afwijking noemen, het gebied van de Putten, de visputten, de volgelopen leeggegraven kleiputten die verplicht door de uitgravende steenboeren moesten opgevuld worden met om het even wat, geld stinkt niet, en steenboren kweekten geen tomaten. Dat lieten wij niet toe. t Werd nog erger met mijn Rode DNA-string: wij durfden ons zelfs moeien met de schandvlek van de Rupelstreek: de stede van de steenslaven. De gebalde plek van zweet tranen en bloed en nog meer miserie maar ook van menselijke verbondenheid en samenhorigheid. Een wereldje van harde arbeid. Dat wereldje leerde ik kennen toen mijn vader me op mijn eerste grote fiets meenam om steenbakkerijen nog in werking te zien. Ik zal dat nooit vergeten.
Tachtig voorbij, en van het Latijn en Grieks is nog een aanvang van de Bello Gallico blijven hangen een vers van Ovidius een begin van de Illias en vooral afschuwelijk moeilijke spraakkunst van een taal die niemand verstaat en niemand nog gebruikt, maar de boer in mij hij ploegde voort. Mijn familie waarin muziek niet alleen bewonderd werd maar tot het dagelijks leven behoorde en de letterkunde niet alleen beroepsmatig permanent aanwezig was was echt een hopeloze voedingsboden voor enige praktische kennis in het plattelands gebeuren. Vermits mijn schoolleven een verplichte last was, kon en mocht ik me ten volle uitleven in de litteratuur. Ik las, verslond en probeerde te verteren wat ik onder handen kreeg. Gelukkig ontdekte ik al vlug een Mein Kamp en een boekje dat , ik meen Daniëlla heette en het relaas was van een overlevende uit Treblinka. Mijn gezond boerenverstand gruwde van
|