Mama,
De krekels schuren luid hun vleugels, het ritmisch tsjirpen op het te hete middaguur. De zwerfhonden bij het hotel genieten lui hun siƫsta.
Achter de camping die aan het strand ligt, loopt een weg. Een zandweg vol putten en builen die telkens als het eens regent uitgestrekte en diepe plassen vormt. Dan is het er nog stiller dan wanneer de Calabrese zomerzon het zand keihard blakert. Mimosabosjes en opschietende eucalyptussen vormen een scherm rond de camping. Verzakte paaltjes en restanten van een omheining scheiden ons van een uitgestrekt moeras met eilandjes waarop dichte struiken en enkele verspreide bomen veilige rustplaatsen voor vele vogels bieden. De stilte weegt zwaar, een waterschildpad rekt haar kop. Achter het moeras strekken de rijstvelden richting Sibari zich uit. En die brede, diepe vlakte van Sibari ligt in de verte ingesloten door een bergmassief. Een groen, machtig massief dat in de winter door een dik sneeuwtapijt wordt bedekt.
Af en toe kreunt en kraakt een auto traag tussen de putten naar of van de pineta, het naaldbos. Heel zelden vertelt een fijn cirkelvormige spoor in een plek los zand dat een slang de weg is overgestoken. In de frisse vroegte zwermen vluchten vogels rond de hoge bomen, vele zijn bewoners of bezoekers van het
|