Heel deze namiddag onder een loden zomerzon een groep kameraden van het Bretoense identitaire ADSAV gegidst in de Westhoek met - natuurlijk - de gepaste aandacht voor het lot van de Keltische volkeren tijdens de Grote Oorlog in Vlaanderens velden. Een absoluut hoogtepunt naar mijn aanvoelen was de spontane hulde die ze in de schaduw van het mooie authentieke Bretoense Calvariekruis bij het Boezingse 'Carrefour des Roses' brachten aan de 'pépères', de oudere Bretoense en Normandische reservisten van de 87e Territoriale Divisie die op 22 april '15 in deze omgeving gedecimeerd werden door de eerste grootschalige aanval met chloorgas. Een groep Britse toeristen die toevallig passeerden was zo ontroerend door de hulde dat ze spontaan begonnen te applaudisseren. Heel wat minder applaus was er van onze kameraden, die net als ik dat al jaren ben, verbolgen waren over het ontbreken van de Gwen ha Du, de 'officieuze' Bretoense vlag bij dit stukje Bretagne op Vlaamse grond. Terwijl nog geen honderd meter verder de ooit al even officieuze Ierse driekleur wappert bij het monument voor Francis Ledwidge en bij het gehucht Hagebos op diverse locaties de Welshe drakenvlag waait.... Ik blijf het herhalen: het wordt hoog tijd dat dit wordt rechtgezet...!
Ik geef grif toe dat ik al jaren geïntrigeerd ben door epitafen oftewel grafopschriften. Vanaf vandaag zal ik met enige regelmaat, bijzondere of opvallende epitafen op militaire graven in 'Vlaanderens velden' brengen. Als eerste wil ik even uw aandacht vragen voor het graf van Private John Donald McLennan op Maple Copse Cemetery in Zillebeke. Deze 28-jarige soldaat in het 2e Bataljon Canadian Mounted Rifles sneuvelde op 2 juni 1916, de eerste dag van een reeks gevechten die later de geschiedenis in zouden gaan als 'De Slag om Mount Sorrel'. Op 2 juni '16 lanceerde het Duitse IVe Leger een vernietigende aanval op de Canadese lijnen tussen ruwweg het Hooge en Hill 60 en wisten er heel wat terreinwinst te boeken. Het 2e C.M.R. lag zowat heel die dag in reserve bij Zillebeke, maar telde door het accurate Duitse artillerievuur toch 30 gesneuvelden - waaronder J. D. McLennan - en meer dan 100 gewonden en vermisten. Veel van deze gesneuvelden kregen een laatste rustplaats op de begraafplaats bij Maple Copse waar twee Advanced Dressing Stations - vooruitgeschoven verpleegposten - waren. Deze begraafplaats werd tijdens de bijna twee weken durende strijd om Mount Sorrel echter zo vakkundig aan gort geschoten dat er na de gevechten nog slechts 78 graven konden gelokaliseerd worden. Niet minder dan 230 graven gingen verloren en deze gesneuvelden worden met 'special memorials' herdacht. Ook John Donald McLennan 'believed to be buried in this cemetery'kreeg een special memorial in blok B, graf 7A, maar dit gebeurde volgens mijn opzoekingen bij de CWGC pas in het begin van de jaren 70. Tot dan stond hij als vermist geregistreerd op paneel 32 op de Menenpoort. Onderaan zijn zerk staat ' Gus am bris an là' een opschrift in het Gaidhlig, de oude Keltische taal van Schotland, dat vrij vertaald 'Until the day breaks' of 'rust in vrede' betekent. Dat er een keltisch epitaaf op het graf van deze Canadese gesneuvelde werd gebeiteld hoeft ons natuurlijk niet te verwonderen, want - zoals zijn naam wellicht al doet vermoeden - werd John Donald McLennan helemaal niet in Noord-Amerika geboren. Hij zag het levenslicht in het schilderachtige Wester Alligin. Een plaatsje aan de zeearm van Torridon , diep in de ruige bergen van de Schotse Hooglanden in Ross-Shire. Een regio, waar tot op de dag van vandaag nog Gaelic wordt gesproken.
Vandaag even uw aandacht voor een al lang vergeten oorlogsdichter. Leon Raekelboom (1867-1935) was bij het uitbreken van de oorlog dienstdoend postmeester in het postkantoor van De Panne dat kort voor 1914 was geopend in een nieuwbouw op de hoek van de Poststraat en de Zeelaan. Als inwoner van dit kustplaatsje werd hij vier jaar lang geconfronteerd met de oorlog in al zijn rauwheid. Hij zat bij wijze van spreken op de eerste rij en dit heeft hem ongetwijfeld geïnspireerd bij het schrijven van een aantal gedichten. Gedichten, die in de loop van de oorlog meestal werden gepubliceerd in 'De Belgische Standaard' en die 1919 werden samengebracht in zijn bundel 'Doornekrone'. Vandaag breng ik zijn scherpe 'Hun God' dat in 1916 verscheen in de bundel 'Oorlogspoëzie' die door aalmoezenier Jan Bernaerts en Hendrik Heyman werd samengesteld.
'De waanzin van een vorst heeft de aarde op hol gedreven. / Een volk, waarvan de geest van hoogmoed is gekneed, / heeft zich een nieuwen god, een Duitschen god gesmeed / en euveldaad en moord tot eeredienst verheven.
De stapels lijken die de reine rust verpesten / zijn 't offer aan dien god die dorstig is naar 't bloed, / dat zijn verkoren volk beken stromen doet / om heerschappij en troon op slavernij te vesten.
Die god heeft reeds bestaan. 't Is Wodan die herleeft / voor wie een heidensch volk lange eeuwen heeft gebeefd / en dien de keizer voor zijn aanslag deed ontgraven.
De fakkel wordt gedoofd, die 't menschdom heeft verlicht: / de vrouwen weenen op de pas gedolven graven / en een gekruiste God heeft tranen in 't gezicht '!'