Inhoud blog
  • Brief aan de minister van onderwijs
  • Heet van de naald!!!!!!!!!
  • Ons Regionaal Bestuur
  • Enkele interessante links
  • Het VSOA en het Liberalisme
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    VSOA REGIO HAACHT

    27-09-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Startpagina
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig.  Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.

    Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.

    Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".

    Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen.  In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.

    Nu is uw blog aangemaakt.  Maar wat nu???!

    Lees dit in het volgende bericht hieronder!

    27-09-2005 om 16:32 geschreven door VSOA REGIO HAACHT  


    01-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het VSOA en het Liberalisme

    Hoewel de Groep als zodanig een autonome werking kent binnenin het VSOA-Algemeen, is de overkoepelende werking van het Secretariaat-Generaal, niet alleen uitermate nuttig maar ook verrijkend voor elke Groep apart.

    Als VSOA vertegenwoordigen we de personeelseden van de openbare sector binnen de grote familie van de ACLVB. Onze werking is gestoeld op het collectief privé-initiatief. Ons syndicalisme is daar een uiting van: door overleg het privé-inkomen, de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden stelselmatig te verbeteren, rekening gehouden met de socio-economische en technologische evolutie van onze maatschappij. Het waken over de welvaart en het welzijn van de gepensioneerden is een plicht die we als syndicalisten vanzelfsprekend achten.

    Ons liberaal syndicalisme is er een van pluralistische aard. De betrekkingen tussen overheid en werknemers worden geregeld door vakbewegingen die autonoom naast elkaar leven, maar die hetzelfde belangenpotentieel hebben. De onderlinge samenwerking en frontvorming beschouwen wij als de ideale werkbasis. Individuele acties zijn alleen nodig wanneer gezamenlijke standpunten niet mogelijk blijken.

    Het is dus vanzelfsprekend dat ons engagement steunt op het eigenbelang van de groep als zodanig, maar ook een ethische verantwoording vindt in een liberaal-humanistische benadering waarbij de individuele vrijheid onlosmakelijk verbonden is met de plicht tot individuele en collectieve verantwoordelijkheid die deze vrijheid inhoudt.

    Deze links-liberale maatschappijvisie kadert volledig in onze syndicale werking. Het vrijwillig engagement van onze militanten en leden en houdt in dat we optreden los van alle bindingen met politieke partijen en/of de overheid.

    01-12-2005 om 23:12 geschreven door VSOA REGIO HAACHT  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele interessante links

    VSOA Onderwijs Nationaal
     
    http://www.vsoa-onderwijs.be/


    Op de website van onze Nationale Onderwijsvakbond kan je onder "Enkele interessante links" de links vinden naar veel bruikbare informatie. Je kan op deze site ook de meest actuele dossiers opvolgen.




     

    01-12-2005 om 23:13 geschreven door VSOA REGIO HAACHT  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ons Regionaal Bestuur

    Voorzitter
    Gijpen Eddy

                                 

    Beroep: Technisch Adviseur aan het KTA Deurne-Borgerhout
    Adres: Kruisheide 22    3140 Keerbergen
    email: eddy.gijpen@skynet.be
    tel: 0477 73 40 08



    Ondervoorzitter
    Van Roosbroeck Danny


    Beroep: Adjunct Directeur aan het KTA Deurne-Borgerhout
    Adres: Warme Handstraat 36       2280 Grobbendonk
    email: Danny.Van.Roosbroeck@telenet.be

    tel: 0495 52 62 91

    Secretaris
    Vandenlangenberg Christa

                     


    Beroep: Secretariaatsmedewerkster CVO Haacht
    Adres: Torteldreef 12   3140 Keerbergen
    email: beerten.vdl@telenet.be
    tel: 015 63 00 02



    Penningmeester
    Gijpen Annelies


                                 


    Beroep: Licentiate Kunstwetenschappen en Archeologie aan de Kunsthumaniora Antwerpen-Lier
    Adres: Kruisheide 22    3140 Keerbergen
    email: gijpen_annelies@telenet.be
    tel: 0494 67 17 81

    01-12-2005 om 23:44 geschreven door VSOA REGIO HAACHT  


    11-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heet van de naald!!!!!!!!!

     

    Het geld voor het hoger onderwijs,
    na de conceptnota: de vervolgnota

     

    Hoger onderwijs dat is maatschappelijk investeren en ook terugverdienen. De beslissing over de nieuwe formule tot financieren van het hoger onderwijs is een zaak van het hoogste belang voor de toekomst van Vlaanderen. Onderwijsminister Vandenbroucke besloot wijselijk om niet over één nacht (politiek) ijs te gaan, stelde het afronden van de discussie met 4 maand uit, schoof de toepassing van het nieuwe systeem met 1 jaar voor zich uit en presenteerde als antwoord op een stroom aan kritische vragen en bezwaren tegen de voorgestelde hervorming een vervolgnota op zijn eerdere conceptnota financiering hoger onderwijs. De vervolgnota werkt geen volledig nieuw voorstel uit maar is te beschouwen als een aanvulling en aanpassing van de eerdere voorstellen.

     

    Algemene vaststellingen

    Aan de eigenschappen, uitgangspunten en doelstellingen van de conceptnota (oktober 2005) wordt niets gewijzigd. Anderzijds kan men moeilijk stellen dat de vervolgnota een merkelijke verbetering inhoudt ten aanzien van deze conceptnota en kan niet gesteld worden dat geen rekening wordt gehouden met kritiek op de eerste voorstellen. Toch moet men vaststellen dat sterk gecontesteerde concepten zoals outputfinanciering nog sterker worden doorgetrokken, tegen de grote meerderheid van de geraadpleegde actoren in! Het kernprobleem blijft: een uiterst ingrijpende operatie wordt uitgevoerd zonder te voorzien in extra middelen. Tewerkstellingsproblemen en persoonlijke drama’s blijven voorspelbaar. Het is voor ons uitgesloten dat een mogelijk sociaal passief wordt afgewenteld op de instellingen.

     

    Beleidsspeerpunten

     

    Het idee van een “incentive funding” in de vorm van een “fonds” per instelling in orde grootte van een voorafname van 5 % van de enveloppe wordt verlaten. De doelstelling blijft wel behouden: instellingen aansporen om continu aandacht te besteden aan een aantal beleidsspeerpunten. De overheid zal daartoe na overleg met elke instelling een beheersovereenkomst sluiten. Ingeval van onvoldoende resultaten kan er een financiële sanctie worden opgelegd die maximaal 1 % van het instellingsbudget in de basisfinanciering bedraagt. Men kan zich hier afvragen waarom bestraffen i.p.v. belonen.

     

    De vakbonden pleiten voor een langetermijnvisie en toekomstgerichte beleidsspeerpunten die toelaten de instellingen voor hoger onderwijs de democratische toegang verder te realiseren, een ernstig gelijkekansenbeleid voor alle jongeren te voeren en steeds een onafhankelijke maatschappijkritische positie in te nemen en onafhankelijk kwalitatief hoogstaand onderwijs en onderzoek te realiseren.

     

    De sokkels

     

    Er worden van de totale enveloppe nu 2 sokkels voorafgenomen: voor onderwijs en voor onderzoek (varianten 4, 5 of 6 % van de totale enveloppe).
    Het bedrag van elke sokkel wordt als een nominaal bedrag in het decreet ingeschreven en evolueert vervolgens met de index. Gezien de ervaringen van de hogescholen dringen we aan op een correcte indexering.

     

    Een instelling krijgt een sokkel zodra ze aan een absolute minimumnorm beantwoordt; de Vlaamse Regering zal de minimale normen voor de sokkels kunnen aanpassen om verdere schaalvergroting te stimuleren. We hopen dat niettemin voldoende lange termijn-zekerheid geboden wordt voor de instellingen.

     

    Voor onderwijs is de minimale norm het verwerven van een totaal aantal studiepunten in financierbare opleidingen. De sokkel wordt afhankelijk gemaakt van het bereiken van een rationalisatienorm.


    Voor onderzoek wordt een absolute norm gedefinieerd in termen van onderzoeksoutput qua publicaties en doctoraten. De onderwijsbonden zijn voorstander van een systeem dat voor deze basisfinanciering dicht aansluit op het volume van het gebonden onderwijs.

     

    Op de onderwijssokkel,die op zich al onvoldoende is, wordt een concentratie-index toegepast, die tot doel heeft versnippering van opleidingscapaciteit te ontmoedigen en concentratie aan te wakkeren. Een instelling met een lage concentratie-index kan tot de helft van de sokkel verliezen. We dringen erop aan om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen i.v.m. de concentratie-index.
    Voor sommige instellingen zou de concentratie-index ongewenste negatieve gevolgen kunnen hebben gezien de geografische kenmerken en de sociologische werkelijkheid. We denken ondermeer aan Brussel of Limburg.

     

    Het in de conceptnota voorgestelde systeem voor de financiering van associaties wordt behouden. Er valt te vrezen dat door de verschillen in omvang van de onderscheiden associaties dit in het nadeel van kleinere associaties zal spelen.

    Wij wensen dan ook duidelijkheid te krijgen over de politieke toekomstvisie in verband met de rol en de verantwoordelijkheden van de associaties. Voor ons betekent dit, dat




    gelijk aan de opbouw van de verantwoordelijkheden, ook de inspraak op niveau van de associaties op ernstige wijze wordt aangevat of verdergezet.

     

    Het onderwijsgerelateerde variabel gedeelte

     

    Het onderwijsgerelateerde variabel gedeelte wordt een geïntegreerd rekenmodel voor professionele, academiserende en academische opleidingen samen. Dit illustreert en versterkt de beleidsoptie om het hoger onderwijs als één systeem te zien. De onderwijsvakbonden zijn het daarmee eens. De overheid vindt grote transfers niet wenselijk van de universiteiten naar hogescholen of omgekeerd, of tussen de professionele en academische bacheloropleidingen aan de hogescholen.

     

    De keuze voor outputfinanciering, d.i. financiering van het onderwijsgerelateerde variabel gedeelte op basis van door financierbare studenten verworven studiepunten, wordt tot onze ergernis versterkt tot een algemene toepassing. Dus ook wat de eerste zestig studiepunten betreft.

     

    Om de instellingen aan te moedigen tot oriëntering en begeleiding bij startende studenten zullen de eerste zestig studiepunten dubbel worden gefinancierd.

     

    Vanuit een perspectief van gelijke kansen en democratisering zou moeten vermeden worden dat lagere slaagkansen het gevolg zijn van moeizamere studietrajecten die op
    hun beurt veroorzaakt zouden worden door sociale achtergrondfactoren. Om instellingen beter te wapenen in hun beleid op het vlak van oriëntering en begeleiding van studenten met een sociale achterstelling, zullen verworven studiepunten van deze studenten hoger wegen. Als zeer grove en betwistbare “proxy-indicator” geldt het beursgerechtigd zijn. Instellingen met relatief veel beursstudenten worden geacht de instellingen te zijn waar slaagkansen gehypothekeerd kunnen zijn door sociale achterstelling. Concreet betekent dit dat studiepunten behaald door beursstudenten aan een factor 1,5 zullen worden gewogen. Studiepunten behaald door bijna-beursstudenten krijgen de helft van deze weging.

     

    De minister acht, in tegenstelling tot de onderwijsvakbonden, het risico klein maar niet helemaal onbestaande dat outputfinanciering de kwaliteit zou aantasten. Daarom stelt hij een systeem voor waarbij collega’s uit soortgelijke opleidingen in andere instellingen betrokken worden bij examencommissies. We stellen ons duidelijk vragen bij de haalbaarheid van dit concept. Het is niet alleen het op het eerste zicht overplanten van een buitenlands concept op een Vlaamse situatie, er is ook in Vlaanderen reeds in het verleden iets gelijkaardigs toegepast en ook afgevoerd. In elk geval betekent het meer werk voor de instellingen, meer werkdruk voor het personeel en dat is niet iets waarop men zit te wachten.

     

     

     

     

    Alle bacheloropleidingen, masteropleidingen, schakelprogramma’s en voorbereidingsprogramma’s zijn financierbaar, ba-na-ba opleidingen aan 50 %.
    Ma-na-ma opleidingen blijven niet financierbaar, tenzij deze opleidingen tot kwalificaties leiden die noodzakelijk zijn voor de toegang tot een beroep. Voor niet-

    financierbare ma-na-ma opleidingen kan een studiegeld worden gevraagd dat gelijk is aan de kost voor de organisatie van de betreffende opleiding. Men kan zich vragen stellen bij de 50 % bij de ba-na-ba. Waarom niet 100 % en 50 % bij ma-na-ma?

    Bovendien vinden we dat maatschappelijk relevante banaba’s en manama’s op dezelfde wijze dienen te worden behandeld.

     

    Met het oog op het bevorderen van rationalisering blijven voor opleidingen die worden stopgezet de studiepunten gedurende 5 jaar degressief behouden (20 % per jaar). Dit mechanisme zou echter niet van toepassing zijn indien de opleiding wordt stopgezet omdat ze in het kader van een programmatieprocedure wordt ingeruild.

     

    Voor de kleine, maar maatschappelijk zinvolle opleidingen komt er een specifieke bonus. Unieke opleidingen worden meegerekend aan een gegarandeerd minimum van 40 studenten voor een bacheloropleiding en 20 studenten voor een masteropleiding.

     

    In de conceptnota werd voor de kwestie van de gewichten van studiegebieden een bench-markingstudie aangekondigd. Deze studie is sinds begin december beschikbaar
    en verspreid. Ze wordt ook op de website (zie verder) gepubliceerd. Ze bevat een beperkt overzicht van de gelijkenissen en verschillen in weging van studiegebieden in een aantal referentielanden. Op basis daarvan stelt de overheid een eigen model voor waarbij zowel de huidige gewichten als de internationale referenties worden bekeken in het licht van een aantal Vlaamse specifiteiten en beleidsprioriteiten.

     

    We stellen vast dat dit een uiterst betwistbare methodiek is maar we spreken ons niet uit over de specifieke gewichten. Er is in elk geval geen objectief materiaal of wetenschappelijke studie voorafgegaan aan het opmaken van de voorstellen. We betreuren dit ten zeerste.

     

    In het rekenmodel wordt de mogelijkheid ingebouwd om de gewichten van studiegebieden van respectievelijk academisch onderwijs, academiserend onderwijs en professioneel onderwijs te corrigeren om grote transfers tussen deze categorieën te vermijden. Het is uiteraard aan te bevelen om ingrijpende transfers te vermijden. Omdat de overheid alsnog geen bijkomende middelen voorziet, kan zij niet anders of de mogelijke dynamiek van het nieuwe systeem aan banden te leggen. Vraag is dan of de hele oefening dan nog wel veel nut zal hebben.

     

    Het onderzoeksgerelateerde variabel gedeelte

     

    Voor de professionele bachelors en de academiserende masteropleidingen wordt wat het onderzoeksgerelateerde gedeelte betreft, behouden wat in de conceptnota stond.

     

     

     

    In de conceptnota werd het onderzoeksgedeelte van de universiteiten op 35 % bepaald. Nu wordt het nog open gelaten: ook 45 % of 50 % behoren tot de opties. De onderzoeksfinanciering wordt enkel op de subenveloppe van de universiteiten berekend. Na aftrek van de gedeeltes die voor de beide sokkels nodig zijn, wordt de omvang van het onderzoeksgedeelte bepaald volgens het gekozen percentage.

     

    Deze berekeningswijze voor het onderzoeksgerelateerde gedeelte wordt gehanteerd tot en met 2012. Daarna komt een nieuwe berekeningswijze die het onderzoeksgerelateerde gedeelte verdeelt voor alle academische opleidingen samen. De academiseringsmiddelen zullen op dat moment in de onderzoeksfinanciering worden geïntegreerd. Het is evident dat vanaf 2012 op gelijke wijze gewerkt wordt binnen het geheel van de academische opleidingen.


    In de conceptnota was het onderzoeksgerelateerde gedeelte  volledig outputgestuurd, met voor de helft de masteropleidingen en de andere helft de BOF-sleutel. Nu wordt een model voorgesteld met drie parameters. Een aantal mensen vragen zich af of dit de toekomstige financiering niet scheef trekt gezien bepaalde fenomenen uit het verleden.

     

    Overgang en evolutie

     

    Bij gelijkblijvende beschikbare middelen zal een meer lineair financieringssysteem noodzakelijkerwijs leiden tot een herverdeling met winnaars en verliezers. De overheid erkent dat instellingen zich maar langzaam kunnen aanpassen aan minder inkomsten. Er wordt daarom een overgangsscenario voorgesteld waarbij geleidelijk naar het nieuwe systeem geëvolueerd. In jaar 1 tot 5 kunnen instellingen maximaal 1 % exclusief index zakken ten opzichte van het bedrag dat ze in het voorgaand kregen. Vanaf jaar 6 kunnen instellingen maximaal 2 % exclusief index zakken ten opzichte van het jaar voordien.

    De middelen worden,aldus de minister, zo herverdeeld naar de instellingen die in het nieuwe financieringssysteem winnen, proportioneel aan hun relatieve winst. We stellen hierbij wel vast dat 1 % vaak gelijk staat met een groot aantal voltijdse betrekkingen. De percentages mogen dan wel klein lijken, de gevolgen kunnen erg groot zijn.

     

    Door het uitstellen van de nieuwe financiering met 1 jaar ontstaat er volgend jaar een juridisch vacuüm voor wat de enveloppes betreft (meer bepaald hun grootte) die volgend jaar moeten worden verdeeld. Hiervoor moet er dringend een initiatief komen omdat men anders, ondanks de éénmalige injectie, een grotere achterstand dreigt op te lopen.

     

    Bovendien willen wij nogmaals de aandacht vestigen op het feit dat 80 % van deze gelden besteed zullen worden aan personeel en dat verminderingen van inkomsten, zoals

     

     

     

    we zien in de simulaties, voor bepaalde instellingen onvermijdelijk zal moeten leiden tot afvloeiingen of ontslagen. De simulaties houden op geen enkel ogenblik rekening
    met andere beïnvloedende factoren zoals de leeftijdspiramide binnen de verschillende instellingen. Zo kan het zijn dat hogescholen of universiteiten met veel jonger personeel door deze nieuwe financiering snel een groter aantal medewerkers moet laten gaan, zoals reeds gesteld kan dus een mogelijk sociaal passief niet worden afgewenteld op de instellingen, deze hebben daarvoor onvoldoende buffer.

     

    Besluit

     

    Voor de onderwijsvakbonden blijft het voorstel tot financiering problematisch, ook na de voorgestelde wijzigingen in de vervolgnota. De voorgestelde outputfinanciering is onaanvaardbaar ondermeer omwille van het reële gevaar op negatieve effecten inzake democratisering en diversiteit.

     

    Meest fundamenteel is dat het kernprobleem onopgelost blijft: een uiterst ingrijpende operatie wordt uitgevoerd zonder te voorzien in budgettaire ruimte. De onderwijsvakbonden kunnen niet aanvaarden dat men niets onderneemt om in één beweging zowel de voorspelbare tewerkstellingsproblemen en persoonlijke drama’s te voorkomen als opgebouwde achterstanden uit het verleden recht te zetten. Daarbij is het evident dat de middelen zo efficiënt en rationeel mogelijk worden ingezet, rekening houdend met de grote maatschappelijke verwachtingen en uitdagingen voor het hoger onderwijs. Het is voor ons in elk geval uitgesloten dat een mogelijk sociaal passief wordt genegeerd. De onderwijsbonden zullen er alles aan doen om dit te verhinderen. We stellen vast dat de sociale onrust groeiend is en kunnen sociale actie op termijn niet uitsluiten.

     

     

     

    11-03-2006 om 03:50 geschreven door VSOA REGIO HAACHT  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan de minister van onderwijs

           Aan de heer Frank Vandenbroucke

    Vlaams minister van Onderwijs

    Hendrik Consciencegebouw

    Koning Albert II-laan 15

    1210 Brussel

     

     

     

     

    Brussel, 16 februari 2006

     

     

     

     

    Mijnheer de minister,

     

    VSOA-Onderwijs is verbolgen over de manier van werken m.b.t. CAO VIII.

    Daarom sturen wij u deze “open brief”.

     

    Vanaf het begin van de onderhandelingen legt u, op een maniakale manier, de nadruk op discretie i.v.m. de informatie die over de besprekingen naar buiten gebracht wordt.

    U hebt zelfs op 13 februari aan de deelnemers gevraagd ook zeer voorzichtig te zijn met artikels in de ledenbladen.  U hebt zelfs gesuggereerd dat het beter zou zijn dat dit niet gebeurde.

    U begrijpt dan wel, mijnheer de minister, onze totale verbijstering toen we op dinsdag 14 februari 2006 geconfronteerd werden met een bericht van het Platform Secundair Onderwijs (een organisatie die naar eigen zeggen fungeert als spreekbuis voor de directieverenigingen van het gewoon secundair onderwijs binnen het gemeenschapsonderwijs).

     

    Het vermelde bericht omvatte een begeleidend schrijven en een bevragingsformulier. In het begeleidend schrijven wordt gemeld dat de minister van Onderwijs het Platform heeft ontvangen op 26 januari 2006 en dat zij en ik citeer:“Halfweg de besprekingen van de CAO VIII zullen wij dan weer uitgenodigd worden om feedback te geven”. 

     

     

     

    U zult begrijpen dat onze verbijstering met de minuut toenam wanneer wij vaststellen dat u tijdens onderhandelingen feedback ontvangt van een enquête uitgevoerd door een organisatie die niet als sociale partner deelneemt aan de onderhandelingen.

     

    Wij dachten dat dit niet meer kon maar onze verbijstering nam alleen maar toe toen wij het enquêteformulier aandachtig begonnen te lezen.

     

    Dit platform heeft informatie vergaard die wij, deelnemers aan de CAO-Onderhandelingen, maar met mondjesmaat de avond voordien hadden verkregen en waar u ons op het hart drukte om dit niet met onze achterban te bespreken.

     

    U zult begrijpen, mijnheer de minister, dat op deze wijze het zeer moeilijk is om het vertrouwen van de achterban te bewaren en als een volwaardige partner aan de onderhandelingstafel plaats te nemen.

     

    Wij vernemen ook van de organisatie zelf - want zij vragen ons standpunt tegen 22 februari- dat u het Netoverschrijdend

    Overlegplatform Directeurenorgansiaties Basisonderwijs op 24 februari (midden in de onderhandelingen) zal ontvangen.

     

    Voor alle duidelijkheid willen wij hier geen oordeel vellen over de al dan niet legitieme vragen van deze organisaties en ook hebben wij geen oordeel over het feit dat u ze ontvangt.

    De manier waarop dit gebeurt en de informatie die u hen geeft is wel niet conform de afspraken binnen de CAO-Onderhandelingen.

     

    Wij hopen dat u begrijpt dat het vertrouwen in u op deze wijze niet wordt verstevigd.

     

     

    Hoogachtend

     

     

     

     

    Luc Van den Bosch

    Algemeen secretaris

       

    11-03-2006 om 04:20 geschreven door VSOA REGIO HAACHT  



    Archief per week
  • 06/03-12/03 2006
  • 28/11-04/12 2005
  • 26/09-02/10 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !




    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs