Welkom en geniet
Inhoud blog
  • WELKOM
  • De kakariki
  • Roodrugparkiet
  • Monniksparkiet
  • Halsbandparkiet
  • Bergparkiet
  • Valkparkiet
  • Turquoisineparkiet
  • Grasparkiet
  • De grijze roodstaart
  • De Geelvleugelamazone
  • De Molukkenkaketoe
  • De Grote geelkuifkaketoe
  • Blauwe ara
  • De Groenvleugelara
  • blauwgele ara
    Foto
    Foto
    Papegaaien en Parkieten
    Papegaaien en Parkieten
    04-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WELKOM

    Klik op de afbeelding om de link te volgenwelkom op mijn blog ejoj

    04-11-2008 om 09:08 geschreven door kevin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (28 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kakariki
    De voorinschrijvingen voor de Wikimedia Conferentie Nederland op 1 november zijn geopend: schrijf je hier in.

    Kakariki

    De kakariki
    Kakariki

    Lutino Roodvoorhoofdkakariki
    Taxonomische indeling
    Rijk: Animalia
    Stam: Chordata
    Klasse: Aves
    Orde: Psittaciformes
    Familie: Psittacidae
    Geslacht: Cyanoramphus
    Soort
    C. auriceps, C. malherbi, C. novaezelandiae
    ((Sparrman, 1792)

    De kakariki is een parkiet uit Nieuw-Zeeland. Het is eigenlijk een verzamelnaam voor drie soorten parkieten uit de familie Cyanoramphus, die voorkomen op Nieuw-Zeeland. De naam komt uit het Maori en betekent groen.

    Inhoud

     Soorten

    • Roodvoorhoofdskakariki (grote rode vlek)
    • Geelvoorhoofdskakariki (rood streepje en 2 gele vlekken)

     Verspreiding

    Kakariki's komen endemisch enkel voor op Nieuw-Zeeland. In het wild zijn ze kwetsbaar door het verlies van habitat (bos en hoog struikgewas) en door de vernietiging van nesten door ingevoerde zoogdieren (ratten bijvoorbeeld).

    Op de grootste eilanden van Nieuw-Zeeland (het noorder- en zuidereiland) komt de kakariki maar weinig meer voor, maar op de kleinere eilanden (waar er dus minder menselijke activiteit is en ook minder uitheemse zoogdiersoorten), heeft de soort redelijk goed stand kunnen houden.

    De vogel kweekt makkelijk in gevangenschap en ondertussen zijn al een aantal weer uitgezet op roofdiervrije eilanden (bijvoorbeeld op Kapiti, een eiland op 8 kilometer van het noordereiland en van waaruit waarschijnlijk enkele exemplaren overgevlogen zijn).

     Broedgelegenheid

    Deze vogels zijn niet bepaald kieskeurig in hun nestkast. Ik heb echter ondervonden dat de kleinste nestkasten hun voorkeur hebben, vooral wanneer het invlieggat zodanig is dat de vogel zich er niet door kunnen wringen. De meest gangbare maat ligt rond 20 x 20 x 40 cm met een invlieggat van 6 cm. Op de bodem brengt men wat grofzaagsel en rothout aan.

    Deze vogels zijn zeer verdraagzaam t.o.v. andere parkieten zodat deze goed samen zijn te houden in een volière. Het probleem is echter hun nieuwsgierige aard. Zo had ik vroeger een koppel valkparkieten en een koppel kakariki's samen zitten. Beiden begonnen te broeden en alles verliep feilloos tot de valkparkietenjongen ongeveer 14 dagen oud waren en de kakariki's hun nieuwsgierigheid niet langer konden bedwingen om eens een kijkje te nemen in het nestkast van de valkparkieten. Ze hebben niets aan de jonen gedaan en hebben de nestkast verlaten enkel de valkparkietenouders kwamen niet meer terug op hun nest.

     Broeden

    Als je een goed koppel hebt (en dat is wel een voorwaarde want anders gebeurt er helemaal niets en dat komt ook geregeld voor) dan zijn het zeer vruchtbare vogels. De legsels bestaan meestal uit 5 tot 9 eieren waaruit de jongen voorbeeldig worden grootgebracht. De broedtijd bedraagt ongeveer 18 dagen en ruim een maand later vliegen de jongen uit. Het is best dat er 2 nestkasten opgehangen worden want het gebeurd af en toe dat de pop al aan een volgend legsel begint in de andere nestkast terwijl de man de jongen in het 1 ste blok verder grootbrengt. Dit gaat dan zo ronde na ronde verder tot ze er de brui aan geven en eens een tijdje ophouden om vervolgens op dezelfde wijze verder te doen.

     Voeding

    De voeding levert door de nieuwsgierige aard van de vogel geen probleem op elke nieuwigheid wordt vrijwel onmiddellijk aan een grondig onderzoek onderworpen. Wel dient er op gelet te worden dat ze niet teveel met hun eten morsen want dat doen ze graag. Ze krabben met hun poten allen door elkaar en overal heen zoals de kippen. Je kan hier veel binnen de perken houden door bv. het zaad in bakjes te doen waarvan de rand naar binnen is gebogen, het water ver van de eetbakjes (anders wordt al het eten verkwist, want ze baden graag en dikwijls) te zetten en het fruit bv. een stuk appel op een nagel te steken die door de zitstok is geslagen.

    De voeding zelf bestaat uit een zaadmengeling voor grote parkieten aangevuld met eivoeder vrij veel fruit en groenvoer (zijn er zot van) twijgen van bomen, sepia grit en geregeld vers water daar ze dikwijls zelf meermalen per dag durven baden.





    04-11-2008 om 09:05 geschreven door kevin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (98 Stemmen)
    14-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roodrugparkiet

    Roodrugparkiet

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken

    De roodrugparkiet (Psephotus haematonotus), is een Australische parkietensoort van gemiddeld 28cm groot. De wildkleur van de man is groen, met een rode stuit (tussen de uiteinden van de vleugels op de rug) en een gele buik. De pop is overwegend groenbruin.

    Mutaties

    Van de roodrugparkiet zijn door de jaren heen verschillende mutaties gekweekt, waardoor de kleur en aanvankelijk sommige lichamelijke kenmerken veranderden. hierdoor krijg ja als gevolg als je een 'normale' roodrug koppeltje koopt en er na een bepaalde tijd mee kweekt er verschillende kleuren in de nestkunnen liggen. wnneer je echter wil beginnen met mutatiekweek zie dat je altijd een paar raszuivere normale koppels hebt om op terug te vallen, want mutatievogels worden kleiner als je ze bij elkaar plaatst. De niet gewenste lichamelijke veranderingen (zoals een kwalitatief slecht verenkleed en een slechte algemene gezondheid) kunnen door selectieve kweek uitgefilterd worden. Enkele mutaties van de roodrugparkiet zijn:

    • lutino (een gele vogel , de man heeft een rode stuit hierdoor kun je ze meestal uit elkaar houden.)
    • Pallid (ook wel pastel genoemd;vroeger ging hij met de gele roodrug door het leven omdat hij de eerste mutatie was bij de roodruggen. de man lijkt op de wildkleurman maar dan lichter, de pop is weer flets gekleurd)
    • Australisch blauw (de man is felblauw gekleurd met een grijze rug en een witte onderbuik, de pop is overwegend donkergrijs met een blauwe onderrug en staart)
    • Bont (de man en pop zijn zeer gelijkaardig: namelijk een gele vogel met wisselend donkergroen patroon vooral op de rug, de vleugels en in de staart, man en pop zijn nog te onderscheiden aan de grootte van de vogel en de kop (vorm)).
    • cinnamon
    • opaline
    • rubino

    deze laatste drie zijn de meer recentere mutaties, als je deze aanschaft, let er dan wel op als je een koppeltje hebt, deze jongen kleiner en kleiner zullen worden. men is nu zover dat er veel mutaties bestaan , als je hier meer over wil te weten komen is er een goed boek namelijk Psephotus en zijn kleurmutaties, dit boek is geschreven door Herman P.M Zomer.

     Vererving

    De vererving van dergelijke mutaties geschiedt op verschillende manieren. Er bestaan geslachtsgebonden verervingen (via de geslachtschromosomen; bijvoorbeeld lutino en pastel), recessieve verervingen (bijvoorbeeld blauw en recessief bont), dominante verervingen (bijvoorbeeld dominant bont en grijs) en nog enkele minder bekende.

    Door bepaalde mutaties aan elkaar te koppelen ontstaan er gecombineerde mutaties. Zo zijn er al secundaire (bijvoorbeeld pastelblauw), tertiaire (bijvoobeeld ino pallid blauw; ook wel verkeerdelijk de ino platinum genoemd, hoewel de echte platinum een mutatie op zichzelf is die momenteel enkel in Australië terug te vinden is) en zelfs kwadritaire mutaties (bijvoorbeeld ino pallid opaline blauw) gekweekt.

    Een albino is een voorbeeld van een secundaire mutatie. Deze mutatie komt als volgt tot stand:

    De wildkleur roodrugparkiet is een groene vogel en bestaat bijgevolg uit gele en blauwe kleurpigmenten. Er bestaan gele roodrugparkieten, de ino's, die dus geen blauwe kleurpigmenten in zich meer hebben. Daarnaast bestaan er ook blauwe roodrugparkieten, de Australische blauwe, die bijgevolg geen gele kleurpigmenten meer dragen. Een kruising van beide vogels leidt eerst tot splitvogels. Deze vogels dragen de genen van beide kleuren wel in zich maar laten er maar ééntje van zien. Ze geven de andere kleur wel genetisch door aan (sommige van) hun jongen. Wanneer deze splitvogels (bijvoorbeeld ino split blauw of blauw split ino of wildkleur split blauw en ino) opnieuw aan een andere vogel in deze context worden gekoppeld (bijvoorbeeld een ino split blauw met een blauwe pop) komen daar witte vogels, albino's uit, die dus noch gele noch blauwe kleurpigmenten bevatten. Aanvankelijk zijn dit eerst enkel albino poppen die hieruit gekweekt worden maar door hiermee door te kweken kunnen ook albino mannen worden gekweekt.

    14-10-2008 om 09:07 geschreven door kevin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (46 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Monniksparkiet

    Monniksparkiet

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken
    Monniksparkiet
    Soort
    Rijk: Animalia
    Stam: Chordata
    Klasse: Aves
    Orde: Psittaciformes
    Familie: Psittacidae
    Geslacht: Myiopsitta
    (Boddaert, 1783)

    De monniksparkiet (Myiopsitta monachus) is een parkiet uit Argentinië en het zuidelijke deel van Brazilië in Zuid-Amerika. Het dier is ook bekend onder de naam muisparkiet. Als exoot doen deze vogels het goed in Europa en Noord-Amerika.

    De monniksparkiet bouwt zijn nest in vogelkolonies met vele parkieten. Het is voorgekomen dat een dergelijke "parkietenflat" het formaat had van een kleine auto. Dit gedrag is vrij ongewoon voor een papegaai en is waarschijnlijk geëvolueerd omdat op de pampas weinig bomen groeien en de aanwezige nestruimte efficiënt moest worden gebruikt.

    Monniksparkieten in Nederland

    Ook in Nederland is deze soort verwilderd. Zo is in 2003 een grote zwerm aangetroffen in Wageningen.

    Het komt voor dat Monniksparkieten "halfwild" leven. Dat wil zeggen dat ze vrij kunnen vliegen (en meestal nestelen) maar dat ze voor voedsel bij hun eigenaar terecht kunnen.

    De gangbare methode is om dieren eerst in een volière aan de omgeving (bijvoorbeeld de achtertuin) te laten wennen en hen na een aantal maanden pas los te laten. De kans is groot dat de dieren terug blijven komen voor voedsel. Die kans wordt groter als meerdere dieren samenwerken en gezamenlijk vrij vliegen. De monniksparkiet is een sociaal dier en zal anders op zoek gaan naar een andere kolonie. Bovendien zorgt het vrij laten in groepen ervoor dat de dieren gaan nestelen. Hierdoor kunnen het er snel meer worden.

    Ouwehands Dierenpark in Rhenen heeft een grote zwerm vrijvliegende monniksparkieten

    14-10-2008 om 09:06 geschreven door kevin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (6 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Halsbandparkiet

    Halsbandparkiet

    Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

    Ga naar: navigatie, zoeken
    Halsbandparkiet
    Halsbandparkiet
    Halsbandparkieten in Israel
    Taxonomische indeling
    Rijk: Animalia
    Stam: Chordata
    Klasse: Aves
    Orde: Psittaciformes
    Familie: Psittacidae
    Geslacht: Psittacula
    Soort
    Psittacula krameri

    De Halsbandparkiet (Psittacula krameri) is een exoot uit tropisch Afrika en Zuid-Azië, die ooit naar Europa is gehaald als volièrevogel. In de loop der jaren is een aantal van deze vogels ontsnapt of vrijgelaten. Zij bleken goed te aarden in het West-Europese klimaat, en konden zich vermenigvuldigen tot duizenden exemplaren in 2007.

    Kenmerken

    De halsbandparkiet is een opvallend groen gekleurde, vrij grote vogel met een lange, puntige staart en een rode snavel. De totale lengte is circa 42 centimeter. Hij heeft een heel opvallende, luide lokroep. Er bestaan 4 ondersoorten die voornamelijk in lengte van de bek en van het lichaam verschillen (Forshaw, 1978). De mannetjes onderscheiden zich door een band die rond de nek roze is en bij de keel zwart. De middelste staartpennen hebben een blauwachtige schijn. Bij het vrouwtje is de band onduidelijk, juvenielen zijn geler en hebben een onduidelijke of zelfs geen band.

     Habitat en leefwijze

    Ze komen het meest voor rond de grote steden. In Amsterdamse parken als het Vondelpark en het Westerpark maar ook aan de noordkant van Den Haag, vooral in Voorburg, Leidschendam en in mindere mate in Voorschoten vliegen honderden exemplaren rond. In Brussel is een populatie van 5000 exemplaren aanwezig. De vogels verspreiden zich ook buiten de steden. De halsbandparkiet komt voor in loofbossen en lichte secundaire jungle, maar ook in tuinen, boomgaarden en gecultiveerde gebieden in de buurt van dorpen en steden. Ze vermijden bergen, woestijnen, wetlands en dichte bossen. De parkieten worden normaal in kleine groepen van een 10 à 15 vogels waargenomen, maar bij de gemeenschappelijke slaapplaatsen buiten het broedseizoen of op plaatsen met een grote hoeveelheid voedsel kunnen ze groepen vormen van honderden of zelfs duizenden vogels.

     Voortplanting

    De vogels zijn monogaam, vormen waarschijnlijk paren voor het leven, zijn sedentair en beginnen rond het derde levensjaar te broeden.

    Zoals bijna alle parkieten zijn het holenbroeders die meestal oude nesten van spechten gebruiken maar in zachte houtsoorten kunnen ze zelf een nesthol uitknagen, hoewel hier in Europa slechts anekdotische informatie over bestaat. In India gebruiken ze ook holten in muren. Gebroed wordt er solitair of in losse groepen, tot 8 paren in dezelfde boom. De territorialiteit beperkt zich tot de onmiddellijke omgeving van het nesthol, terwijl broedvogels elkaar kunnen assisteren om roofdieren te verjagen .

     
    Voedsel

    Het voedsel bestaat vooral uit zaden, granen, bloemen en nectar, maar eigenlijk is de halsbandparkiet een omnivoor. Voedsel is waarschijnlijk geen probleem voor de parkieten, zowel in België, Groot-Brittannië als in Duitsland werd vastgesteld dat ze een ruim palet van voedsel eten, vnl. bloemen en vruchten. Van het gebruikelijke tuinvoer eten de vogels het liefste pinda's.

    De halsbandparkiet wordt in zijn natuurlijk areaal beschouwd als een plaagsoort die 'verspillend' te werk gaat, hij heeft namelijk de neiging om uit halfrijp fruit slechts 1 a 3 beten te nemen en dan naar de volgende vrucht te gaan. Het opbrengstverlies aan zonnebloemen en maïs kan oplopen tot respectievelijk 33 en 4,6% ten gevolge van parkietenvraat.

    De halsbandparkiet als exoot

    Verspreiding

    De oorspronkeljke leefgebieden liggen in India en in Afrika ten noorden van de evenaar. Volgens de overlevering bracht Onesikritos, een stuurman op de vloot van Alexander de Grote, als eerste een levende halsbandparkiet mee - de eerste papegaai-achtige in Europa. Zijn wereldwijde populariteit als kooivogel heeft ervoor gezorgd dat de halsbandparkiet op verschillende plaatsen verwilderde populaties heeft kunnen vormen, door het ontsnappen uit volières of door opzettelijke vrijlating. Halsbandparkieten zijn waargenomen in 35 landen op alle continenten, Antarctica uitgezonderd. In Europa bevinden de grootste populaties zich in zuidwest-Engeland (10 000 vogels), België (7000 vogels), Nederland (5400 vogels) en Duitsland (5400 vogels). Maar hij komt ook voor in Spanje (rond Barcelona en in Andalusië) en Frankrijk (rond Parijs en ook Fréjus).

    In 1974 werden in het Brusselse Melipark een aantal parkieten losgelaten door Guy Florizoone, de destijdse directeur van de Brusselse Meli. De vogels verspreidden zich snel over Brussel, en het eerste broedgeval buiten het Melipark dateert uit 1975. In 1984 telde men 250 vogels, in 1988 waren het er al 500 en recent (2005) wordt de populatie op 7000 (data AVES, België) vogels geschat. Vanuit hun broedplaatsen in o.a. het Jetse Dieleghembos en Laarbeekbos, verspreidden ze zich geleidelijk over de rest van Brussel en nabijgelegen gemeenten. Sinds 1992 bevindt zich een gemeenschappelijke slaapplaats van de halsbandparkieten op het terrein van het NAVO hoofdkwartier te Evere, en sinds 2003 is er ook een slaapplaats in het Elisabethpark te Koekelberg.

    een halsbandparkiet in het Brusselse Jubelpark
    een halsbandparkiet in het Brusselse Jubelpark

    De Brusselse halsbandparkieten vertonen, net als in hun natuurlijk areaal, een voorkeur voor meer open gebieden zoals parken en tuinen, en vermijden dichte bossen. Dit geldt ook voor de Engelse en Duitse populaties. Onderzoek op basis van punttellingen wees uit dat de verspreiding over de Brusselse parken en bossen vooral door het nestholaanbod en de afstand tot de slaapplaats in Evere bepaald wordt. Verder blijkt ook dat de soort een relatief open landschap verkiest maar binnen dit landschap wel in relatief dichte bosbestanden broedt.

    In Nederland worden halsparkieten vooral waargenomen in en rond de grote steden.[1] Bij een landelijke telling in november 2004 werd de grootste populatie aangetroffen op een slaapplaats in Voorburg, bij Den Haag: 3200 exemplaren. In diverse parken in Amsterdam leefden bij elkaar zo'n 1800 vogels; in Rotterdam werden 300 halsbandparkieten gevonden. Van de Amsterdammers is bekend dat ze weinig honkvast zijn: een slaapplaats waar het ene jaar honderden vogels overnachten, kan het volgende jaar verlaten zijn.

    Gevolgen

    Over de ecologische en economische impact van de halsbandparkieten is reeds vaak gespeculeerd maar bestaan relatief weinig harde gegevens. Wel is aangetoond dat dat er in gebieden met veel halsbandparkieten minder boomklevers en grote bonte spechten worden waargenomen, wat competitie om nestholen tussen deze soorten suggereert. Anderzijds is er wel grote overlap in nestholkenmerken gevonden, maar hebben weinig observaties van directe agressie plaatsgevonden. Het nestholaanbod is vaak een belangrijke factor in de verspreiding van holenbroeders, maar in natuurlijke loofbossen is er normaal gezien geen tekort aan nestholen omdat zonder menselijke ingrepen er in elk langlevend, natuurlijk bos grote dode bomen (‘snags’) voorkomen die een belangrijke bron van nestholen zijn. De Brusselse parken en bossen (en de meeste Europese bossen) zijn echter niet natuurlijk maar sterk beheerd, en het verminderd nestholaanbod in beheerde bossen heeft een sterk negatief effect op het voorkomen van holenbroeders.

    Competitieve interacties tussen holenbroeders zijn dan ook goed bekend. Ook tussen exoten en residente soorten is er al nestholcompetitie waargenomen, voornamelijk tussen de in Noord-Amerika geïntroduceerde spreeuw en verschillende spechten. Ook tussen de in Australië geïntroduceerde treurmaina (Acridotheres tristis) en de inheemse holenbroeders is er nestholcompetitie vastgesteld.

    Wat economische schade betreft, er werden in een beperkte enquête in Meise en omgeving geen noemenswaardige klachten gevonden, maar recent zijn er bij het Brussels Instituut voor Milieubeheer klachten binnengelopen over schade aan sier- en fruitbomen. In Groot-Brittannië zijn er recente maar eerder anekdotische klachten over economische schade aan landbouwgewassen, meer bepaald wijngaarden.

    Veel stadsbewoners weten de halsbandparkiet evenwel te waarderen. Toen SOVON het jaar 2004 uitriep tot het jaar van de halsbandparkiet, werden grote aantallen foto's van mensen die "hun parkiet" graag lieten zien - aldus de website van SOVON.

     Toekomst

    Halsbandparkieten zijn een nieuwe soort in de Benelux die de afgelopen jaren behoorlijk in aantal is toegenomen. Evenwel lijkt de grens nog niet bereikt. Weliswaar is het mogelijk dat het aantal nestholen de verdere groei van de populaties in steden als Amsterdam en Brussel zou kunnen beperken, maar buiten de huidige vestigingssteden lijken geschikte habitats nog volop aanwezig te zijn. Het gaat hierbij om parken in grote steden. In die parken moeten hoge bomen staan al dan niet op enige afstand hiervan, de aanwezigheid van nestholen. Een voorbeeld van een habitat die nog niet door halsbandparkieten is bewoond maar waarschijnlijk zeer geschikt is, is park Sonsbeek in Arnhem. SOVON (in 2004) en Waarneming.nl (in december 2006) inventariseren het voorkomen van de halsbandparkiet in Nederland. In België zijn er, volgens de UA (Universiteit Antwerpen), nog geschikte uitbreidingsgebieden rond Turnhout, Bilzen en Brugge.

    14-10-2008 om 09:03 geschreven door kevin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (35 Stemmen)

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Mijn favorieten
  • voge arena
  • papegaaien



  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs