. Met zijn vieren wandelden ze in de nabijheid van de prachtige boerderij 'Ooievaarsnest' (thans een troosteloze ruine), waar Pieter Breughel de Oude vier eeuwen eerder geboren was en zijn jeugd doorgebracht had (zoals blijkt uit een 'ernstige' studie van de befaamde uitspraak van Carel Van Mander, in zijn al even merkwaardig 'Schilderboek' uit 1603-1604.
Na een tijdje vonden de mannen (klein en groot), dat het tijd werd voor een plasje. Vanzelfsprekend ging het erom, een zo flink mogelijke straal te produceren.
'Papa, hoe noem je dit eigenlijk?', vroeg de weetgierige Sam.
'Ik weet niet goed, of ik je dat al zal vertellen', antwoordde de grote Erwin.
'Toe!' drong Sam aan.
'Ja, Papa!' hielp de kleine Britt; 'achter de struiken hoort Mama het toch niet!'
'Opa Ties heeft mij vroeger geantwoord, dat het een straaljager is.'
Op jongensachtige toon plaagde Sam: 'Meisjes hebben dat niet!'
'Toch wél!' verdedigde Britt zich; 'maar bij meisjes blijft die altijd in de loods.'
. Je hoort heel wat woorden, die gewone taalgebruikers niet zo goed of ronduit verkeerd verstaan.
Ik vermeld een paar voorbeelden.
Je hoort wel eens dat iemand voor 'reactionair' uitgescholden wordt. Tja, kun je dan denken: 'Iemand die 'op iets reageert'. En wat kan er daarmee mis zijn?'
In de lessen natuurkunde praat de leerkracht het al eens over een natuurkundig fenomeen, dat hij een tikkeltje probeert te illustreren met de woorden: 'Actie is gelijk aan reactie.'
Maar het is de vraag wat auteurs doorgaans bedoele, wanneer ze iemand als 'reactionair' bestempelen?
Anderzijds noemen politici noemen zich wel eens 'progressief'.
Etymologisch lijkt dat woord zoiets als voortschrijdend en vooruitstrevend te betekenen. Maar welke strekking bedoelen de journalisten meestal als ze dat woord gebruiken?
Verder zijn er personen die zich heel graag als 'links', als 'linkse jongens', of als 'de linkerzijde' profileren.
Allicht is dat hun goed recht, als lezer en toehoorder maar begrijpen, wat ze ermee bedoelen.
Willen ze uitdrukken, dat ze in de volksvertegenwoordiging aan de linkerkant zetelen? Indien dat alles is, lijkt het maar een banale inhoud van het woord te zijn.
Bedoelen ze, dat ze graag herrie schoppen? Allicht toch niet; we leven immers in een beschaafde samenleving.
Of willen ze te kennen geven, dat ze het opnemen voor de minder gegoeden in de samenleving, degenen die het moeilijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen?
Als het zo is, kunnen we misschien een paar neologismen bedenken, welke die gezindheid heel wat ondubbelzinniger verwoorden: 'proletarisme' en 'proletaristen'.
. In verband met mensen die voor hun job iedere dag heen en weer reizen met het openbaar vervoer, en die daardoor (eventueel) problemen (zouden) krijgen, waar de rug van naam verandert, zoals bijvoorbeeld aambeien (voor zover dat al waar is), hebben humoristen het ooit gehad over het fenomeen 'pendelaars'.
Met betrekking tot degenen bij wie dergelijke problemen zich wérkelijk voordoen, zou je allicht, nog specifieker kunnen spreken over het fenomeen 'sukkelaars'.
. Er werd (in 2008) tussen de landbouwers en de regering een overeenkomst gesloten i.v.m. de korte periode, dat er drijfmest mocht uitgespreid worden op de akkers - dat er m.a.w. mocht 'gebeerd' worden.
Nu lees ik op 20 augustus 2008 in de krant: 'Carla Bruni wil beren in de Pyreneeën.'
* * *
Vóór 1947 zou dit aardigheidje niet mogelijk geweest zijn (in schriftelijke vorm).
Tot aan de spellingshervorming in dat jaar werd bedoeld woord enerzijds als 'beeren' geschreven (om te vermelden, dat er drijfmest op het veld kon uitgespreid worden), en anderzijds als 'beren' (wanneer men dieren wenste aan te wijzen).
Alleszins stond er in de krant níet: 'De presidentsvrouw wil beeren in de Pyreneeën'.
. Impasse in de onderhandelingen tussen Gemeenschappen en Gewesten. Aan wie zou dat liggen?
Het kiesdistrict BHV is nog altijd niet gesplitst - 'in strijd met de grondwet'!
Zoiets breng je toch onmiddellijk in orde - zonder het sine die uit te stellen, en zonder daarvoor compensaties te wensen! Als je zoveel respect niet opbrengt voor de grondwet, hou dan vollédig je mond!
Hadden de Franstalige onderhandelaars en politici die fout tegen de grondwet onmiddellijk uit de weg helpen ruimen - in plaats van dwars over de straat te gaan liggen - dan waren de onderhandelingen véél vlotter opgeschoten; dan was er geen dure tijd verstreken op de kap van de belastingbetaler; dan stonden we op dit ogenblik véél verder! En dan hadden zij zich loyale politici getoond.
Jean-Marc Piret, De
geschiedenis als slachtbank, Reflectieve modernisering en de wet bij Joseph
de Maistre, Marquis de Sade en G.W.F. Hegel. Uitgeverij VUBPRESS, 2009.
Professor Hubert Dethier, boekbespreking in: Filosofie - jg. 20 (2010), nr. 6
(nov./dec.), blz. 61-63 (Tweemaandelijks
tijdschrift van de Stichting Informatie Filosofie).
Een paar opmerkingen
daarbij: . Waar ligt de schuld
voor de verloedering? . Is ze inherent aan het wezen en de aard van de menselijke
existentie? .
Is ze gelegen in de
doorbraak van het wetenschappelijk onderzoek?
Is ze gelegen bij de
Verlichting?
Om positieve
resultaten te bereiken is er enkel de rationele, humanistische mens voorhanden
die, vanuit een gezond verlichtingsdenken, degelijke standpunten kan innemen en gezonde maatregelen kan te voorschijn brengen.
Indien godsdienstige
mensen dat eveneens doen, dan is ook hun denken een
gezond verlichtingsdenken.
Kritiek op een rasecht
verlichtingsdenken is geenszins op zijn plaats!
Kritiek op het
egocentrisme, dat ingebed zit in de menselijke existentie, is wél op zijn plaats!
Dat dit egocentrisme
vaak op heel egoïstische wijze misbruik maakt van de mogelijkheden
die voorhanden zijn ingevolge het florerend wetenschappelijk
onderzoek, in dat egocentrisme of egoïsme, daarin ligt de werkelijke oorzaak van
de verloedering! Niet in de vooruitgang van de wetenschap, integendeel!
En heel zeker niet in
een volgehouden verlichtingsdenken!
Om te eindigen, in
deze context, een citaat van vroeger: Als er in de
loop der tijden door 'ongodsdienstige lieden' afschuwelijke wandaden gepleegd
en aanbevolen werden, dan gebeurde dat 'niet' op basis van atheïsme, maar 'op
andere gronden': zoals krijgslust, wreedaardigheid, opportunisme, hebzucht,
hetgeen evengoed voorkomt bij mensen die in een of meer goden geloven. Maar het gebeurde, voor zover kan nagegaan
worden, 'niet' op basis van 'ongeloof' (niet op basis van 'atheïsme'). - (Cf. http://www.vdhm.be
; 'Nederlands' 'Religie'; ['Religie en atheïsme']).
. Een dorpsherder uit de Maasvallei - meer bepaald uit het mooie plaatsje Uikhoven tussen Maastricht en Maaseik - door zijn vrienden Jozef, of kortweg Jef, geheten - stond erom bekend dat hij sterk geloof hechtte aan een weldoende kracht van kruiden. Daarom werd hij doorgaans Jef Kroeët genoemd - hetgeen een dialectvariant voor 'Jef Kruid' is. Na 1953 werd deze benaming trouwens gewijzigd in Kroetjef.
Naast kruidendokter stond Jozef ook bekend als humoristische kerel. In een kleine ruimte hing bij hem het opschrift: 'Plaats voor afzetters en leeglopers'.
Onlangs werd in een weekblad een ludieke opmerking afgedrukt, waaraan volgende overweging ontsproot. Denkend aan de gerechten die zijn huishoudster hem dagelijks te eten bood, had Jef een alternatieve betiteling kunnen bedenken: 'Kamer voor gerechtelijke eetaflegging'.
. Zowel in Vlaanderen als in Nederland gebruiken we 'eigenlijk' al eeuwenlang 'dezelfde taal', het Nederlands: dezelfde formuleringen, dezelfde grammaticaregels, dezelfde uitdrukkingen.
Vanzelfsprekend treffen we in onderscheiden gedeelten van het taalgebied een locale kleur en nuances aan. Dat kan zelfs in eenzelfde straat voorkomen.
Kom je uit Groningen naar Lier, of naar het geboortedorp van Pieter Breughel de Oude, Grote-Brogel, dan hoef je geen andere taal te spreken. Je geraakt overal probleemloos terecht. Reis je uit Lier of uit Peer, waarvan Grote-Brogel een deelgemeente uitmaakt, naar Alkmaar of Leeuwarden, dan kun je daar eveneens probleemloos terecht met de algemene omgangstaal.
Uit welk oogpunt bespeur je een onderscheid? Nogal wat Nederlanders blijken over een heel wat engere taalcapaciteit te beschikken als de mensen in Vlaanderen. - (N.B.: Voor wie nog altijd niet helemaal mee zou zijn, wat het gebruik van het woord 'als' in een zin zoals deze betreft, hij gelieve eer kritiek uit te brengen even een 'degelijke spraakkunst' erop na te slaan, of een recent AN-boekje!)
Wanneer een Vlaming een Nederlander een ietwat bijzonder woord of een nieuwe uitdrukking hoort gebruiken, dan begint zijn gedachten-molentje op volle toeren te draaien. In zowat alle gevallen vat hij snel de betekenis, en vervolgens slaat hij het bijgeleerde in zijn geheugenbergplaats op.
Nogal wat Nederlanders blijken op dat gebied achterop te hinken.
Ooit las een Nederlander het woord 'aardappelen' in een tekstje. Dat was voldoende om 'verbaasd' te reageren met de corrigerend klinkende bemerking: 'Ik zou 'aardappels' schrijven.' Sla je een woordenboek open, dan vind je nochtans als meervoud zowel 'aardappelen' als 'aardappels'.
De alertheid om ook aan die mogelijkheid te denken, bezat die Nederlander blijkbaar niet! Zo zijn er wel heel wat voorbeelden aan te halen.
Waaraan kan zo'n fenomeen te wijten zijn?
Aan het historisch feit, dat de Vlamingen heel lange tijd zware 'invloeden' over zich heen hebben zien, en voelen komenn. Wie heeft er niet allemaal geprobeer in Vlaanderen huis te houden vanaf het steentijdperk? De Kelten, de Germanen, de Romeinen, de Spanjaarden, de Oostenrijkers, de Duitsers en de Fransen! En daarna hebben we ook nog de geallieerden, met Engelsen, Amerikanen, Canadezen, een tijdlang - gelukkig allicht - op visite gehad.
Vooral de Franse invloed heeft zich in Vlaanderen uitermate sterk laten voelen - tot op heden trouwens! Hiermee wil ik niet gezegd hebben, dat de Nederlanders nooit enig contact met anderstalig buitenland zouden gehad hebben, maar de beïnvloeding was bij hun zéker niet zo drastisch als in Vlaanderen.
Een wat eigenaardig fenomeen is, dat vaak een nieuw woord of een nieuwe uitdrukking, die een Nederlander al eens te berde brengt, nogal snel de weg vindt naar de lijst van wat men 'het Algemeen Nederlands' noemt. Vlaanderen blijkt uit dat oogpunt bijzonder stiefmoederlijk behandeld te worden. Woorden en uitdrukkingen die in héél Vlaanderen of in een heel groot deel daarvan jaren en jaren - decennia en decennia - ingeburgerd zijn, blíjft men weren. Een groter pak taal-empathie tegenover het zuiden zou correcter zijn.
Vaak komt daarbij ook nog, dat woorden of uitdrukkingen 'zomaar' afgekeurd worden. Wanneer taalgebruik, uitdrukkingen en slaafse vertaling werkelijk indruisen tegen het eigen idioom, dan worden ze terécht geweerd. Dan móet dat ook! Uitdrukkingen evenwel die, bij grondige beschouwing, helemaal níet indruisen tegen het Nederlands taaleigen, dienen níet afgekeurd te worden.
Verder hoor je vaak de beoordeling 'slecht' plakken op 'eigen woorden' uit het Nederlands taalgebied. Ik zou zeggen: er zijn 'minder gebruikelijke' woorden, woorden 'die wat in onbruik geraakt zijn', zelfs woorden die, bij een reeks taalgebruikers, 'als hinderlijk overkomen'. Dan is het aan de taalgebruiker om te oordelen, of hij ze in een bepaalde context of in bepaalde gevallen tóch wenst aan te wenden. Ingeval dergelijke taalelementen niet indruisen tegen het eigen idioom is er geen reden om ze 'slecht' te noemen.