Een man Gods had op een dag een gesprek met de Heer en zei: 'Heer, ik zou willen weten wat hemel en hel inhouden.'
De Heer leidde de man naar 2 deuren, opende één van de deuren
en liet de man binnenkijken.
In het midden van de kamer was een hele grote ronde tafel. In het midden van die tafel stond een grote pan met stamppot die heerlijk rook en maakte dat de man Gods watertandde. De mensen die rond de tafel zaten, waren echter mager en ziekelijk. Ze leken erg hongerig. Ze hielden lepels in hun handen met erg lange handgrepen, die aan hun armen vastgemaakt waren.. Allemaal konden ze in de pan met heerlijk eten reiken en daaruit
eten, maar omdat de lepels langer waren dan hun armen,
konden ze de lepels niet naar hun mond brengen.
De man rilde bij het aanzien van deze ellende en dit lijden.
God zei:'Nu heb je de hel gezien'
Ze gingen naar de volgende kamer en God opende de deur. Deze was exact dezelfde als de eerste... Er stond een grote ronde tafel in het midden van de kamer, met daarop een grote pan met stamppot waarvan de man moest watertanden. De mensen hier waren uitgerust met dezelfde lange lepels,
vastgemaakt aan hun armen. Maar deze mensen waren wel doorvoed en gezond, lachend en pratend met elkaar.
De man zei: 'Ik snap het niet, ik snap er niks van!' 'Het is vrij simpel' sprak God, 'je hoeft maar één ding te weten. Zie je, zij hebben geleerd om elkaar te voeden, terwijl de inhalige mensen alleen maar aan zichzelf denken.' ------------------------------------------------------------------------------------
In zijn 'Tractatus logico-philosoficus' zegt Wittgenstein om te besluiten :"Waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen" . Was Wittgenstein het op een bepaald moment waarschijnlijk meer dan beu, om nog verder te filosoferen en te discuteren ? In de filosofie komen we tenslotte voor een 'weten van niet-weten' te staan ; zouden we dan liever iedere activiteit terzake stopzetten ?
Maar evengoed kan men stellen : " Waarover men niet kan zwijgen, moet men spreken " . De mens wil nu eenmaal van nature weten en kennen, ook zonder enig praktisch nut ; en filosofie was volgens Aristoteles de meest goddelijke bezigheid voor de mens ; die aldus zichzelf en ook zijn mede-mensen zal blijven vragen stellen omtrent die allerlaatste diepe problemen van zijn bestaan ;dus zal hij toch de neiging blijven behouden tot filosoferen .
We komen aldus voor een dilemma, een contradictie of een antinomie te staan :'verder blijven filosoferen, of er mede te stoppen die goddelijke bezigheid te beoefenen . .
Misschien moeten we dan stellen en besluiten, dat de ware zin van ons leven, werkelijk een zoektocht is naar dat absolute goede, schone en ware ; en dat het 'zoeken zelf naar die zin', de ware zin is van en voor ons leven ???
Ik ben Valère De Brabandere
Ik ben een man en woon in Tielt (België) en mijn beroep is gepensioneerde ambtenaar.
Ik ben geboren op 27/02/1935 en ben nu dus 90 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. filosofie.