Niet zonder enige trots kan ik u aankondigen dat op het einde van deze maand mijn nieuwste boek van de persen zal rollen. 'Verdrongen Verleden - De 16e (Ierse) Divisie in Vlaanderen 1917' brengt een veel te lang vergeten verhaal opnieuw in de schijnwerpers. De Grote Oorlog eindigde bijna een eeuw geleden maar de rol die nationalistisch, katholiek Ierland in dit verschrikkelijke conflict speelde blijft tot op de dag vandaag een erg gevoelig thema. Het verhaal van de 16e Divisie, nationalistisch en katholiek Ierlands belangrijkste bijdrage tot de Britse oorlogsinspanning, illustreert op een dramatische wijze de complexiteit én de tegenstrijdigheden van het Ierse engagement in de Eerste Wereldoorlog.
De 16e Divisie kende triomf én tragedie aan het Westelijke Front. Een groot gedeelte van deze gebeurtenissen speelden zich af in Vlaanderens velden. Ze boekte, samen met haar ideologische opponent - de 36e (Ulster) Divisie - een spectaculaire overwinning bij de bestorming van Wijtschate op 7 juni '17, maar beleefde een paar maanden later - opnieuw samen met de 36e Divisie - één van haar grootste tragedies in de zinloze strijd op en rond de Frezenberg. Dit boek focust niet alleen op wat er toen gebeurde maar geeft ook duiding bij het ontstaan en de teloorgang van deze, in meer dan één opzicht, unieke eenheid. Ierse katholieken en nationalisten hadden in 1914 en 1915 massaal en vrijwillig dienst genomen in het Britse leger in de hoop op die manier het al bijna afgeronde politieke proces dat tot zelfbestuur voor Ierland moest leiden, te bespoedigen. Toen diegenen die het geluk hadden de hel te hebben overleefd, naar huis terugkeerden, kwamen ze in een land terecht dat ze nauwelijks herkenden en dat het liefst van al zo snel mogelijk hun inzet vergat... Tot voor kort werd hen zelfs een plaats in de officiële Ierse geschiedschrijving ontzegd... 'Verdrongen Verleden' brengt hun ongecensureerde en vooral tragische verhaal. Als extra bonus werd achteraan in het boek een fiets- of autoroute uitgewerkt die u tussen Wijtschate en Kemmel terugvoert naar juni 1917. Het boek verschijnt bij de kakelverse uitgeverij Polemos - zie http///polemos.be en kost 24,95 euro.
Vandaag opnieuw even uw aandacht voor een gesneuvelde kind-soldaat. In de Potyze Burial Ground, op de plaats waar ooit het kasteel van Potijze stond ligt Rifleman Ronald Jolly begraven. Deze soldaat in het 8e bataljon van het King's Royal Rifle Corps was amper vijftien jaar oud toen hij bij Ieper viel. Zijn bataljon was tussen 6 en 21 september '15 van dienst in de loopgrachten van de Haymarket-sector bij Wieltje. De omstandigheden waarin Jolly en zijn makkers in september '15 in de loopgrachten moesten verblijven waren niet bepaald van de poes: Het regende onophoudelijk en de mannen waadden kniediep door het water en de modder. Vrijwel dagelijks werden de Britten onder vuur genomen door de Duitse artilleristen. Voor Jolly sloeg het noodlot toe op 11 september. Hij was net afgelost van een lange en kille wachtronde in zijn observatiepost, toen hij in het hoofd werd geschoten door een waakzame Duitse sluipschutter. U kan zijn graf terug vinden onder referentie X 5 in Potijze.
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - 'UNE CROIX DANS LA TRANCHEE'
Onder de kenners van oorlogspoëzie wordt soms nog al eens lacherig gedaan wanneer het oeuvre van de Bretoense dichter/componist en volkszanger Theodore Botrel (1868-1925) aan bod komt. Dit is volgens mij ten onrechte. Tot op de dag vandaag kan het de vergelijking met heel wat zogenaamd 'beter werk' uit die periode gemakkelijk doorstaan. Toegegeven , het is vaak wat melig en doordrenkt van 'hogere idealen' maar welke gedichten waren dat niet in '14 - '18 ? Omdat Botrel precies honderd jaar geleden in opdracht van het Franse ministerie van Oorlog een propagandatournee aan het IJzerfront maakte, vandaag zijn lied 'Une Croix dans la Tranchée' dat hij in het voorjaar van 1915 bij La Boiselle schreef voor zijn 'landgenoten' van het -grotendeels uit Bretoenen bestaande - 19e Infanterieregiment:
'Nous suivons la tranchée à vingt mêtres des Boches / silencieux, le dos voûte, le pied glissant / et les canons 'tapaient' là, si proches / que le vent des obus nous fouettait en passant.
Nous voyons à travers les créneaux La Boiselle / son petit cimetière et son îlot brumeux / Paysage banal qu'un frôlis de ton aile / a fait sublime, ô gloire, et pour jamais
Nous bonjournions les gars bretons du 19e / al leurs postes d'écoute aux long des boyaux / Ou échangeant deux mots 'brezounek' parfois même / les 'tiens bon' se croisaient avec les 'kenavos'
Quand, tout à coup, je vis au bas d'une tranchée / une petite croix faite avec deux roseaux / Croix sans date et sans nom timidement cachée / comme en font les enfants sur les tombes d'oiseaux
Qui était donc ce mort, quand tomba t'il ? Mystère / il était de ceux là qu'on note 'disparus' / Et qui, devant les yeux des remueurs de terre / sous les coups de leurs pics, un soir, sont reparus
On ne dérange pas ce corps du camerade / On salue, on se signe et le travail reprend / Si bien qu'il reste encore là, sous la fusillade / Soldat jusqu'au - delà, dans le rang
Et devant l' humble croix, saisi d'un trouble étrange / Je me sentis jaloux de ce mort raieux / Qui, face à l'ennemi, dans son linceul de fange / dormait là du grand sommeil des heros et des dieux.