You
never know what youve got, until its gone, de woorden die ieder lied
kunnen opsmukken, de waarheid die iedere stukgelopen relatie achtervolgt, de
gedachte die ingeprent zit in een zelfbeklagende geest. Het verleden prikkelt
ons tot melancholie, tot heimwee. Heidegger noemt dit in-de-wereld-zijn, de
meest vanzelfsprekende zijnsvorm van de alledaagsheid. De onzichtbare vormen die de wereld aanneemt, waar wij zelf in
voortbewegen. Wanneer de zaken uit de vanzelfsprekendheid genomen worden,
manifesteren ze zich als dusdanig. Most
human beings have an almost infinite capacity for taking things for granted., aldus
de grote Aldous Huxley.
In retrospectief zien we
het verloren verleden als iets wat ontsnapt is. Gedurende de tijd was het
onzichtbaar, naderhand is het onbereikbaar. Het prototype beeld is dat van de
kindertijd. Het onschuldige kind, het fragiele kind, het grensloze kind,
het brave kind, het naïeve kind Steeds beelden opgeroepen door
volwassenen. Kinderen zelf de beelden in het leven roepen is onbegonnen werk,
zij zijn nog in-de-wereld.
Als ik het opnieuw kon doen is eveneens een geliefde uitspraak.
In de wetenschap zijnde dat dit een onmogelijke taak is. Een terugkijkende
idealisering van die kindbeelden is bijna onherroepelijk. Het ging zó snel, het
was zó leuk, het was haast onbewust, de kindertijd. Het hedendaagse leven is de
Houdini van ons besef.
Het verachtelijke hierbij
is de gedachtegang van terugkeren, een steeds terugkerende gedachtegang. Teruggaan
naar de onbestaande tijd, in plaats van aanpassen van de bestaande tijd. Een
kind is gewoon nog niet aangepast aan de heersende cultuurvormen. Of die
cultuurvormen corrumperen, bevrijden, blind maken of empoweren is niet van
belang. Terugkeer is niet mogelijk.
Wat ontsnapt is de
tastbaarheid van dat verleden. Wat overblijft is een zachte conceptie, een
indruk bepaalt door stemming. Een continue herinterpretatie van wat is geweest,
de situatie, en van wie is geweest, de mensen. Wetende dat wie en wat nooit
nog dezelfde zal zijn, resteert een blijvend streven naar dat, het beeld. Zij
is ontsnapt, zij is niet langer de wie van toen, haar wie breekt met mijn
dat, toch herbeleef ik wat, in de hoop dat het weer mijn wie wordt. Zij
ontsnapt mijn gemis.
Niets menselijk is de mens
vreemd. Uiteraard! Logisch! Vanzelfsprekend! Ik hoor de bevestigende reacties
reeds als luidruchtig fluisterende stemmen in mijn hoofd. Toch is de idee over
wat menselijk is, een zware onderschatting.
Uiteraard zijn de moderne
technologische vernuftigheden typisch menselijk. Daarom is de slogan rond de
nieuwe Samsung smartphone zon smart voor het verstand: Designed for Humans. Met
hoeven kan je gsm niet bedienen, wat zijn we daar blij om.
Logisch dat we de mens
miskennen als we enkel voorwerpen als realisaties zien van ons kunnen. Cultuur
als erfgoed(eren), economie als geld of de grote bankkluizen, informatisering
als gebruikte opslagruimte, technologie als boekdrukkunst, schoonheid als
photoshop Het materialistisch discours is echter niet meer van deze eeuw.
Hannah Arendt wees al op het oneindige straatje dat de Homo Faber bewandeld.
Met Benjamin Barber heeft het materialisme een politieke wending gekregen. Dat
leidt uiteindelijk altijd naar atomisme, individualiteit.
Vanzelfsprekend is de mens ego-georiënteerd,
ik ben de eerste persoon die ik ken sinds ik op deze wereld vertoef. Daarna
moeder, en daarachter meestal de tweede ouder. Maar dat de drijvende geest
achter al onze grootste verwezenlijkingen egoïsme is, vind ik de grootste
quatsch!
Moest ik alles voor mezelf
doen, dan bleef ik lekker binnen. Moest ik alles alleen doen, dan zou mijn
wolkenkrabber maar een halve etage hoog zijn. Ik doe omdat jij doet, en wij
doen zolang anderen het ook doen. Al deze zaken hebben afstemming nodig, die
verkregen wordt door de erkenning die we elkaar geven.
Een kunstenaar wordt
erkent voor de kunstwerken die hij maakt, dat is een persoonlijke erkenning.
Een bankier geniet erkenning wanneer hij de van het systeem-afhankelijk-correcte
beslissingen maakt. De grootste filosoof ter wereld die nooit erkenning heeft
gekregen van gelijkgezinden, zal nooit zijn volledige vermogen ontplooien.
Erkenning leidt tot mogelijkheden.
Ieder systeem, alle
menselijke producten en processen zijn afhankelijk van de mate van erkenning.
Politics of Recognition, zoals Charles Taylor het noemt, zijn één van de
belangrijkste stepping stones naar vooruitgang. Niet de grootte rechtlijnige
vooruitgang die we voor ogen hebben, maar een entropische ontwikkelingen, vol
machtsvacuüms en microsprongetjes en -terugslagen.
Het modern
kapitalisme zou het materialisme in de hand werken, en aansluitend ook het
individualisme. Eventueel moeten we menselijke prestaties niet zien als wat is
geschied, maar als een gemeenschappelijk erkenning voor ons verheden, het
verleden dat onherroepelijk in het heden is gefundeerd en omgekeerd. Al wat we
delen is onderdeel van menselijkheid, de wereld is menselijk, vraag het maar
aan je buur in Liberia.
Het verlies van de grote verhalen
was de intrede van het alledaagse. Maar niemand vindt zijn genoegen in wat men
gewoon vind. De zoektocht naar het spannende, naar het aangename, het leuke was
ingezet. Het onvermoeibare streven naar zingeving.
Iedereen hedonist lijkt me een
zeer actuele boutade. Musea zijn niet langer de bakens van cultureel erfgoed
maar moeten interactief zijn. Wat is het
nut van mooie dingen, als schoonheid toch geen tocht uit de grot is. Ontspanning
is geen inspanning, plezier maken als de hoogste vorm van vrijetijdsbesteding.
Met het nieuwe televisiekanaal
VIER is zelfs het journaal niet langer relevant. Een talkshow met de
obligatoire grapjes is meer van deze tijd. Het Laatste Nieuws heeft een sectie
bizar met enkele van de meest gelezen nieuwsartikels. Tijdens muziekoptredens
zingt het publiek meer dan de zangers, want dat is goed voor de ambiance.
Ontwikkelingssamenwerking of vrijwilligerswerk in getroffen of globaal
gemarginaliseerde gebieden wordt gepromoot als travel unique.
Deze vorm van
spektakelmaatschappij is niets nieuws. Geen moderne vervreemding maar
eeuwenoude gewoonten. Brood en spelen, nooit eenzijdig aangeboden maar
moedwillig voortgezet door dwalende zielen. Geloof als opium VAN het volk. De
zoektocht naar zingeving is niet geminderd, het praktiseren ervan is van een
lager niveau. Of niet ? Het blijft gewoon een bezighouding, ingezet van de idee
dat de mens bedoelt is voor iets groters dan zichzelf. De mens kan boven
zichzelf uitstijgen. Dat hebben we dan toch maar opgegeven, of eerder
ingewisseld voor het besef van zinloosheid. Als het dan toch allemaal geen zin
heeft, kunnen we ons maar amuseren terwijl we hier zijn. Plezier als de meest
extreme vorm van zelfbeklag en pessimisme.
Het valt allemaal te rijmen met
de neonlichtreclames, de hyperkinetische (multi)mediatechnieken, de
teambuilding oefeningen, de massaspektakels e.d.. We zijn deserteurs van onze
hogere vermogens. De enige vlucht uit de eigen futiliteit is een toevlucht tot
amusement.
Het entertainmentgehalte
van al de dagelijkse bezigheden is tot Olympische proporties gestegen. De goden
kijken neer op hun creaties en voelen een verbondenheid, ze lachen zich te
pletter terwijl wij hun mythen tot verhaaltjes voor het slapengaan maken.
Grootsheid, dapperheid, moed en verhevenheid zijn verloren waarden. Ik zag het,
onlangs nog op VIER.
Einstein zijn
definitie van krankzinnigheid was steeds hetzelfde doen en een ander resultaat
verwachten. De hedendaagse versie hiervan is steeds iets anders willen (doen)
en toch hetzelfde resultaat krijgen.
Gadamer
meende dat de ander wel eens gelijk kan hebben. Mits we werkelijk luisteren
naar de ander. Die ander is vervangen door het andere. De fascinatie voor het
vreemde, uitheemse of bizarre is verschoven naar een statussymbool van het
alternatieve. Ver voorbij Gadamer gaat het niet meer om wie gelijk heeft of kan
hebben, maar over wie hét heeft.
Het
alternatieve wordt gepromoot als levensstijl. We zijn tegenwoordig zo
alternatief dat er zelfs jongerenculturen zijn die zich alternatief noemen. Dat
gaat van de geiten-wollen-sokken-boom-knuffelaars naar de
psychotica-experimenterende-elektronica-luisteraars tot de
passieve-huizen-yuppies. Personificaties van het alternatieve.
Niet langer
staan de daden in het teken van de verandering maar de verandering gaat aan de
daden vooraf. Het anders-zijn en anders-doen hypnotiseert tot waanbeelden. Het
creëert een wij-zij verhouding, soms ook een ik-zij verhouding. Opvallen is uit
den boze, doch mag het niet al te mainstream.
Only dead fish swim with the
current. Een geloof in het alternatieve als nieuwe ophemeling van de
mens. Want de mensheid heeft het verpest, naar de kloten geholpen, verbrod,
verbrand, vervuild en is vervreemd, individueel, antisociaal. Maar niet de
mens, neen, niet ik. Ik kan het veranderen. Think global, act local, zoals
het dragen van T-shirts met Ché zijn hoofd erop. Onthoofd zijn de principes
wel
Het
alternatief is zelfs voor de uitvinding ervan reeds het betere. We steunen
democratie maar geloven niet in de mening van de meerderheid. Kernenergie is
absoluut afkeurenswaardig, het alternatief, is momenteel onuitvoerbaar, maar
preferabel. Popmuziek is voor de massa, daar doen we niet aan mee. Underground
muziek is de enige vorm van muzikale kennis. Groepsreizen is voor
gepensioneerden, wildkamperen in ongerepte natuur is voor echte avonturiers.
Nine-to-five is voor de ingeburgerde robot, vrijwilligerswerk is wat echte
levensgenieters doen. Playstation is voor de onervaren generatie, de eerste
Nintendo is de enige echte gameconsole.
Het alternatieve
is uit zijn voegen gebarsten. De intentie is verloren en de oppervlakkige
themas waarin het opduikt is een voorbeeld van het waardeverlies ervan. De
alternatieven weigeren ondertussen alternatief genoemd te worden omdat t te
mainstream is. De alternatieve levensstijlen worden gepromoot om ons toch maar
weer te onderscheiden van elkaar. Het nieuwe is een bezighouding, het
alternatief is het onveranderlijke.
Misschien heeft de
ander, zijnde alleman, toch gelijk. Maar zijn we zo zelfingenomen te geloven
dat de ander reeds passé is, waardoor we nooit het alternatief zien, de
mainstream.