HET BALLET
iedereen haat my. ik durf niet meer buiten te komen. ik wandel langs oude schilderyen en druk ieder halfuur de dolk een beetje dieper in my.
myn wanbeheer van de schatkist decennia lang, en de verwachtingen waaraan ik niet tegemoet kwam,
het bebloede gezicht van myn enige minnaar, de blonde griek, terwyl het zo gruwelyk bleef sneeuwen buiten,
en de beierse sikkel van myn tantes en het charter dat ik heb ondertekend toen ik er zesentwintig werd:
daardoor, deze maandagnacht tot myn allerinwendigste caverne doorgedrongen,
met de hulp van myn gondeliers, die zyn opgehouden met fluisteren achter myn rug,
duurt het nog negen dagen precies eer hun lyden is voorby is.
door dit plafond zal er een licht vallen langs groene, stoffige meubels -
o richard! uw muziek was toch goed! zo mooi en zo goed, - zo goed!
niet alleen het omvangryke publiek, zelfs de acteurs,
zelfs de zangers, de dansers bleven in spanning totdat het gordyn viel.
|