De eerste twee weken van hun relatie waren geweldig.
Ralph vond Jenny tof en Jenny vond Ralph tof. Meer moet dat niet zijn. Het
leeftijdsverschil, Jenny was er al 34 en Ralph slechts 15, deerde hen niet.
Absoluut niet.
Na drie weken had Ralph Jenny al uitgenodigd om bij zijn
thuis te komen eten. Hij had tegen zijn vaders gezegd dat zijn nieuwe vriendin
morgenavond zou langs komen en of ze mocht mee eten. Dat laatste was zeker geen
probleem voor Richard en Erika, dat eerste, zijn nieuwe vriendin echter wel.
Ralph ha nog nooit een vriendin gehad, wel eens een vriend, dus hoe kon je dan
spreken van een nieuwe vriendin? Dat kon er niet in bij Richard. Hij had zijn
zoon een paar lappen verkocht en hem voor altijd verboden om over zulke dingen
te liegen.
Richard: Ha dag Jenny.Het was toch Jenny, niet? Jenny: Jawel meneer, u hebt het bij het juiste eind,
behalve de uitspraak dan. Ri: Ah zo, al direct tegenspreken? J: Ja, waarom niet, juist is juist. Ri: Kijk, wat jij denkt maakt mij niet uit, willen we dat
afspreken? Erika: Niks te willen! Ralph: Ja zeg, wat zijn we weer vriendelijk, als we zo
gaan beginnen Zeg Jenny, wist jij eigenlijk dat mijn ma een kerel was? J: Neen, amai nu dat je het zegt. Als je goed kijkt zie
je het nog wel, daar zo, onder haar neus. Ra: Ja ja, dom hé. J: Zeg dat wel ja. Alé twee venten hier in huis dan. Zal
wel plezant zijn soms Ri: En trouwens Jenny, nog niets. Dat zal onze Ralph wel
nooit uit zijn eigen vertellen. Wij hebben hem voor de deur gevonden en Erika
is er zelfs bovenop gaan staan. Dat was pas lachen toen
Van een verpeste sfeer was ondertussen al lang geen
sprake meer. De vier lachten en bulderden, het was een prachtige avond. Niet
alleen Ralph en Erika werden er doorgetrokken, maar ook het candid camera
verhaal van Richard en de ouderdom van Jenny werden flink door het slijk
gehaald. Iedereen gelijk voor de wet schreeuwde Richard tussen de lachbuien
door. Erika verdween op de gepaste momenten naar de keuken om het avondmaal
verder klaar te maken. Richard had er sterk op aangedrongen dat Erika haar
specialiteit, omelet met worst, zou klaarmaken voor het bezoek. Dat zou zeker
in de smaak vallen.
Ondertussen was ze al een tiental keren opgesprongen,
naar de keuken geweest en teruggekomen, toen ze plots zei: Kom we gaan naar de
frituur. De omelet met worst waren altijd geweldig lekker geweest, maar de
helft van de tijd lukte het haar niet. Vandaag was weer zo een dag. Ten eerste
had ze nog maar drie eieren in de koelkast gevonden en ten tweede waren de
worsten aangebakken. Maar ja, niemand scheen dat erg te vinden en ze gingen nog
steeds goedlachs naar frituur Flors Frietje.
Jenny kende Flor nog van vroeger op school. Flor kende
haar waarschijnlijk niet meer. Dingen in zijn geheugen opslaan, nee, dat was
niets voor hem. Vorig jaar had hij, dankzij zijn bloeiende wapenhandel, genoeg
centen gevonden om de verlieslatende frituur Karel over te kopen. Sindsdien
draaide het daar alweer een stuk beter, hoewel het nog niet volledig aan de
verwachtingen van De Nul beantwoordde.
Mijn moeder vond dikke kinderen maar niks. Ik ook niet
trouwens. Dat was nu eens iets waar ze niet tegen kon. Vanaf dat ik naar het
eerste studiejaar ging spoorde mijn moeder mij dan ook aan om aan sport te gaan
doen. Maar ja, er zijn zoveel soorten sporten. Het positieve was wel dat ik
enorm geïnteresseerd was in sporten. Lopen, zwemmen, tennissen, ik deed het
allemaal even graag. Niet dat ik er veel van kon, maar doet dat er toe? Het
eerste dat mijn moeder voorstelde was om mij in te schrijven bij de
plaatselijke voetbalclub. Voetbal is geen sport, ma, had ik gerepliceerd. Ik
was al jong op de hoogte van de echte sporten. Geen voetbal dus, dan maar
zwemmen had ze gezegd. Ok, dus zwemmen.
Een week later zaten we in de auto, op weg naar het
gemeentelijk zwembad. De sportaccommodatie in ons dorp was verre van slecht. Als
je de parking van het zwembad, die trouwens vol stond met oude eiken, op reed
had je aan de linkerkant een tamelijk grote sporthal en aan de rechterkant twee
hockeyvelden, een klein en een groot. De hockeyclub stelde eigenlijk maar heel
weinig voor. Weinig leden en bovendien ook nog slechte spelers. De parking
stond al goed vol toen we arriveerden. Het was zaterdagvoormiddag, traditioneel
toch wel een drukke sportdag. Mijn moeder opende het koffer en ik nam mijn
zwemzak. Er zat niet veel in, héél weinig zelfs, een zwembroekje en twee witte
handdoeken. Meer had je ook niet nodig. Zooooooooooooef, rakelings langs mijn
moeder vloog een pijl en boorde zich in de boom links van onze auto! Man, wat
had zij geluk gehad! Ik keek direct om en zag dat ze aan het boogschieten waren
op het kleine hockeyveld. Ik liet mijn zwemzak vallen en rende naar het plein,
mijn moeder kon niet volgen. Wie dát juist geflikt had, zou er van lusten! Een
klein dik manneke liet zijn pijl en boog vallen en zette het op een lopen. Oké
die moest ik dus hebben. In plaats van achter hem te gaan lopen raapte ik in
één ruk zijn pijl en boog op. Ik plaatste de pijl en trok hem naar achteren,
naar mijn rechteroor. Een luttele seconde later loste liet ik de spanning gaan.
De pijl vloog richting klein dik manneke, maar toch raakte ik hem niet. Ik nam
een tweede pijl, deed exact hetzelfde, maar richtte nu op het bord. Vlam! Recht
in de roos. Mama, ik ga boogschieten! Mijn moeder was intussen op de plaats
aangekomen en kon nog net hijgend een ja uitbrengen. Geen zwemmen, maar
boogschieten dus. De trainer was precies behoorlijk onder de indruk. Hij gaf
mij de nodige instructies en mijn eerste training was een feit. Van het dikke
ventje nooit meer iets gehoord.
Niet Fons, ook niet Jenny, maar Sammie was als eerste bij
Kaat. Nog geen vier uur na de bevalling was ze al in het ziekenhuis
gearriveerd. Fons was namelijk maar matig geïnteresseerd in nakomelingen en
Jenny zat bij Michael, een leraar Frans uit het zesde middelbaar, thuis, weet
ik veel wat te doen.
Kaat en Sammie praatten wat over koetjes en kalfjes en
terloops kwam de pasgeboren baby ook wel eens aan bod, maar dat was toch
duidelijk niet de hoofdmoot van het gesprek. Een kwartiertje later was Sammie
alweer weg. Ze moest gaan werken. Raar, het was bijna half acht s avonds. Maar
het kon. Ze had in het verleden wel eens laten vallen dat nachtwerk wel eens
iets voor haar zou kunnen zijn. Wie weet had ze ondertussen een job gevonden.
Vijf dagen later werd Kaat uit het ziekenhuis ontslagen.
Tijdens de afgelopen dagen had ze veel bezoek gekregen, spijtig dat het alleen
van dokters en verpleegsters was. Noch haar vriendinnen, noch haar vader waren
haar komen opzoeken. Ze wandelde met haar tas vol vuile kleren door de gangen
van het ziekenhuis. Ze was bijna aan de uitgang. Wat nu, dacht ze in haarzelf.
Ik kan dat kind toch niet opvoeden. Ze liep door de automatische deuren en
stond nu buiten, in de regen. Het was verschrikkelijk slecht weer. Maar wat was
dat daar? Een klein grijs Peugeotke stond daar ongeveer 50 meter voor haar te
toeteren. Het was niet waar! Wat een verrassing! Sammie was daar! Hé Kaat, kom
vlug, stap in! Kaat mankte naar de auto deed het portier open en stapte in.
Lieve was er niet bij. Volgens Sammie lag ze ziek in bed. Jenny was er ook
niet, die zat bij een of andere Michael of zoiets. Ook Fons was er niet.
Sammie: Hey Kaat, hoe is t? Kaat: Fantastisch, eindelijk naar huis! Ik vind het super
dat je mij bent komen ophalen. S: Voor jou alles hé! K: Natuurlijk, je weet wat de gevolgen kunnen zijn hé. S: Ja daarom! Zeg, waar is de kleine? K: Ah ja, even kijken. 20 seconden later Shit vergeten, ik wist dat er iets ontbrak!
Zonder nadenken en zonder stuurcontrole gooide Sammie het
wiel om. Bijna waren ze er geweest. Een zwarte pick-up raasde hen luid
toeterend voorbij. Sammie duwde haar poot voluit op het pedaal. Minder dan een
minuut later stuurde Sammie haar bolide voor de ingang. Kaat sprong er uit,
ging op haar gezicht, hinkte naar de deur en mankte verder naar de balie. Waar
zijn hier de verloren voorwerpen, en snel alstublieft! Een blond
verpleegstertje van rond de vijftig jaar moest even slikken en dacht na. Hier
naar links de gang door lopen tot achteren en daar de lift naar het derde
verdiep. Daar ga je direct naar rechts en de eerste deur weer rechts. Je bent
er dan bijna. In die gang neem je de vierde deur links en achterin die kamer is
een kot met verloren voorwerpen. Kaat had het begrepen, en onthouden ook. Ze
snelde naar boven. Iets later dan een doorsnee mens arriveerde ze in de kamer.
Ze opende de blauwe deur van het opbergkot. Oef, hij lag er nog! Ze nam hem op
en slenterde terug naar beneden. Aan de balie knikte ze nog even naar de
verpleegster en verdween naar buiten, naar Sammie.
S: Alé de baby hadden ze toch nog bewaard. K: Ja ja, precies wel hé. Maar wat nu? S: Hoe bedoel je? K: Wat moet ik nu met hem aanvangen? S: Ah, het is een jongentje, wat schattig. K: Ja, maar wacht ik zal nog eens checken voor de
zekerheid jawel een jongentje. S: Tsja, je kunt hem niet opvoeden eigenlijk hé. K: Ja dat is het probleem, en veel zin heb ik er
eigenlijk ook niet in. Hij heeft geen vader, zijn opa die er niks om geeft, arm
kind. S: Zeg dat wel ja. Droppen zou ik zeggen. K: Serieus? S: Tuurlijk, of durf je niet? K: Hola, als er hier iemand iets durft ben ik het wel! S: Ja, dat klopt wel. K: Kom Sammie ik zal eens wat laten zien. Stop daar op de
inrit van dat rode huis.
Een weinig later stopte Sammie voor het rode huis. Kaat
deed de deur open nam haar baby en snelde naar de voordeur. Toch iets te snel
blijkbaar daar ging ze weer tegen de grond, met baby en al. Met veel gevloek
en bloed kroop ze overeind met de kleine. Nog erger mankend dan voorheen kwam
ze aan de voordeur, legde de baby tegen de deur op de grond, belde aan en
wandelde voorzichtig naar de auto. Met bebloede handen nam ze de klink vast,
opende voor de zoveelste keer het portier en ging zitten. Sammie,
rijdeuuuuuuuuh!
Het andere spreekwoord kon ze even niet meer voor de
geest halen. Maar was dat nu zo van belang? Neen, ik denk van niet.
Mmm, iets gaan drinken met die kerel zou ik dat wel doen?
Er zit immers thuis nog iemand op mij te wachten. Och ja, één keertje maar het
zal wel geen kwaad kunnen zeker? Maar nu die Jenny nog. Eigenlijk kon ze maar
best eerlijk zijn met haar.
Kaat: Zeg Jenny, ik ga subiet ene drinken met hem daar.
Goed? Jenny: Tuurlijk, je doet maar. K: Merci hé Jenny, dat vind ik nu eens echt tof van u. J: Ik zal hier bij Jean wachten dan kan jij bij Karel
gaan, goed? K: Geweldig!
Hij schoot nog enkele keren op doel, maar zijn gedachten
waren duidelijk al ergens anders, maar waar? Zeg Flor, ik ben er eens mee weg.
Het was weer geweldig. Volgend jaar ben ik er weer. Hij gaf De Nul nog een
hand, nam zijn tweed jasje en liep richting tribune. Kaat stond direct op en
kwam hem tegemoet gelopen. Tijdens een kort onoplettend moment knipoogde hij
kort naar Jenny. Zij deed hetzelfde
Kaat: Hi, ik zal me even voorstellen. Ik ben Kaat. Hij: Dag Kaat, ik ben Ralph. Ik ben wel nog maar
vijftien. Maar leeftijd speelt geen rol zeker. Verstandelijk ben ik mijn
leeftijdsgenoten ver vooruit. K: Ik ben er 34, maar verstandelijk misschien wel ver
achteruit, dus dat komt nog goed uit. K: Kom Karel breng er eens twee, en laat het maar vooruit
gaan. Karel: Geen probleem, je kent mij hé. K: Inderdaad.
Verdomme wat is mij dat hier dacht Ralph. Dit was
waarschijnlijk de saaiste conversatie die hij ooit had meegemaakt. Maar hij had
een idee.
R: Sorry Kaat, het zit tegen het doek. Ik moet even naar
achteren. K: Oké, laat je maar eens volledig gaan.
Ralph spurtte naar de toiletten. Maar in plaats van zijn
geveinsde behoefte te doen klom hij via het raampje naar buiten. Haha, nu had
hij ze eens goed liggen. Wat een saai mens zeg! Hij stofte zijn tweed jasje af,
dat wat vuil was van de klim- en valpartij en liep terug richting tribune. Ze
zat er nog.
R: Zeg schoonheid, zijn we weg?
Een eenvoudig knikje was voldoende. Ralph nam haar hand
vast en samen wandelden ze weg van de kermis. Jenny bloosde wel een beetje. Ze
durfde hem niet aankijken. Ralph liep ondertussen met grote stappen verder,
terwijl Jenny moeite begon te krijgen met het opgelegde tempo. Ze begon
stilletjes te hijgen. Eindelijk waren ze bij Ralphs fiets. Jenny sprong
achterop en weg waren ze.
Slechts één middelgrote verhuiswagen volstond voor Teun. Twee maanden eerder had hij een nieuw huis gekocht. Niet groot, niet klein, niet nieuw, niet oud, juist goed genoeg voor hem. Hij was zijn appartement beu. Na drie jaar vond hij het wel welletjes geweest. Hij was toe aan iets anders, aan iets compleet nieuws. Hij was in zijn auto gesprongen, beginnen rondrijden en nu twee maanden geleden belandde hij hier. Liefde op het eerste gezicht. Niet getwijfeld, direct gekocht. Vandaag werd er verhuisd. Dat deed hij niet zelf, daarvoor had hij een gespecialiseerde firma laten komen: Jos verhuizingen e.a. Wat die e.a. daar deden wist hij zelf ook niet. Hij dacht dat Jos ook nog wel andere dingen deed. Teun had iets te verbergen, neen verkeerd, hij had véél te verbergen. Hij had zijn vrouw meppen verkocht totdat ze blauw zag. Hij had zijn vroegere buurmeisje herhaalde malen misbruikt en ook nog een jonge vrouw verkracht tijdens één van de zes zomervakanties met zijn vroegere gezin. Ondertussen had hij er drie jaar gevangenis, normaal waren het er vier geweest, maar hij werd zoals de meeste misdadigers vervroegd vrijgelaten, en acht maanden psychiatrische instelling opzitten. Nu was hij 53 en een vrij man. Een nieuw leven kon beginnen. Of het veel zou gaan verschillen van het vorige wist hij nog niet. Hij zou wel zien
Karel en Jean ruimden samen de troep op en smeten de
overgebleven kleren in de vuilbak. Een kwartiertje later verliet hij De Trut en
moe zette hij koers naar zijn bed. Hij was net de deur uit en zag de twee daar
liggen, op een hoopje tegen de muur. Ja zeg, dat kon hij toch niet zo laten
gebeuren. Zou hij? Hij twijfelde even Toch haalde zijn gezond verstand het van
zijn dierlijke lusten en hij besloot de meisjes thuis af te zetten en verder
niets, nee verder niets hield hij zich voor
Hij kwam eerst voorbij het huis waar Jenny woonde. Hij
belde aan. Haar vader deed vrij snel open voor iemand die waarschijnlijk al een
paar uur in zijn nest lag. Hij leverde Jenny over aan de vader, deed een korte
uitleg en was weer weg. Nu naar Fons, dat zou wat anders worden.
Hij zette zijn auto stil op de inrit en stapte uit. Hij
deed het achterportier open en keek naar Kaat. Het kon nog, Fons zou toch niet
wakker worden. Snel trok hij haar twee laatste kledingstukken van haar lijf en
liet zijn broek zakken. Mmm, dat was al weer lang geleden, véél te lang.
Opvallend voorzichtig legde hij zijn dikke lijf op dat van de nog steeds groggy
zijnde Kaat. Mmm. Dat moest hij meer doen, dacht hij ineens. Hup hup hup, hij
had er plezier in. Kaat iets minder, maar ze wist het toch niet. Een vettige
grijns ontstond op zijn gelaat.
Jean duwde voor de derde keer op de deurbel. Het licht in
de gang ging aan. Daar was Fons. Het duurde nog even maar uiteindelijk deed hij
de nieuwe voordeur voorzichtig open.
Jean: Dag Fons, sorry voor het storen, maar ik denk dat
dit uw dochter is. Fons: Ha de Jean, nee ik denk van niet. Mijn dochter is
gewend met kleren door het leven te gaan. J: Kijk eens goed naar haar gezicht Fons. Is dat Kaat
niet?
Jean hief het achterovergeslagen hoofd van Kaat op. Beeld
of klank kwam er niet uit.
F: Nu dat je het zegt. Ze heeft wel wat weg van mijn
dochter. J: Het IS uw dochter Fons. Haar kleren heeft ze verloren
in De Trut. F: Ah zo. Kom geef maar hier dat ding. Hier zal ze niet
goed van zijn J: Nogmaals sorry voor het storen en
Fons had de voordeur al dichtgesmeten. Oh nee, de nieuwe
voordeur. Hij strafte zichzelf in zijn gedachten. Ah zo, mijn dochter is van
dat type, natuurlijk dat zo iemand direct zwanger wordt. Ze kon niet eens op
haar benen staan. Hij sleepte haar naar de living, tilde haar op en smeet ze in
de sofa. Nu het plezantste deel dacht hij. Een stevige rechter kwam hard neer
op haar kaak. Shit, bloed! Fons spurtte weg. Subiet zou hij nog tegen de grond
gaan. Eigenlijk was ze wel genoeg gestraft vond hij. Niet alleen door die klap
van daarjuist, maar ook door haar zwangerschap. Hij ging terug slapen.
Het was ondertussen bijna middernacht. Lieve en Sammie
waren een half uurtje geleden vertrokken met de Peugeot. Bij hun thuis gold nog
altijd de regel dat ze ten laatste om twaalf uur terug moesten zijn. Dat deden
ze dan ook. Kaat en Jenny niet. Jenny kreeg nooit een uur opgelegd. Haar ouders
waren er van overtuigd dat ze het feestgebeuren wel binnen de perken zou
houden, en dat deed ze eigenlijk ook altijd. Fons was er ook niet voor te
vinden om zijn dochter een bepaald uur van thuiskomst op te leggen. Waarom
niet? Kaat genoot wat dat betreft een vrije opvoeding. Ze mocht doen en laten
wat ze wou en als het Fons niet aanstond zou ze het wel voelen. Daarom deed
Kaat bijna nooit buitensporige dingen. Anders zou er wel wat zwaaien.
Maar vandaag was het anders. Haar laatste feestje
alvorens zich volledig op de zwangerschap te storten. Karel had er al een paar
keer op gewezen dat ze beter wat minder zou drinken, de toekomstige kleine
indachtig. Maar die preek leek voorbestemd voor dovenmansoren. Ze trok er zich
niks van aan, althans zo leek het toch. Jenny ook, het kon haar allemaal niks
schelen, gewoon keihard doorgaan.
Rond een uur of twee begon het wel echt te ver te gaan.
Jean van De Rolstoel was ondertussen binnen komen wandelen. Hij had net zijn
laatste patiënten naar buiten gestuurd en zijn zaak gesloten. Herhaaldelijk had
Kaat Jean uitgenodigd om mee naar te toiletten te gaan. Hij wou wel maar stel
je nu eens voor nee dat mocht niet gezien worden. De weinige kleren die ze al
aan had waren nu bijna allemaal richting grond gegaan. Jenny had natuurlijk
haar voorbeeld gevolgd. Zeg Karel, spijtig dat er geen podium meer is of een
paal, dat zou ik nu wel kunnen gebruiken. Ik heb wel nog een paar rode spots
liggen, dat past vandaag misschien wat beter. Jean werd dat vettig gedoe
kotsbeu en besloot het zekere voor het onzekere te nemen, hij ging naar huis.
Kaat ondernam nog een laatste poging en vatte hem net onder de gordel. Dit was
er compleet over. Een zwangere achttienjarige die een vijftigplusser wou nemen.
Karel zag het gebeuren en schoot Jean ter hulp. Jenny van haar kant koos partij
voor haar vriendin. Daar lagen ze dan te rollen op de natte grond. De schaars
geklede meiden hadden geen schijn van kans. Supersnel toverde Karel een paar
combat moves te voorschijn en smeet de meisjes buiten. Letterlijk. Jean deed
zijn rits open, betaste even zijn kruis en zag dat het goed was.
Ondertussen kwam marc toevallig langs De Trut en zag de
twee meiden half naakt voor de deur op de stoep liggen. Mmm, dit kon zijn kans
wel eens zijn. Hij liep naar hen toe, maar zag toen Karel en Jean nog binnen
staan. Weg kans. Hij liep verder. Kaat en Jenny kwamen met moeite overeind en
strompelden naar de zijkant van het gebouw. Daar vielen ze in slaap.
Flor had zijn bijnaam niet gestolen. Iets meer dan negen
maanden geleden, tijdens het galabal, had hij een nummerke gemaakt met Kaat.
Dat hij Kaat met die fantastische openingszin had kunnen versieren mag al een
wonder genoemd worden, maar dat ze daarna direct de toiletten hadden opgezocht,
onder het mom van het zit tegen het doek, is al helemaal verbazingwekkend.
Sinds Kaat haar vader had opgebiecht over haar
zwangerschap, had Fons elke steun, écht élke steun geweigerd. Het enige wat hij
deed was een beetje lachen met haar ellende. Het was inderdaad dikke miserie
met Kaat. De Nul had elke vorm van vaderschap direct in alle toonaarden
verworpen. Naar eigen zeggen voelde hij er zich niet klaar voor. Dat klopte
ook, meer nog, hij zou er nooit klaar voor zijn. Daar stond ze dan, alleen,
zonder hulp. Haar drie vriendinnen zorgden wel wat voor haar. Maar tenslotte
was het haar en niet hun kind zeiden ze. En dat was juist.
Het enige waar Fons belangstelling voor had getoond was
voor de uitgetelde datum voor de bevalling: 12 december. Kaat begreep niet
vanwaar die overdreven interesse kwam, tot op die bewuste 12 december dan. Fons
was vroeg uit de veren, had een snit naar binnen gestoken en zijn hoogzwangere
dochter gewekt. Je gaat een weekendje logeren bij Jenny, had hij geroepen.
Kaat was natuurlijk direct opgestaan, hoewel ze het vreemd vond dat Jenny haar
niet verwittigd had, maar stelde verder geen vragen, bang om in eventuele
klappen te moeten delen zoals een paar maanden geleden na een feestje. Het zou
niet de eerste keer zijn dat Fons losse handjes had. Waarschijnlijk had hij dat
van zijn vrouw Betsy geleerd. Kaat zocht vlug wat kleren bij elkaar en amper
een half uur later zaten ze al in de Citroën. Fons had echter een geweldig
plannetje klaar. Hij had er lang over moeten nadenken. Eindelijk was de grote
dag aangebroken. Het was hoog tijd om te bevallen vond hij. Die ellende met
Betsy indertijd wilde hij nooit meer meemaken. Ik moet nog vlug even langs het
ziekenhuis, iets wegbrengen, zei hij tegen haar toen ze net de straat uitreden.
Kaat geloofde alles, natuurlijk, zo was ze wel. Fons reed ondertussen aan een
hels tempo verder. Een kwartiertje later kwam het ziekenhuis al in hun vizier.
Maar voor ze het goed en wel door had, had Fons haar al voor de ingang gedropt.
Durf niet terugkomen zonder baby, waren zijn laatste woorden. De losse
handjes indachtig, liet ze haar vrijwillig opnemen en wachtte
Tandarts: Kom jij hier maar liggen Ik: Hier? T: Neen, daar. I: Ah daar. T: Ja daar. Mevrouw jij mag ondertussen in de kamer
hiernaast wachten.
Ik wandelde naar de tandartsstoel en legde mij rustig
neer. Het was precies al een oude praktijk. Ik was hier ook nooit eerder
geweest, rotte tanden heb je ook niet elke dag natuurlijk. Bij de tandarts
hadden ze vorige week gezegd dat ik dringend gespecialiseerde hulp nodig had,
zo erg was mijn gebit er aan toe. Mijn moeder had dan ook onmiddellijk deze
afspraak vastgelegd. Hier lag ik nu
T: Lig je goed? I: Heel goed, een deken erbij zou nog beter geweest zijn,
maar dat kan niet zeker? T: Natuurlijk niet. Het is hier geen hotel hé. Hier gaat
het om leven of dood! I: Oei, gaat het pijn doen? T: Wat denk je? I: Dat het pijn doet. T: Inderdaad, en ik waarschuw je, het zal serieus pijn
doen. Waarom denk je dat ik je moeder naar een andere kamer gestuurd heb? I: Ah ja, dat klopt. T: Zeker dat het klopt.
Tandarts Lesbos was in de wijde omtrek bekend om zijn,
enerzijds nogal gruwelijke aanpak van zijn patiënten, anderzijds om zijn
efficiëntie. Eerst goed bang maken, vooral bij jonge patiënten en vervolgens
uitstekend werk leveren. Tandarts Lesbos had ondertussen al door dat ik behoorlijk
lag te trillen in zijn stoel. Zo had hij het graag. Nogal ostentatief haalde
hij een geweldige spuit tevoorschijn. Zo dan, we gaan even wat verdoven. Ik
kreeg niets meer gezegd. Maar net voor hij de spuit in mijn mond plantte nam
hij een maskertje zette het op mijn gezicht en
Verpleegster: Meneer Stokjes, u kan meekomen. Moeder: Laat meneer er nog maar af, t is nog een kleine
snotaap.
De schelle stem van de verpleegster deed mij ontwaken en
de por van mijn moeder maakte dat ik klaar wakker was.
Moeder: Kom, het is aan ons. Ik: Ja, dat heb ik nu ondertussen ook wel door.
De plaatsen langs mij waren intussen ingenomen door een
bejaard stel. Ze kwamen ook voor de tandarts denk ik, zoniet dan zouden ze toch
dringend eens een afspraak moeten maken. Mij moeder en ik stonden op en liepen
naar de deuropening. Daar moest ik even wachten op haar. Wandelen, het is niet
aan iedereen besteed of was het nog van die lelijke val van de trap tijdens
haar jeugd. Toen ze er uiteindelijk was, volgden we de verpleegster naar de
tandartsenpraktijk, twee deuren verder aan de overkant van de gang. Met een
glimlach op haar snoet liet ze ons binnen.
Sammie en Jenny waren twee dikke vriendinnen geworden na
hun middelbare schoolperiode, zeker 180 kilogram.
Bovendien waren ze na het zesde echt heel close. Ze deden veel samen, fietsen,
wandelen, op vakantie gaan, naar de cinema en nog meer van al dat fijns.
Vandaag was het weer fietsdag. Elke week werden de nodige kilometers afgemaald.
Vorig jaar hadden ze twee fantastische rijwielen gekocht.
In promotie hadden ze slechts 400 euro moeten neertellen voor hun beiden. Het
was Sammies idee geweest om fietsen te gaan kopen, dus wou zij per sé de
betaling doen. En daar liep het toen weer eens mis. Van Bancontact moest
Sammie, en Lieve ook trouwens niets weten. Altijd cash was hun slagzin
geworden. Omdat het niet voorzien was om de bikes in promo te kopen had Sammie
een pak geld op zak. Nadat de, toch wel ietwat dwaze verkoper, hun de rekening
gepresenteerd had, haalde Sammie haar Plop-portefeuille boven 400 euro, shit
zeg, zoek dan maar eens de juiste briefjes bij elkaar Haar tel- en
rekenvermogen was sinds haar traumatische poesjeservaring danig
achteruitgeboerd. Herhaaldelijk bood Lieve haar hulp aan, maar neen, ze moest
en zou het zelf betalen. Op den duur werd Sammie dat gezeur zo beu dat ze haar
koelbloedigheid verloor. Ze zette haar rechterhand in de nek van Lieve en
smashte haar gezicht op de toonbank. Met een geweldige knal plofte haar
aangezicht op de glazen plaat. Gebroken neus. De verkoper wilde de hulpdiensten
bellen, maar dat was volgens Lieve niet nodig! Maak dat mee! Ze wist perfect
wat te doen in zulke situaties. Het was niet de eerste keer dat er zoiets
gebeurde. Na nog wat prul- en denkwerk werd er uiteindelijk toch betaald en
trapten ze het af, met de twee fietsen.
Waar zouden ze vandaag eens heen gaan? Door de jaren heen
hadden ze de hele streek binnenstebuiten gefietst. Alle wegen zaten in Lieve s
geheugen. Geen enkele weg, kruispunt of brugje had nog geheimen voor haar.
Sammies memorie liet het om de gekende reden afweten, maar zij vertrouwde
volledig op de kundigheid van haar vriendin. Zij legde dan ook wekelijks het
traject vast. Al vlug maakten haar twijfels plaats voor een concreet idee. Ze
zouden naar de Burger King fietsen, weeral, een paar Dubbel Whoppers
binnensteken en weer koers zetten richting huis. Vlug telwerk leerde Lieve dat
dat een tochtje van om en bij de 30 kilometer zou zijn. Ideaal, de perfecte
afstand.
Revolvers en Russische shotguns waren niet de enige
wapens die Flor had klaarliggen om de jaarlijkse kermis te vieren. Hij had dit
jaar ook kruisbogen, samoeraizwaarden en bananen voorzien.
Het was weer tijd voor de schietdag. Flor had die dag
zelf uitgeroepen tot de nationale schietdag. Elk jaar met de kermis
organiseerde hij die op het marktplein vlak voor zijn deur. De deur van Flors Pistooltje. Raar maar waar, hij
had nog nooit klachten gehad. Het was al zeker de vijftiende keer dat dit
geweldig evenement plaatsvond. Flor koppelde elke keer een bepaald thema aan de
schietdag. Verdergaand op het thema van vorig jaar Alles mag kapot koos hij
dit jaar voor de originele titel Alles moet kapot. Flor had voor een zeer
eenvoudige formule gekozen. Hij hield niet van ingewikkelde zaken. Hij had vijf
grote containers, zonder dak, in elkaars verlengde laten plaatsen, zonder
scheiding. Zo ontstond er een ongeveer 35 meter lange schietgang. Helemaal op het
einde plaatste de schutter zijn zelfmeegebrachte voorwerp waarop hij wou
schieten. Hijzelf ging aan het begin van de schietgang staan. De schutter kon
voor één symbolische euro een wapen naar keuze nemen en zolang vuren tot het
desbetreffende voorwerp voldoende vernield was.
Het voorbije jaar waren er helemaal geen incidenten
geweest, maar in het verleden was het wel regelmatig gebeurd dat de schutter,
het waren meestal mannen, zijn vrouw meebracht om die keihard neer te knallen.
Maar tot grote spijt van henzelf was dit niet toegelaten. Eén keer had Flor
toch getwijfeld. Een man was afgekomen met een echte bitch, maar dan ook een
échte bitch. Hij wou de man direct de toestemming geven, maar zijn echtgenote
stond daar niet zo voor te springen. Flor had toen niets beter gevonden dan kop of munt te doen en helaas besliste
dit spel in het voordeel van het leven van de vrouw. Ontgoocheld had hij zijn
potentiële klanten moeten wegsturen.
Het was alweer zestien jaar geleden dat Kaat en Jenny
afgestudeerd waren. Ze hadden elk voor een ander leven gekozen, maar waren toch
nog twee hartsvriendinnen gebleven. Sinds een aantal jaren was het jaarlijkse
hoogtepunt ongetwijfeld de schietdag bij Flors
Pistooltje. Niet dat ze zelf schoten en bovendien was de relatie tussen
Kaat en Flor danig bekoeld, maar ze kwamen gewoon om te kijken. Zelf schieten,
nee, dat was niets voor hun. Vandaag waren ze er ook weer bij. Flor had
speciaal een kleine tribune gebouwd van waarop je beter dan waar ook het
slagveld kon overzien. Kaat en Jenny zaten er natuurlijk weer als eerste. De
tribune was een co-organisatie van Flor en Karel van De Trut. Flor zorgde voor mensen, Karel voor drank. Kaats eerste
slok van de koffie was direct in het verkeerde keelgat geschoten. Hupla,en daar
vlogen de nodige brokken weer in het rond. Ja, brokken want ze was
tegelijkertijd een broodje tonijn naar binnen aan het spelen. Gelukkig zat er
nog niemand voor hun. Ze kon de brokken zonder zorgen de wijde wereld in
sturen en dat deed ze dan ook.
(wordt vervolgd)
AFLEVERING 21
Kaat: Ja zeg, fine ass daar! Jenny: Waar? K: Daar! J: Ah daar! K: Ja daar! J: Bwa, ik vind de mijn toch strakker. K: Meen je dat nu? J: Natuurlijk anders zou ik het niet zeggen. K: Goed, iedere zijn menig hé J: Hij ziet er wel nog wat jong uit. K: Alé hier gaan we weer. Heb je nog van dat belangrijk
nieuws? J: Ja. K: Laat maar komen dan J: Heb je al eens naar zijn gezicht gekeken? K: Ja, echt mijn type! J: Ah, ik wist niet dat overreden smoelen uw types waren?
Maar ja, ieder zijn menig zeker K: Rustig eh Jenny, of ik bel mijn ma en dan zal het
stuiven J: Die zit nog altijd in het gesticht dus veel last zal
ik er niet van hebben!
Toen was het even stil
Kaat nam haar jasje en handtas van de rugleuning en liep
naar het front. Ze negeerde Flor. De strakke kerel was nog steeds het volle
pond aan het geven.
K: Hé man, fine ass! Schutter: Huh, wat? K: Fine ass! S: Sorry ik versta geen Frans. K: Dat is Engels. S: Ah ja die twee verwissel ik altijd. Daarom dat ik ze
ook nooit spreek, uit voorzorgen. K: Ja dat dacht ik wel. S: Wat is er? Is het belangrijk? Ik ben in volle actie en
wordt dan niet graag gestoord. K: Dat zie ik. Lukt het? S: Ik ben gewoon maar wat aan het rammen met die
machines. Maar is het belangrijk vroeg ik? K: Ja. Mag ik ondertussen ook eens? S: Ja goed, één keer want schieten is eigenlijk niks voor
vrouwen.
Kaat nam het geweer over, laadde het, en ging klaar
staan. Het had meer iets van een vrouw die dringend naar de wc moest dan van
iemand die ging vuren. Uiteindelijk loste ze een schot. De terugslag kostte
haar bijna een oog. Dat was pas afgaan.
K: Geef mij maar die bananen. S: Inderdaad.
Kaat nam een banaan en wierp die richting de wand waarop
geschoten werd. Ze kwam net niet halfweg.
S: Ja man, zelden heb ik iemand zo zien afgaan. K: Sorry, beter kon ik niet. Ik heb alles gegeven. S: Ik zeg altijd: als je niet veel hebt, kun je ook niet
veel geven. K: Dat moet ik onthouden! S: Ik ga nog even een rondje ratelen. Gaan we daarna iets
drinken? K: Tuurlijk!
Dat was net wat Kaat wilde. Nu Jenny nog kwijt geraken.
Ze moest ze met een kluitje in het riet sturen. Dat was één van de weinige
spreekwoorden die ze zich nog kon herinneren uit haar schoolperiode.
Ri: hebben wij jou voor onze voordeur gevonden! Ra: Mmm. Ri: Nu ben je ineens zo stil. Ik vind dit nochtans
behoorlijk grappig. E: Loser. Ra: Lul. Ah nee, sorry, ha ha
ha! Dat kan ik nu
niet meer zeggen! Ri: Ik zal je zelfs meer zeggen. Je zag er echt
verschrikkelijk uit! Ra: Hoezo? Ri: Ralph, ik wil je niet kwetsen, maar je zag eruit
alsof je tien kilometer met je lip over een trekhaak had gehangen. Terwijl de
auto reed wel te verstaan! E: Amai ja, Richard. Dat was gieren toen! Ri: Erika, zwijg. Dit is serieus. Ra: Ik snap er niks meer van.
Richard, er wordt gebeld, riep Erika vanuit de keuken.
Richard zat voor tv zijn wekelijkse zondagnamiddagshow te kijken op de Duitse
tv. Hij had een degout gekregen van Vlaamse zenders sinds ze hem een keer beet
genomen hadden bij een verborgen camera programma. Sindsdien weigerde hij systematisch
elk Vlaams programma-aanbod. Duitse shows vond hij eigenlijk ook maar niks en
hij kon bovendien geen letter Duits verstaan. Maar zijn koppigheid hield de
bovenhand. Duitse shows dus. Doe jij maar open. Jij bent tenslotte de vrouw
des huizes. Mijn handen zijn nat, was haar tegenargument. Droog ze dan af!
Tegen zo een uitspraak kon ze natuurlijk niks beginnen. Ze nam de handdoek,
droogde haar handen af en liep naar de splinternieuwe deur. Voorzichtig met de
voordeur, was het enige wat Richard haar nog na riep. Erika had ondertussen
met de grootste zorg de deur geopend, maar zag niets. Ze deed een stapje naar
voren om eens om de hoek te kijken. Ze zag nog net een grijs autootje
wegtuffen. Maar net toen ze haar voet neerzette schrok ze zich dood. Ze was op
een baby gaan staan! Ze riep Richard. Man, wat zag er dat kind gehavend uit.
Dat kon niet alleen door haar voet gekomen zijn, dat bestond niet! Richard kwam
eraan. Dat rook ze wel! Ja, wat is er? Erika kon niets meer uitbrengen. Ze
staarde naar het kind. Richard begon iets in de gaten te krijgen. Was is das?
Dat was zijn standaard zinnetje geworden sinds hij Duitse shows was beginnen
kijken. Iedereen vond het verschrikkelijk dom, maar Richard bleef het nu al
geruime tijd gebruiken. Ik ben een polyglot, zei hij dan.
Na ongeveer twee minuten kwam er een einde aan het
verbaasde gedrag van beide mannen. Richard had als eerste zijn verstand
teruggevonden en dacht te weten hoe hij moest reageren in dergelijke situaties.
Alsof hij elke dag zoiets meemaakte zei hij koelbloedig: Wat nu? Erika werd
compleet overdonderd met zijn vraag en slingerde haar eerste gedachten de wijde
wereld in. Laten we hem houden. Nu hebben we toch nog een kind! Alé, t is
goed, dan moet ik u de komende tien jaar ook al geen verjaardagscadeau meer
kopen. Was hem wat, geef hem een naam en doe ook maar wat pleisters op zn
wonden want hij ziet er niet zo gezond uit. Precies of je er op bent gaan
staan. Erika deed wat er van haar gevraagd werd en opeens was het een gezin van
drie. Wat een vrije zondagnamiddag zo al niet kan opleveren dacht Richard nog.
Erika en Richard waren de ouders van Ralph. Hij was
twaalf jaar. Eigenlijk was Ralph wel een redelijk normaal kind. Behalve zijn
reactievermogen was alles behoorlijk intact. Zijn ouders hadden het altijd druk.
Vorig jaar hadden ze een babywinkel overgenomen. Ralph had maar één droom, hij
wou later schrijver worden. Hij deed nu al zijn best om te oefenen door stomme
en vooral onnozele verhaaltjes te schrijven. Kijk eens mama wat ik nu weer
geschreven heb! Helaas antwoordde zijn moeder altijd met Nee, ik kijk niet.
En dit om twee redenen Ralph, ten eerste zijn uw verhaaltjes dwaas en ten
tweede vooraleer ik alles begrepen heb met uw schrijffouten is het al weer
morgen. Ralph kon daar eigenlijk maar weinig op zeggen. Ze had tenslotte
gelijk.
Morgen wordt het een belangrijke dag, jongen, zei
Richard, zijn vader. Ralph, die van toeten noch blazen wist, negeerde hem, zoals
gewoonlijk. Hoeveel keer dat hij dat al wel niet gezegd had was al niet meer op
twee handen te tellen.
Het was morgenavond. Ralph zet u eens neer en houd je
goed vast. We hebben twee belangrijke dingen te vertellen. Ralph ging de
handboeien halen die zijn ouders altijd lieten rondslingeren in hun slaapkamer
en ketende zich er mee vast aan zijn stoel. Nu zat hij goed vast. Oké pa, laat
maar komen!
Erika en Richard: Wel Ralph, we hebben er lang over
nagedacht, maar vonden het toch nodig dat we je dit vertelden. Ralph: Komt er nog wat van of wat? Ri: Of wat ja, dat wil ik wel eens zien. Grote bek ja,
maar dat is ook alles, prullenman. Ra: Hoorde ik nu iets of wat was dat geruis in mn oor? Ri: LAP Ra: Ah jong. Ri: Ja dat is het nadeel als je je vastketent, dan kan je
niet gaan lopen hé, zalig! Erika, neem de afstandsbediening eens PATAT dat
zal je leren! Ra: How jong, verdomme mijn neus kapot! Ri: Ja dat was de bedoeling wat dacht je, dat ik een
andere post zou opzetten of wat? Alé, wil je het nog horen? Ra: Neen! Ri: Mmm, ik hoorde precies ook wat geruis Luisteren of
anders maak ik u helemaal kapot! Ra: Ja ja , t is al lang goed. Ri: Kijk Ra: Ik zie niks PATAT! Ri: Wat is dat met u man? Je hebt me bijna zover gekregen
dat Ra: Wat nu weer? Ri: Dat ik uw lippen er af snij! En niet gewoon, maar met
een bot mesje dat ik eerst eens in de mesthoop steek. Begrepen? Ah nee, ik ben
nog iets vergeten, zout. Ik strooi er dan nog wat zout op! Haha, zo goed!
Ralph werd stil.
Ri: Goed, ik denk dat we kunnen beginnen. Kijk, uw moeder
is eigenlijk uw vader! Ra: En jij mijn moeder dan? Ri: Neen, ook uw vader. Ra: Dus ik heb twee vaders? E: Ja Ralph, ik heet eigenlijk Erik. Ra: Amai, dat is ook wel lachen! E: Ralph, ik ben serieus nu! Ra: Ik ook mama, euh papa bedoel ik, sorry. Ri: Dit is niet om te lachen! Ra: Nee, je hebt gelijk. Wat is daar nu grappig aan? E: Ik heb op mijn achttiende een operatie laten
uitvoeren. Toen ben ik Erika geworden. Ra: Een operatie bij slager Rudy? E: Nee Ralph, in het ziekenhuis en houd alsjeblieft op
met die flauwe zever! Ra: En heb je nog zo van die spectaculaire verhalen? Ri: Ik heb het begrepen. We kunnen er beter over zwijgen
Erika. Het heeft geen zin. Maar dan zullen we nu eens over jou beginnen. Dan
zal er wel minder gelachen worden! Door u toch, dan kunnen wij eens lachen! Ra: Ik ben eens benieuwd. Ri: Twaalf jaar geleden
Kaat: Papa, ik zit vol. Fons: Dan mag je de rest laten staan. Je hebt goed gegeten. K: Nee ik bedoel iets anders. Ik ben zwanger. F: Ah. Proficiat. Voor wanneer is t? K: Als de negen maanden om zijn eh papa. F: Negen of wat! Zo lang. Da wordt dan afzien voor u! K: Hoezo? F: Ziek, platliggen, doktersonderzoeken, weer ziek. Je
moet het mij allemaal niet meer vertellen Kaat. Ik heb alles al meegemaakt met
ons zotte Betsy. Die heeft pas afgezien. Dat kan jij je niet voorstellen. En ik
maar lachen toen. K: Fijn. F: Ja geweldige periode. Betsy, doe de afwas eens,
Betsy, t is tijd om te kuisen, Koken Betsy, nu! En zo de hele dag. Lachen
jong! K: Ja, klinkt plezant. F: In ieder geval, Kaat, van mij moet je geen steun
verwachten. Afgesproken? K: Dankjewel papa. Zou ik het ook aan mama vertellen? F: Aan die zotte doos! Laat die nog maar wat stoven in
het gesticht.
Iedereen was opvallend blij met het nieuws van Kaat. Zo
blij dat ze zelfs een klein feestje organiseerde in De Trut. Ze had al haar
vriendinnen uitgenodigd om nog eens keihard door te gaan. Het zou haar laatste
keer worden, daarna ging ze volledig voor de zwangerschap gaan. Sammie had
ondertussen een auto. Ze had haar rijbewijs gehaald tijdens de zomervakantie en
instant een auto erbovenop gekregen van haar ouders. Het zag er een tof ding
uit, maar er mee rijden was een ware nachtmerrie. Het was een grijs Peugeotke. Ze
was er toch heel blij mee. Logisch, nu kon ze met haar vriendinnen overal naar
toe karren. Zo ook deze avond. Sammie haalde Lieve, Kaat en Jenny één voor één
op en zette dan koers richting Karel. Bij De Trut aangekomen werden direct vier
pintjes besteld. Met de typische Karel-snelheid werd hun bestelling afgeleverd.
Het was duidelijk, Kaat ging er volledig tegenaan gaan. Ze waren de enigste
klanten op dat moment. Het was ook maar een doordeweekse dag. Karel had vooral
op vrijdag en zaterdag veel te doen. De laatste tijd wel iets minder omdat de
wekelijkse optredens afgevoerd waren. Dat besluit had Karel genomen nadat zijn
tent bijna afgebroken was bij een mislukt optreden van Fink Ployd. De
herstellingswerken waren trouwens ook nog maar net afgerond. Het podium was
verdwenen en het meubilair, inclusief toog, was volledig vervangen. Karel had
nog gedacht om zijn café om te dopen tot De
Nieuwe Trut maar had daar toch van af gezien. De Trut was een gevestigde
naam, een begrip. Daar mocht je niet aankomen. Dat was een monument.
Lieve en Sammie waren ondertussen overgegaan op Fristi.
Kaat en Jenny niet, hélemaal niet
Wijselijk had hij zijn radio weer afgezet en haalde nu
bij momenten bijna 100km/u. Zo een slechte auto. Ralph had hem voor amper 1000
euro op de kop kunnen tikken. Nu ongeveer twee jaar geleden. Hij was er
ondertussen wel bijna. Althans dat hoopte hij. Met een Twingo weet je maar
nooit en kun je best op alles voorbereid zijn. Daarom had hij altijd een kan
benzine in de koffer liggen. Zuipen dat die auto kon, niet te geloven. Het
enige nadeel was nu wel dat zijn koffer altijd vol zat.
Een echte verrassing was het niet voor Ralph. Hij moest
bijtanken. Het lampje van zijn tank brandde. Normaal kun je dan nog wel een
tijdje verder rijden, maar niet met een Twingo. Dat had Ralph al wel
ondervonden. Hij stuurde zijn groene boot van de weg, zette de motor stil langs
de inrit van een huis, opende het portier, stapte uit en liep naar zijn koffer,
ongeveer één meter verder. Op het moment dat hij zij koffer wilde openen kwam
een reusachtige truck recht op hem afgestormd. Wat een geluid! Prachtig! De
blinkend zwarte pick-up reed rakelings langs hem af en parkeerde vlakbij de
voordeur van het huis. Hij was waarschijnlijk de eigenaar.
Andere: Alles goed meneer? Ralph: Niet echt, een beetje bijtanken. A: Heb je voldoende benzine bij? R: Tot aan het volgden tankstation denk ik. A: Ah, ik zie het al, een Twingo. Wacht ik heb hier nog
tientallen liters. Mijn Ford verbruikt veel. Ik heb altijd een voorraad. En je
weet nooit waarvoor je benzine nog kan gebruiken. Ik heb er wel eens sterk aan
gedacht om mijn vrouw en kinderen in brand te steken, maar toch maar niet
gedaan. Enfin, momentje, ik kom je zo helpen.
Wat er toen door Ralphs hoofd ging, zal wellicht niemand
ooit weten. Daar stond hij dan. Links van hem een waardeloze lege Twingo en
vijf meter voor hem een prachtige zwarte pick-up. Een Ford. Hij kende het type
auto niet, maar qua uitzicht wellicht de beste auto op de markt. Hij moest een
keuze maken. Nu. Eigenlijk was het een doodeenvoudige keuze. Eeuwige
vernedering met zijn Twingo of een echt leven met die Ford pick-up. Verrassend
genoeg nam hij de juiste beslissing. Opvallend rustig en koelbloedig deed hij
een paar stappen naar de Ford. Het portier was nog open, de sleutels staken in
het contact. De bestuurder was immers direct uitgestapt en naar achteren
gelopen. De dwaas, dacht Ralph. Nu was er geen weg meer terug. Hij startte de
Ford en zette hem in rear. Wat een
geluid! Nogal voorzichtig reed hij achteruit. Hij kwam rakelings langs zijn
Twingo. Draaide het stuur naar rechts, zette hem in drive en stoof weg. Nergens ook maar één spoor te bekennen van
Marc, de eigenaar, althans volgens de sleutelbos. In de achteruitkijkspiegel
werd zijn Twingo kleiner en kleiner. Nóg kleiner! Een vette grijns spreidde
zich uit over Ralphs gezicht. Wie had dat ooit van hem gedacht. Hij alvast niet.
Sinds zijn geboorte was Ralph voorbestemd voor het ongeluk. Blijkbaar had hij
dat vandaag kunnen omzeilen
Sammie was eigenlijk heel anders dan Lieve, maar toch
waren zij beste vriendinnen. Terwijl Lieve voortdurend probeerde in de gratie
van Kaat te vallen deed Sammie daar absoluut geen moeite voor en dat was
waarschijnlijk wel haar voordeel.
Kaat, Jenny, Lieve en Sammie zaten in dezelfde klas. Ze
waren ook allemaal even oud. Sammie was ongetwijfeld de verstandigste van de
vier. Was, wel te verstaan. Tot in het vierde middelbaar wedijverde zij met de
slimste van de klas om de hoogste punten. Ze had nooit gewonnen. Geen enkele
keer. Ze strandde telkens op enkele procentjes van de slimste. Maar je kon er
zeker van zijn dat ze in de top drie stond. Het was een beetje zoals de
hitparade. Elke week iets anders. Alleen kon zij nooit juichen met de
overwinning. Net zoals bij Kaat, waar ze ook nooit haar beste vriendin werd,
maar altijd pas tweede of derde. Flor, de grootste loser van de klas, had haar
ooit de Eddy Merckx van het college genoemd. D en Eddy zei hij dan. En iedereen maar lachen. Maar het grappige
is eigenlijk dat er dan niet met Sammie, maar wel met hem gelachen werd. D en
Eddy had altijd gewonnen. Hij vergiste zich met Poulidor. Natuurlijk had hij
dat niet door. Nu in het zesde middelbaar was Sammie één van de domste
leerlingen geworden. Inderdaad, geworden. Volgens de specialisten had dat te
maken met een jeugdtrauma dat ze niet had kunnen verwerken.
Sammie was een echte dierenvriend. Geen gewone
dierenvriend, maar zo één die elke week honderd frank zou geven aan Greenpaece
of WWF. Haar vader daarentegen was echt tegen dieren. Hij was alleen vóór dode
dieren. En dan nog het liefst op zijn bord. Vlees eten dat die man kon, niet te
geloven. Op een dag was Sammie teruggekomen met haar rapport. Haar ouders
wisten dat het altijd net niet was, maar deze keer had haar vader gezegd: als
je de volgende keer niet de eerste bent van de klas ga je wat meemaken! Ze
toonde haar rapport. Dat stond natuurlijk weer vol met fantastische scores. En
toen kwam de onvermijdelijke vraag. Ze had er haar al op voorbereid dat ze
slaag zou krijgen, of toch minstens een mep in haar gezicht. Haar vader was
opvallend rustig gebleven toen ze moest bekennen dat ze slechts het tweede
hoogste percentage gescoord had. Dat was raar. Hij vroeg haar om mee te gaan
naar de tuin. Haar vader ging even het tuinhuisje binnen en kwam buiten met een
stevig touw. Wat ga je daar mee doen papa? vroeg ze, niets zei hij
veelzeggend terug. Kom maar eens mee. Drie stappen verder toverde haar vader
een fantastische cowboygreep uit zijn mouwen en trok het touw stevig rond het
middel van zijn dochter. Nu heb ik je! Hij sleurde haar mee naar de paal van
de schommel. Met grote stevige halen bond hij haar daar aan vast. Wat ben je
aan het doen, papa? vroeg ze met tranen in haar ogen. Niets, zei hij weer. Hij
liep vlug terug naar het tuinhuisje om een splinternieuwe rode spade
tevoorschijn te halen. Speciaal gekocht voor deze gelegenheid! Weeral met
grote halen verwijderde hij de grond vlak voor de voeten van zijn dochter, die
intussen luidkeels aan het brullen was. Nog even geduld, het gat moet zeker
een halve meter diep zijn! Toen kwam haar moeder, met een smile van hier tot
in China aanlopen met een mand vol met kleine poesjes. Sammie had drie jaar
geleden een poes gekregen van haar oma voor haar verjaardag. Haar vader had ze
al meermaals koud willen maken, maar als puntje bij paaltje kwam kon hij het
toch niet over zijn hart krijgen. Hij had toch zo een lieve dochter. Nu was de
situatie wel even anders. Sammie moest gestraft worden en bovendien had de poes
vorige week gejongd en vijf extra poesjes was toch wel van het goede teveel.
Dit was mijn kans, moest hij gedacht hebben. Sammie had nog steeds niet door
wat er ging gebeuren. Haar pa nam één voor één de poesjes hardhandig uit de
mand en dropte ze in de kuil. Ben je een hok aan het maken, papa? Ja, maar
ik denk dat ze het een beetje te koud hebben dus ik zal er maar wat zand
bovenop gooien, denk je niet? Nog voor Sammie ook maar iets kon uitbrengen was
hij al begonnen met de zopas verwijderde aarde netjes terug in de kuil te doen.
Zijn vrouw stond te grijnzen. Sammie kon geen woord meer uitbrengen. Wat was
dat allemaal! De kuil was verrassend snel gevuld en alsof dat nog niet
volstond, begon haar vader de grond nog een beetje aan te stampen. Ziezo,
opgeruimd. Zeg vrouwke, is t eten nog niet klaar?
Sinds die zomerdag was Sammie veranderd. Ze was erg
gesloten en haar schoolresultaten waren beneden elk peil. Maar ja, gebeurd is
gebeurd zeiden de specialisten dan. Niets meer aan te doen.
Jenny was de beste vriendin van Kaat. Dat wist iedereen.
Ze stond op nummer één. Maar Kaat was niet de eerste de beste, ze had zelfs ook
een nummer twee én drie. Soms twijfelde ze wel eens, nooit over die nummer één,
maar wel over twee en drie. Soms zou ze die van plaats willen wisselen, soms
ook weer niet. Het was een beetje zoals de hitparade, de ene week dit, de
andere waak dat. Op de huidige ranglijst stond Lieve op nummer twee en Sammie
op nummer drie. Sammie was een meisje. Soms had ze wel eens wat jongensachtige
trekjes, maar dat probeerde ze zoveel mogelijk te vermijden, de ranglijst
indachtig.
Vorige week stond Lieve nog op nummer drie. Daar kon ze
niet zo goed tegen. Bovendien had Kaat ook nog gezegd dat de kloof met de
nummer twee groter geworden was. Oei! Nu moest ze ingrijpen. Ze begon aan een
heus charmeoffensief. In tegenstelling tot veel van haar dorpsgenoten was Lieve
wel iemand die met geweldig originele ideeën kon uitpakken. Het spijtige echter
was dat die ideeën meestal op niks trokken. Oké, ze waren origineel, maar wat
ben je er mee als ze op niks trekken?
Lieve: Kaat ga je vanavond mee iets drinken? Kaat: Goed, hoe laat spreken we af? L: Om 19u aan de school.
Om 19.05u fietsten ze naar De Rolstoel. En dit zeer tegen de goesting van Kaat. Als je iets
gaat drinken, is er maar één plaats voor de jeugd en dat is toch bij Karel
zeker. Maar goed, ze liet Lieve doen. Ze gingen binnen bij Jean en bestelden
twee koffies. Dit was net het tegenovergestelde als bij De Trut. Een kwartier wachten op je bestelling was geen
uitzondering. Jean deed alles rustig aan, niks forceren was zijn leuze.
Lieve: Zeg Jean, steek er eens wat tempo in! Jean: Niks forceren meisje! De koffies komen er aan.
Een kleine tien minuten later bracht Jean eindelijk de
koffies. Hij was misschien heel traag, maar de koffies waren wel echt lekker.
Dat was algemeen geweten in het dorp. Als je lekkere koffie wou (en veel tijd
had) moest je naar Jean gaan. Hij zei dat hij een geheim recept had om koffie
te zetten. Iedereen geloofde dat natuurlijk, maar waarschijnlijk was dat eerder
een zoethoudertje om klanten te lokken. Hij kocht gewoon de beste koffie in de
winkel. Zo simpel was dat. Maar Jean hield de mensen graag dom.
Kaat: Zeg Lieve, probeer je hiermee Sammie voorbij te
steken? Lieve: Ja, goed idee hé! K: Euhm, Lieve, sorry dat ik het moet zeggen, maar dit is
echt een zinloze poging. Je zal toch met meer en vooral met beter over de brug
moeten komen hoor. L: Oei, ik dacht dat ik goed bezig was. K: Nee Lieve, ik zal zelfs meer zeggen, je bent echt
slecht bezig!
Amper een half uur later was Kaat alweer thuis. Haha, wat
had ze die Lieve toch weer liggen gehad. Kaat, je bent goed bezig, zei ze tegen
zichzelf.
De volgende ochtend op school:
Lieve: Hey Kaat! Kaat: Hey Lieve! L: Ik heb patatten geschild! K: Ja, so. L: Voor u! K: Heb jij patatten geschild voor mij? L: Ja, goed eh, dan moet jij dat straks thuis niet meer
doen. K: Meen je dat nu? L: Ja. K: Dit is het meest dwaze dat ik vandaag al gehoord heb. L: Hoezo? K: Denk eens na. L: Ik ben bezig. K: En heb je het al? L: Nee. K Ik lust geen patatten jong! L: Oei! K: Ja oei, zeg dat wel ja! L: Dat wist ik niet. K: Niet méér zul je bedoelen. L: Ja dat kan ook. K: Kijk, ik zal duidelijk zijn. Geef mij duizend frank en
je wordt nummer twee.
Duizend frank was in die tijd niet weinig, maar voor
Lieve was dat niet echt een probleem. Haar ouders hadden een goed betaalde job en
bovendien kreeg ze elke week honderd frank van haar grootouders. En zo kon Kaat
de volgende dag met veel trots aankondigen dat Lieve met stip op nummer twee
terecht gekomen was.
Ralph raasde met zijn groene Renault Twingo over de expresweg.
Je zou bijna beginnen denken dat hij haast had. Ralph was iemand die je niet
vlug nerveus kon maken. Maar aan de manier waarop hij nu over de baan scheurde,
al is scheuren misschien niet de gepaste bewoording als je met een Twingo rondrijd,
moest je wel afleiden dat er iets ging gebeuren. Ralph was echt een gevaar op
de weg. Niet alleen nu, maar eigenlijk altijd. Man, wat kon hij slecht
autorijden, wat moest dat dan nu wel niet zijn met die snelheid. Voor hij
vertrok had Ralph zich voorgenomen te doen alsof er geen verkeersborden langs
de weg stonden. Met rode lichten zou hij wel nog rekening houden, anders zou
het misschien opvallen dat hij haast had. Dit is wel duidelijk, in redeneren
had Ralph nooit uitgeblonken.
Sinds hij vorig jaar de school verlaten had, had hij nog
geen enkele job gehad. Nu, het moet gezegd, hij had ook niet bepaald veel
moeite gedaan om er één te vinden. Telkens als zijn ouders hem daar weer attent
op maakten, wat zowat elke dag gebeurde, wimpelde hij hun kritiek direct af.
Hij zei altijd: Ik word schrijver en dan moet ik niet gaan werken, waarop
zijn ouders: ten eerste kan jij niet schrijven en ten tweede dan zal je ook
niks verdienen, en dan Ralph weer: Jij weet er niks van, onnozelaars. Zijn
ouders keken dan altijd eens naar elkaar en leken dan te besluiten dat zij er
inderdaad niks van wisten. Ze waren tenslotte ook geen schrijvers. Zijn
stiefouders hadden een klein winkeltje en verkochten babyspullen. Toch slaagden
ze erin om elke dag opnieuw dezelfde vraag te stellen.
Ook al moest Ralph maar een twintigtal kilometer
overbruggen, hij was nog steeds aan het rijden. Ondertussen liep het zweet al
over zijn voorhoofd, zijn gat was nat en zijn handen gleden bijna van het
stuur. Hij stonk.
Oei, een probleem. Hij zag het al van ver aankomen,
letterlijk dan. Dat kon toch niet waar zijn zeker. De Burger King lag daar,
ongeveer 200m verderop. Niets aan te doen, daar moest hij eerst stoppen voor
een Dubbel Whopper, zijn
lievelingshamburger. Oké hij had haast, maar voor een Dubbel Whopper had hij toch nog even tijd of beter gezegd maakte
hij nog even tijd. Nog 150m. Zijn brein begon razendsnel te werken. Zo snel
zelfs dat hij de afslag naar de Burger King net niet miste. Goed gedaan, zei
hij bij zichzelf.
Na een paar eenvoudige handelingen bij de drive-in stond
hij al bij het loket om zijn bestelling aan te nemen.
Burger King: Alstublieft meneer, twee Whoppers. Ralph: Dat is verkeerd, ik had een Dubbel Whopper besteld. BK: Ja, hier zijn toch twee Whoppers.
R: Een Dubbel Whopper man, geen twee Whoppers, shit zeg.
Ken je het verschil niet misschien? Veel groter, extra kaas en bacon! Wat is
dat hier weer voor een tent. Houd uwe brol maar, ik ga naar de McDonalds!
Geen Burger King dus. Ook geen McDonalds trouwens. Ralph
had dat alleen maar gezegd om stoer te doen. Hij deed niet veel, maar als hij
dan al eens iets deed, was het meestal wel héél stoer. En het was trouwens een
ongeschreven wet dat Burger King fans nooit naar de McDonalds mochten gaan. De
Burger King aanhangers en de McDonalds aanhangers, dat was gewoon oorlog.
Hij was weer op weg. Het vermogen van zijn oude groene
Twingo was duidelijk minder. Hij had de radio aangezet. 80km/u halen was nu
niet simpel meer. 50 ways to leave your
lover van Simon & Garfunkel deed zijn Twingo bijna stilvallen. Toch wel
een toepasselijk nummer dacht hij
De Nul was ondertussen al een tijdje bezig met de
inrichting van zijn nieuwe winkel toen hij eindelijk tot het besef kwam dat
hij telkens weer de moeilijke opdracht om een naam voor zijn winkel te zoeken
uit de weg ging. Elke keer als hij daar aan dacht probeerde hij die gedachten,
die bovendien al niet veel voorstelden, verder en verder te verdringen. Dat
helse verdringwerk had hij intussen al bijna drie weken volgehouden. Zeker een
nieuw record! Maar nu kon hij niet anders, over vier dagen ging hij open en
zonder naam kon dat toch niet. Hij was van plan geweest om dezelfde tactiek toe
te passen als ten tijde van zijn babyshop. Maar stel dat het weer op hetzelfde
zou uitdraaien? Hij moest iets anders verzinnen.
Flor: Ha Karel! Karel: Ha Flor, hoe is t? F: Goed jong. Zeg, ik moet nog een naam verzinnen voor
mijn nieuwe wapenwinkel, weet jij hoe ik dat zou kunnen aanpakken? K: Aanpakken, aanpakken, rustig aan hé. Hou toch gewoon
de naam van de winkel. F: Flors zuigeling. Mmm, niet slecht eigenlijk. Maar
bestaat dan de kans niet dat de mensen niet gaan door hebben dat hier alleen
wapens en geen babyspullen verkocht worden? K: Bwa, dat denk ik niet hoor.
Flor liet Karel nog wat verder ratelen, maar ondertussen
had hij alweer een briljant idee gekregen. Hij ging de mensen aanschrijven om
een naam te bedenken, hij zou daaruit de beste kiezen en de winnaar zou een
kogel cadeau krijgen.
De volgende dag al had Flor de helft van het dorp rond
gefietst en in de brievenbus een wit briefje met BEDENK EEN NAAM VOOR MIJN
WINKEL erop, gestoken.
Geen mens die daar natuurlijk op ging reageren. Welke
winkel? Wanneer? Waarom? Alleen die ene dwaze zin. Omdat een paar mensen op de
hoogte waren van zijn plannen kreeg hij toch een paar reacties. Flor was nogal
verrast door de inzendingen. Het zou een moeilijke keuze worden. De namen
gingen van Flors zuigeling, Dood en
Verderf, Wapens en ook Munitie en
Vietnam tot zelfs Flors Pistooltje. Pfff,
nu moest er natuurlijk nog gekozen worden. De Nul vermande zich - je zou het
niet zeggen, maar toch deed hij het en zei tegen zichzelf: kies! En hij
koos.
Dat de Nul na zijn tweede zesde middelbaar niet veel meer
zou gaan uitsteken had iedereen wel verwacht. Maar dat hij nu in de verkoop zou
gaan was toch een kleine verrassing. Hij ging een baby-shop openen. Jongens
toch, een baby-shop, de Nul ging een baby-shop openen. En waar dan ook nog,
langs De Trut. Maar goed, iedereen heeft het recht om een zuigelingentent te
beginnen. En jawel, enkele weken nadat de roddel het hele dorp bijna in rep en
roer had gezet was het zover, de plechtige opening van zijn winkel.
De Nul zou de Nul niet geweest zijn mocht hij echter niet
iets vergeten zijn. Hij had geen naam voor zijn winkel. Gewoon vergeten. Dat de
Nul nooit goeie ideeën had gehad wist iedereen, maar dit sloeg echt wel alles.
Elke klant die gedurende de openingsweek voor méér dan 20000 BEF aan
babyspullen kocht mocht een naam voorstellen die dan in de bus ging en op het
einde van de week werd daar een winnaar uit gekozen. Hijzelf vond het
fantastisch. Waarom ook niet? Enerzijds zou er een gigantische omzet zijn,
anderzijds zou hij een naam voor zijn winkel gevonden hebben. Twee vliegen in
één klap dacht de Nul. Helaas, in plaats van twee vliegen in één klap werd het
een klap tegen zijn kop. Na één week was zijn kassa onaangeroerd gebleven en
potentiële klanten hadden in plaats van voorstellen hun afval in zijn ideeënbus
gedropt. Nu zat Flor met een probleem. Karel (van de Trut):
Ha Flor! Flor: Ha Karel! Een pintje, man.
En dat moet je Karel geen twee keer zeggen! Het leek wel
alsof hij in het geheim nog wat had bijgetraind. De Nul had zijn pintje vlugger
dan ooit voor zn neus staan. Er ging de laatste tijd de ronde dat het eerste
wereldkampioenschap snel-de-klanten-bedienen-in-een-café niet meer lang op
zich zou laten wachten. Karel groeide zienderogen naar zijn absolute topvorm
K: En hoe lopen de zaken? F: Bwa, niet zo goed eigenlijk. K: Heb je nu al een naam voor de winkel? F: Nee, nog niet. Het begint wel tijd te worden. K: Zeker, dan heb ik de oplossing. Flors zuigeling.
Wat vind je daar van? F: Oké, dat wordt het dan. Alé, dan ben ik ook direct
weg. Merci, ik zal het onthouden!
En zo gebeurde het dus. Flors zuigeling was geboren.
K: Ha Flor! F: Ha Karel! Een pintje, man. K: En hoe lopen de zaken? F: Bwa, niet zo goed eigenlijk. Ik denk dat ik er mee ga
stoppen. K: Je bent pas drie weken open man, mietje! F: Ik weet het. Ik heb er geen goesting meer in. Ik denk
eerder om iets anders op te starten, een keiharde wapenhandel of zoiets. K: Hoezo keihard? F: Euhm, ja gewoon keihard. K: Ah, zo. Alé veel plezier zou ik zeggen. Maar bol nu
maar af. Ik ga sluiten. F: t Is amper avond? K: Over sluiten gesproken, als er ene moet zwijgen ben
jij het wel. F: Ah ja, je hebt gelijk Karel.
Hij slofte terug naar zijn winkel. Hoewel het vlakbij was
leek het alsof hij er uren over deed. Hij had pas nieuwe schoenen gekocht.
Witte gympies. Best wel lelijke schoenen. Maar smaak was ook iets waar Flor
absoluut geen kaas van gegeten had. Hij was zijn idee aan het overpeinzen. Een
wapenhandel. Eigenlijk was dit iets waar hij altijd al van gedroomd had. En dat
was nog niet alles. Hij zou ook een nationale schietdag organiseren. Op die dag
kon iedereen, voor bijna geen geld, alle wapens komen testen. Daar zou hij
bekend mee worden. Hij wist het zeker. Dit was zijn roeping. Hij wou meer
wapens onder het volk krijgen. Hij had altijd al gevonden dat er te weinig
zinloos geweld was. Het was beslist, dit werd het. Hij draaide zijn sleutel in
het verroeste slot van zijn winkeldeur, liep recht naar zijn bureau, nam een
plakkaat en schreef met grote letters: WINKEL STOPGEZET BINNEKORT VEEL
WAPENS.
Je mag hier mag 50km/u rijden dacht ik nog. Hij reed
zeker veel harder. Dat kan ook moeilijk anders met een Ford F350. Daar rijd je
geen 50 mee. Dat zou hetzelfde zijn als je vrouw die verkracht wordt. Dat kan
niet, dat mag niet. Wat dat betreft kon ik hem alleen maar gelijk geven. Met
piepende banden draaide hij de enige nog overblijvende parkeerplaats op. Hij
stond vlak voor de enige wapenhandel uit de omstreken. Hoe snel hij was komen
aanrijden, zo traag stapte hij uit zijn wagen en liep op de voordeur af. Zonder
in de etalage te kijken opende hij de deur en verdween zo uit mijn zicht. Ik
moest nog even wachten op mijn mama. Ze was bij de bakker binnen. Ik zat in de
auto. Een rode Volkswagen Golf uit 1998. Ik wist veel van autos. Ik kon daar
uren over lezen. Autos, ja, dat kon me boeien. Ondertussen galmde Dont throw a stone van Zink Floyd uit
de luidsprekers. Zink Floyd was mijn favoriete groep. Ze maakte echte goeie
muziek vond ik. Ik zette het volume wat hoger. Keigoed, die mannen. Of ik zo
later ook wilde worden. Ik weet het niet. Waarschijnlijk niet. Ik was echt
slecht in muziek. Barslecht zelfs. Mijn moeder ging zelfs ooit zo ver door te
zeggen: Wat ben jij slecht in muziek, zeg! Sindsdien probeer ik nooit nog
zelf muziek te maken, alleen te luisteren. En dan vooral naar Zink Floyd. Ze
schijnen hier ergens uit de buurt vandaan te komen, zei mij ooit iemand. Daar
was ze terug.
Ik: Is dat alles? Moeder: Hoe bedoel je? I: Eén zakje met één sandwich. M: Ja, ik had niet genoeg geld bij. I: Ah, dan moeten we nog naar de bank dus. M: Ja, daar rijden we nu naar toe. I: Rijden? M: Ja rijden en kijk niet zo hol. I: Kijk ik hol mama? M: Ja, je kijkt hol.
Mijn moeder parkeerde haar wagen exact twee plaatsen
verder op een net vrijgekomen parkeerplaats. Zo dwaas. Ja dat was nu mijn
moeder. Die kon soms zo dwaas doen. Niet te geloven. Ze stapte uit en verdween.
Een paar tientallen meters verder stond de pikzwarte F350 nog steeds
onaangeroerd. Het nieuws begon. Ik veranderde direct van post. Weer nieuws. Ook
nieuws. Hetzelfde nieuws. Nog eens nieuws. Radio af. Wachten. Opeens was daar
de man van de F350 weer. Hij kwam buiten met een zwarte zak. Hij was geen
opvallende verschijning. Blauwe jeansbroek, zwarte leren jacker en bruine
schoenen. Zijn haar was bruin, kort. Miljaar. Ik keek achterom. Oh nee, daar
had je mijn mama. Ze had haar geld laten vallen. Precies genoeg voor een ganse
maand. Waar zou ze dat voor nodig gehad hebben? Duizend sandwiches? Hij had het
ook gezien. Daar was ik zeker van. Iedereen binnen een straal van honderd meter
moest dat gezien en gehoord hebben. Dat was mijn moeder weer hé. De F350-man
was nog niet vertrokken. Hij had ondertussen zijn aankopen al wel in de laadbak
gesmeten. Mijn mama stapte in de wagen. De bakker is dicht. Het is net 12 uur
geweest. We gaan naar huis. Ze trapte op de gas en weg waren we. Zo ook die
fantastische Ford. We waren allebei weg.
De bel ging. Kaat wandelde naar de voordeur. De voordeur
was pas nieuw. Voorzichtig met de voordeur riep Fons nog vanuit de woonkamer.
Maar Kaat wist wel wat kon en niet kon. Ze was al haar hele leven voorzichtig
geweest. Ze zou de voordeur dan ook met de grootste zorg behandelen. He Jenny,
je bent er al. Ja precies wel hé Kaat. En daar begon het gegiechel al weer.
Pas op Jenny, voorzichtig met de deur. Ze is pas nieuw. Oei sorry, zo
beter? De deur viel zachtjes in het slot en de meiden gingen naar boven, naar
de kamer van Kaat.
Kaat: Je hebt je jurk al aan? Jenny: Ja ik kon niet wachten om dat hier pas te doen. K: Aha, ik snap het al. J: Wat vind je er van? K: Van wat? J: Van mijn jurk natuurlijk! K: Ah, prachtig. Echt iets voor vanavond! J: Dank je. Mijn grootmoeder heeft ze nog gedragen toen
ze achttien was. K: Maar jij bent nog geen achttien hé. J: Nee, nog een paar weken. Ik weet iets wat we dan
kunnen gaan doen. K: Oh, wat dan? J: We kunnen een dagje naar zee gaan. K: Dat zou geweldig zijn! Maar ik ga toch niet mee. J: Hoe, jij gaat toch niet mee? K: Ik ga vakantiewerk doen. Dat heb ik je toch al eens
gezegd. Ik begin trouwens over twee weken al. J: Ja dat is juist, in De Rolstoel. Neem me niet kwalijk dat ik soms dingen vergeet. Je
weet dat ik niet zo goed kan onthouden. K: Dat klopt. J: Zeg, trek je nette kleren al maar aan. Dan zijn we
weg. K: Dan al? J: Ja. We gaan eerst nog iets drinken in De Trut. K: Goed idee Jenny. Voor iemand die niet zo goed kan
onthouden heb jij soms wel erg goeie ideeën. J: Dank je Kaat. Je bent echt mijn beste vriendin!
Kaat trok vlug haar nieuw donkerpaars ensemble aan,
schminkte wat, het was tenslotte een belangrijke avond, en weg waren ze. Bij
Karel sloegen ze elk twee razendsnel gebrachte colas achterover en vertrokken
per fiets naar het college. Eenmaal op de speelplaats zetten ze hun tweewielers
in het fietsenrek, maakten de sloten vast en begaven zich naar de feestzaal.
Jenny moest toch even slikken toen ze de zaal betraden. Kaat zag het en stelde
haar gerust, komaan Jenny, zet je er over en geniet van deze avond.
Jenny was niet enig kind thuis. Ze had nog drie, vroeger
vier, broers. Jan, Piet, Joris en Franske. In tegenstelling tot wat iedereen
dacht was Franske niet de jongste, maar de oudste van de kinderen. Hij was een
buitenbeentje, werd eigenlijk grootgebracht door zijn grootouders, en steeds
minder beschouwd als volwaardig lid van het gezin. Maar dat gold niet voor
Jenny. Zij hadden een speciale band. Ze nam het altijd op voor haar oudere
broer en het was dan ook een zware klap geweest toen Franske een paar jaar
terug op gruwelijke wijze kwam te overlijden, na het galabal.
Nu was ik helemaal wakker. Daarnet had ik nog in een waas
van dromerigheid schimmen voorbij zien vliegen. Die schimmen waren nu mensen
geworden, verpleegsters en dokters. Ik was in het ziekenhuis, in de wachtkamer.
Om de paar minuten kwam een verpleegster de wachtkamer binnen en riep een naam
af. Die persoon kon dan naar de dokter gaan. Mijn moeder zat links van mij. Ze
zat een boekje te lezen. Mijn moeder kon goed lezen. Heel goed zelfs. Eigenlijk
kon ze wel bijna alles heel goed, behalve lopen. Lopen was niks voor haar. Aan
de andere kant langs mij zat een jong koppel met een baby. De baby was volgens
mij nog maar enkele weken oud. Hij zag er zo klein uit en de kinderwagen leek
zo nieuw. De lichtblauwe kleur blonk zelfs nog. Zou het kindje ziek zijn? Ik
weet het niet. Wat ik wel weet is dat de baby mij heeft wakker gemaakt. Hij was
nu luidkeels aan het schreeuwen en brullen. Typisch voor kleine snotters. Ssst
Patrick suste de vader, terwijl de moeder een rare blik in haar ogen kreeg.
Ze sleurde haar dochter van haar stoel. Ze liet daarbij
haar lepel vallen waarmee ze net terug begonnen was haar bord leeg te eten.
Betsy was echt een monster geworden. Ze sleepte haar dochter met haar nieuwe
donkerpaarse broek over de grond. Alsof dat nog niet genoeg was sleurde ze
Kaatje mee de trap op, naar boven. Ik steek je in je kamer en je komt er nooit
meer uit bulderde Betsy. De trap was zeventien treden hoog met een draai naar
links net over de helft. Kaat haar kamer was helemaal op het einde van de gang,
aan de rechter kant, vlak tegenover de slaapkamer van haar ouders. Betsy was
intussen luidkeels aan het hijgen. Als ze op dit moment één ding mocht wensen,
dan was het wel conditie geweest. Dat was iets wat Betsy niet had. H-e-l-e-maal
niet. Nog acht treden. Fons had het intussen in de gaten gekregen en begon
beneden aan de trap zijn lieftallig vrouwtje met opzwepende, zelfgevonden,
oneliners aan te moedigen Hup Betsy, alles geven! Wat de bedoeling was haar
te helpen, draaide net even op iets anders uit. Op twee treden van het einde
was Betsys laatste stukje kracht uit haar vingers gegleden samen met haar
dochter. Kaatje tolde trap voor trap naar beneden. Knotsend en botsend vloog ze
met haar hoofd tegen de houten treden. Ze liet bloedsporen na. Of dat bloed nu
van haar neus of iets anders afkomstig was, dat weten we niet. In ieder geval,
het was heel veel bloed. Fons was intussen ook tegen de vlakte gegaan. Al dat
bloed was hem teveel geworden. Betsy lag boven op de grond te happen naar adem
en zag haar dochter nog net het hoekje om gaan. Het hoekje van de trap. Daar
lag ze dan. Aan bloedingen en breuken geen tekort.
Betsy werd opgepakt en verdacht van poging tot doodslag.
Wat moest dat worden met die vrouw. En de dochter dan
Bijna een week had ze anoniem op de wereld gestaan. De
verpleegsters en de familie hadden haar dan maar baby genoemd. Ondertussen ging ze als Kaat door het leven. Ze was
nu zes jaar.
Haar ouders hadden ruzie gemaakt over hoe ze hun dochter
zouden noemen. Tijdens één van de vele gynaecologische onderzoeken had de
dokter hun vertelt dat ze een zoon mochten verwachten. Een naam kiezen was dan
niet moeilijk meer. Ze hadden altijd gedroomd van een zoontje dat de naam
Patrick zou dragen. Patrick, zo zou hij gaan heten. Zeker weten! Tot die
bewuste dag in 1966.
Fons had nog nooit zo hard gereden met zijn
splinternieuwe citroën. Zijn vrouw, Betsy, ging bevallen. Straks waren ze met
zijn drieën: Fons, Betsy en Patrick. Wat zouden ze gelukkig worden. Ze waren
goed op tijd daar. Omdat Fons geen bloed kon verdragen bleef hij nerveus in de
wachtkamer zitten totdat alles achter de rug was. Maar hij had strips
meegenomen en kon zich zo wat kalmeren. Het bleef maar duren. Na een half uur
kwam de dokter aangerend. Fons, je vrouw heeft het bewustzijn verloren. We
hebben de baby nog net kunnen redden. Fons las nog vlug de resterende dialogen
op pagina achttien en spoedde zich vervolgens richting kamer 69. Net op het
moment dat hij Betsy zag liggen kreeg ze een spuitje. Ze wordt langzaam terug
wakker Fons, maak je maar geen zorgen hoor. Dat stelde hem gerust en hij ging
terug richting wachtkamer om wat verder te lezen tot ze nieuws hadden over de
baby. Daar kwam hij tenslotte voor. Niet voor een vrouw die weer zo haar
streken had. Nauwelijks een kwartier later was het dan zover. Fons werd naar
kamer 69 geroepen. Fons en Betsy, proficiat met jullie dochter. Fons kon het
niet geloven. Had hij dat wel goed gehoord. Een dochter? Hij nam de baby uit de
handen van de verpleegster en checkte direct de mannelijke kenmerken van zijn
spruit. Geen. Inderdaad geen. Het was dus waar, geen zoon, maar een dochter. We
noemen haar toch Patrick zei Fons opeens. En zo ontstond een discussie over de
naam van hun kind. Een week lang.
Fons, Betsy en Kaat waren deze zomer verhuist. Fons
durfde zijn dochter nog wel eens aan te spreken met Patrick, tot grote ergernis
van zijn vrouw, maar Kaat kon er om lachen. Ze begreep er toch niets van. Twee
weken geleden was ze voor het eerst naar haar nieuwe school gegaan. Maak maar
direct veel vriendjes in je klas had haar mama gezegd toen ze haar dochtertje
een laatste kus gaf vlak voor de schoolpoort. Kaat was een heel braaf kind. Ze
deed alles wat haar ouders haar vroegen. Ze zou de hele dag haar best doen,
maar
s Avonds aan tafel. Heb je veel vriendjes gemaakt
Kaatje? vroeg haar moeder. Eén zei Kaatje. Wat, één, hoor je dat Fons, één,
één verdomme, één v-e-r-d-o-m-m-e! Toen was het hek van de dam. Betsy had
altijd al een zwakke psyche gehad. Maar dit sloeg alles, letterlijk dan. De
grote dikke, lichtjes geelachtige, vingers van haar moeder bewogen zich met een
nooit geziene snelheid richting Kaatje haar wang. Ze zag de hand aankomen en
trok haar hoofd zo snel als ze kon naar achter. Net te laat. Met een verschrikkelijke
klap plantte Betsy haar blote hand deels op de wang, deels op de neus van haar
dochter. Het bloed spoot met grote druk uit haar neus, recht in haar bord
tomatensoep dat ze net leeg had gegeten,maar nu terug half gevuld was. Fons,
nooit sterk in gepast reageren, sprak met luide stem eet je bord eens leeg
Patrick. Nu was Betsy helemaal niet meer te houden.
Het waren precies schimmen die heen en weer vlogen. Wit
grijze wezens. Hun gezicht onherkenbaar gemaakt. Heel even bleef er iemand
staan, niet ver van mij af. De contouren van de schaduw werden duidelijker. Er
begon zich een herkenbare vorm voor mij af te tekenen. En toen was het plots
weg. Alles werd weer wazig.
Jenny was een heel goeie, zoniet de beste, vriendin van
Kaat. Ze was echt een geweldig tof mens. Ze lachte altijd. Ze was nooit slecht
gezind. Behalve door één ding. Haar naam. Daar was ze niet tevreden over.
Nochtans is Jenny een heel mooie naam. Haar ouders hadden haar altijd Jenny (lees j-e-n-n-i-e) genoemd. Dus wou zij
ook dat iedereen haar zo aansprak en niet als Jenny (lees z-j-e-n-n-i-e). Maar dat was niet zo evident. Het gebeurde wel
eens dat ze de verkeerde uitspraak hoorde en dáár kon ze niet mee lachen.
Fysiek geweld gebruikte ze niet. Daar was ze niet zo voor en ze was bovendien
ook niet echt sterk. Maar wat deed ze dan wel? Ze zei simpelweg dat het Jenny was en niet Zjenny. Opgelost.
Jenny was vorige week achttien jaar geworden. Geen groot
feest, maar gewoon een avondje stappen met haar beste vriendin. Dat geschiedde
zo. Ze waren met hun tweeën naar café De
Trut geweest. Café de Trut was één van de twee cafés in het dorp. De zaak
richtte zich vooral op jeugdige mensen tussen zestien en dertig jaar, terwijl
het andere café, Bij Jean, eerder
zijn pijlen richtte op zestigplussers. Dat café had in de volksmond dan ook de
bijnaam De Rolstoel gekregen. Voor de
doorsnee veertiger was er dus niets te beleven en zij moesten voor een fris
pintje al gauw tien kilometer verder rijden, naar het dichtstbijzijnde dorp.
Om half acht waren Jenny en Kaat vertrokken met de fiets.
Een kwartiertje later zetten ze hun fietsen, zonder te sluiten, tegen de
zijgevel van De Trut. Er was precies al veel volk. Kaat, er staan hier al acht
fietsen, t is vollenbak precies.
Jenny kon goed rekenen. Inderdaad, het was vollenbak.
De toog stond bijna vol en de twee resterende tafeltjes waren al bezet. Groot
was De Trut niet. Als er twintig man binnen was, zat het zo goed als vol. Er
was wel een podium. Eén keer per maand werd er een lokaal groepje uitgenodigd
om de jeugd te laten kennismaken met hun fantastische songs. En dat was
toevallig vandaag. Deze avond om 22u stipt zou Fink Ployd, een coverband van de
Dire Straits, gedurende anderhalf uur het volle pond geven.
Karel, twee koffies. Karel was de uitbater van De Trut.
Hij stond bekend voor zijn enorme werksnelheid. Nog geen twee minuten later
hadden Jenny en Kaat hun heerlijk dampende koffies al voor zich staan. Mmm,
lekkere koffie zei Kaat. Ja, lekker koffie zei Jenny en ze namen een slok.
Blijkbaar was Kaat iets te euforisch geweest. De koffie baande zich via haar
neus een weg terug richting haar kopje. Ja Kaat, dat komt er van als je te
grote slokken neemt. Niemand had het opgemerkt. Er was dan ook veel lawaai,
want de jongens van Fink Ployd waren ondertussen hun materiaal aan het
klaarzetten.
Karel, twee pintjes. En daar waren ze al. Die Karel
toch. Als er ooit een wedstrijd zou georganiseerd worden voor de snelste cafébaas,
reken dan maar op Karel! Fink Ployd had ondertussen de aftrap gegeven van hun
eerste nummer, Money for Nothing. De eerste noten bonkten door de luidsprekers
richting publiek. Dat waren tevens ook de laatste noten. De geluidsapparatuur
liet het afweten. Vloekend begon één van de jongens op allerlei knoppen te duwen,
terwijl zijn kompaan de bedrading checkte. Maar het was al te laat. De menigte,
ongeveer twintig man, begon met alles wat ze konden pakken naar de band te
smijten. Jenny vond het geweldig. Ze graaide in haar handtas, haalde haar
portefeuille te voorschijn, smeet die richting drummer en barstte uit in een
oorverdovend geschater. Dit was de beste avond die ze ooit had meegemaakt en
nog moeilijk leek om ooit overtroffen te worden. Na enkele minuten kropen de
bandleden eindelijk van het podium en verdwenen in de toiletten. Het feest was
afgelopen. Kaat en Jenny achtten het tijd om te vertrekken. Ze groetten Karel
en gingen naar buiten. Onze fietsen zijn gepikt riep Jenny. Oh nee zei
Kaat. Toch wel zei Jenny nog eens. Marc, die de hele conversatie had gehoord,
bood hen een lift aan, maar de twee vriendinnen kozen er toch maar voor om een
uurtje te wandelen.
Verkoper: Goeiedag Klant: Jaja, t is al lang goed, dag volstaat wel. V: Ok, dag dan. K: Ja, dat is beter. V: Kan ik u helpen? K: Nee, ik ga de klus zelf klaren. Trouwens hoe weet jij
wat ik ga doen? V: Euh, hoe bedoel je? K: Man man, wat is dat hier voor een tent. Eerst begin je
met mij te lachen door goeiedag te zeggen, dan wil je mij ineens helpen zonder
dat ik ook maar iets gevraagd heb en nu begrijp je het allemaal niet meer.
Nadenken is nooit uw sterkste punt geweest precies? V: Klopt, daar ben ik nooit sterk in geweest. K: Ik dacht het wel. V: Maar als ik je niet kan helpen, wat kom je dan
eigenlijk doen in mijn zaak? K: Ah zo bedoel je. Helpen om het geschikte materiaal te
vinden? V: Ja natuurlijk. Wat dacht je, dat ik uw gras zou
afrijden of wat? (denkt: en ik zou er
direct uwe bol ook eens onder steken met die afgrijselijk lelijke manen van u) K: Ja ja stop maar, het begint hier al te stinken. V: Euhm. K: Uwe bek man, uwe bek stinkt geweldig hard. Zelden
meegemaakt, zo een stinkbek. Heb je vervallen lookbroodjes gegeten of zo?
Terwijl de man achter de toog een onnozel verhaaltje
afstak over zijn mondhygiëne en dat ie deze middag geen lookbroodjes had
gegeten, dacht hij door die geur spontaan terug aan zijn woensdagnamiddagen bij
zijn tante Felicienne. Omdat zijn moeder vroeger ging werken, moest hij de
woensdagmiddag na school naar zijn Tante. Ze woonde maar enkele huizen van hun
verwijderd. Hij had net wel gezegd dat het stonk naar vervallen lookbroodjes,
maar klopte dat wel? Nee! Nu wist hij het weer. Dat was de geur van de vis die
mijn tante eens had klaargemaakt. Ja ja, dat was het! Dat was iets toen. Mijn
tante had eens vis klaargemaakt. Dat ze iets klaarmaakte mocht al een wonder
genoemd worden. Ze kon veel dingen goed, behalve koken. Waarschijnlijk was zij
één van de slechtste kooksters van het westelijk halfrond. Maar goed, ze had
eens vis klaargemaakt. En wij, mijn neefje en ik, maar smullen. Tot s avonds.
Toen begon het. Langs alle kanten spoten de brokken uit ons lijf. Leeg dat ik
mij toen gevoeld heb, niet te geloven. KLETS!
K: Auw! Wat is er toch jong? Blijf eens van mijn lijf. V: Ik zit hier maar te vertellen en gij zit daar wat te
dromen. K: Mag dat dan niet of wat? V: Hangt hier een bordje Dromen toegestaan? K: Neen. V: Awel dan? K: Ok dan. Zeg, maar waar ik eigenlijk voor kom. Ik ben
op zoek naar een vette kruisboog en een jachtgeweer. V: Sorry, vette kruisbogen verkoop ik niet. K: Wat is dat daar dan? V: Een gewone kruisboog. K: Ah. Alé dan, t is ook goed. Wat voor kwaliteit is
dat? V: Topkwaliteit. Alles hier is topkwaliteit. K: Mooi zo. Doe die dan maar en doe er dat jachtgeweer
maar bij. V: Welk? Dat achter die kruisboog ligt? K: Nee, dat er vóór ligt. V: Ok meneer. K: Doe er maar de gepaste munitie bij en zet alles maar
op mn klantenkaart. V: Wij hebben geen klantenkaarten. K: Spijtig. Dan wordt het eens hoog tijd dat je daar mee
begint! V: Alstublieft en veel plezier ermee! K: Dat zal wel lukken! (lacht)
De laatste vrijdag van het schooljaar was traditioneel
het hoogtepunt voor de laatstejaars leerlingen van het college. Morgen was het
weer zover, dan werd het galabal georganiseerd. Het stond symbool voor het
einde van een lange saaie leerperiode en het begin van het echt volwassen
leven. Sommige leerlingen gingen nu werken, anderen kozen ervoor om nog een
vervolg te breien aan hun studies. Om die reden ging het er op zo een galabal
dan ook altijd zeer losbandig aan toe en vloeiden menig liter alcohol door hun
opengesperde muilen. Het hoogtepunt had men ongetwijfeld in 1978, zes jaar
geleden, meegemaakt. Vier kameraden zetten het op een zuipen. Niet alleen water
en koffie, maar vooral bier, heel veel bier. In hun vrijheidsstrijd sleepten ze
de eeuwige nerd Franske mee naar een ongekend hoog alcoholpromille. Franske
stond in het college, zowel bij leerlingen als leraars, bekend als een dikke
loser. Geen gewone loser, maar een echte dikke loser. Franske presteerde het om
zich nog steeds door zijn oma te laten afzetten aan de schoolpoort. Dat ging
natuurlijk gepaard met het nodige gezoen en geknuffel. Dat was één. Twee. Het
laagste cijfer dat ooit op Franske zijn puntenkaart had gestaan was, zo deed
het gerucht de ronde, 88 procent. En dan drie. Zijn kleren. Inderdaad, zijn
kleren. Droeg Franske in de winter shorts of waren het te korte broeken?
Niemand die het wist. En dan die T-shirts, die kleuren, fel rood of fel groen.
Het gebeurde regelmatig dat autos stopten omdat ze dachten dat het rood licht
was. Maar goed, Franske was dus zo zat als iets. Om erger te voorkomen werd hij
door lange Jaak, de leraar Biologie, naar huis gestuurd. Om 21,32u zat Franske
al terug op zijn fiets. Het is te zeggen, half liggend en met zijn blote been
over de grond slepend, bewoog hij zich voort richting oma. Hij was ongeveer
anderhalf uur op het bal geweest. Ondertussen was het al bijna middernacht en
Franske was bijna thuis toen opeens zijn linkeroor geweldig hard begon te
trillen. Zijn ogen openden zich en een fel geel licht verblindde hem. Heel even
maar. Toen was alles zwart, gitzwart. Franske was dood. Hij was gevallen over
de spoorweg en daarbij ook nog eens in slaap gesukkeld. Zijn lichaam was in
tweeën gescheurd door een aanstormende goederentrein. De identificatie van zijn
lichaam had verrassend weinig moeite gekost. Hoewel zijn bovenlichaam deed
denken aan een doorsnee maaginhoud, werden zijn benen direct herkend aan zijn
broeklengte. Sindsdien pleitten de ouders voor een alcoholverbod tijdens het
jaarlijkse galabal. Dit werd door het organiserende studentencomité natuurlijk
jaar na jaar verworpen. Zo ook die bewuste vrijdagavond in juni. Het bal was al
enkele uren bezig. Het zag er dit jaar nogal gewoon uit. De feestzaal van het
college was sober ingericht. De interieurstukken bestonden slechts uit een
DJ-set en een gigantische toog.
De vloer was intussen omgetoverd tot een vijver van bier
en allerhande ongezonde mengsels. Flor was geen modelstudent. Hij was vijf jaar
op rij met de hakken over de sloot geraakt, maar in het zesde jaar hadden zijn
leraars die sloot in het geniep wat breder gemaakt. Resultaat: dit was Flors
tweede galabal op rij. Wiskunde, Frans, turnen, het kon hem allemaal niets
schelen. Het enige waardoor hij geboeid was,waren wapens. Terwijl al zijn medestudenten probleemloos de maaltafels
opzegden, zo ratelde hij vlotjes alle types semi-automatische wapens af. Zijn
ouders konden niets aanvangen met hem. Echt niets, nul. Zo is hij ook aan zijn
bijnaam gekomen, de Nul. Op het vierde middelbaar was zijn vader hem eens komen
afhalen op school. Flor stond nog wat met zijn vrienden te babbelen buiten de
schoolpoort totdat zijn vader dit zodanig moe werd dat hij riep: Hey Nul, hier
komen, nu! En zo wist iedereen het. De Nul was ondertussen ook al ferm
aangeschoten. Zijn coördinatievermogen, dat nooit veel had voorgesteld, was
door de overvloedige alcoholinname helemaal verdwenen. Regelmatig moest hij
door zijn medestudenten recht geholpen worden. Maar hij was nog bij volle
bewustzijn. Het verhaal van wijlen Franske indachtig, vergreep hij zich een vol
uur aan de cola en Royco Minute Soup. Ondertussen had hij tijd genoeg gehad om
eens goed rond te kijken. Hij had haar lang in de gaten gehouden met die
typische blik van een wapenfreak. Soms twijfelde hij, had ze hem gezien, of
toch niet. Hij dacht van wel, maar ja, hij dacht ook zo veel. Mettertijd had
hij terug de volledige beschikking over zijn evenwicht en coördinatie herwonnen
en hij zei bij zichzelf: lets go Flor! De Nul wandelde met grote stoere
stappen op zijn prooi af. Hij had pas nieuwe schoenen gekocht, zwarte gympies.
Door de luide muziek kon je het ergerlijke gefiep niet horen, maar goed ook.
Hij kwam steeds dichterbij. Ze had een donkerpaarse baljurk aangetrokken. Je
kon het niet met zekerheid zeggen of de jurk nu van haar grootmoeder of haar
overgrootmoeder geweest was. Wat maakt het uit, ze stond er beeldig mee.
Slechts twee meter was Flor nog van haar verwijderd. Ai, de openingszin, die
was hij vergeten! Hoe kon hij nu zoiets vergeten. Maar nu was het al te laat,
zij had hem zien aankomen. Zijn hersens hadden zelden zo snel gewerkt als toen.
Binnen de twee seconden had hij een besluit moeten nemen. Heeeey, hoe is t?
Kleine stukjes grijs grauwe hersenmassa spatten tegen het
oude behangpapier uiteen. Met een knetterend geluid ketsten deeltjes schedel
tegen de stenen grond. Het oude zwart bruine jachtgeweer viel door de klap in
de zetel. Het tafereel had iets van een onthoofding met een kettingzaag. Ze was
op slag dood.
Een
doodgewoon misdaadverhaal, in een doorsnee dorp, in het verleden, het heden en
de toekomst, verdeeld in talrijke afleveringen. U maakt kennis met een pak personages. Wie is wie? Wie heeft wat met wie te maken? Is het nu echt of niet? Volg het gewoon!