Het is een tijdje geleden dat ik nog iets heb geschreven in mijn dagboek. De laatste keer ging het over de arrestatie. Ondertussen is er heel wat gebeurd. Ik ben alleen. Zonder papa of mama. En Michel? Hij moet zich waarschijnlijk nog eenzamer voelen dan mij. Ik had geen zin om te schrijven. Nu wel. Nu wil ik schrijven. Het is de enige manier die mij in contact houdt met hen.
Ik had moeten meegaan met Léon. Hij was tien jaar oud, net zoals ik en hij had kunnen vluchten. Zijn ouders hadden hem dat gevraagd en het was hem gelukt. Ik had moeten meegaan, dan had ik Michel uit de kast kunnen halen. Waarom heeft papa me nooit verteld wat er echt aan de hand was? Iedereen hier heeft iets gemeenschappelijk: de ster, de gele ster die mama aan mijn kleren heeft genaaid. Ik vraag me af of alles goed gaat met Michel. Heeft hij nog voldoende water? Misschien heeft de conciërge hem ondertussen al gevonden? Ik moet het weten, ik moet naar Michel.
Hier is het verschrikkelijk. Heel wat kinderen wenen omdat ze honger hebben, vermoeid zijn. Ik heb een paar mensen zien sterven. Het is de hel. De agenten hadden al de mensen verdeeld: in het ene gebouw had je de mannen en in het andere zaten de vrouwen en kinderen. Daardoor zag ik papa bijna nooit meer. Ik haat de agenten, de Franse agenten! Hoe kunnen ze ons in de steek laten? Dit verdienen wij niet. Waarom laten ze ons lijden? Ik miste papa enorm maar ik was blij dat mama er nog was, alhoewel zij bijna niet meer praatte. Later hebben de agenten de kinderen gescheiden van hun moeders. Iedereen weende en riep. Het was verschrikkelijk. Er was veel lawaai en dan plots, stilte. Ik was alleen tussen al deze kinderen.
Ik moet mama en papa vinden.
Ik wil hier weg, en snel.
|