De sportzomer 2016 zit er alweer op, net op het moment dat ook de festivalzomer het voor bekeken houdt. Dit kan geen toeval zijn. En inderdaad, enige onderzoeksjournalistiek leert dat de reden moet gezocht worden bij het alles overkoepelend geheel, de zomer an sich, die ten einde loopt. Maar het mag gezegd: er werd op zijn minst geƫindigd in schoonheid. De Olympische Spelen verrassen me elke vier jaar weer. Waar zo'n sportzomer het op papier telkens opnieuw vooral moet hebben van het E- of WK-voetbal, blijkt niet voor het eerst dat het de Olympische Spelen zijn die voor de eigenlijke catharsis zorgen.
Gelukkig voor jullie heb ik daar een theorie over. Een voetbaltornooi leeft bij uitstek van de hoop. De hoop dat Belgiƫ wereldkampioen wordt, of als het echt niet anders kan Europees kampioen. Lang voor het tornooi is de gelukspiek zo al bereikt. De droom is gedroomd, er staan enkel nog wat wetten en praktische bezwaren in de weg. Het speelschema wordt van voor tot achter uitgeplozen. Mogelijke tegenstanders in de achtste, kwart- en halve finale worden op hun merites beoordeeld. Vanaf de bekendmaking van de selectie neemt de negativiteit het vervolgens over, alsook de angst om te verliezen. Kleine ergernissen zetten krassen op het moreel, tot de onvermijdelijke uitschakeling volgt.
Wat een verschil met de Olympische Spelen. Het ene moment blijkt dat rondjes paraderen met een paard daadwerkelijk een olympische sport is, het volgende bevind je je in de halve finale hockey tegen Holland. We vertrekken met nul medailles en alles wat erbij komt is bonus. Door de tijdsverschillen met Rio leek er ook op elk ogenblik van de dag iets te kunnen gebeuren. Ik ben er nog altijd niet helemaal achter hoeveel uren ze daar nu precies voor of achter lopen, maar stond in elk geval steeds paraat. Enkel Pieter Timmers wist me te verrassen door tijdens mijn slaap naar zilver te zwemmen. Beetje laf eigenlijk. Maar anderzijds, dat is topsport: elk klein foutje wordt afgestraft.
|