Onderzoek naar de discrepantie tussen vorm en vent bij Gerard Walschap
10-07-2009
âHET VERBORGEN LEVEN VAN GERARD WALSCHAPâ
Het verborgen leven van Gerard Walschap
Een alternatief onderzoek naar de mens achter de schrijver.
Dat Gerard Walschap een monument in de Nederlandstalige literatuur en een keerpunt in de evolutie van de Vlaamse roman was, staat buiten kijf. In de loop der jaren werd aan zijn oeuvre dan ook meer dan gewone aandacht besteed in allerlei geschriften. Over Walschaps leven werd echter nog niet zoveel geschreven. Toch is het leven van een auteur minstens even belangrijk als zijn werk. De twee van elkaar loskoppelen leidt tot literair-historische vervalsing, vond ook Multatuli: Een biograaf, die alleen mijn gedrukte werken tot uitgangspunt kiest, kan slechts onzin te berde brengen.
Het werd dus tijd om de de mythe Walschap aan een grondig onderzoek te onderwerpen. En dat gebeurt in dit boek. Met de nodige zin voor relativering zoekt Frans Depeuter een antwoord op de vragen:
* Was Walschap een racist?
* Was zijn afscheid van Kerk en geloof méér dan een rancuneuze reactie?
* Hoever ging zijn Deutschfreundlichkeit?
* Was hij een opportunist?
* Hoe stond hij tegenover de jeugd? En tegenover zichzelf?
* Hoe echt was zijn socialisme?
* Was hij recht voor de vuist of soms ook een manipulator?
* Was hij ook in zijn latere boeken nog de meester-verteller van Houtekiet?
Depeuter baseert zijn controversiële studie op historische documenten, op getuigenissen van derden, maar vooral op Walschaps eigen brieven en uitspraken en op de woorden van zijn romanpersonages waarmee de auteur zich ondubbelzinnig vereenzelvigt.
Het verborgen leven van Gerard Walschap is dus geen essay in de stroeve zin van het woord, maar een vertellend dossier dat bijna leest als een roman.
Het boek, dat hoofdzakelijk nieuw feitenmateriaal bevat en geïllustreerd is met (ook nieuw) beeldenmateriaal, is een must voor voor literatuurkenners in het algemeen en de Walschapkenners in het bijzonder, kortom voor iedereen die geïnteresseerd is in het verborgen leven van een groot schrijver.
Wie meer informatie wenst, kan mailen naar depeuter.frans@telenet.be
Technische gegevens: Groot formaat: DIN A4 144 bladzijden Ingebonden kleurencover - geïllustreerd. Berghmans Uitgevers, Antwerpen, in samenwerking met Heibel vzw
Inhoud van 'Het verborgen leven van Gerard Walschap'
Inhoud van HET VERBORGEN LEVEN VAN GERARD WALSCHAP
Woord vooraf
Deel 1 De (schijn?)heiligheid van Jan Mus
1.1. Van seminarist tot baron
Peutrus Biezemans aan Het Avondmaal Ontslagen wegens vuile manieren Het Vlaamsche Land en Dietsche Warande en Belfort Apostel van de PelgrimbeweginG Vader was nondedju ne smeerlap Dat kieken legt geen windeieren In een geur van linkse heiligheid Tegen de muur zetten en neerknallen!
1.2. Een kruidenier uit Londerzeel
Een flessenwinkel die goed draaide Pornograaf en moraalridder tegelijk Onze Vlaamse Einstein Cest la voix même de lorgueil De potsierlijk opgeblazen Pascal Het heelalletje van God-de-Vader Spuwen als een zakkendrager Hier is dat kleine kereltje Reebok, jonge duifjes, eendjes en kreeft Geen nagel om zijn gat te krabben? Kieskeurig als een Siamese kater
1.3. Kleinhandel in melk, boter en eieren
Een diarree van Uedeles Het betere ellebogenwerk: vleien, kruipen, smeken, danken Sjoemelen, bekladden, kwaadspreken Help mij, help mij uit de nood! De haan kraait rood en blauw en oranje Eindelijk toch, de buit is binnen! Nog wat hand- en spandiensten
1.4. Was Walschap een racist?
Ik draag sedert jaren dit erelint van de cultuurmens Analfabete, konijnachtig zich voortkwekende miljoenenvolkeren Behoor ik tot een inferieur ras, dan moet ik zwijgen Ik kan niet zoveel vragen beantwoorden als dwazen mij kunnen stellen Wij zijn de weldoeners van het mensdom Ik kan die terribele zever niet vergeten
1.5. Boeken vol geliteratureluur
Achter de runderen met knuppels het slachthuis in! Van een ongekende burgertruttigheid Uw kunst is iets, maar voor het volk is zij niets Praat van een paar oude wijven Zo simpel als een scheetje zonder krampen Al die vuile kapitalisten in de Boeing De velowinkel van Disco-Pateet Twee sneetjes worst en drie teerlinkjes Gouda volvet Over Kwak en Straffe Hendrik Wij zijn allemaal atoombommen die uit atoombommen bestaan Laten we haten al wat onecht is
Deel 2 In de plooien van een fascistische staat
Chronologie van de voornaamste feiten uit de oorlogsjaren van Walschap
2.1. De Vlaamse literatuur tijdens de tweede wereldoorlog
Heksen en inquisitie Een cordon protecteur Deutschfreundlichkeit? Helden van het woord In de burgerlijke plooien van een fascistische staat
2.2. Walschap en zijn Duitse uitgevers
Debuteren in het jaar van de boekverbrandingen Eindelijk verlost van de joden Fassungslos: nog nooit meegemaakt Diederichs is nogal nazi, meen ik Een muis op een zinkend schip
2.3. Verenigingen, kamers, gilden
De ene Kamer is de andere niet De VVL en de Kunstenaarsgilde Stadsgildemeester Walschap aan Rijksgildemeester Roelants Uitsluiting van joden en vrijmetselaars Als een kat in een zak Beschuldigde en getuige à décharge De VVL wordt VVL Zich van geen kwaad bewust
2.4. Adolf von Hatzfeld en de Berlijnse Rede
Aangenaam, Hatzfeld, met kleine von4 Op uitnodiging van de DeVlag Trouw in nederlaag en triomf Tussen aanhalingstekens Aus demselben Volk und demselben Blut Verdwenen documenten De Berlijnse rede of Wege der flämischen Literatur Herhaaldelijk onmiddellijk doodsgevaar De Ereraad vergist zich Verschil tussen de oorspronkelijke tekst en de vertaling van de Berlijne rede
Deel 3. Miskende held of sluwe opportunist?
3.1. Duitse relaties in Vlaanderen
Snoeckjes in troebel water Dechenne: Duits of katholiek? Mit Hans und Franz am Kaffee Brieven aan de Gestapo Gevochten op leven en dood Allemaal kleine collaboratie Bokken en kemels Beweringen zijn nog geen feitelijkheden Wir haben es nicht gewußt
3.2. Walschap in het offensief
Een held in wierookwalm Stremmingspolitiek en een gevoelig gat Geheel het land wist het En ik stond helemaal alleen In rook opgelost Een woest Engelsgezinde vrouw Koud en warm blazen Ik heb evenveel recht als de koning Moffen, zwarten, derde kolonne Fluimen op de ruiten Inke pinke pelle als ge liegt, komt gin de helle Kwakkels op sterk water
3.3. Mijn Heimat en mijn Volk
Ungeeigneten und unzuverlässigen Elementen Künstlern, die volksverbunden sind, ohne es zu wissen De modelvolksverbondenen, de Duitsers, verstaan mij Die wichtigsten Vertreter flämischen Volkstums Geen attentist? Maar alleszins een tist Tot leniging van het leed der mensheid Collaboratie is een tragedie, geen misdaad Pleidooi voor vergevensgezindheid Een monstertje van hoogdravendheid Victor E. Van Vriesland over Zwart en Wit
Woord achteraf
Documenten
Patrice Lumumba vs. Adi-Gerard Breugelovs-Walschap Chronologie van de voornaamste feiten uit de oorlogsjaren van Walschap Ferdinand Vercnocke: Aan Adolf Hitler Vrije indirecte rede, free indirect speech, erlebte Rede Verslag over het onthaal van Adolf von Hatzfeld in de DeVlag Programma van het onthaal van Adolf von Hatzfeld Verschil tussen de oorspronkelijke tekst en de vertaling van de Berlijnse Rede Kerngedachten van het nationaal-socialistische wereldbeeld The Walschap-connection De bladzijden uit Adelaïde waarop Hammenecker afknapte Walschap en enkele collegas auteurs-staatsambtenaren Tekst van de lezing van Adolf von Hatzfeld Aanval op en antwoord van Walschap in Weerstand Wederwoord van Weerstand Gerard Walschap schrijft ons : tweede brief in Weerstand De collaborerende uitgeverij De Lage Landen Een mensch van goeden wil en Mijn Kamp De Reichsschrifttumskammer en de Entartete Kunst Diederichs-Verlag, eine Sammeladresse für völkisch-nationale Autoren" De Mijol en De 3 Fonteinen Stemmen uit de linkse kerk, toen en nu: Herwig Leus Stemmen uit de linkse kerk, toen en nu: Julien Weverbergh Stemmen uit de linkse kerk, toen en nu: Walter Van den Broeck Gerard Walschap en Willem Elsschot Gerard Walschap en Mark Grammens Walschap en het Vlaams-nationalisme
âAnalfabete, konijnachtig zich voortkwekende miljoenenvolkerenâ
Analfabete, konijnachtig zich voortkwekende miljoenenvolkeren
Wie een onderzoek wenst te doen naar eventuele kapitalistische en racistische aspecten in het werk en de ideeën van Walschap, mag zeker niet nalaten de roman Het Oramproject (1975) te lezen. Daarin voert de auteur een zekere Adi Breugelovs ten tonele, telg uit een Vlaams ondernemersgezin, die in het begin van het boek tijdens een vliegreis de jonge hippie Geert Van Capellen ontmoet en dit klankbord de hele reis door volpropt met zijn meningen over negers en Aziaten. Enkele citaten:
Voor Geert haalde hij (Breugelovs FD) de woorden aan van een bevriend journalist die zes jaar lang, in dienst van een zwitsers nieuwsbureau, Azië had doorkruist van links naar rechts en geen medelijden had met zijn ondervoede, analfabete, konijnachtig zich voortkwekende miljoenenenvolkeren. Wij zijn in een ruwer klimaat even arm geweest als zij en wie had medelijden met ons, wie hielp ons? Wij hebben onszelf opgewerkt. Dat moeten ook zij doen. Wij kunnen het trouwens niet. Onze hulp houdt hen langer lui en arm.
(Breugelovs:) Waarom steken zij hun hand uit naar onze hulp, waarom nemen ze onze giften aan, waarom doen ze alsof wij verplicht zijn hen te helpen, waarom dreigen ze met oorlog als we niet vlugger en met grotere pakketten op de proppen komen, waarom hamert men ons hier in het hoofd dat het onze plicht is te geven, nog te geven en te blijven geven?/ Geert gaf hem onverwacht gelijk: En wij hebben hun voorgedaan hoe ze zich kunnen opwerken en ze beschikken daartoe over meer middelen dan wij destijds.
(Breugelovs:) Ik haat de negers van Afrika. In de negentiende eeuw waren het nog naakte apen en nu wij er mensen van gemaakt hebben jagen ze ons uit hun land omdat we hun niets dan kwaad zouden hebben gedaan. Ik haat nog meer de negers van Amerika, Geert. Ze lieten zich in Afrika door Arabieren pakken en als slaven verkopen aan Amerikaanse blanken die al heel gauw, t is te zeggen in achttienhonderdzestig, vijfenzestig, in de overtuiging door Lincoln samengevat dat alle mensen als elkanders gelijken zijn geboren, een bloedige burgeroorlog voerden om ze vrij te maken. Na honderd jaar vrijheid in een nieuwe wereld die hun onbeperkte mogelijkheden biedt, hebben ze van de Amerikanen nog niet afgekeken hoe ze het tot iets kunnen brengen en omdat ze het nog tot niets hebben gebracht, willen ze er alles kapotslaan. Maar het meest haat ik mijn eigen blanke broeders, Geert, het pioniersras van de mensheid, de nevrotieken die zich dag aan dag rouwmoedig en boetvaardig op de borst slaan, s morgens met het gezicht musulmaans naar Afrika, s noenens boeddhistisch naar Azië, s avonds op jazzmaat naar Amerika, kwijlend van bewondering voor elke kleurling, hem nabootsend in muziek en dans, hem vergiffenis vragend omdat ze van hem iets hebben gemaakt.
(Breugelovs:) Wat heeft de neger tot nu toe gepresteerd? Niks! Dansen, saxofoon spelen en zingen met raspende stem. Wat heeft de Aziaat gepresteerd? Bitter, bitter weinig. Duizenden jaren lang op dezelfde manier bidden, tempels bouwen, schilderen, schrijven, musiceren, dansen, beeldhouwen, trouwen, begraven, zonder vrijheid, zonder vooruitgang, met stokjes blijven morsen als wij hun lepels en vorken aanbieden, vierduizend verschillende leestekens blijven schrijven als wij het met zesentwintig doen. Altijd één rijke op vijfhonderdduizend hongerlijders, om de vier eeuwen een boerenopstand waarvan de aanvoerende boer de nieuwe tiran wordt, altijd dezelfde overstromingen en hongersnoden, altijd maar kinderen maken, kinderen maken, kinderen maken. En de meisjes weggooien! Geert wierp hem een zeer evident bewonderende blik toe.
(Breugelovs:) Hier, in Afrika en Azië, staan de arme landen, die rijker zijn dan wij maar te lui en te lomp om hun rijkdommen te gelde te maken, tegen de kapitalistische landen op, tegen de Verenigde staten en Europa. Wij hebben hen bestolen, schreeuwen zij. Wij hebben moderne steden voor hen gebouwd, spoorwegen, autobanen, hospitalen, scholen, wij hebben hun levensstandaard vertienvoudigd, hun gemiddelde levensduur verdubbeld en dat telt niet meer, daar spreken ze niet meer over. Wij hebben hen bestolen en dat is al wat wij gedaan hebben. En wie heeft hun dat ingehamerd, want uit zichzelf waren ze niet slim genoeg om het te verzinnen. Onze nieuwlinksen en onze katholieke communisten genre Amada.
Dat dit achttien-karaats kapitalistisch-racistische praat is, daar zal geen zinnig mens aan twijfelen. Ook Willem M. Roggeman niet, die in een interview met Walschap (Beroepsgeheim 2, 1977) aanstipt dat Adi Breugelovs overkomt als een aartsreactionair en een racist en daarna aan de schepper van dat creatuur vraagt: Zijn dit dan ook de ideeën van de schrijver Walschap? Kloek uit de hoek komend antwoordt de zelfverklaarde humanist resoluut: Ik ben het volledig eens met Adi Breugelovs. En als Roggeman nogmaals aandringt: Velen vragen zich af in hoever u het met hem eens bent, doet de auteur er nog een schep bovenop: Vijfhonderd procent. Ik erger mij de ganse dag aan de krankzinnige paardengedachten die het volk worden ingepompt en door Adi bespot, het groter worden van de kloof tussen arme en rijke landen bijvoorbeeld, onze plicht de arme te helpen, of hun plicht zichzelf op te werken enzovoort, enzovoort.
En hij ratelt maar door: Alle mensen hebben gelijke mensenrechten maar niet alle mensen zijn gelijk, ook niet alle rassen. Ze zullen dat ook nooit zijn. De Eskimos in de poolgebieden, de bewoners van de evenaar, zwart of bruin, zullen nooit het kultureel en het materieel peil bereiken van de gematigde wereldstreken. De zwarten hebben in vergelijking met de blanken tot nu toe niets gepresteerd, ons kolonialisme heeft henzelf en hun land een weg laten afleggen waar wij zelf duizend jaar meer over hebben gedaan en nu stellen ze zich aan als verwende, verwaande kinderen.
Allicht begon het Roggeman te tuiten in zijn oren, want hij insisteert nogmaals: Vindt u ook de Aziaten minderwaardig?, waarop de toenmalige Nobelprijs-kandidaat übermenschlich zegt: Ze zijn meer waard dan de negers, maar kunnen de vergelijking met het blanke ras evenmin doorstaan als zij en wij moeten dat inzien en durven zeggen, want wij zijn bezig onze zelfbewustheid en daardoor ons pionierschap te verspelen. De Aziaten, ik ben in China geweest tussen haakjes, [Zelfs drie weken, asjeblieft! Als je dán een land met een oppervlakte van 9596961 km² en een bevolkingscijfer van 1133683000 in-woners nog niet kent! FD] hebben hun verdienste gezocht in duren, dulden, volhouden en in het steeds perfecter uitvoeren van wat ze deden en maakten. Daardoor hebben ze veel evolutie uitgesloten. In duizend jaar zien wij de Chinese kunst niet evolueren. Zij vinden er een groot verschil in, wij niet. Zij zijn trager geëvolueerd. Zij vinden dat naargelang iets moeilijker is, het ook mooier is. Uit een stuk olifantstand snijden ze een boom waarin elk bladje uitgehouwen is, onder die boom zetten ze een pauw met een lange staart waarop de ogen te zien zijn. Ik zag een ivoren bol waar dertig bollen in draaien. Hun godsdienst vooral heeft hen arm en onderworpen gehouden en doen vooruitgaan al stilstaand.
Jamaar, jamaar, Gerard, hoor je Roggeman denken, dat is toch puur kolonialistische bullshit die je in de mond van meneer Breugelovs legt, en je zegt dat je het nota bene voor vijfhonderd procent met hem eens bent? Maar reeds anticipeert de geïnterviewde daarop met (cursief van FD): Als Adi bij u over-komt, laat mij zeggen u vóór-komt als een aartsreactionair en een racist, is het uitsluitend doordat hij zichzelf ironisch zo noemt. Hij is de progressist en antiracist die hij altijd is geweest, maar hij heeft de dwaasheid van zijn jeugd ingezien en wetend hoe dat hij bij zijn tien jaar jongere reisgezel zal overkomen, pardon vóórkomen, bekent hij zich tot de conservateurs en de racisten om hem te prikkelen tot een dispuut dat de reis zal veraangenamen en hen als twee Vlamingen in Zuid-Amerika nader tot elkaar brengen.
Ach, zo zit het dus! Al goed dat Gerard het zelf zegt, want dát hadden we niet direct gemerkt. Die sluwe Adi wil Geert dus prikkelen tot een dispuut. Goed zo! Prima! juichen we. Vreemd genoeg echter blijkt Geert een melkmuil uit wiens mond geen gebenedijd woord van tegenspraak komt. Integendeel, reeds na drie bladzijden geeft hij Adi onverwacht gelijk en een beetje verder werpt hij hem een zeer evident bewonderende blik toe. Het dispuut blijkt dus in feite een ellenlange monoloog te zijn vol racistische uitspraken die zonder enige kritiek door de hippie worden geslikt: Tot Adis verbazing vond Geert dat allemaal waar en goed. En wat doet de prikkelende Breugelovs dus: hij verzekerde dat hij niets welstaanshalve had gezegd, maar alles wat hij gezegd had werkelijk had gemeend.
Het oeverloos prekerig geprikkel heeft als resultaat dat, wanneer het vliegtuig landt in Venezuela, de hippie getaxeerd wordt als (cursief van FD) een verwende, ontwortelde, begaafde maar nog onevenwichtige jonge Vlaming, een tot het rechte bourgeois-pad teruggekeerde provo. En de vaderlijke Adi is door de zwijgzaamheid van zijn reisgezel zodanig geroerd dat hij medelijden had met de boeiende raadselachtige jongen.
Hetzelfde soort onverbloemd reactionair en postkolonialistisch gedaas lezen we in het tijdschrift Argus (Wat ik denk over de jeugd, nr 10, 1979), waarin Walschap met een nog altijd even robuuste vanzelfsprekendheid de jeugd eens haar lesje zal lezen, want die eenmaal wetenschappelijk zeker is van wat ons wacht, (kan) gemakkelijk aanwijzen wat ons binnenkort zal doen bespotten of streng veroordelen.
We citeren zonder commentaar:
Men zal ons het absurde schuldgevoel verwijten waaronder wij gebukt gaan omdat we gekoloniseerd hebben. We hebben inderdaad de hele mensheid op onze weg gezet, en we moeten ons daar niet over schamen. Van al de historische veroveraars hebben wij het minst gemoord, gebrand en geplunderd, het meest voordeel gebracht en onze wandaden het ruimst vergoed. Wij zijn de weldoeners van het mensdom en ons roept men op tot broederlijk delen. Wij hebben niets anders gedaan. Het zijn onze broeders die nu zichzelf moeten redden zoals wij het hun geleerd hebben en mogelijk gemaakt, en zoals wij onszelf hebben opgewerkt zonder vreemde hulp.
Wij zullen uitgelachen worden omdat we de gelijkberechtiging van de rassen uitgeroepen hebben, en niet begrepen dat blank, bruin, rood, geel en zwart daarom nog niet van dezelfde waarde en verdienste zijn, en dat, als we onszelf willen blijven, we toch zeker niet de achterblijvers mogen naäpen. / Binnenkort schaterlachen onze kleinkinderen als ze ons over de televisie tot diep in de nacht de verkiezingsuitslagen zien bekendmaken onder hysterische negerzang, dans en tamtam.
Walschap profeteert zijn onvoorwaardelijk, bijna triomfalistisch geloof in het jonge Europa, dat wanhoopt aan zijn eigen beschaving op het ogenblik waarop ze zich zodanig over geheel de aarde uitbreidt en vestigt, dat ze niet meer kan ten onder gaan.
Ook over industrie, milieu, welvaart, feminisme e.a. spuit hij zijn muffe meninkjes: Ze zullen onbegrijpend het hoofd schudden, die kleinkinderen, over onze fanatieke manifestaties tegen de industrie, de techniek en de wetenschap, precies datgene waaraan we onze welvaart, comfort en gezondheid en lang leven danken, precies datgene dat de gevaren van pollutie, vergiftiging en ontploffing die ze meebrengen, bezweren kan, en nu reeds van de grootste stroom van Engeland, de Teems, vóór enkele jaren nog een riool, een visvijver heeft gemaakt zoals hij er nooit een geweest is.
Nu verwacht gij van mij misschien een oproep tot bezinning. O neen! Dolleminaat, huppelt en tamtamt, staakt en manifesteert maar verder. Koopt veel te duur beslijkte groenten, gewonnen zonder chemisch zuivere meststoffen maar met urine en drek uit de beerput. Eigentijdse dwaasheid heeft de wereld nooit belet haar kinderen geleidelijk meer welvaart te bezorgen. () Wees gerust, de mens wordt ook tevreden en gelukkig. Daar zorgen de industrie, de techniek en de wetenschap voor, niets anders, gelooft mij, niets anders, en ze zijn er zelfs niet ver meer van af. In afwachting is het beter nog een paar generaties lang nogal vrij, goed gevoed, gekleed en gehuisvest een beetje ongelukkig te zijn, dan met luizen en vlooien in een hut of een hol.
In een volgend nummer van Argus (nr. 13, 1979) reageert Willem Neyns furieus op deze kapitalistische praat vooruitgangsoptimisme noemen de Walschapfans dat , die hij al te gortig noemt: Zelfs een oppervlakkige blik op de geschiedenis van het Europese kolonialisme leert ons namelijk dat wij de inwoners van Afrika en Azië niet veel meer hebben bijgebracht dan hard werken voor een karig loon, blind gehoorzamen en bidden.
Waarop de gelijkhebber reeds in hetzelfde nummer al zijn autoritaire, kolonialistische duivels ontbindt en er nog een paar grove schimpscheuten bijgiet in een artikel met de honende titel: Een ternauwernood achtbare opponent: Ik zou mij te goed moeten achten om in te gaan op beledigingen van iemand die volslagen onbekend blijkt te zijn met wat ik in de loop van een halve eeuw heb geschreven, met het oordeel daarover te boek gesteld door de letterkundige kritiek, en die bovendien door slogans van domoren onder zijn generatie zodanig verblind is, dat hij niet eens gewoon kan lezen wat er staat.
Ik handhaaf letter voor letter Wat ik denk over de jeugd. Niet alleen de rassen, ook de volkeren, ook de eenlingen verschillen fysisch en psychisch in waarde en verdiensten. Dat is wetenschappelijk onweerlegbaar, biologisch en historisch bewezen.
De delfstoffen die wij uit hun grond hebben gehaald, zouden er zonder ons nu nog in zitten. Zij zouden ze er immers niet kunnen uithalen, indien wij voor hen de mijnen niet hadden geboord. Daarbij zit er voor hen nog genoeg in voor onafzienbare jaren. / Hun gewassen hebben wij niet gestolen. Wij hebben er hun grond voor verrijkt tot hij tienmaal meer opbracht dan vóór onze komst. Zij kunnen er na ons vertrek ten eeuwigen dage tienmaal meer blijven op winnen, mits hem te bedrichten zoals wij het hun hebben geleerd.
Met het loon verdiend in onze mijnen en plantages waar wij niets gestolen hebben maar alles betaald, zo voordelig mogelijk, zoals elk snugger zakenman doet hebben zij hun lot sensationeel verbeterd. Ze wonen comfortabeler, kleden en voeden zich beter en leven langer en gezonder. () Hun bewustzijn van eigenwaarde, getalsterkte en recht, dat hen tegen ons doet opstaan, hebben zij van de blanken. Zelfs de wapens waarmee ze zich vrij vechten van ons, moesten wij voor hen maken. / Hier houd ik op. De aanval van mijn opponent op de industrie is mij te simpel, te gortig, en ik kan niet zoveel vragen beantwoorden als dwazen mij kunnen stellen. () Ons rechtvaardig kapitalistisch stelsel staat op instorten, wij worden gemarteld in ons zogezegd democratisch paradijs, maar de progressieven zullen ons redden. Zij hebben dat reeds eenmaal gedaan te Praag, daarna nogmaals te Budapest, en nu zijn ze aan t redden in Afghanistan. Wanneer ze hun redding dan verder zullen uitgebouwd hebben met dezelfde industrie, dezelfde kleurstoffen, insecticiden en hormonen, dan hoop ik dat onze Neynsen mij niet meer zullen nodig hebben om hun verstand te gebruiken. () Daarom betuig ik hun mijn () diepgevoeld medelijden.