Na een hele tijd wachten op de brug, komt in de verte een vrachtwagen aangereden.
Mijn kleinzoon Yassin zou bij de mijn en bij Mourad een last zijn, dus vertrouw
ik hem toe aan Mirza. Op terugweg zal ik hem hier weer komen ophalen. Ik neem
vlug afscheid en stap de wagen in. Ik begroet de chauffeur en we wisselen
enkele woorden waarna het stil wordt. Ik denk aan de weg waarover we nu rijden.
Deze weg heeft Mourad zo vaak afgelegd om naar de mijn te gaan. Bij de gedachte
aan Mourad begint mijn hart sneller te slaan en mijn ademhaling versnelt. Hoe
moet ik hem ooit vertellen wat er is gebeurd? Ik zal zijn hart breken. Mourad kennende zal niet rustig blijven en in een hoekje
zijn verdriet gaan verwerken. Hij zal razend worden. Op zulke momenten vernielt
hij ofwel zichzelf, ofwel vernielt hij alles rondom hem. Ik moet mijn zoon
sparen, en het hem niet vertellen. Hoe dichter we de mijn naderen, hoe meer ik
mijn lichaam voel trillen. Ik heb geen controle over mijn ademhaling, het is
alsof een gigantisch gewicht op mijn schouders rust.
In de verte is de mijn al zichtbaar.