Daar lig je dan, in een ziekenhuis, veel bezoek om je heen, maar je wil alleen zijn. Gecontroleerd worden, verplicht scheren met een machientje in plaats van een mesje. Eten op je kamer, omdat je niet buiten de vier muren van je veilige kamer komt. 's Nachts slaap je niet, maar luister je naar het gesnurk van je kamergenoot. Word je bang als dat snurken ophoud. Verdrietig en bang dat een wildvreemde, naast je, misschien gestorven is... absurd, denk je dan, als je opnieuw wat zacht gesnurk hoort. Een opluchting, maar tegelijk schrikken, jezelf niet meer kennen, niet meer fatsoenlijk kunnen nadenken omdat alles tegelijk in chaos door je hoofd vliegt. Stukje bij beetje raap je deeltjes van jezelf op, bekijk je de deeltjes van alle kanten, leg je ze even terug, denk je erover na, raap je ze weer op en beslis je welk stukje je wil houden. Je zet een voet uit je kamer, wandelt met een schijnbaar traag tempo de gang op om zo snel mogelijk terug in paniek je kamer binnen te lopen. Je eet na een week de eerste keer samen met de groep, een succesje, maar je krijgt geen hap door je keel. De eerste keer een klein stapje naar buiten, een uurtje, nog niet, maar doodop kom je terug, genoeg gedaan voor vandaag en de dag is nog maar net begonnen.
Het lijkt me het best om mijn blog te starten op het moment dat ik, als in een film gezogen, klaar stond om te springen. Onwezenlijk, plots is die éne druppel teveel, in mijn geval leek het wel meer een extra emmer i.p.v. een druppel. Tot dan toe had ik er nooit last van ondervonden, maar toen ik daar naar beneden keek, ontwikkelde zich plots een sterk gevoel van hoogtevrees. Toch nog klaar om te springen, begonnen mijn gedachten te malen, het ergste wat me kon overkomen, was mijn val zwaar gehavend overleven. Was dit hoog genoeg, zou ik op tijd springen, zou ik de hoogspanningskabels raken en zouden ze me levend roosteren of zwaar verbrand laten leven, zou, zou, zou...?
Een toevallige passant leek me opgemerkt te hebben, ik moet er al een tijd gestaan hebben, maar tijd was niet wat me toen bezighield. Hij sprak me aan en ik stortte neer, niet naar beneden zoals mijn plan was, maar vanbinnen. Geen woord kwam er nog uit, enkel tranen. Tot ik met mijn hoofd tegen de bovenkant van het portier van de politiecombi botste. Ik had net een zelfmoordpoging achter de rug, zat in een combi, had totaal geen besef dat het over mijn leven ging, maar ik zag er de grap wel van in. Dat moet een sukkel zijn, was mijn eerste gedachte, in al die films en series zeggen ze: "pas op met je hoofd", als ze iemand in een combi duwen en uitgerekend ik sla met mijn hoofd er tegen.
Daar zat ik dan, even later, in het politiebureau, statisch, geen traan, geen glimlach, lege gevoelens, een leeg hoofd, het leek allemaal niet echt te gebeuren en ik herinner me het ook alsof het niet met mij gebeurd is. Tot mijn vader de verhoorkamer binnenstapte, opnieuw stortte ik naar beneden. Wat wou ik zo graag dat ik gesprongen was!