Stel je voor
op een dag leer je iemand kennen. Een jongen
die lief is, bloemen voor je meebrengt, lekker eten voor je maakt, je tijd en
aandacht geeft. Dat is fijn natuurlijk en je laat je verleiden. Je spreekt twee
keer per week af en alles gaat prima. Hij is open tegen je en lijkt eerlijk.
Een droom die waarheid wordt, niet?
En dan vraagt hij je of je ooit verslaafd bent geweest aan
iets. Drank, drugs, seks,
Je ontkent en zegt dat roken je ergste zonde is. Maar
als je het echt wilt, kan je daar wel mee stoppen. Dat heb je al eerder gedaan.
Je vraagt waarom hij dat wilt weten. Hij legt je uit dat hij vroeger verslaafd
was aan coke. Niet dadelijk wat je wilt horen, maar je bent een volwassen mens
die wel tegen een stootje kan en relativeren is een van je goede eigenschappen.
Je vraagt wanneer dat was en hij zegt dat het al enkele maanden achter de rug
is. Dus je knikt en laat het verder zo.
En dan geeft hij toe nog steeds verslaafd te zijn. Hij
beweert nog af en toe een lijntje te nemen. Niet vaak, maar toch
en je
relativeert weer, want dat was je goede eigenschap (weet je nog) en je knikt en
laat het verder weer zo. Het is geen fijne informatie, maar het is ook niet het
einde van de wereld, denk je dan.
En dan blijkt dat hij zwaar verslaafd is. Elke dag staat in
functie van dat lijntje (want dat blijkt toch niet zo af en toe te zijn). Massas
geld worden van de tafel gesnoven. Hij is bereid zijn hele hebben en houden te
verkopen voor een sportprijs om toch maar aan die rommel te geraken. Hij zou
zijn ziel verkopen voor een lijntje. Maar je bent al te ver in de relatie. Je
hebt al teveel geïnvesteerd en bent al op het punt gekomen van iemand graag te
zien. Dus je blijft, maakt jezelf wijs dat jij het kan oplossen voor hem, dat
jij kunt helpen, dat je regels en wetten kan opleggen en dat hij ten minste
eerlijk tegen je is. Je weet nog niet in welke hel je terechtgekomen bent op
dat moment en je bent nog in de volle overtuiging dat hij je graag ziet en dat
je ertoe doet. Dat jij nog steeds op nummer één komt.
Leven met een verslaafde is een strijd. Voor de verslaafde,
maar ook voor jezelf. Het is een opeenvolging van hoop en wanhoop, leugens en
vertrouwen, hebben en laten gaan, zekerheid en twijfels. Als je geen kei bent
in relativeren, geen engelengeduld hebt en geen tolerantiegrens tot in Nieuw
Zeeland, raad ik je aan te rennen. Zo snel, zo hard en zo ver je kunt. Laat je
geen blaasjes wijsmaken en manipuleren, laat je niet overtuigen, ga niet mee in
de zee van leugens, uitvluchten en excuses die je aangeboden krijgt. Want als
je niet ijzersterk bent, ga je eraan kapot. Dan is de verslaving even
destructief voor jou als voor de verslaafde.
Zelf ben ik er nog steeds. Ik richt me zoveel mogelijk op
mezelf. Ga op stap met vrienden, maak plezier, leef en probeer me niet te laten
leven. Af en toe trap ik in de val van geloof en vertrouwen. Hoop doet leven,
nietwaar. En dan kom ik weer met twee voeten op de grond en slaan de twijfels
toe. Moet ik blijven? Heeft dit zin? Investeer ik in een toekomst of in een
hopeloze zaak? Trek ik de stekker uit of blijf ik vechten? Met wie kan ik
praten, aan wie kan ik mijn verhaal doen?
Soms roep ik, tier ik, dwing ik afspraken af, dreig ik
en
soms laat ik me gewoon een tijdje niet zien. Heb ik geen zin in vechten en
moeite doen en praten en luisteren naar de zoveelste leugen. Soms zakt de moed
me in de schoenen en wil ik eruit stappen. En dan kom ik iemand tegen die de
verslaving overwonnen heeft en dat geeft me moed.
Ik zie de mens achter de verslaving graag, maar het is af en
toe verdomd moeilijk om door de verslaving heen te kijken. Vooral wanneer ik
voor de zoveelste keer aan mezelf moet toegeven voor een leugen gevallen te
zijn, mijn vertrouwen geschonken te hebben, enkel om het te laten beschamen.
Want vergis je niet, iemand die echt verslaafd is, is verdomd uitgecoked als
het erom gaat zijn zin te krijgen.
|