Kijk eerst naar het filmpje op youtube via onderstaande link :
www.youtube.com/watch?v=cUY0Av3zsOw Opbouw naar schrijven met het spoorbord
Algemene premissen in deze analyse
- het lichaam kan bewegingen in de ruimte maken
- het lichaam heeft evolutionair in het zwaartekrachtveld een daaraan aangepaste anatomische en funktionele organisatie ontwikkeld met een boven- en onderkant, een voor- en achterkant, 2 symmetrische zijkanten (linker en rechter)
- het maken van bewegingen binnen de neurologische basispatronen (agonistische en antagonistische) vanuit deze basisorganisatie organiseert ook de ruimte waarin bewogen wordt volgens dezelfde organisatieprincipes als deze basaalneurologische motorische patronen ; zo komen met andere woorden de hoofdrichtingen in de ruimte tot stand : sagittale, verticale en laterale ruimtestructuren
- spoornalatende bewegingen visualiseren de gemaakte beweging ; spoornalatende basismotorische patronen visualiseren de hoofdrichtingen in de ruimte
- op het spoorbord kunnen deze hoofdrichtingen in het sagittale, laterale plan en de combinatie van deze twee (schuin) gerealiseerd worden (niet in het verticale plan)
- begrijpen van de hoofdrichtingen is de vertrekvoorwaarde voor alle verdere cognitieve tijdruimtelijke ontwikkeling
- binnen dit basiskader van hoofdrichtingen gebeurt in de verdere persoonsontwikkeling nog heel veel verfijning, waardoor de prestatiemogelijkheden enorm toenemen (inzoomen naar kleinere ruimtes, gebogen trajecten in de hoofdrichtingen, heen en terug, schuintegradatie, booggradatie, ruimtelijke voortschrijding,
)
- zuiverstellen van dit coördi-spatiale basiskader heeft een fundamentele betekenis in schrijfonderricht.
Specifiekere uitgangspunten van deze opbouw - We vertrekken van tweekantige basiscoördinatiepatronen, namelijk agonistische en antagonistische samenwerkingsverbanden tussen de twee lichaamskanten (a- en an -patronen ; zie hiervoor 'coördinatiematrix'). - Deze samenwerkingspatronen bestaan bij de mens ook tussen duim t.o.v. vingers (oppositie), m.a.w. patronen die bestaan tussen de twee lichaamskanten (de twee handen), worden ook toegepast tussen de twee 'kanten' van één hand, namelijk tussen duim en vingers. Deze stap wordt in de opbouw expliciet gemaakt. Deze inzichten komen van Mesker. - Door een instrument (spoorbord) te gebruiken waar, bij het maken van deze bewegingspatronen, visueel-ruimtelijke sporen worden nagelaten, wordt de ruimte mee gestructureerd. En omgekeerd heeft deze ruimtelijke structuratie ook een structurerend effect op dat bewegende lichaam. Het lichaam structureert de ruimte en de ruimte structureert het lichaam (coördi-spatiale cleaning). - De twee sporen, die door twee bewegende kanten getrokken worden, zijn in eerste instantie twee losse (dubbel)sporen, die in dezelfde richting (isodirectioneel) of in tegengestelde richting (contradirectioneel) kunnen lopen ; deze worden in de opbouw geleid tot aaneengesloten (dubbel)sporen, die per definitie 'isodirectioneel zijn ; deze 'dubbelsporen' worden dan verderop via greepswitches ruimtelijke 'enkelsporen', gerealiseerd tussen duim en vingers van de schrijfhand.
- De 'greep' waarmee het lichaam een object manipuleert weerspiegelt deze wederzijdse verbondenheid tussen lichaam en ruimte. Exploreren van deze greepmogelijkheden mondt uit in motorische efficiëntie, m.a.w. het lichaam selecteert (als alles goed gaat) spontaan de meest efficiënte uitvoeringswijze uit (net zoals een tennishand een typische forehandgreep of backhandgreep ontwikkelt). In deze schrijfopbouw leidt deze motorische efficiëntie tot één greep waarmee alle eerder ontdekte patronen kunnen gerealiseerd worden (de all-in-one-greep). De voorafgaande structuratie is wel noodzakelijk als onderbouw voor deze greep. - De ruimtestructuratie gebeurt in de hoofdrichtingen ; deze worden eerst met 'rechte' sporen getrokken, later komen ook 'gebogen' sporen op deze hoofddirecties aan bod. - Principes, ontdekt in een grotere bewegingsruimte, worden ingezoomd naar een kleinere schrijfruimte en met voortgang van links naar rechts. - Alle voorgaande principes, opgebouwd met vingers en blokjes op het spoorbord, worden uiteindelijk toegepast met de schrijfstok in de 'all-in-one-greep op papier.
2. De opeenvolgende scènes (stappen in de opbouw) Vooraf dit ! - De getoonde oefeningen zijn ingebed in de ruimere coördi-spatiale cleaning, waarrond ook een gamma aan oefenideeën bestaat (wordt later aangeboord, in categorie coördi-spatiale cleaning). Ook de oefenideeën rond de basiscoördinatiepatronen vormen een omvattend nest rond deze specifiekere schrijfopbouw. - De getoonde oefeningen zijn slechts exemplarisch. Er kunnen en moeten vaak andere dan alleen deze voorgestelde oefenvormen aangewend worden in functie van het kind, het moment, de relevantie, enz. . De getoonde situaties kunnen enkel dienen als inspiratie bij het creëren van angepaste oefeningen. De oefengang heeft zeker geen strikte naleving voor ogen. Men gebruike eruit wat nodig is.
- schuivende matjes Agonistische (a-) en antagonistische (an-) bewegingspatronen met schuivende matjes in de ruimte voor het lichaam. Exploratie van de ruimte sagittaal, lateraal en verticaal. De bewegingen laten geen spoor achter.
- losse sporen op het spoorbord Idem als vorige oefenvorm, nu laten de glijdende bewegingen met de wijsvingers op het spoorbord, duidelijk wel een spoor achter, een visuele afdruk van de gemaakte beweging. In het platte vlak zijn dit sporen in sagittale en laterale richtingen ( a- of an-patronen) en in de schuine 'tussenin'richtingen (a+an-integratie).
- lijnrichtingsplateaus op ondervelden De 4 plateaus van therapeut en kind samen vormen centraal voor beiden een groot vierkant, opgedeeld in 4 parten. De sagittale lijnen (zwart) sluiten op elkaar aan, de laterale (rode) en de diagonale (groen en bruin) eveneens. Bij het uit elkaar schuiven zorgen therapeut en kind ervoor dat de lijnen steeds in de hoofdrichtingen georiënteerd blijven. Bijsturing hiervan gebeurt telkens wanneer plateaus samenkomen (eigen plateaus of met die van de ander). De velden worden zo 'verkend' volgens de principes van koppeling tussen 'hoofdrichting' en 'basiscoördinatiepatroon'. Het kind leert bij deze oefening ook omgaan met de principes van 'tegenoverstelling' : twee uitvoerders die tegenover mekaar zitten 'doen' 'hetzelfde', maar de sagittale bewegingsrichting is tegengesteld. - lijnrichtingsplateaus op spoorbord Idem als vorige oefenvorm, maar nu wordt de beweging met het basispatroon in de hoofdrichting op het spoorbord visueel gemarkeerd.
- aaneengesloten, isodirectionele dubbel- en enkelsporen Beide handen blijven bij elkaar in alle richtingen en blijven op dezelfde wijze gepositioneerd. Dit resulteert sagittaal in een dubbelspoor, lateraalwaarts in een enkelspoor. Om diagonaal een zuiver 'dubbel- of enkelspoor' te behouden, is er wel een positieaanpassing van de handen noodzakelijk. Dit kan op zich ook weer een interessante toewendingsoefening zijn (bv. 'zorg dat er altijd twee sporen naast mekaar staan')
- van een tweehandig (2 wijsvingers) naar een éénhandig dubbelspoor (duim en wijsvinger van de schrijfhand) Hier wordt getoond hoe de duim van dezelfde kant de functie van de andere hand (= de andere kant van het lichaam) overneemt.
- éénhandig enkelspoor met duim en wijsvinger van de schrijfhand via handpositiewissels Door duim en wijsvinger (ab-/adductiebeweging van de pols) in de 'spoorlijn' te brengen, krijgt men een enkelspoor. Zinvolle toewendingsoefening voor de schrijfhand !
- enkelspoor met oriëntatievast blokje door greepswitches Het blokje is nu een extern 'medium' langs waar het contact met het veld gemaakt wordt. De oriëntatie van het blokje blijft conform met de oriëntatie van het veld (het spoorbord). Het 'lichaam' (via de greepswitches) realiseert de richtingsveranderingen. De hand maakt zo een contact met de buitenwereld, waarin ze te kennen geeft dat ze die buitenwereld ook 'begrijpt'. Voor sagittale richtingen is de duim midden op het achtervlak, de wijsvinger midden op het voorvlak ; voor laterale richtingen is (voor rechtshandigen) de duim op het linkervlak, de wijsvinger op het rechtervlak (en voor linkshandigen vice versa) ; voor diagonale richtingen zijn duim en wijsvinger op de tegenoverliggende ribben van het blokje.
- greepswitches op puntrichtingsblokken op subvelden (2 punten van een bepaalde kleur geven een hoofdrichting aan ; duim en wijsvinger worden aan deze puntjes op de blok geplaatst De 2 zwarte punten geven de sagittale richting aan, de 2 rode de laterale, de groene en de bruine de twee diagonale richtigen. Hier wordt de oefening getoond met kind en therapeut in dezelfde toewendingsrichting, dus niet tegenover elkaar zittend (= een jongere toewendingsmogelijkheid). Er kunnen enkelvoudige opdrachten (doe 'rood', doe 'groen', ...) of meervoudige opdrachten (reeksen) gegeven worden ( doe 'rood - zwart - bruin', ...)
- greepswitches op een puntrichtingsblokje op het spoorbord Dezelfde oefening als de vorige, maar nu wordt de bewegingsrichting gevisualiseerd met een spoor op het bord.
- de all-in-one-greep op de pijler van een puntrichtingsplateau op spoorbord Bij vorige oefeningen gebeurde bij iedere richtingsverandering een greepswitch. Motoriek zoekt evenwel steeds naar 'efficiëntie'. Door één greep aan te houden, blijken toch alle spoorrichtingen mogelijk te blijven. We noemen dit de 'all-in-one'-greep (zie video) : duim en wijsvinger diagonaal in oppositie ten opzichte van elkaar. De greep blijft +/- behouden, het richtingsplateau blijft georiënteerd volgens de kleurlijnen.
- de all-in-one-greep op een enkelspoorblokje met puntrichtingsmarkering (spoorbord) Het spoorbord is voorgestructureerd door ankerpunten. Bij elk nieuw ankerpunt wordt de ruimte volgens de hoofdrichtingen van de kleurpunten gestructureerd. Enkelvoudige of meervoudige opdrachten zijn weer mogelijk.
- hetzelfde blokje als supra, introductie van gebogen richtingen op de hoofdrichting (spoorbord) Op elke hoofdrichting kan een geleidelijk een boogpatroon toegepast worden. Deze boog kan telkens met draaiing in wijzerszin of tegen wijzerszin gebeuren.
- hetzelfde blokje als supra, inzoomen met voorgaande principes naar een kleinere ruimte (spoorbord)
- hetzelfde blokje als supra, kleinere ruimte met links-rechtse voortgang (spoorbord)
- de schrijfstok met puntrichtingsmarkering op papier, kleinere ruimte Hier wordt de overgang naar het klassieke schrijfmateriaal gemaakt.
- schrijfstok met puntrichtingsmarkeirng in de kleine schrijfruimte (bewegingsrealisatie tussen duim en vingers)
- schrijfstok met puntrichtingsmarkering in de schrijfruimte met linksrechtse voortgang
- vingerschrijven met puntrichtingsmarkering op spoorbord : bewijs dat schrijven gebeurt in deze puntrichtingsgemarkeerde ruimte Het puntrichtingskaartje op de schrijfhand blijft +/- volgens de hoofdrichtingen georiënteerd bij het vormen van alle letters.
07-02-2010 om 00:00
geschreven door vanweertr
Categorie:coördi-spatiale cleaning
|