Zo schreef hij, op de muren van zijn droom met inkt die vloeide uit zijn herinneringen, woorden, omhulsels van wat ooit diepe verlangens waren. De wereld bevond zich in hem, een innerversum. In zijn borstkas brandde de zon, als de sterren zijn hoofd niet verlichten. Elke letter ontketende een verbeten strijd tussen hart en brein. Vergeten was een optie of het wegvegen, onder het eens zo kleurrijke tapijt van zijn geheugen. Hij had haar kunnen stoppen, zijn tong had als zwarte gaten geleken, waarin hele zinnen verdwenen. Ze draaide; als Venus, in een baan rond hem en liep de nacht in, waar de zon in zijn borstkas niet kon volgen. Hij wenste haar, kerfde hij op de muur, zijn hart.