'Where have all the flowers gone" vroeg Pete Seeger zich in 1955 af in zijn bekende anti-oorlogslied. Vandaag las ik dit artikel met de titel 'Klaprozen in Flanders Fields zijn niet meer wat ze geweest zijn ' in 'De Standaard': ' De bloem die symbool is geworden van de slachting in de Vlaamse velden, nu honderd jaar geleden, komt bijna de helft minder voor dan toen. Dat meldden Nina Hautekeete (Universiteit Rijsel) en haar collega's op het congres van de Franse Ecologische Vereniging. De biodiversiteit in Belgisch en Frans Vlaanderen is vervlakt en gemondialiseerd, zo stelden ze vast. 'Van elke vijf soorten die we bestudeerden, is er één ofwel nieuwkomer ofwel verdwenen.' Vooral akkersoorten zoals de wilde ridderspoor en de zomeradonis zijn verdwenen. Met de zompige weiden verdwenen ook breed wollegras en de kleine zonnedauw. De verstedelijking trok nieuwe soorten aan en liet er ook een aantal uit voortuintjes ontsnappen. Of uit tuinvijvers, zoals de waterteunisbloem die hele beken overwoekert. ' Al bij al verliezen we gespecialiseerde soorten ten voordele van kosmopolieten', zei Hautekeete. 'Het aantal soorten stijgt wel, maar dat verbergt een wereldwijde homogenisatie van de habitats.' Klaprozen voelen zich goed in ruige graanvelden, minder in de mechanisch bewerkte velden van vandaag. Sinds begin vorige eeuw zijn ze met veertig procent achteruitgegaan. Toch de landbouwsoorten. De plastic souvenirwinkelsoort doet het in Ieper en omstreken uitstekend.' (pvd)
Er zijn nauwelijks gegevens bekend over deze Herentalsenaar. Hij werd op 19 november 1896 in dit Netestadje geboren en meldde zich bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog als oorlogsvrijwilliger. Karel Crols werd soldaat in de 3e cie. 1/3 van het 6e Linieregiment. Op 10 juni '16 werd hij dodelijk gewond op de voorposten bij Noordschote en begraven te Molenhoek. In 1917 werd boven zijn graf een heldenhuldezerk opgericht, die was bekostigd door zijn makkers uit het bataljon en een aantal van zijn stadsgenoten die in het leger dienden. Volgens de lijst die het IJzerbedevaartcomité in 1925 publiceerde werd zijn heldenhuldezerk op bevel van de Dienst der Militaire Grafsteden in datzelfde jaar vernietigd... Het is onduidelijk waar deze Kempische oorlogsvrijwilliger nu begraven ligt.
Morgen gaat de verfilming van Peter Jacksons derde deel van Tokiens 'Hobbit'-trilogie, 'The Battle of the Five Armies' in ons land in première. Hoog tijd om op deze blog even stil te staan bij John Ronald Reuel Tolkien (1892-1973), filoloog, essayist en dichter. Met zijn werken als 'The Hobbit', 'The Lord of the Rings' en 'The Silmarillion' wordt hij terecht als de 'vader' van de moderne fantasy-literatuur beschouwd. Bij het uitbreken van de oorlog was Tolkien een briljante student Klassieke Filologie en Engels aan de prestigieuze universiteit van Oxford. Vrijwel onmiddellijk nadat hij in 1915 was afgestudeerd nam hij, net als de meeste van zijn vrienden, dienst in het Britse leger. Hij werd tweede luitenant in het 11e Bataljon van de Lancashire Fusilliers en belandde met deze eenheid op 4 juni '16 aan het front, waar zijn eenheid werd ingezet bij de Slag aan de Somme. Tolkien, die was opgeleid tot signaling officer kreeg op 14 juli zijn vuurdoop bij de mislukte aanval op Ovillers waar veel mannen van zijn bataljon niet door de Duitse prikkeldraadversperringen raakten en aan flarden werden geschoten door de Duitse machinegeweren. Later zou hij hierover schrijven 'Vele jonge officieren sneuvelden bij bosjes...' Na twee dagen van bloedvergieten, keerde hij terug naar de tweede lijn waar hij een brief vond waarin werd gemeld dat een van zijn beste jeugdvrienden, Rob Gilson bij Bécourt was gesneuveld door een artillerievoltreffer. De volgende week was Tolkien aanwezig bij de opnieuw grotendeels mislukte aanval van zijn eenheid op de beruchte 'Schwaben Redoubt'. Opnieuw incasseerden de Lancashire Fusilliers zware verliezen... Op 27 oktober '16 - een dag voor zijn bataljon naar de Hel van Ieper moest vertrekken -werd hij doodziek met loopgravenkoorts gehospitaliseerd in Le Touquet. Toen zijn gezondheidstoestand verslechterde werd de ernstig verzwakte Tolkien op 9 november '16 naar Engeland overgebracht en kort nadien ongeschikt voor frontdienst bevonden. Hij zou de rest van de oorlog in hospitalen en Engelse garnizoenen doorbrengen. In 1917 schreef hij 'The Fall of Gondolin', een verhaal dat hij kaderde in een groter project dat hij met de naam 'The Book of Lost Tales' bedacht. Na de oorlog werd de intussen tot luitenant bevorderde Tolkien eervol uit het leger ontslagen en begon hij een imponerende academische carrière uit te bouwen.
Alhoewel hij nooit expliciet over zijn gruwelijke oorlogservaringen heeft geschreven, heeft de Grote Oorlog een onuitwisbare stempel op zijn werk gedrukt. Zoals hij zelf ooit schreef waren ' tegen 1918 zowat al zijn vrienden gesneuveld...' Tolkien was een van de weinige overlevenden van zijn vooroorlogse vriendenkring. Van 'King Edward's College', zijn oude middelbarre school sneuvelden niet minder dan 243 oud-leerlingen. 141 Jongemannen van 'Exeter College' in Oxford lieten het leven in '14-'18. Zijn goede jeugdvriend Geoffrey B. Smith met wie hij geregeld correspondeerde was op 3 december '16 aan gangreen bezweken, nadat hij 29 november ernstig gewond was geraakt door schrapnelkogels. George Cottrell was al in '15 als tweede luitenant in de Royal Garrison Artillery in Ieper gesneuveld. Ieper werd ook noodlottig voor Thomas 'Tea Cake' Barnsley, de als kapitein bij de Coldstream Guards diende en op 31 juli '17 werd gedood en Tolkiens neef Thomas Mitton, tweede luitenant bij de Royal Engineers, die op 24 december '17 sneuvelde. Hun dood maakte een grote indruk op de moeizaam herstellende Tolkien en dit zou in zijn latere literaire werk doorklinken. Scénes als de door Sauron en Saruman totaal vernietigde landschappen roepen meteen het beeld op van de Verwoeste Gewesten rond Ieper. De beklijvende tocht van Frodo en Sam door de 'Dead Marshes' (in 'The Two Towers') zou een perfecte beschrijving kunnen zijn van de slijmerige, met duizenden bomkraters bezaaide moddervelden rond Passendale in de herfst van '17....
Een voorproefje van 'The Battle of the Five Armies' ;
Hoeràààààààààà ! ! ! Deze blog bestaat vandaag precies 1 maand. En dat mag, nee moet gevierd worden... Als eerste kaarsje op de verjaardagstaart een unieke foto van een troep mariniers van het Marinekorps Flandern die ergens in 1916 fier in Westende poseerden met een fijne selectie aan granaten en loopgraafdolken...
Twee mooie Duitse foto's van de Kortewindemolen. Deze stenen koren- en olieslagmolen uit 1857 stond op het gehucht Kortekeer aan de Bikschotestraat op 2,5 km. ten westen van de kerk van Langemark. Hij werd volledig verwoest bij de extreem zware gevechten in deze sector. Let op de bovenste foto vooral op de Duitse artilleriewaarnemer in de molenruïne....
Op 22 oktober 1914 sneuvelde op amper 300 meter van de IJzerdijk in Oud- Stuivekenskerke, de 27-jarige Fernand Lefebvre, onderluitenant in het 2e Regiment Karabiniers. Hij was op 31 juli 1887 in Watermaal-Bosvoorde geboren, maar had zowat heel zijn jeugd doorgebracht in Wortel en Hoogstraten, waar zijn vader Gustaaf Lefebvre hoofdklerk was geweest op de Kolonie en later de Rijksweldadigheidsinstelling op het Gelmelslot. Zijn moeder, Catharina Maria Boom was een zuster van Karel Boom, de bekende Hoogstraatse kunstschilder en leraar aan de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten. Omstreeks 1907 had hij als beroepsvrijwilliger dienst genomen in het leger en woonde hij hoofdzakelijk in Brussel. Bij het uitbreken van de oorlog was hij in Etterbeek gedomicilieerd. Ook zijn broers Armand, een sergeant in het 5e Linieregiment en Leon, soldaat bij de Jagers te Voet waren beroepsmilitairen.
Fernand Lefebvre werd neergemaaid door een machinegeweersalvo toen hij met de resterende mannen van zijn compagnie (de 4e cie. 1/4 2e Karabiniers) een Duitse loopgraaf probeerde in te nemen. Grenadier Georges Jacques was een ooggetuige van de zelfmoordactie die door de mannen van Lebevre's bataljon werd ondernomen tegen de bij Tervate doorgebroken Duitsers. In zijn memoires schreef hij hierover: 'L'engagement du 1er bataillon du 2iéme Carabiniers avait provoqué à son tour l'intervention du 3iéme bataillon du 2ième Carabiniers. Il s'est jeté dans la fournaise vers 15.00 h., sous les ordres du major Constant, pour participer à la contre - attaque d'ensemble qui se prépare dans la bouclé de Tervaete. Mais dans cette lutte inégale du soldat debout qui recherche le corps à corps, et l'ennemi terré derièrre ses mitrailleuses, le fol heroïsme des Carabiniers ne peut suffire. La ligne des tirailleurs est rapidement réduite. Des sergents, des soldats ayant pris la relève de leurs lieutenants morts sont tués a leur tour: Kneipe, Morlet, Dome et Lefebvre. Dans la plaine, seul un clairon s'entente à pousser en avant, des petits groupes épars. La contre - attaque de Tervaete par les Carabiniers est brisée et reflue à son point de départ...' Fernad Lefebvre werd begraven in een veldgraf ergens in de beruchte Bocht van Tervate. Op 30 juni 1922 werd hij met militaire eer en begeleid door een peloton karabiniers herbegraven op de begraafplaats van Etterbeek.
Het is niet meteen duidelijk wanneer dit populaire Duitse soldatenlied ontstaan is. Vast staat wel dat het in de herfst van 1917 werd uitgegeven bij F. Hofmeister in Leipzig en dat het wellicht werd gecomponeerd door zangeres en componiste Elsa Laura von Wolzogen (1876-1945). Tijdens het interbellum werd het vaak gezongen door Wander-groepen en later zelfs door de HJ.
MINDER BEKEND - PLOEGSTEERT MEMORIAL TO THE MISSING
Iedereen kent wel de Menenpoort en de 'vermistenmuur' op Tyne Cot. Heel wat minder bekend en weinig bezocht is het derde grote monument voor de vermisten van het Britse Gemenebest op ons grondgebied: het Ploegsteert Memorial of the Missing. Het staat op een paar honderd meter van de grens met Frankrijk, aan de eeuwenoude verbindingsweg tussen Mesen en Armentiers. Het classicistische cirkelvormige gebouw - een ontwerp van Harold Bradshaw - staat centraal op de CWGC - begraafplaats Berks Cemetery Extension en herdenkt 11.390 militairen die in de grensregio sneuvelden maar geen gekend graf hebben. Het monument heeft een diameter van 21 meter en een hoogte van 11,7 meter en werd op 7 juni '31 onthuld. De twee indrukwekkende liggende leeuwen in zandsteen aan de ingang zijn het werk van de Britse beeldhouwer Gilbert Ledward, een veteraan van de Royal Garisson Artillery. Aan de overzijde van de weg ligt wat er rest van het Bos van Ploegsteert, dat de inzet vormde van heel wat kleinschalige, maar daarom niet minder bloedige gevechten, getuige een hele reeks van kleinere militaire begraafplaatsen in de onmiddellijke omgeving. Een merkwaardig detail is dat op de panelen van dit gedenkteken niet alleen drie dragers van de hoogste Britse militaire onderscheiding, het Victoria Cross (V.C.) worden herdacht maar ook drie Britten die wegens desertie werden geëxecuteerd...
In mijn blog van vorige zondag stond ik even stil bij de poëzie van korporaal Daan Boens Vandaag geef ik u zijn gedicht 'Op de voorpost':
'Met twee en dertig zijn we opgekomen... / De voorposr is gerust, en de avond ligt / met witte maneschijn omheen de boomen ; / een zilver-groene vaart is 't eenig ver-gezicht./
Een lange boomen-rij staat om de zoomen / van d'oud bekende vaart, dien soms een schicht / met rozen of met helder-blauwen glans verlicht /'t wordt alles dan een beeld uit kinder-droomen. /
En de zoo lang beschoten boomen-rij / wordt schoon, en schijnt dan zooveel kaarsen-vlammen, / die voor de jonge en doode helden branden, /
wijl ligt een vlot, waar het sinds maanden lei -/ en wiegelt lichtjes aan zijn koord, zoo'n stramme / en moeë man, die bang is aan te landen."
Uit 'Van glorie en lijden. Sonetten uit de loopgraven van den Yzer', Drukkerij van de Werkschool, Kamp Harderwijk, 1917
Jan Frans Coveliers werd op 6 januari 1893 in het Turnhoutse gehucht Zevendonk geboren. Hij behoorde tot de militieklas van 1913 maar was vrijgesteld van kazernedienst omdat hij pas tot subdiaken was gewijd en de priesteropleiding aan het Groot-Seminarie te Mechelen volgde. Kandidaat-priesters, mochten uit hoofde van hun ambt geen wapens dragen, maar waren in ruil voor deze vrijstelling wel verplicht om een summiere opleiding bij de geneeskundige troepen te volgen. Bij het begin van de oorlog werd Jan Coveliers dan ook gemobiliseerd als brancardier en aanvankelijk ingedeeld bij de ambulancecolonne van de Ie Legerdivisie. Na de val van Antwerpen, in oktober '14, muteerde hij eerst naar het 3e Regiment Artillerie, en later verkaste hij naar de 3e batterij van de 1e Groepering van het 13e Regiment Artillerie. In mei '16 werd hij omwille van zijn moedig gedrag op het slagveld onderscheiden met het Oorlogskruis. Op 5 mei '17 werd hij zwaargewond door granaatscherven in Dikkebus, toen de Duitse artillerie zijn batterij onder vuur nam. Jan Coveliers overleed de volgende dag aan de opgelopen verwondingen in het veldhospitaal 'Elisabeth de Couthove', een reeks ziekenbarakken bij het kasteel Couthof van baron Raoul Mazeman in Proven. Hij werd begraven in Reningelst en was een van de eerste Vlaamsgezinde gesneuvelden die een heldenhuldezerk kregen. Op 22 januari 1924 werd deze Turnhoutenaar herbegraven op de BMB te Westvleteren in graf nr. 1044. Een jaar later werd zijn heldenhuldezerk op bevel van het ministerie van Landsverdediging van deze site verwijderd en vervangen door een Belgische militaire standaardzerk.
In deze nieuwe rubriek kan u vanaf vandaag nooit eerder gepubliceerd fotomateriaal terugvinden over het IJzerfront en de sector Ieper. Het grootste deel van dit materiaal heb ik in de loop van heel wat jaren bijeengebracht uit privé-verzamelingen en foto-albums. Het geeft een uniek inzicht in het leven van alledag aan het front en is alleen daardoor al historisch belangrijk materiaal. Vandaag een foto uit het album van een soldaat uit het Reserve-Jäger- Bataillon nr. 23. Deze eenheid was ontstaan uit het Hanoverse Jäger-Bataillon nr. 10 en nam vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog deel aan de strijd, Het RJB nr. 23 kreeg haar vuurdoop op 19 oktober '14 bij Rumbeke en vocht onder meer bij Houthulst, Kortekeer en Langemark. Deze foto uit het kapotgeschoten St. Juliaan bij Ieper dateert wellicht uit het voorjaar van 1916. Op het einde van juli '16 vertrok RJB nr 23 naar de Karpaten en daarna werd het nog aan het Isonzofront, de Marne en in Frans-Vlaanderen opgesteld.
Blijkbaar vallen de foto's uit mijn archief van de door het oorlogsgeweld getroffen windmolens erg in de smaak. Daarom vandaag een foto van de Couchezmolen uit Zarren, een bakstenen stellingmolen die in meer dan één opzicht interessant is. Niet alleen is deze molen aan de Zarrenlindestraat, met een hoogte van meer dan 25 meter een van de hoogste in ons land, maar bovendien bleef deze molen - in tegenstelling tot zowat alle andere molens uit de fronstreek - grotendeels gespaard van het oorlogsgeweld. De Duitsers gebruikten de stoominstallatie van de olieslagerij in de molen om elektriciteit op te wekken voor de dorpskom van Zarren. Vanaf 1916 werd deze elektriciteitscentrale draaiende gehouden door Russische krijgsgevangenen die afkomstig waren uit het nabijgelegen Pionierpark. De molen bleef in bedrijf tot 1949. Sinds 2006 is er op deze site een Molenmuseum ondergebracht.
Fotoboeken maken een substantieel deel uit van de tsunami aan boeken over de Eerste Wereldoorlog die momenteel over ons heen spoelt. Misschien vergis ik mij maar ik heb soms de indruk dat het de uitgevers van deze werken vaak meer te doen is om het volume dan de inhoud. Dit kan niet gezegd worden van 'The First World War in colour' dat onlangs werd uitgegeven door de, hoofdzakelijk in kunstboeken gespecialiseerde uitgeverij Taschen. Samensteller van het boek - dat enkel in het Duits, Frans en Engels te verkrijgen is - is de Duitse filoloog en literatuurhistoricus Peter Walther (°1965), die eerder onder meer over Goethe en Thomas Mann publiceerde en die ook de samensteller was van het fotoboek 'Deutschland in frühen Farbfotografien'. Dit laatste boek sluit naadloos aan bij 'The First World War in colour' dat, zoals de titel al laat uitschijnen, een selectie omvat van een kleine 300 kleurenfoto's uit 'de oorlog die een einde moest brengen aan alle oorlogen'. Een eeuw geleden stond de de kleurenfotografie nog in haar kinderschoenen en was het vooral een omslachtige en tijdrovende bezigheid. Je zal dan ook geen spectaculaire actiefoto's terugvinden, maar vooral vaak zorgvuldig geregisseerde scénes van achter de frontlijn; verwoeste landschappen, bivakken, kinderen die soldaatje spelen, parades,... De kleuren - vaak in pasteltinten - geven een andere dimensie aan de beelden dan de contrasterende en confronterende zwart/wit-fotografie uit die periode. De foto's lijken door dit milde kleurenpalet een minder harde werkelijkheid uit te stralen dan de gruwelijke werkelijkheid. Een ander pluspunt aan deze publicatie is dat een groot deel van deze foto's nooit eerder gepubliceerd werden. Ze zijn niet alleen afkomstig uit Europese archieven en verzamelingen, maar ook uit de Verenigde Staten en Australië. Zowat alle bekende fotografen uit die periode, gaande van Paul Castelnau over Hans Hildenbrand tot Frank Hurley, passeren de revue. Het boek kost net iets minder dan 40 euro en is - in tegenstelling tot heel wat andere volumineuze fotoboeken over ditzelfde onderwerp - wél deze prijs waard.
P. WALTHER 'The First World War in colour', Taschen Verlag, Köln, ISBN 978 3836554183
Blijkens de reacties vielen de foto's van de molen in Langemark érg in de smaak. Daarom vandaag nog een paar kiekjes uit mijn foto-archief. Ditmaal zijn het écht unieke Duitse opnames van een molenruïne in Pilkem, vermoedelijk uit het begin van 1917. Wellicht gaat het hier om de houten staakmolen die aan de Langemarkseweg in Pilkem stond, op ruim 2 km. van Boezinge-kerk. Deze graanmolen was behoorlijk oud want hij kwam al voor op de Ferrariskaart en moest bijgevolg van voor 1775 dateren. Hij werd al zwaar beschadigd in april '15 en in de zomer van 1917 volledig van de aardbodem geveegd bij de voorbereidende beschietingen voor de grootschalige aanval op de 'hoogte' van Pilkem op 31 juli '17. Het enige minpuntje - voor mij persoonlijk - is dat de belichting niet je dat is, maar ja, het zijn dan ook 'snapshots' van het front....
Aansluitend op mijn blogbericht 'Met meer dan verontwaardiging' over het ruimen van de laatste rustplaats van Dr. Hendrik Versmissen - tijdens WO I bataljonsgeneesheer en na WO I medestichter van VOS - Hoogstraten - breng ik u twee foto's van het eveneens met ruiming bedreigde graf van E.H. Hendrik Pieter Theus. Deze hulpaalmoezenier in het 17e Linieregiment sneuvelde in oktober '18 tijdens het Eindoffensief bij Moorslede. Ik heb heel wat jaren gezocht naar zijn graf tot ik het bij toeval een paar maanden geleden heb gevonden op de begraafplaats van Berchem. Als er geen reactie van de familie komt zal deze site in 2022 worden geruimd. Ik heb intussen al een paar stappen gezet om over te kunnen gaan tot het peterschap over dit graf maar tot nu toe is een reactie van de werkgroep 'Op het oorlogspad' van Erfgoed Hoogstraten uitgebleven. Of is dit misschien iets voor het Klein-Seminarie van Hoogstraten waar Theus tot aan het uitbreken van de oorlog leraar was ?
Deze foto werd tijdens de IJzerslag in de buurt van Ramskapelle gemaakt. Je ziet mannen van het 5e Linieregiment die tussen de gevechten door proberen de inwendige mens te versterken. Het is heel goed mogelijk dat één van deze mannen Louis Weckx uit Merksplas - Kolonie is. Louis Weckx werd op 17 maart 1885 in Zichem geboren en engageerde zich in 1903 voor vier jaar als beroepsvrijwilliger in het leger. Omstreeks 1910 verhuisde hij naar Merksplas-Kolonie waar hij aan de slag ging als opzichter op de boerderij. Bij het uitbreken van de oorlog kwam hij als eerste sergeant in de 8e compagnie van het 5e Linieregiment terecht. Hij overleefde in de zomer van '14 zonder kleerscheuren de uitvallen uit Antwerpen, maar sneuvelde tijdens de IJzerslag. Op 23 oktober '14 werd hij op slag gedood in Ramskapelle. Hij werd begraven in een geïmproviseerd veldgraf bij een boerderij op nog geen kilometer van de frontlijn. Het is onduidelijk of zijn stoffelijke resten later werden teruggevonden, want op de BMB Ramskapelle ontbreekt elk spoor van zijn graf.
Een paar kiekjes uit de oude doos. Vrijwel alle molens in Vlaanderens velden moesten er tijdens de Eerste Wereldoorlog aan geloven omdat ze uitstekende waarnemingsposten of referentiepunten bij beschietingen vormden. Hier een paar unieke foto's uit Langemark, zoals achteraan op een van deze foto's met potlood werd gekrabbeld. Wellicht gaat het hier om de Steenbeekmolen die aan de Boezingestraat stond. Oorspronkelijk stond op deze plek al sinds 1793 een houten graanmolen, maar die werd in 1867 vervangen door een stenen bergmolen. Deze molen, naast de gelijknamige Steenbeek werd kapotgeschoten op 22 april '15 bij het begin van de Tweede Slag om Ieper.
Over Frans Brijs is relatief weinig bekend. Zijn militaire stamboekdossier dat ik in Brussel kon inzien was flitterdun. Hij werd op 1 juni 1893 in Retie geboren en woonde bij het begin van de Eerste Wereldoorlog aan het Schotelven in Arendonk. Hij werd - zoals zoveel jongemannen uit onze regio - soldaat in het 6e Linieregiment. Hij diende in de 4e compagnie, 1/4 van deze eenheid en nam bij het begin van de oorlog onder meer deel aan de twee uitvallen uit Antwerpen, de verdediging van de Scheldestad en aan de IJzerslag waar het 6e Linie zich opnieuw onderscheidde. Tijdens de 'Wacht aan de IJzer' sneuvelde Frans Brijs op 25 maart '16 in de eerste lijn bij Steenstrate Hij werd oorspronkelijk begraven in een veldgraf in Molenhoek/Reninge maar na de oorlog bijgezet op de BMB Westvleteren in graf nr. 616bis, waar zijn frontmakkers een heldenhuldezerk oprichtten boven zijn graf. Deze zerk werd in 1925, door het 'Dankbare Vaderland' op bevel van het ministerie van Defensie van deze site verwijderd, vernietigd en vervangen door een Belgische militaire standaardzerk.
Een boeiende, weinig conventionele en soms zelfs grappige uiteenzetting over de moeizame relatie tussen de Eerste Wereldoorlog en Ierland door Prof. Dr. Keith Jeffrey, hoofddocent Britse geschiedenis aan Queen's University Belfast.