In het plaatje is te zien hoe de wetenschappelijk methode hoort te werken. Je ziet iets, dan stel je over het waargenomen fenomeen een hypothese op. De gestelde hypothese wordt met gedachte- en fysieke experimenten getoetst. Vele malen. Als hij ook maar één maal faalt moet de hypothese aangepast worden. Dan begint het testen van de hypothese opnieuw. Dezelfde experimenten moeten herhaald worden en daarna moeten nog extra experimenten gedaan worden. En geen enkele keer mag de hypothese falen in haar verklaring van de observaties tijdens het experiment. Vervolgens wordt de hypothese pas een theorie. Geen voldongen feit nog, maar een theorie. Een theorie heeft bewezen in haar kinderlijke hypothesetijd sterk te staan. Een theorie wordt wederom vele malen getoetst middels experimenten. De theorie moet álle experimenten kunnen doorstaan. Doorstaat hij deze niet moet er een nieuwe hypothese gemaakt worden en kan de theorie komen te vervallen. Daarvoor in de plaats moet dan een nieuwe theorie komen. Pas nadat een theorie lange tijd is getoetst en er duidelijk verklaarbare wetmatigheden ontdekt zijn, die alle experimenten en resultaten volledig kunnen verklaren, kunnen deze als wetmatigheden beschreven worden. Dan kan nog altijd dit weer vervallen doordat wetenschappelijke experimenten aantonen dat de natuurwet niet alle werkelijkheid kan verklaren. Maar een hypothese moet wel heel sterk groeien, kan het een theorie wegbeuken, en een theorie moet een grote jongen/meid worden voordat het een wet kan kraken. :