Deze morgen kwamen ze ons halen. Ik weet niet waarom, ik weet niet wat ze van ons willen. Ze willen ons geen kwaad denk ik. Het waren trouwens Franse agenten. Niet de Duitsers. Ze bonsden op onze voordeur. Ik was meteen wakker. Ik liep naar mama om haar wakker te maken. Zij opende de deur. Daar stonden ze: twee Franse agenten. Ze vroegen waar papa was. Mama antwoordde dat ze het niet wist. Mama wist toch dat papa in de kelder was? Ik begon te begrijpen dat zij degene waren die papa niet mochten vinden. Ze zeiden dat we kleren moesten meenemen voor een paar dagen.
Mama begon te wenen. Dit had ik haar nog nooit zien doen. Mama zei dat ik Michel moest wakker maken en dat ik kleren voor hem en voor mij moest meenemen. Dat deed ik dus maar Michel weigerde mee te komen. Hij verstopte zich in onze favoriete schuilplaats: de inbouwkast die achter de wand van onze slaapkamer ligt. In deze kast liggen er kussens, speelgoed, een zaklantaarn en een veldfles gevuld met water. Michel zei dat hij niet meeging. Hij zei dat ik hem moest opsluiten in de kast. Ik deed de kast op slot en verstopte de sleutel in mijn zak. Ik heb hem beloofd dat ik snel terug zal komen.
De agenten besloten ons appartement te doorzoeken. Ze wouden Michel en papa vinden. Snel toonde ik de sleutel aan mama. Ze begreep me. Er verscheen een glimlachje op haar verdrietige gezicht. Wanneer de agenten papa en Michel niet konden vinden, besloten ze enkel ons mee te nemen.
Buiten riep één van onze buurmannen dat de politie ons niet mocht meenemen, dat we dit niet verdienden. Wat verdienden we niet? Waar gingen we naartoe? Plots verscheen papa. Ik was heel blij. Ik wist dat ik veilig was omdat ik bij mijn ouders was. Daarna hebben de agenten ons naar dit gebouw gebracht. Het is hier echt niet leuk. Iedereen is verdrietig. Ik had in mijn tas kleren gestopt maar ook mijn dagboek. Waarom draagt iedereen hier een gele ster? Papa heeft me gezegd dat we niet teruggingen. Nooit. Maar ik moet! Ik moet Michel halen. Wat eerst een geweldig plan leek te zijn, mondt nu uit in een echte ramp.
Ik zal Michel halen. Ik moet.
|