Uren heb ik al gelopen op zoek naar de koets. Ik vind hem niet meer terug. Ondertussen is het ook al beginnen schemeren. Snel maar stil verplaats ik mij door de struiken op zoek naar de koets. Langs de weg ligt een ketting en nog een beetje verder een stuk verband van de zwaar gewonde man. Uiteindelijk kom ik aan een kleine open plek. Ik zie hoe Hans een put aan het graven is met mijn bijl. Onbeweeglijk blijf ik op mijn plaats. In het duister kijk ik naar Hans hoe hij de zwaar gewonde man begraaft, de man was blijkbaar overleden. Sluw als een wilde kat wacht ik het geschikte moment af om toe te slaan. Ik zie hoe Hans zijn geweer beet neemt en paniekerig om zich heen begint te zoeken. Hij voelt blijkbaar dat ik hem zit aan te staren maar hij kan mij niet zien. Ik blijf geduldig op mijn plaats wachten. Hij fluistert in het duister mijn naam. Hij zegt dat ik mijn koets terug krijg en dat hij ze niet meer nodig heeft. Ik ga niet in op zijn aanbod en blijf zitten, wachtende op de volledige duisternis. Eindelijk legt Soldaatje-soldaatje zich neer op het hooi. Hij heeft zijn geweer weggelegd. Na een half uurtje kom ik voorzichtig uit het struikgewas. Ik sluip naar de koets, pak de bijl en hef mijn armen met de bijl boven mijn hoofd. Maar zonder het goed en wel te beseffen doe ik mijn armen terug naar beneden. Hij zegt het woord 'mama' in zijn droom. Om één of andere reden heeft dat zijn leven gered. Ik pak hem bij zijn kraag en begin hem een grote afranseling te geven. Ik sla hem meerdere keren in het aangezicht. Wanneer hij valt, pak ik hem terug op en sla hem terug tegen de grond. Ik schreeuw dat hij moet verdwijnen. Strompelend verdwijnt Soldaatje-soldaatje in de duisternis. Ik val snikkend in het lange gras.
Kilometers hebben we al afgelegd en nog steeds heb ik geen nieuwe kans gekregen hem te doden. Wel heb ik het kompas al kunnen weg doen. Ik voel dat de zwaargewonde man en Soldaatje-soldaatje argwaan beginnen te krijgen. Ze zitten al een tijdje achter mijn rug te fluisteren. Dan begint Soldaatje-soldaatje in zijn spullen te zoeken op zoek naar zijn kompas en bajonet. ik hoor hem wroeten in het hooi. Met mijn kuiten en voeten hou ik de bijl tussen mijn benen zodat ik hem kan gebruiken wanneer de kans zich voordoet. Plots voel ik een punt in mijn rug. Het is de loop van een geweer. 'Halt': roept Soldaatje. 'Stehen Sie ... auf!' : stottert hij. Ik doe alsof ik hem niet begrijp maar hij drukt de loop nog harder in mijn rug. Boos draai ik mij om en leg mijn ene hand op het handvat van de bijl. Soldaatje-soldaatje vuurt een schot af, rakelings langs mijn oor en over de ruggen van de paarden. Van schrik beginnen de paarden hevig te steigeren en te galopperen. Soldaatje-soldaatje wil de paarden neerschieten maar ik kan hem op het laatste nippertje tegenhouden. Ik laat de paarden stoppen. Soldaatje-soldaatje beveelt mij uit te stappen met de handen in de lucht. Ik doe wat hij zegt. De zwaargewonde man bundelt al zijn krachten en begint mijn tas te doorzoeken. Plots ziet hij de bijl... Razend tiert de gewonde dat Hans, want zo heet Soldaatje-soldaate blijkbaar, mij onmiddellijk moet neerschieten maar hij doet niets. Hij wil mij sparen. Hij keert de paarden en springt in de koets. 'Nach Haus' roept hij. Ik mag niet ook nog mijn wagen en mijn paarden verliezen. Als ik die verlies heb ik niets meer. Ik loop achter de koets aan maar voor ik het weet pakt Soldaatje-soldaatje zijn geweer en schiet. Ik val op de grond. De kogel scheert rakelings boven mijn hoofd.
Ik loop nu al een tijdje achter de koets. Weliswaar op een grote afstand zodat ze mij niet kunnen zien. Ik kan de wielen horen draaien. Wanneer hij stopt, stop ik ook en verberg mij achter een boom. Ik kom op een open veld. Ik besluit om het veld over te steken maar juist op het moment dat ik mij achter een boom wil verstoppen, ziet Hans mij. Ik hoor hoe hij de paarden de sporen geeft. Ik loop ook verder en zie hoe de gewonde mij nu ook opgemerkt heeft. Hij geeft een kreet en Hans begint nog sneller te rijden. Hij verdwijnt uit mijn zicht achter een bocht. Zou hij mij in een hinderlaag opwachten? Ik kom aan het bruggetje dat over een moeras loopt en luister opnieuw naar de koets maar ik hoor de wielen niet meer. De koets is gestopt. Plots hoor ik de koets weer zachtjes verder rijden. Ik verlaat mijn schuilplaats en loop op het bruggetje af. Opeens hoor ik een luide knal. Binnen de seconde laat ik mij op de grond vallen en zie hoe vogels proberen weg te vliegen. Ik richt mij op en zie Hans. 'Nach Haus', riep hij kwaad, 'of ik knal je hoofd echt aan stukken!' Hij loopt terug naar de wagen die ondertussen al een eindje verderop zich bevindt.
Uren hadden we al gereden tot ineens Soldaatje-soldaatje bij mij komt. Hij pakt zijn spullen en haalt een paar verfrommelde bankbiljetten uit zijn tas. Ik kijk hem vol onbegrip aan. Hij legt de biljetten op mijn schoot. Ze zijn kennelijk voor mij. Ik blijf hem aanstaren alsof die bankbiljetten mij niets doen. Hij pakt zijn gouden polshorloge en legt het bij de bankbiljetten op mijn schoot. Ik concentreer mij terug op de weg. Snel voegt hij nog een gouden vulpen bij de stapel, hij denkt blijkbaar dat ik het te weinig vind. Ik mag dat geld niet aannemen anders zou de moord onzuiver zijn. Met een snel gebaar gooi ik alles van mijn schoot zodat de biljetten, de pen en het horloge tussen Soldaatje-soldaatje en mij vallen.Wanhopig legt hij nog een paar gouden knopen op de stapel. Hij pakt mijn tas en wil het er in steken. Snel maak ik de teugels vast en pak zijn arm beet. Met een kort gebaar neemt hij de tas in zijn andere hand en stopt het goud er in. Ik sta recht en gooi hem in de verste hoek van de koets. Ik heb veel zin om hem hier ter plekke te vermoorden. Hier of straks, wat maakt het uit? Die lui vermoorden al jaren mensen in het bos! Ik omklem zijn dunne armpjes, zodat hij begint te kermen. Hij denkt dat ik hem op een boertige manier wil bedanken, ik trek hem naar mij toe. Voorzichtig schuif ik de bijl vanonder het hooi en hou hem aan mijn dij. Angstig vraag ik God om raad en vergiffenis. Het enige waar ik kan aan denken is de manier waarop ik hem zal doden. Ik zal hem met één klap doden zodat hij niet lijdt. Ik kijk nog eens snel om mij heen om zeker te zijn dat er niemand in de buurt is. Mijn ogen sperren zich wijd open. In de verte komt er een Duitse patrouille op een zijweg aangereden. Soldaatje-soldaatje schrikt op, snel pakt hij zijn wapen en verbergt zich achter de wand van de koets. De Duitse patrouille had ons nog niet gezien. De bosjes onttrokken hen aan ons zicht. Soldaatje-soldaatje is duidelijk zeer bang van zijn soortgenoten en ik heb weer een kans verloren mij te ontdoen van één van de twee Duitsers.
De vervloekte Duisters hebben mijn echtgenoot enkele dagen geleden opgehangen. Hij had juist enkele cementzakken gestolen. Het was een waarschuwing zeiden ze. En nu komen 2 van die Duisters mij verplichten om hen met mijn koets weg te brengen over de grens. Mijn wraak zal zoet zijn! Ik lust dit volkje rauw!! De ene soldaat, Soldaatje-soldaatje, loopt steeds voor de koets, zijn geweer in de aanslag. Ik hou hem nauwlettend in de gaten. Het is een klein mannetje met een kinderlijk stemmetje, hem kan ik met mijn robuust postuur zeker aan... En de andere, die ligt half dood bloedend op de koets. Het enige wat hij doet is af en toe zijn hoofd oprichten om over de rand van de koets bloed over te geven. Na enkele kilometers is die zeker dood zonder dat ik iets heb moeten doen. Dus de enige die ik moet vermoorden is Soldaatje-soldaatje, dat is rechtvaardig denk ik. Stiekem heb ik voor ons vertrek een bijl meegesmokkeld die ik onder het hooi op de koets verstopt heb. Wanneer het geschikte moment zich voordoet, zal ik niet aarzelen en toeslaan. Ondertussen is Soldaatje-soldaatje zenuwachtig voor de koets de zoom van het bos aan het afstaren. Plots verbreekt het geluid van geweerschoten de stilte. Snel verschanst het mannetje zich achter de koets, zijn geweer in de aanslag om elk ogenblik te kunnen schieten. Het lawaai houdt op, soldaatje-soldaatje springt in de koets en langzaam gaan we verder. Soldaatje-soldaatje beveelt links van de weg te rijden maar ik blijf koppig in het midden van de baan rijden. Soldaatje-soldaatje springt van de koets en geeft een ruk aan de teugels van het paard. Na enige tijd krijgt hij de paarden links van de baan op het gras. Nu maken de wielen minder lawaai, hij moet enorm bang zijn, denk ik. We komen bij een open vlakte, Soldaatje-soldaatje beveelt mij te stoppen. Hij kijkt op zijn kaart en kompas en beveelt dan verder te rijden. We zijn nog geen honderd meter ver of Soldaatje-soldaatje vliegt met een sprong bovenop de zwaar gewonde soldaat in de koets. Hij neemt de revolver die de man had genomen uit zijn handen. Ik had gezien dat hij een revolver genomen had, hij wilde een einde aan zijn leven maken. Voor de zekerheid haalt Soldaatje-soldaatje de patronen uit de revolver. Ik vloekte, één kans verloren om mij van die ene man te ontdoen. Na enkele kilometers merk ik dat de hoefijzers van de paarden steeds losser komen te zitten. Ik stop en stap van de koets. Dreigend richt Soldaatje-soldaatje zijn geweer op mijn hoofd. Met een gebaar maak ik hem duidelijk wat de bedoeling is. Ik probeer enkele nagels uit het hout van de koets te trekken om de hoefijzers terug te kunnen vastzetten. Behulpzaam pakt hij zijn lemmet van zijn bajonet dat onder het hooi ligt. Ik hou mijn adem in, stel dat hij de bijl ontdekt... Gelukkig merkt hij niets, snel maakt hij enkele nagels los. Hij maakt de hoefijzers vast zodat ze terug kunnen vertrekken. Er ritselt iets in de struiken, angstig sluipt hij erheen. Zonder hij het merkt schop ik zijn bajonet die hij in de grond had gestoken om en verstop hem onder een struik. Eén wapen minder, nu nog de spuit en de revolver...