t Was bij het begin van het nieuwe schooljaar op de eerste vrijdag van de maand oktober. Voor Charel was dit de eerste keer dat hij zijn zonden moest biechten tegen de eerwaarde heer directeur.
Charel kreeg het geweldig op zijn heupen. Hij was van heel zijn leven nog nooit bij iemand anders te biechten gegaan dan bij de oude vertrouwde mijnheer pastoor Mensaert.
Per slot van rekening is biechten toch iets heel intiems waar je je ziel zo maar helemaal blootgeeft, en al bekijkt de priester je slechts van achter een schuifraampje met gaatjes, toch kan hij iedereen nog duidelijk herkennen. Charel was als eerste aan de beurt en stapte erg zenuwachtig de biechtstoel in.
Toen de eerwaarde heer directeur het schuifraampje opende stotterde Charel zijn zonden eruit. Ik heb ge
ge
gelogen, on
onge
ongehoorzaam geweest, gevl
. vloekt en vuile manieren gedaan. Dat laatste klonk meer als een binnensmonds gemompel, maar ondanks dat, had mijnheer de directeur toch alles duidelijk verstaan wat Charel net zegde.
WAT ZEGT GE DAAR !!! HEBT GIJ VUILE MANIEREN GEDAAN ??? VOOR ZON GROTE BENGEL ALS GIJ !!! GE MOEST U SCHAMEN
De stem van de directeur galmde doorheen heel de kapel.
Charel kromp ineen van verlegenheid en schrik. Hij was verontwaardigd door de reactie van de directeur. Iedereen die in de kapel zat had de biechtvader horen roepen tegen hem.
Wat zouden die andere leerlingen nu wel van hem denken?
Toen Charel uit de biechtstoel stapte, keek hij naar een heel stel grinnikende en lachende gezichten van bengels die daar op de banken eveneens hun beurt zaten af te wachtten om te gaan biechten.
Waarschijnlijk heeft vanaf toen niemand van al die bengels ooit nog vuile manieren durven biechten tegen de eerwaarde heer directeur.
Charel had vroeger, bij pastoor Mensaert, nog nooit zoveel weesgegroetjes en onzevaders als penitentie moeten bidden voor zijn zonden, als toen die ene keer bij de eerwaarde heer directeur van de vakschool.