4 mei 1951
Gisteren nam ik een belangrijke beslissing. Ik heb lang getwijfeld, maar bij nader inzien had ik eigenlijk geen keuze.
De stoomtrein gleed langs de bergen en bereikte een mistig dal. Miezerige huisjes met een zwarte rookmassa die uit de schoorstenen kwam. Ik naderde mijn geboortedorp Dungatar. Ik kreeg een knoop in mijn maag en werd opeens heel angstig. Maar ik had besloten om terug te keren en er was geen weg terug. Een taxi bracht me richting de Hoofdstraat. Daar hoorde ik opeens achter mij een mannenstem 'Myrtle' roepen. Ik herkende meteen de licht opdringerige, maar uitnodigende stem. Het was de stem van de brigadier Farrat, een man die ik twintig jaar geleden samen met dit dorp heb verlaten. Omdraaien was geen optie, ik stapte met grote stappen verder. Maar de stappen achter mij haalden me in en twee handen grepen naar mijn koffer. 'Ik zal je helpen', zei hij op een rustige toon. Ik durfde hem nog steeds niet in de ogen te kijken, maar ik voelde zijn blik op me branden. Ik had geen keuze, hij bracht me richting de Heuvel. Deze ligt een beetje buiten het dorp. Op de heuvel staat slechts één huis, namelijk het huis van mijn moeder. De wagen stopte voor de deur en de gendarme vroeg me: "Zal het gaan, Myrtle?". Ik maakte duidelijk dat ik niet meer met die naam wil aangesproken worden. Mijn naam is Tilly. Een nieuwe naam betekent een nieuwe identiteit, een nieuw begin.
Ik wist dat aanbellen geen zin had, dus zocht ik naar een vermorzelde deur die ik kon inbeuken. Ik geraakte uiteindelijk binnen via de veranda. Onmiddellijk ervoer ik de geur van een beschimmeld en gesloten huis. Het leek of er een tornado door het huis had geraasd. Ik deed een poging om over de rommel te klauteren en me naar boven te begeven. Ik vroeg me af of mijn moeder al die tijd in dit onderkomen krot had geleefd. Ik vond mijn moeder in een vermufte kamer. Ze was volledig verzwakt. Haar ogen waren dof, haar huid was schuurpapier en haar spieren waren verkrampt. Ik was kwaad, had tegelijk medelijden en verdriet. Maar ik zou vanaf dat moment voor haar zorgen, altijd want dat was ik haar verschuldigd.
|