|
Ik bracht het briefje naar de leraar, een lange, kalende man, die volgens het bordje op zijn bureau Mason heette. Hij gaapte me aan toen hij mijn naam zag echt heel bemoedigend en natuurlijk kleurde ik bietrood. Uiteindelijk stuurde hij me naar een lege tafel achterin zonder me aan de klas voor te stellen. Het was lastiger voor mijn nieuwe klasgenoten om mij achterin aan te staren, maar op de een op andere manier lukte het hen toch. Ik hield mijn blik gericht op de leeslijst die de leraar me gegeven had. Hij was nogal standaard: Brontë, Shakespeare, Chaucer, Faulkner. Ik had alles al gelezen. Dat was een troost
en saai. Ik vroeg me af of mijn moeder me mijn map met uittreksels zou willen sturen, of dat ze dat oneerlijk zou vinden. In mijn hoofd hield ik verschillende discussies met haar terwijl de leraar maar doordreunde.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Toen de bel ging een nasaal gezoem leunde een slungelige jongen met pukkelige huid en haar zo zwart als een olievlek over het gangpad om me aan te spreken.
Jij bent toch Isabella Swan? Hij zag eruit als het al te hulpvaardige schaakclubtype.
Bella, verbeterde ik. Iedereen binnen een straal van drie stoelen draaide zich om en keek naar me.
Waar is je volgende les? vroeg hij
Dat moest ik nakijken in mijn tas. Eh, maatschappijleer van Jefferson, in gebouw zes.
Ik kon geen kant op kijken zonder nieuwsgierige blikken te zien.
Ik moet naar gebouw vier. Ik kan je de weg wijzen
Absoluut té hulpvaardig. Ik ben Eric, voegde hij toe.
Ik glimlachte aarzelend. Dank je.
We pakte onze jassen en stapten de regen in, die weer was verhevigd. Ik zou zweren dat verschillende mensen zo vlak achter ons liepen dat ze ons konden afluisteren. Ik hoopte dat in niet paranoïde werd.
Is het hier nou heel anders dan in Phoenix? vroeg hij.
Heel erg.
Het regen daar niet veel hé?
Drie of vier keer per jaar.
Wauw, hoe zou dat zijn? vroeg hij zichzelf af.
Zonnig, kon ik hem vertellen.
Je ziet er niet erg bruin uit.
Mijn moeder is half albino.
Hij keek me dommig aan en ik zuchtte. Het zag ernaar uit dat wolken en gevoel voor humor niet samengingen. Nog een paar maanden en ik zou geen sarcastische opmerkingen meer kunnen maken.
|