|
Proloog :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik heb nooit echt nagedacht over hoe ik dood zou gaan, hoewel ik daar de laatste maanden redenen genoeg voor had. Maar zelfs al had ik dat gedaan, dan nog zou ik nooit gedacht hebben dat het zo zou gaan. Ik staarde met ingehouden adem naar de andere kant van de lange ruimte, in de donkere ogen van de jager, die vriendelijk terugblikte. Het was wel een goede manier om dood te gaan: in plaats van iemand anders, iemand van wie ik hield. Nobel, zelfs. Dat zou toch wat waard moeten zijn. Ik wist dat als ik nooit naar Forks was gegaan, ik de dood nu niet in de ogen zou staren. Maar hoewel ik doodsbang was, had ik toch geen spijt van die beslissing. Als het leven je een droom biedt die zo ver buiten alle verwachtingen ligt, is het niet redelijk om het einde ervan te betreuren. De jager glimlacht licht toen hij op me af liep om me te doden.
- Op het eerste gezicht.
Mijn moeder bracht me naar het vliegveld. De autoraampjes stonden open, want het was 24 graden in Phoenix en de wolkeloze lucht was strakblauw. Ik had mijn favoriete bloes aan: mouwloos, van witte broderie. Ik droeg het als afscheidgebaar. Mijn parka trok ik wel aan in het vliegtuig. Op het Olympic Peninsula in het noordwesten van de staat van Washington ligt, onder een bijna altijd aanwezige wolkendeken, de kleine provinciestad Forks. Er valt meer regen op deze onbetekende stad dan waar ook in de Verenigde Staten van Amerika. Juist deze stad en zijn duistere, altijd aanwezige schaduw was mijn moeder samen met mij ontvlucht toen ik een paar maanden oud was. En in deze stad had ik tot mijn veertiende elke zomer een maand moeten doorbrengen. Vanaf toen had ik mijn poot stijf gehouden en de afgelopen 3 zomers hadden mijn vader Charlie en ik twee weken doorgebracht in Californië.
En nu verbande ik mijzelf naar Forks een actie die ik met groot afgrijzen ondernam. Ik verafschuwde Forks.
Ik was dol op Phoenix. Ik hield van de zon en de verzengende hitte. Ik hield van de levendige, uitgestrekte stad.
Bella zei mijn moeder tegen me de laatste duizend keer voor ik op het vliegtuig stapte. Je hoeft dit niet te doen. Mijn moeder lijkt op mij, maar heeft kort haar en lachrimpels. Ik voelde een vlaag van paniek toen ik in haar grote, kinderlijke ogen staarde. Hoe kon ik mijn liefhebbende, verstrooide, onbezonnen moeder aan haar lot overlaten? Natuurlijk had ze nu Phil, dus de rekeningen zouden waarschijnlijk wel betaald worden, er zou eten in de koelkast liggen, er zou voldoende benzine in de auto zitten, en er zou iemand zijn die ze kon bellen als ze verdwaalde, maar toch
Ik wil gaan loog ik. Ik was altijd al een slechte leugenaar geweest, maar ik had deze leugen de laatste tijd zo vaak verteld dat hij nu bijna geloofwaardig klonk.
|