"Breng ik je in verleiding...? ... Wanneer ik een glaasje drink? ... Met alcohol dan?", schuchter gevraagd, meewarige blik in de ogen. Tuurlijk verleid je me, maar dat impliceert niet dat ik er niet aan kan weerstaan. Je helpt me alleen maar door te zuipen. Want dan pas haal ik weer een pyrrusoverwinning. Ik wil niet nefast zijn voor de feestvreugde, integendeel, ik wil er ongedwongen deel van uitmaken. En al die willen te kap'ren varen... Dus niet bezwijken onder die peer pressure, die sociale druk. Het is een eigenaardig zicht om te zien hoe de goegemeente reageert wanneer ze zich bewust worden van je problematiek, je toxicomanie. Het gaat van medelijden over arrogantie, ridiculiseren, banaliseren, curiositeit naar pure ontkenning, adoratie en respect. En dan zijn er ook degene die denken dat je plotseling bent toegetreden tot een duistere ondergrondse sekte. Ze maken me tot instrument van een paranoïde samenzweringstheorie van een grote manitou die me na een verregaande waterboarding-sessie in een afgedankt eiken vat uit de Bordeaux terug de wereld heeft ingestuurd om aldaar als profeet van de geheelonthouders het zuivere leven te prediken. Hilarisch. Een inquisitie tegen de vertroebeling van de geest.
AD BIBENDUM (er moet gedronken worden), schreeuw ik dan, of daar heb ik dan zin in, althans.
Moeten mannen met baarden zijn. En daar komen we bij een pijnpunt... In mijn hoofd heeft iedere zelfrespecterende pelgrim een baard. Zo'n wollen, pluizige begroeiing op zijn aangezicht die de geheimen van zijn omzwervingen herbergt. Niet zo bij mij. Sedert mijn niet geheel ontloken puberteit blijf ik verstoken van weelderige haren op mijn lijf. Hoe dat zo komt weet ik niet zo onmiddellijk. Een speling van de natuur? Ik wijt het meestal aan een tekort van testosteron. Dat hormoon dat de mannelijkheid accentueert en oorzaak is van het machismo. Geen baard dus voor mij. Misschien kleef ik er wel één op mijn kanis, van schaars gespaard schaamhaar, of ook niet. Pelgrimage laat zich niet vangen in uiterlijkheden .....
Een vleug van iets wat naar zomer riekt. De goegemeente verlaat zijn fermettes om naar buiten te trekken. De remotes van de verschillende beeldvertolkers verdrinken in de plooien van de bankstellen. Dat is het tijdstip dat we in actie schoten. Ho(e)reca, ik deed het als bijverdienste, appel voor de niet te laven dorst. Zeulen met dienbladen, onversaagd een grimas toveren op je oververmoeide gezicht. Nederig voldoen aan de wensen van het plebs, maar klant is koning. "Hoeren zijn we" riep mijn broodheer wel eens wanneer we na de shift afgepeigerd neerzeken om te wachten op het hitte-onweer. Met de snoepcent in onze zakken. De tafel werd, na een dag van hard labeur, gevuld met een bloemlezing uit de kelder. De drank bood dan een tegenwicht voor de adrenaline die nog nazinderde in onze verzuurde spieren van de inspanning onder de verzengende zon. Zondagnacht.... We werden al wat ijl in het hoofd van de dure wijnen die de revue passeerden.
De Camino Francés doorklieft de streek Rioja. zowat op één derde van de tocht. Voor iedere dilettante wijnproever is dit het Walhallah van de Spaanse wijn. Doordrongen van de Tempranillodruif krijg je een rijke, vaak logge wijn met een roller coaster aan smaken. Wanneer hij over je huig rolt krijg je bijna orgastische ervaringen. Ik heb me altijd afgezet tegen de navelstaarders die hun klauwen krampachtig vasthaken in de Franse clichés. Maar clichés zijn niet voor niets clichés. Met zo één glas kon je me urenlang zoet houden, vroeger. Walsen met het robijnrode vocht. Sipjes, nipjes, slokjes. Maar wanneer je slachtoffer bent van promilles en niet van de geneugtes van sandelhout, braambes of jasmijn kan je enkel nog alcoholgehaltes onderscheiden, letterlijk.
Maandagmorgen. Ik open de brievenbus. Ik wacht al een aantal dagen op de lidkaarten van het genootschap. Dan zal ik officieel horen bij het clubje van de pelgrims. Maar pelgrims schrijden niet voort op blitse baskets van het merk "Vans" of plompe boots. Degelijke stappers dringen zich op, onvermijdelijk. Eelt, schimmels en eksterogen zullen zich anders profileren op mijn voeten. Ik voel het nu al, af en toe..... Hoewel we nog geen kilometervreter achter de kiezen hebben.
Het compostelagenootschap. Het leek me eerder een flets verzinsel uit een paperback van Dan Brown maar het bestaat en het assisteert. Eenieder die meer dan 100 km wandelt of meer dan 200 km fietst richting Santiago kan op hun steun rekenen, onvoorwaardelijk, leid ik af van hun site. Maar, en daar duikt het mysterieuze occulte weer op, je moet lid zijn. Ik doe het, een gezinslidkaart. Het voelde eerst wat bevreemdend maar tegelijk ook zeer verbonden.. met haar. Ze, Iep, zal de calvarietocht mee spartelen volgende zomer. Eindelijk een plan voor ons 2, daarvoor was dat ondenkbaar. Mea maxima culpa, dat carpe diem. In rotvaart naar de afgrond, abseilen naar het voorgeborchte. Maar zij voorkwam het, gelukkig.
Spijt voor wie het benijdt, donderdagmiddag begint mijn weekend, 12u50. Het lonkt, lokt met beetklaar aas.
Eentje en dan naar huis want het weekend breit een ellenlange sjaal. Nood aan een chaperonne die me mouwtrekkend wegsleurt van de toog. Zo was het. Het échte weekend was bij voorbaat verloren. Ieps' gedoogbeleid was een mantel van liefde maar uiteindelijk was het onleefbaar voor ons. Het leidde tot een jojo-effect. Donderdag in de vroege avond naar huis strompelen verkerend in de wijngaard des heren, eten, toog, slapen, toog, eten, slapen, toog, .... tot diep in de zondag en bij heldere momenten wat schoolwerk. Nu, eindelijk verlost, bezig ik huishoudelijke taakjes. Zeilen met een strijkijzer over topjes van bakvissen, jeans'en van bonkige pottenstampende kerels, kleedjes van mijn meissie met smaak. Ik word weer een nieuwe man, letterlijk dan.
Brusselse wafels, slagroom, conservenfruit en "glow-in-the-dark" paternosters. Dat was Scherpenheuvel voor mij. Met stramme spieren in de rij voor een tas gitzwarte filterkoffie of fletse charme woco en uitzicht op de veel te bombastische kathedraal met de kuitenbijtende kruisweg eromheen. Nu, zoveel jaren later, zal het mijn eerste pelgrimage te voet worden. Toen was het een trekpleister maar vandaag verwacht ik vooral een vergeethoek van vergane glorie. Ik prik een datum met zorgvuldigheid: 20 juni. Ondertussen marcheer ik dagelijks kleine lengtes over macadam en stoepdal. soms met vaste tred, soms schoorvoetend.
MIJN LICHAAM IS EEN TEMPEL. Een cultus die me vreemd is. Christus bouwde zijn tempel op in drie luttele dagen. Bij mij zal het wat langer vergen.
In 1 teug kap ik het sneeuwtafereel naar binnen. Medicinale Ad Fundum. Een kwartje van zo één tablet volstaat (ANTABUSE). Het werkt helend noch genezend, alle symptomen blijven. Het zorgt eerder voor een zwaard van Damocles boven mijn hoofd. Mijn demon moet op secreet of de gevolgen voor lijf en leden zijn niet te overzien. Het werkt repressief en niet preventief. ik MOET mijn valkuilen mijden, onherroepelijk. Het gaat om patronen breken, mijn drinkebroers uit de marge afzweren. Het is lastig maar het loont. De carrousel van schaamte, schuldgevoel, zelfmedelijden en angsten keer ik de rug toe. De tijden dat ik minachtend deed over de verlichtende inzichten van de grote autodidactische wijsgeer Homer Simpson zijn voorbij. Citaat: "To alcohol: the cause and solution off every man's problem".
Een rode lijn ... net iets dikker dan de andere... maar er zijn er ook van dezelfde dikte in andere primaire kleuren. Ze tekenen zich af op een kaart, een landkaart en komen samen op hetzelfde punt, ergens tegen weids water in het noorden van Spanje. Ze lijken linea recta af te stevenen op hun doel met hier en daar een flauw knikje.
"Haalbare doelen stellen...", murmelde mijn huisdokter tussen neus en lippen door, gevolgd door een stilte. Daar begon het al, ik piekerde.... Om na enige dagen tot dat doel te komen. Een helletocht in mogelijk 33 staties, voor te bereiden vanaf vandaag, secuur en nauwgezet. Het getuigt van enig marchanderen, onderdeel van een rouwproces. Dankbaarheid ook, een zegetocht voor het leven. Het hing al heel lang in mijn kleren maar nu lijk ik er klaar voor. De tocht naar Santiago de Compostela langs de "Camino Frances", startend in Saint-Jean-Pied-de-Port, Zuid-Frankrijk. Ik ga er mijn tijd voor nemen omdat ik allesbehalve een doorwinterd wandelaar ben. In de zomermaanden van 2014 zal ik de tocht gaan wagen. Dit is dus niet het verhaal van de tocht an sich, die zijn er al te veel, maar van de voorbereiding ervan. Het is ook het verhaal van een strijd tegen verslaving en de allesverwoestende drang ernaar. Het is dag 20 met 0 promille maar nog steeds hunkerend naar een roes. De fysieke pijnen zijn intussen verdwenen, de psychische kwelling heeft besloten nog even te blijven.
Het objectief van de dag: een wandeltocht van een slordige twee uren door de periferie van de stad. Met hond. Het aantal km's speelt hier niet zo'n grote rol. Het slenteren met zo'n viervoeter die snuffelt aan iedere klaver, spriet, struik en schors schiet niet écht op maar het is een begin. Een haalbaar doel...