Met de krop in de keel heb ik de aangrijpende studie
van Wim Van Caester over het Verzet in Velzeke-Ruddershove tijdens de Tweede
Wereldoorlog gelezen.
Verzet met een hoofdletter, want wat die jonge
mannen toentertijd hebben gedaan, heeft mij voor altijd getekend. Mijn neef
Robert Van Elsué heeft zijn moedig strijden tegen de naziebezetter met zijn
leven bekocht. En zijn heldenmoed heeft van mij tot op vandaag een voorvechter
gemaakt van de zwakkeren in de samenleving en van iedereen die het wat moeilijk
heeft. Dat verklaart voor een groot deel mijn vurig engagement als socialist.
Het verklaart ook mijn blijvende onverzettelijke
houding tegen ex-collaborateurs, tegen een historisch pardon en tegen elke
vorm van extremisme en voor respect voor diversiteit.
Wat in Velzeke en spijtig genoeg op zoveel andere
plaatsen in ons land en in Europa is gebeurd, mag niet worden vergeten. Daarom
verdient deze studie alle lof en daarom ook raad ik de auteur aan om ze voor
publicatie in te dienen bij het Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en
Oudheidkunde.
Kroongetuige Germain Selders, die gelukkiglijk de
dans ontsprong, verzeker ik dat de graven van Charel Van Wambeke en Robert Van
Elsué niet zullen verdwijnen en in ere gehouden. Momenteel wordt er in onze
stad een inventaris opgesteld van alle waardevolle grafmonumenten en op elke
begraafplaats worden de verzetsstrijders sowieso weerhouden.
Tot slot herhaal ik mijn oproep, die ik al zo
dikwijls deed. Om te voorkomen dat dergelijke gruwel zich ooit herhaalt, is het
nodig deze donkerste bladzijde uit de geschiedenis van het Europese continent
te kennen en voordurend in herinnering te brengen.
De oorlogsjaren 1940 45 waren een woelige en
trieste periode in de geschiedenis van Velzeke-Ruddershove.
Na de Duitse inval op 10 mei 1940 en bezetting door
de nazis werden vanaf 6 oktober 1942 veel jongeren opgeroepen en verplicht
tewerkgesteld in Duitsland. Velen vluchtten naar Frankrijk of doken onder. Maar
de Britse weerstand, de strijd in de Sovjet-Unie
(vanaf 22 juni1941),
de intrede van de Verenigde Staten in de oorlog (7 december1941),
de racistische maatregelen tegen de Joden in België, het toenemend
voedseltekort en het ontberen van de vrijheid deden het Belgisch verzet
groeien. Veel werkweigeraars, die zich toch al verborgen moesten houden, gingen
met het verzet meewerken. Drie twintigers uit Velzeke traden toe tot de
Belgische Nationale Beweging (BNB), een verzetsgroep gesticht in Brussel. Deze
jongeren waren Karel Van Wambeke (Charel genoemd in volksmond), Robert Van
Elsué en Germain Selders. Robert Van Elsué is de neef van de Zottegemse burgemeester
Herman De Loor. In dit document wil ik u het verhaal brengen van de Velzeekse
verzetsgroep. Het is gesteund op getuigenverklaringen van verschillende
Velzekenaren. Ik had het geluk om één kroongetuige te ontmoeten: Germain
Selders. Een pientere negentiger, momenteel woonachtig in de omgeving van
Antwerpen. Germain was als laatste toegetreden tot de BNB. Ik wens alle
getuigen en in het bijzonder Germain te bedanken voor het verstrekken van de
informatie die deze studie mogelijk hebben gemaakt. Voor dit werkstuk heb ik
eveneens gebruik gemaakt van het document Oorlogsmonumenten te Zottegem van
Danny Lamarcq. Ik bedank eveneens Pascal De Loor voor het bewerken van de
fotos.
De crisis van de jaren dertig bracht de nazis aan
de macht. Dit regime is verantwoordelijk voor de dood van miljoenen mensen. Het
verzet heeft een fundamentele rol gespeeld bij de bevrijding ervan. Ik hoop dat
dit werkstuk mag bijdragen aan de herinnering ervan.
Ik draag dit werkstuk op aan Charel Van Wambeke,
Robert Van Elsué en Theofiel De Clercq. Zij hebben deze gruwel niet overleefd.
Theofiel De Clercq was landbouwer en gemeenteraadslid
in Velzeke. Zijn hoeve was gelegen in de Blarenhoek. Hij had een pleegkind
Charel Van Wambeke, afkomstig uit Balegem. Hij werd geboren te Zottegem op 17
april 1921. Charel was een stille, eenvoudige jongen. Hij had een enorme durf.
Dat bewees hij als doelman bij de voetbalploeg De Rode Duivels, later op verzoek
van de Nationale Voetbalbond omgedoopt tot De Rappe Duivelsvan Velzeke.
Hun clublokaal was in het duivenlokaal op het Romeins
Plein, uitgebaat door de familie Glorieux-Van Daele. Zij speelden tegen ploegen
uit de omgeving: Herzele, Strijpen, Munkzwalm, Dit was tijdens de oorlogsjaren
niet risicoloos. Om te vermijden dat de spelers opgepakt zouden worden door de
Duitse bezetter hielden verschillende bestuursleden de wacht in de omgeving van
hun plein. Het was gelegen aan de huidige Kerklandstraat.
Vast
staat dat Charel als eerste toetrad tot het verzet begin 1943. In welke precieze
omstandigheden dit is gebeurd, is niet gekend. Vermoedelijk kwam hij in contact
met BNB Ronse door verzekeringsmakelaar Bruneel. Deze makelaar kwam langs bij
boeren uit de streek. Hij kwam eveneens langs bij Theofiel De Clercq. Bruneel
had nauwe banden met de BNB.
Robert Van Elsué werd geboren te Velzeke op 7 juni
1923. Charel had een relatie met Margarite Van Elsué, zuster van Robert. Door
deze relatie en de sterke vriendschapsband met Charel, trad Robert toe tot het
verzet van de BNB en de groep BNB RZ (Ronse-Zottegem) was gesticht. Hun
schuilplaats was op het erf van Theofiel, meerbepaald in een schuur waar de
landbouwwerktuigen waren gestald. Het betrof een put, bedekt met hout en stro. Charel
was leider van de groep en had nauwe banden met de verzetsgroep BNB uit Ronse.
Germain Selders werd geboren te Velzeke op 20
januari 1922. Hij werd lid door een merkwaardig toeval. In 1943 speelden De Rappe
Duivels tegen de ploeg van Strijpen. Twee broers uit die ploeg waren gekend
voor hun sympathie met de Duitse bezetter en waren toegetreden tot de Waffen SS.
Germain kreeg tijdens deze match ruzie met één van de broers, er werden zelfs enkele
rake klappen uitgedeeld. Charel hield zich afzijdig, maar na de match ging hij
bij Germain en zei: Die twee moeten
eraan, doe je mee?. Germain ging akkoord, niet helemaal goed begrijpend
wat Charel hiermee bedoelde. Een korte tijd later informeerde Charel Germain
over de BNB. Hierop trad Germaintoe tot de BNB
RZ. Een maand later legde hij de eed af. Charel kwam hem halen in zijn
ouderlijke woning in de Beugelstraat. Beide mannen gingen naar de Hondenbos aan
de Beugelstraat. Daar legdeGermain de eed af
met de woorden: Ik zweer trouw aan het verzet en trouw aan de uitvoering van de
opdracht die mij gegeven werd.
De afspraken binnen de groep moesten heel strikt
nageleefd worden. Niemand, zelfs nauwe familie mocht weten dat deze
verzetsgroep was gesticht. Buiten de schuilplaats mocht nooit over het verzet
gesproken worden. In de schuilplaats werd geslapen na acties of wanneer er
onheil vermoed werd. Tijdens de operaties die hierop volgden, werden leden
nooit bij hun naam genoemd. Ieder lid mocht een getal kiezen. Tijdens acties
werden ze enkel aangesproken met die code. Charel had de code RZ1, Robert RZ4
en Germain RZ13. Leden mochten nooit in contact komen met leden van andere
verzetsgroepen. Enkel de leider werd gebriefd door tussenpersonen. Hierdoor
waren gecoördineerde acties tussen verschillende groepen mogelijk. Tijdens
acties werd bijna nooit gesproken. De drie leden kregen wapens van de BNB. Charel
droeg een pistool GP 9mm. Robert en Germain een pistool FN 7.65. De eerste
opdrachten bestonden uit het verstrekken van informatie over collaborators aan de
leiders van de BNB.
De eerste actie ging door in de nacht van 4 op 5 juli 1944. Ze was zeer goed voorbereid en gebeurde in samenspraak met verschillende verzetsgroepen o.a. BNB Ronse en BNB Peruwelz. Iedere groep diende een station uit zijn regio zwaar te beschadigen met de bedoeling de collaborateurs te ontmoedigen. De opdracht van de Velzeekse groep bestond uit het uitschakelen van de telegraafcentrale in Zottegem en het beschadigen van het seinhuis van het station. Ze werden bijgestaan door Labiau, een mijndeskundige uit Ronse, en Dhaeyere uit Brakel. De springstoffen die men gebruikte waren afkomstig uit de steenkoolindustrie. Het plaatsen van de explosieven gebeurde door de twee laatstgenoemden. Germain en Robert hielden de wacht aan de twee uitgangen van het station. Charel vergezelde Labiau en Dhaeyere. Via een klikker, gelijkend op het geluid van een krekel, kon alarm geslagen worden als er onheil in de buurt was. De explosie was enorm. De telegraafcentrale werd volledig vernield. Het seinhuis werd zwaar beschadigd. De ramen van de cafés op het Stationsplein werden vernield door de explosie. Toch werd niemand gewond en konden zij ongehinderd de plaats verlaten.
De tweede actie ging een paar weken later door in Hundelgem. Charel had vernomen dat boven Hundelgem een kist was gedropt door een gevechtsvliegtuig en dat deze door een landbouwer bij de Hundelgemse oorlogsburgemeester Loodens was gebracht. De daaropvolgende nacht gingen de 3 mannen naar de woning van de burgemeester. Ongehinderd ging dit niet. Om de achtertuin te kunnen betreden diende eerst de hond van de burgemeester, een bouvier, afgemaakt te worden. Charel klopte aan op de achterdeur en riep Gestapo, offenmachen, offen machen. De burgemeester kwam onmiddellijk naar de beneden en opende de achterdeur. Daarop vielen Charel, Robert en Germain de woning binnen en overmeesterden zij de burgemeester en zijn familie. De telefoonkabel werd onmiddellijk doorgesneden om te vermijden dat de bezetter kon verwittigd worden. Onderbedreiging overhandigde de burgemeester de kist. Onmiddellijk werd woonst verlaten en de kist werd per fiets overgebracht naar de schuilplaats in Velzeke. In de kist zaten twaalf flesjes fosforbommen. Deze werden gebruikt om gevechtstanks te bestoken.
Veertien dagen later ging de derde en laatste actie door. Deze was gericht tegen de woning van de twee broers (die collaboreerden met de Duitser) van de voetbalploeg uit Strijpen. Deze was gelegen aan de Sint Andriessteenweg te Strijpen. Hierbij werd één van de flesjes gebruikt die men had bemachtigd bij de burgemeester van Hundelgem. De bedoeling was om de fles door het raam te gooien om de woning te vernielen. Bij het gooien miste het flesje echter zijn doel en vloog tegen de muur. Een vuurzee vernielde de voorgevel van de woning. Deze actie was eveneens bedoeld om de collaboratie te destabiliseren.
Op 5 augustus 1944 werd in Zottegem VNV leider Cousy
vermoord. Als vergelding werden nadien door de Gestapo in Zottegem
verschillende aanhoudingen verricht. De meeste van de aangehouden mannen werden
overgebracht naar Oudenaarde voor ondervraging. Zij ondergingen hierbij de
meest verschrikkelijke en mensonwaardige folteringen. Nadien werden ze
afgevoerd naar Duitse kampen. Charles Lapaige was één van de overlevenden. Zijn
getuigenis over deze feiten is er om nooit te vergeten.
Op 13 augustus 1944 om 6 uur smorgens sloegen de Gestapo
en de Feldgendarmerie toe in Velzeke. Germain had om 10 voor 6de schuilplaats verlaten. Hij ging naar de woning van
zijn ouders. Om 6 uur viel de Gestapo binnen op het erf van Theofiel De Clercq.
Onmiddellijk renden zij naar de schuilplaats. Het waren mannen gekleed in
burgerkledij, enkelen droegen een uniform. Allen waren in het bezit van een
machinegeweer. De put werd geopend en Charel trachtte zich met zijn pistool te
verdedigen. Hij werd onmiddellijk neergeschoten en stierf onmiddellijk. Hij had
verschillende schotwonden in de borststreek. Robert werd door een van de kogels
geraakt aan de rechter slaap en bloedde hevig. Hij werd samen met Theofiel
aangehouden.
Op dit ogenblik was Germain Selders juist in de
woning van zijn ouders. Hij hoorde in de verte schoten afkomstig van een
machinegeweer. Een buurmeisje kon hem tijdig waarschuwen en riep: Er wordt geschoten op den Blarenhoek.
Germain begreep onmiddellijk dat dit een actie was tegen zijn verzetsgroep. Hij
vluchtte weg en kon zich in de omgeving van de Vollander verbergen tussen rijen
stokerwten.
Korte tijd later stonden 3 mannen aan de ouderlijkewoning van Germain. Zij hadden eveneens Robert Van
Elsué meegenomen. De moeder van Germain opende de deur. Zij vielen onmiddellijk
de woning binnen en doorzochten deze grondig.Robert zei tegen de moeder
van Germain: Marie het is voorbij. Een
Duitser droeg een uniform, twee Vlamingen droegen burgerkledij. Marie werd hard
aangepakt. Ze werd hevig geslagen en geschopt. De Gestapo riep: Waar is uw zoon?. Marie kon ze
overtuigen dat haar zoon de ganse nacht niet thuis was geweest en ook deze
morgen niet was naar huis gekomen. Uiteindelijk verliet de groep de woning. Marie
Van Achter lieten ze gewond achter. Robert werd meegesleurd en werd bloedend in
een Volkswagen gezet.
De Gestapo viel eveneens binnen in de woning van
Robert in de Blarenhoek 200. Daar werd zijn echtgenote Emilienne Soleme
bedreigd met een bajonet en mishandeld. De Gestapo deed er een huiszoeking.
Germain die nog steeds verscholen zat, zag twee Volkswagens
vertrekken in de Beugelstraat, richting Zottegem. Hij begreep onmiddellijk dat
zijn vrienden waren aangehouden. Ondertussen werd de Hondenbos aan de
Beugelstraat grondig uitgekampt door een achttal mannen in burger. Zij waren allen
in het bezit van een machinegeweer.
Het lichaam van Charel Van Wambeke werd overgebracht naar het klooster van Velzeke. Zijn lichaam werd er opgebaard. Veel Velzekenaren brachten hem een laatste groet.
Germain keerde na de inval terug naar zijn woning. Zijn grootvader bracht hem naar Rozebeke bij een tante van zijn moeder. Daar hield hij zich op de zolder verborgen tot met de bevrijding.
Enkele dagen na de inval in Velzeke kwam de Gestapo terug naar de woning van Germain. Zijn vader was toen ook thuis. De Gestapo was vergezeld van oorlogsburgemeester Van Den Berghe. De Gestapo wou vader Selders meenemen. De burgemeester bemiddelde voor de familie Selders. Hij zei Vader Selders is een mijnwerker, hij kan onmogelijk weten waar zijnzoon is, laat die man met rust.De Gestapo verliet uiteindelijk de woning.
Robert Van Elsué en Theofiel De Clercq werden
overgebracht naar de Kasteelstraat in Oudenaarde. Theofiel werd
verantwoordelijk gesteld en werd als vergelding aangehouden. Robert werd gedurende
5 dagen ondervraagd en op een gruwelijke wijze gemarteld. Vervolgens werden beide
mannen overgebracht naar de gevangenis Nieuwe Wandeling te Gent. De
echtgenote van Robert wou haar man bezoeken. Aan de gevangenispoort mocht ze
enkel een pakje afgeven. Zij mocht haar man niet zien.
Later werden Robert en Theofiel naar Antwerpen overgebracht.
Daar werden ze samen met andere gevangenen van Gent en Antwerpen op veewagens
gezet en naar het concentratiekamp van Neuengamme gevoerd. Charles Lapaige en
André De Rouck (ook aangehouden na de moord op Cousy) uit Zottegem overleefden
het kamp.
Theofiel De Clercq stierf in Neuengamme op 15 november 1944. Robert Van Elsué stierf er tussen de periode januari-maart 1945. Zijn dochtertje Annie heeft haar vader nooit gekend. Ze was nog geen zes maanden oud toen haar vader werd aangehouden in Velzeke. Emilienne Solome heeft haar man nooit meer gezien.
Het kamp Neuengamme werd op 13 december 1938 geopend. Als dependance van Sachenhausen was het kamp aanvankelijk bedoeld om arbeiders voor de plaatselijke SS steenfabriek te huisvesten. Juni 1940 werd Neuengamme een zelfstandig concentratiekamp. Het hoofdkamp, dat 213.000 vierkante meter groot was, ving de meeste mensen op, maar in geheel Noord-Duitsland lagen nog 92 zogenaamde buitenkampen die bestuurlijk gezien onder Neuengamme vielen. Zelfs op het kanaaleiland Alderney was een buitenkamp. Deze buitenkampen hadden vaak maar een kort bestaan. In 1944 functioneerden er zestig gelijktijdig. De mensen in de kampen, afkomstig uit zo'n 28 landen, waren veelal krijgsgevangenen, gijzelaars, verzetsstrijders, Joden, zigeuners, homoseksuelen en Jehovas getuigen. Bij aankomst moesten alle persoonlijke bezittingen worden afgegeven. Vervolgens werd al het lichaamshaar afgeschoren en kreeg men in plaats van de eigen naam een nummer op een zinken plaatje, dat om de nek gedragen moest worden. De SS probeerde de morele en psychische weerstand van de gevangenen te breken door hen in vernederende omstandigheden te laten leven en werken. De barakken waren overvol, sanitaire voorzieningen waren ontoereikend en enige privacy was er niet. Men kreeg onvoldoende voedsel en moest zware arbeid verrichten. De dag was zo strikt ingedeeld dat er nauwelijks een vrije minuut overbleef. Neuengamme bezat geen gaskamers of vergelijkbare methoden om mensen massaal van het leven te beroven. Desondanks stierven er 55.000 mensen door de onmenselijke toestanden in het kamp, waaronder epidemieën en gebrek aan voedsel. Tijdens de oorlog verbleven ongeveer 106.000 mensen in Neuengamme.
Over hoe de groep verraden werd, deden veel verhalen
de ronde. Vast staat dat de Gestapo zeer goed wist waar de schuilplaats was en
wie de verzetsleden waren. Hoogstwaarschijnlijk werden de mannen verraden door
een collaborator uit Zottegem.
Na de bevrijding kwam Germain Selders terug naar
Velzeke. Hij werd er gedragen als een held. Germain weende en riep de namen van
zijn twee vrienden. Burgemeester Wallez ontfermde zich over de jongeman.
Op 25 april 1961 werd het lichaam van Robert
opgegraven te Sandbostel (Duitsland) en naar België gerepatrieerd. Op 28 juli
werd het overgebracht naar het Velzeekse gemeentehuis. Op deuitvaartplechtigheid waren de meeste Velzekenaren
aanwezig. Zij brachten een laatste groet aan hun held. Hij werd er met alle eer
begraven in aanwezigheid van het gemeentebestuur.
Germain Selders die toen verhuisd was naar
Antwerpen, was eveneens aanwezig. Robert werd begraven op het kerkhof van
Velzeke.
Charel was begraven op het oude kerkhof rond de kerk
van Velzeke. Zijn lichaam werd ontgraven en overgebracht naar het nieuwe
kerkhof aan de Kerklandstraat.
Germain Selders verhuisde in 1947 naar Antwerpen.
Hij huwde met Maria Lochs te Mol. Hij woont momenteel in de omgeving van
Antwerpen en geniet er van een welverdiende rust.
Ik heb enorm veel geluk gehad dat ik deze gruwel heb
overleefd. De eerste jaren na de bevrijding wou ik er weinig over praten. Ik
had er een trauma aan overgehouden, de nachtmerries waren verschrikkelijk. Na
veel jaren wou ik mijn verhaal kwijt als een blijvende herinnering aan de
naziegruwel. Ik ben Wim dankbaar dat ik dit heb kunnen doen. Ik doe deze
getuigenis niet uit wraak. Wij hebben het maar voor één ding gedaan: Voor het Vaderland entegen de bezetter. Ik heb er geen spijt
van. Dertien augustus blijft een moeilijke dag voor mij, zelfs na meer dan 65
jaar. Soms ben ik er ziek van. Ik ben dan steeds in gedachten bij mijn vrienden
Charel en Robert. Ik zou graag hebben dat in de scholen meer gepraat wordt over
de vaderlandse geschiedenis, over de oorlogsgruwel, de collaboratie en het
verzet. Ik heb nog één wens. Ik hoop dat de graven van Charel en Robert mogen
behouden en goed onderhouden worden. Dit samen met dit werkstuk als een
blijvende herinnering aan de naziterreur. Een ideologie gedragen door haat,
onverdraagzaamheid en racisme.