Dichter en dramaturg Cyriel
Verschaeve (1874-1949), die in november
1911 kapelaan was geworden in Alveringem zou in de loop van de Grote Oorlog een
belangrijke rol zou gaan spelen in het proces van Vlaamse bewustwording aan het
front. Hij was immers één van de weinige vooroorlogse leidende figuren uit de
Vlaamse Beweging die in onbezet gebied verbleef. Doordat Alveringem slechts
tien kilometer van de frontlijnen verwijderd lag, werd zijn kapelanij een
drukke ontmoetingsplaats voor vele jonge soldaten, zowel intellectuelen als
gewone volksjongens.Gaandeweg begon hij
een belangrijk geestelijk en vooral politiek leiderschap uit te oefenen op de
soldaten, brancardiers, oud-studenten en aalmoezeniers die hem als een
belangrijke raadsman beschouwden. In
1915-1916 schreef hij niet alleen een aantal soldatenliederen maar publiceerde
hij ook een reeks oorlogsgedichten in De
Belgische Standaard. Hier volgt zijn IJzerlied
Het
was natuurlijk te verwachten dat er bij de graafwerken voor de nieuwe Fluxys-gasleiding
tussen Duinkerke en Zeebrugge (zie ook mijn blog van 25.11.2014), dwars door een
deel van de slagvelden uit de Grote Oorlog, de stoffelijke resten van
slachtoffers zouden gevonden worden. De intergemeentelijke archeologische
dienst CO 7 heeft de jongste dagen bij Sint Juliaan de stoffelijke resten van
niet minder dan 19 gesneuvelden opgegraven en geborgen. De meeste van hen vielen wellicht tijdens de zgn. Tweede Slag om Ieper in het voorjaar van 1915. Minstens
twee van deze opgegraven gesneuvelden waren Duitsers. De overige waren wellicht Britten of
Canadezen, maar dat zal verdere identificatie moeten uitmaken.
Gelet op het door de jarenlange beschietingen extreem zwaar verstoorde
bodemprofiel is het alleszins merkwaardig te noemen dat er naast deze
gesneuvelden uit de Grote oorlog ook brandgraven en grafgiften zijn gevonden
uit de Romeinse Tijd. Dit zijn meteen ook de eerste sporen uit deze tijd die ooit in
Langemark-Poelkappele werden gevonden .
In
het kader van het boek dat ik voorbereid over de Duitse gesneuvelden uit WO I
die uiteindelijk begraven werden in Blok 31 op de Duitse militaire
begraafplaats van Lommel, zoek ik informatie m.b.t. de omgekomen piloten van
Fliegerbeobachtungsschüle West uit Diest. Weet er iemand of ze in Schaffen dan
wel in Diest werden begraven ? Het gaat specifiek over volgende militairen die
allemaal waren verbonden aan de Lehrkompagnie : Leutnant d.r. BASOLD Paul, Sergenat-Flieger
Heinrich HENNING, Leutnant d.r. Felix OBERTREIS,
Leutnant d.r., Josef SCHMITZ, Gefreiter
Erich TRUMPELMANN en Leutnant d.r. Albert WALTER. Bovendien had ik graag
vernomen of er fotomateriaal bestaat van deze graven
Ik
ben ook op zoek naar fotomateriaal m.b.t. tot volgende graven: BECKMANN, Adrian,
Fahrer / Trainführer. Hij werd oorspronkelijk
begraven op het kerkhof van de Achelse Kluis onder een vierkante steen met een
plat Duits bronzen kruis. / VON PLATEN, Achatis,Leutnant, 4e Eskadron, Dragoner
Regiment nr. 12. Sneuvelde in Rillaar en werd daar begraven./ FISCHER,
Max, Landsturmmann, Garnizonskompagnie. Hasselt. Werd in Hasselt begraven. / GILLENBERG,
Ludwig, Pionier, 3e Kie, Westfälisches Pionier-Bataillon nr. 7. Verongelukte in De Kanne en werd daar begraven; / DANGERS,
Wilhelm Willi,Jäger, Radfahrerkompagnie nr. 1, Jäger Bataillon nr. 10. Stierf
in Neerpelt aan een longontsteking en werd er begraven. / BOHNEN, August, Gefreiter,
4e Landsturm Eskadron Düsseldorf. Hij werd dodelijk gewond bij een confrontatie
met de terugtrekkende troepen van het detachement van generaal De Schepper bij
de Locht op 8 km. ten NO van Leopoldsburg en werd ter plaatse begraven. Later
begraven te Eksel./ KUNATH, Erwin, Grenadier, Leibgrenadier Regiment.
Verongelukte in Geel en werd er begraven. / HEISE, August, Landsturmmann, 1e
Kie. Mobiles landsturm-Infanterie-Bataillon Burg. Hij sneuvelde in Westerlo en werd
er begraven. / HELBING, Oskar, Gefreiter, Radfahrerkompagnie,
Marine-Infanterie-Regiment nr. 2. Hij sneuvelde in Grobbendonk en werd er
oorspronkelijk begraven en ALBERS, Magnus Heinrich, Gefreiter, 4e Kie., Mobiles
Landsturm-Infanterie-Bataillon Osnabrück die in De Kanne of Maaseik dodelijk
gewond werd. Bovendien zoek ik ook nog fotos van de inmiddels al lang
geruimde - Duitse graven uit WO I op de begraafplaatsen van Tongeren en St.
Truiden ALLE HULP IS MEER DAN WELKOM !
Op
de Belgische militaire begraafplaats van Lier herinnert het monument achteraan
op deze site aan het feit dat dit ooit een gemengde Belgisch/Duitse
begraafplaats was. Kort na de zware afweergevechten rond de Netestelling in de
herfst van 1914 begon het stadsbestuur, onder toezicht van de bezetter, met het
ruimen van de talrijke veldgraven in de omgeving. Aanvankelijk was het de bedoeling
om de gesneuvelden bij te zetten op de stedelijke begraafplaats - wat overigens
ook voor de eerste geborgen Belgische gesneuvelden gebeurde - maar uiteindelijk
besliste de bezetter om de gevallen militairen op één site te verzamelen. Met het oog op de
aanleg van deze begraafplaats werd door de stad aan de Mechelsesteenweg een50
are groot perceel verworven van het Bestuur van de Lierse Gast- en Godshuizen. Voor het plan van aanleg tekende de
provinciale bouwmeester en Lierenaar Edward Careels (1857-1933). 490 Belgische
gesneuvelden - waarvan 117 niet-geïdentificeerde -, 17 Britten van de Naval
Division en 72 Duitsers kregen hier aanvankelijk een laatste rustplaats. Later
werden nog 147 Duitsers die in Duffel, Sint-Katelijne-Waver en Berlaar waren
begraven naar deze site overgebracht. De Britten werden in maart 1925 ontgraven
en overgebracht naar het Schoonselhof in Wilrijk. Toen tijdens het interbellum de
Duitsers die op de gemengde Belgisch/Duitse begraafplaats van Eppegem waren
begraven, werden overgebracht naar Wespelaar bracht men in 1939 het gedenkteken
van de hand van Georg Kolbe (1877-1947) dat in Eppegem stond, over naar Lier.
In
juni 1956 werden door toedoen van de Volksbund Deutsche Kriegsgräbefürsorge de
168 geïdentificeerde Duitsers van Lier naar de Duitse militaire begraafplaats
van Vladslo gebracht. De 51 niet-geïdentificeerde Duitsers kwamen terecht in
het zgn. Kameradengrab op de Duitse begraafplaats in Langemark.
Deze maand zal het
precies honderd jaar geleden zijn dat Music
Hall, de eerste dichtbundel van Paul van Ostaijen (1896-1928) van de
persen rolde. Een debuut dat zeker niet onopgemerkt voorbijging. Het is
opvallend hoe veel van zijn bewonderaars vandaag de dag zoveel mogelijk
proberen om van Ostaijens engagement tijdens de Grote oorlog te banaliseren of
te marginaliseren.
van Ostaijen beleefde
zijn pubereske Sturm und Drang op
het Antwerpse Atheneum. Hier engageerde hij zich in het Vlaams-nationale kamp
en keerde hij zich resoluut tegen het reactionaire Franstalige establishment
van bourgeoisie, kerk en monarchie, het Grote
Zirkus van de H. Geest Godsdienst en Vorst en Staat, zoals hij het later
in zijn, wellicht bekendste bundel Bezette
Stad zou omschrijven. In 1913
verliet hij het Atheneum, nadat hij voor de tweede keer een jaar moest
overdoen, en werd hij klerk op het Antwerpse stadhuis.
Tijdens de Eerste
Wereldoorlog engageerde hij zich in het activisme. Als lid van het Vlaamsch
Verbond schreef hij geregeld bijdragen voor de Vlaamsche Gazet, De Antwerpsche Courant, De Goedendag en Ons
Land. Uit deze artikels bleek duidelijk hoe Van Ostaijen zijn politieke
engagement inkleurde: De taalstrijd was voor hem onlosmakelijk verbonden met
culturele en sociale ontvoogding. Bovendien pleitte hij in een aantal artikels
duidelijk voor een nationalismemet een
Groot-Nederlandse inslag. Hij zette overigens ook zijn woorden om in daden. Op 16
september 17 nam hij deel aan een betoging tegen kardinaal Mercier die
Antwerpen bezocht. Deze actie, waarbij Van Ostaijen met vijf andere activisten
werd gearresteerd, leverde hem drie maanden cel en een flinke geldboete wegens
smaad aan de kerkvorst op. van Ostaijen
en kompanen tekenden beroep aan. Maar van Ostaijen zou niet opnieuw voor de
rechtbank verschijnen want in oktober 18 vluchtte hij samen met zijn vriendin
Emmeke naar Berlijn. Of zoals hij zelf later schreef Na zorgeloos leven kamp voor het bestaan te Berlijn. Berooid
verbleef hij er in expressionistische en dadaïstische kringen en kwam er onder
meer in contact met de communistische Spartacusbond. Hoewel zijn openlijke
politieke activiteit - mede door zijn artistieke beslommeringen en wankele
gezondheid - na zijn terugkeer naar ons
land in 21, fel zou afnemen, nam hij nooit afstand van zijn activistische
engagement tijdens de oorlog. Maar laat ons vooral niet vergeten dat Paul van
Ostaijen véél meer was dan alleen een gedreven politieke activist.Hij was een scherpzinnige kunstcriticus, de
eerste werkelijk moderne dichter in het Nederlandse taalgebied en de schrijver
van hilarische grotesken.
Vandaag breng ik u
een fragment uit Music Hall. Deze bundel was in feite de neerslag van zijn dandyeske,
in een cocaïneroes verlopende avonturen in het Antwerpse uitgangsleven 1914-1918. Hier volgt het
sfeerrijke De Herfst
Herfst
Zij die vóór mij kwamen en dichters waren,
zij hebben hun droefenis, in de Herfst, uitgesproken
en eenheid gevoeld
tussen hun gebroken
leven, met het
vaarwel aan de drommen hunner dromen,
en het sterven der
zonneblaren aan de dorre bomen.
Zij hebben gezegd: de Herfst was 't schoonste
getij,
al was hij dan ook
droefeniszwaar en de baar van de zomer blij,
zij wisten zich een
groot geluk, toen hun leed
met het getij één was
en sterk kompleet.
Maar zó kan ik de Herfst niet voelen, zó is hij niet
in mij:
het gulden doodgaan
in rijk-trillend getij.
Zó was het misschien
vroeger; nu mijn droefenis inniger is,
nu voel ik van de
Herfst enkel d'onvolmaakte vunzige treurenis.
Nu voel ik hoe een sterrevende zonneschijn
vermeerdert van dit
treurende getij de werkelijke pijn;
vermoeid of niet, -
wie kan het weten? - draagt als een stramme vrouw
de Herfst zijn
lustloze dagen, zonder warmte, zonder kou.
Sinds
een paar maanden rijdt op het Britse spoorwegnet de Harry Patch-locomotief.
Deze machine - voor de kenners een Class 43 - locomotief van de Great Western Railway
- werd vernoemd naar de laatste overlevende veteraan
die effectief tijdens de Grote Oorlog in de loopgrachten had gediend. Harry
Patch (1898-2009) was in oktober 1916 opgeroepen voor de militaire dienst en
kwam na zijn opleiding uiteindelijk als machinegeweerschutter in het 7e
Bataljon Duke of Cornwalls Light Infantry terecht. In juni 17 kwam Patch met
deze eenheid in Frankrijk aan en werd vrijwel meteen daarna ingezet bij Ieper
in het raam van de gevechten rond Passendale.. Op 22 september 17 werd hij bij
de Steenbeek in Langemark zwaar gewond door een artilleriegranaat die drie van
zijn makkers doodde. Het was meteen ook het einde van zijn oorlog want op
Wapenstilstandsdag was hij nog aan het herstellen van zijn verwondingen in een
revalidatiecentrum op het eiland Wight. Over zijn ervaringen in Vlaanderens
velden wou hij in 2004 het volgend kwijt aan The Sunday Times:
When the war ended, I don't know
if I was more relieved that we'd won or that I didn't have to go back.
Passchendaele was a disastrous battle thousands and thousands of young
lives were lost. It makes me angry. Earlier this year, I went back to Ypres to shake
the hand of Charles Kuentz, Germany's only surviving
veteran from the war. It was emotional. He is 107. We've had 87 years to think
what war is. To me, it's a licence to go out and murder. Why should the British
government call me up and take me out to a battlefield to shoot a man I never
knew, whose language I couldn't speak? All those lives lost for a war finished
over a table. Now what is the sense in that?
Vandaag precies 100 jaar geleden overleed in het Belgian Field Hospital (BFH) in Hoogstade mijn streekgenoot Frans Van Loon. Deze oorlogsvrijwilliger uit Merksplas diende op het ogenblik van zijn overlijden als soldaat in de 1e compagnie, 1e bataljon van het 1e Regiment Karabiniers. Ik kon in de archieven geen uitsluitsel vinden over zijn doodsoorzaak. Mogelijk bezweek hij aan opgelopen verwondingen maar het is ook mogelijk dat hij ernstig ziek was. Het staat wel vast dat hij op 23 maart '16 in het Instituut Clep waar het BFH was gehuisvest, werd binnengebracht. Twee dagen na zijn overlijden werd hij bijgezet op de BMB van Hoogstade. Hier rust hij in graf nr. 2. Frans Van Loon was ongehuwd en een zoon van Louis Van Loon en Carolina Leys.
Langemark werd in 1914 - ten onrechte - geassocieerd met de beruchte 'Kindermord vor Ypern'. In de loop van de volgende jaren werd deze ooit zo levendige gemeente systematisch van de kaart geveegd onder de mokerslagen van het onophoudelijke artillerievuur en werd ze het schouwtoneel van enkele van de gruwelijkste gevechten uit de Eerste Wereldoorlog. Voor mijn Youtube-kanaal maakte ik een selectie uit mijn fotoarchief:
Vandaag een gedicht dat mogelijk van de hand is van
de Nederlandse dichter/zanger en illustrator Koos Speenhoff (1869-1945). Als
populaire variété-artiest was hij één
van de pioniers van de Nederlandstalige Kleinkunst, decennia voor dit begrip
werd ingevoerd
Gevloekt
zij de oorlog
of
De strijd tusschen Duitschland en België.
Een felle strijd is weer bereid,
Tusschen Europeesche staten,
In ieder land vindt het een schand,
Oorlog ja zal men steeds haten.
Volkeren gaan elkaar vermoorden,
Onschuldig bloed roept in accoorden:
Refrein: Waarom is er geen vrede,
Moet er steeds oorlog zijn.
Daar wordt zooveel geleden
Op het slagveld ziet men bitter lîjn.
Vaders van huisgezinnen
Trekken ten strijde heen.
Vrouwen en kinderen treuren thuis. O
oorlog, o schrikwekkend kruis.
Precies een eeuw geleden, op 29 maart 1916 om 01.00 u.
speelde zich een nieuw drama af aan de rijksgrens in de dichte bossen van Wortel-Kolonie.
Een citaat uit Waterschoots De
Duitschers in de Kempen: ...Aan welke gevaren de geheime
brievendienst, de verdienstelijke mannen, die hem uitoefenen, blootstelt, leert
ons het volgende drama, dat aan de grenzen plaats greep in den nacht van 28 op
29 meert. Vier personen waren met de brieven nabij de grenzen, te Wortel
gekomen en naderden de grensversperring. Hier moesten de zakken brieven onder
den electrischen draad gebracht worden. Toen zij met dit werk bezig waren,
werden zij door eene Duitsche patroelje verrast. Een der mannen gelukte er in
ongedeerd over de grensversperring te geraken en zich uit de voeten te maken.
M..., van Turnhout en een bewoner van Beerse, raakten bij hunne pogingen tot
vluchten, aan den draad en werden door de electrische strooming
doodgebliksemd. Corneel G..., van Turnhout, werd aangehouden, daarbij vielen al
de geheime brieven (drie groote zakken), in handen der Duitsche soldaten. De
twee lijken werden naar Wortel gebracht, waar hunne begrafenis plaats had.
Corneel G...., werd in t gevang onzer stad opgesloten. De pakken in beslag
genomen brieven bracht men naar het spioenenbureel in de St. Antoniusstraat.
De 28-jarige Lodewijk Marinus, zoon van Gisbert Jozef
Marinus en Elisabeth Van Emmerich was het eerste slachtoffer.. Hij was smid en
woonde in Turnhout. Het tweede slachtoffer was de 19-jarige schoenmaker Livinus
Verstappen uit Beerse. Hij was een ongehuwde zoon van Frans Verstappen en
Maria Constantina Lenaarts. De stoffelijke resten
van beide slachtoffers
werden na de Wapenstilstand ontgraven en met militair eerbetoon naar hun woonplaatsen
overgebracht.
De Turnhoutse smokkelaar die werd gearresteerd was Cornelis
Goversen.
Een aantal plaatsen in Vlaanderens Velden houden
de herinnering levend aan het Ierse offer tijdens de Grote Oorlog. Een locatie
met een sterke band met de Paasopstand vinden we aan de Poezelstraat, een
kleine kilometer ten oosten van Boezinge-Dorp. Daar staat het gedenkteken voor
de Ierse nationalist en dichter Francis Ledwidge (1887-1917). Ledwidge, die al
voor de oorlog enige bekendheid had verworven als dichter, stichtte in 1913
samen met zijn broer in hun geboorteplaats Slaine een afdeling van de
nationalistische Irish Volunteers, een para-militaire organisatie die de
tegenhanger was van de loyalistische Ulster Volunteers. Deze laatste pro-Britse
militie wou zich desnoods gewapenderhand tegen zelfbestuur voor Ierland verzetten.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam het tot een open breuk binnen
de Irish Volunteers, waarbij de volgelingen van het gematigde nationalistische
parlementslid John Redmond als vrijwilligers in het Britse leger dienst namen
in de hoop op die manier het door de Britse regering beloofde zelfbestuur voor
Ierland te bekomen, terwijl de radicale vleugel waartoe ook Ledwidge behoorde
ervan uitging dat de moeilijkheden
van Engeland, nieuwe mogelijkheden voor Ierland zouden bieden Vreemd
genoeg zou Ledwidge kort daarna een Brits uniform aantrekken en dienst nemen in
de rangen van de Royal Innikillen Fusiliers. Het blijft gissen naar zijn ware
beweegredenen maar de meeste kenners gaan er nu van uit dat hij zich wellicht
uit liefdesverdriet heeft geëngageerd om naar het front te trekken.
Ledwidge kreeg zijn vuurdoop in april 15 in de
hel van Gallipoli, waar een geallieerde landing op de Turkse kust, uitliep op
een bloederig fiasco. Daarna werd hij in servië ingezet. Tien ook hier de
geallieerden moesten wijken, werd hij ernstig ziek naar Engeland geëvacueerd.
Terwijl hij in het hospitaal lag, brak in Dublin de Paasopstand uit en vernam
hij hoe zijn goede vriend, de dichter Thomas MacDonagh, als één van de
prominente IRA-leiders door de Britten was terechtgesteld. Ledwidges
ontroerende Lament for Thomas MacDonagh
wordt tot op de dag van vandaag als één van zijn sterkste gedichten beschouwd.
De bloederige onderdrukking van de Paasopstand en de daarop volgende golf van
blinde repressie braken Ledwidges laatste illusies aan scherven. Bij zijn
terugkeer aan het front belandde hij voor een krijgsraad omdat hij een Britse
officier had uitgescholden en verloor hij zijn korporaalsstrepen. De gedesillusioneerde
en verbitterde Ledwidge overleefde de zware afweergevechten bij Aras. Begin
juli 17 werd hij met zijn bataljon naar Vlaanderen gestuurd waar een
artillerievoltreffer hem op 31 juli 17 fataal zou worden.
Op de plaats waar nu het monument staat zat
Ledwidge in de vooravond in de stromende regen met een paar kompanen thee te
drinken, toen een granaat midden in het groepje insloeg. Er waren 12 gewonden
en 5 gesneuvelden waaronder Ledwidge die waarschijnlijk op slag werd gedood. De
aalmoezenier van het bataljon noteerde die avond laconiek in zijn dagboek: Ledwidge killed blown in pieces R.I.P.
. Wat er van hem restte, werd ter plekke in een veldgraf begraven, maar in het
voorjaar van 19 bijgezet op het vlakbij gelegen Artillery Wood Cemetery. In
hetzelfde vak II liggen ook Ledwidges makkers begraven die samen met hem
werden gedood: Lance Serjeant John Harte (graf D 20), Private Henry P. Evans
(graf D 10),Private Frank Matingley
(graf E 14) en Private Robert Sharman (graf D 4). De basis van het monumentje werd gemetst in gele
baksteen in het zgn. Vlaams verband,
in West-Vlaanderen ook wel kop en strek
genoemd.In het Engels staat deze wijze
van metselen bekend als Flemish Bond
waarmee de band tussen Vlaanderen en Ierland gesymboliseerd wordt Op het
gedenkteken werd een tekstfragment uit zijn Lament for Thomas MacDonagh opgenomen. Het monument werd op 31
juli 1998 in aanwezigheid van Ledwidges neef Joe en de Ierse auteur Dermot
Bolger onthuld. Een replica staat inmiddels in de tuin van Ledwidges geboortehuis,
waar een klein maar interessant museum over zijn tragische leven werd
ingericht.
De Ierse dichter, dramaturg en essayist William Butler Yeats (1865-1939) was
lid van de Irish Republican Brotherhood (IRB) en bijgevolg kende hij heel wat
van de deelnemers aan de Paasopstand persoonlijk. De door de Britten
terechtgestelde dichters Patrick Pearse, Thomas MacDonagh en Thomas Plunkett
maakten deel uit van zijn kennissenkringen de samen met hen geëxecuteerde majoor John MacBride was zijn liefdesrivaal
geweest in het gevecht om de hand van zijn grote liefde, de actrice en
activiste Maud Gonne De latere Nobelprijswinnaar Literatuur schreef met Easter 1916 wellicht het bekendste
gedicht over de opstand.
I have met them at close of day
Coming with vivid faces
From counter or desk among grey
Eighteenth-century houses.
I have passed with a nod of the head
Or polite meaningless words,
Or have lingered awhile and said
Polite meaningless words,
And thought before I had done
Of a mocking tale or a gibe
To please a companion
Around the fire at the club,
Being certain that they and I
But lived where motley is worn:
All changed, changed utterly:
A terrible beauty is born. II
That woman's days were spent
In ignorant good will,
Her nights in argument
Until her voice grew shrill.
What voice more sweet than hers
When young and beautiful,
She rode to harriers?
This man had kept a school
And rode our winged horse.
This other his helper and friend
Was coming into his force;
He might have won fame in the end,
So sensitive his nature seemed,
So daring and sweet his thought.
This other man I had dreamed
A drunken, vain-glorious lout.
He had done most bitter wrong
To some who are near my heart,
Yet I number him in the song;
He, too, has resigned his part
In the casual comedy;
He, too, has been changed in his turn,
Transformed utterly:
A terrible beauty is born.
III
Hearts with one purpose alone
Through summer and winter, seem
Enchanted to a stone
To trouble the living stream.
The horse that comes from the road,
The rider, the birds that range
From cloud to tumbling cloud,
Minute by minute change.
A shadow of cloud on the stream
Changes minute by minute;
A horse-hoof slides on the brim;
And a horse plashes within it
Where long-legged moor-hens dive
And hens to moor-cocks call.
Minute by minute they live:
The stone's in the midst of all.
IV
Too long a sacrifice
Can make a stone of the heart.
O when may it suffice?
That is heaven's part, our part
To murmur name upon name,
As a mother names her child
When sleep at last has come
On limbs that had run wild.
What is it but nightfall?
No, no, not night but death.
Was it needless death after all?
For England may keep faith
For all that is done and said.
We know their dream; enough
To know they dreamed and are dead.
And what if excess of love
Bewildered them till they died?
I write it out in a verse --
MacDonagh and MacBride
And Connolly and Pearse
Now and in time to be,
Wherever green is worn,
Are changed, changed utterly:
A terrible beauty is born.
Een kleine bijdrage op mijn Youtube-kanaal aan de herdenking van de Ierse Paasopstand een eeuw geleden... Een eerbetoon aan het handvol rebellen en dichters die het opnamen tegen het British Empire en die het, gedragen door de moed van hun overtuiging en hun offer uiteindelijk op de knieën dwongen....
Ierland maakt zich op om tijdens het komende Paasweekeinde op grootse wijze de Easter Rising van 1916 te herdenken. Ik heb nooit een geheim gemaakt van mijn Keltofilie en sympathie voor de Ieren en daarom zal ik de volgende dagen op deze blog heel wat aandacht besteden aan deze historische gebeurtenissen. Hier alvast een voorproefje met het officiële herdenkingsprogramma:
Hieperdepiep... De kaap van de 100.000 hits is vandaag op deze blog overschreden, waarvoor mijn dank... Daarom vandaag speciaal voor mijn trouwe lezers deze nieuwe compilatie van op mijn Youtube-kanaal als eerbetoon aan de inzet van de Bretoense marinefuseliers die met de Brigade van admiraal Ronarc'h een sleutelrol speelden - én hiervoor een erg hoge prijs betaalden - bij de verdediging van het bruggenhoofd Diksmuide:
Vandaag bestaat mijn blog precies 500 dagen. Om dit te vieren een nieuw filmpje op mijn Youtube-kanaal met een alternatieve kijk op het IJzerfront. Aan de hand van een 100-tal foto's, waarvan bijna de helft nooit eerder werd gepubliceerd want afkomstig uit privé-archieven, krijgt u de Duitse zijde van de medaille te zien: