Wie me
kent, weet dat ik een wielerliefhebber ben. In mijn glorietijd heb ikzelf op
een recreatief niveau gefietst met een 3-wieler. Tijdens die periode heb ik het
afzien kunnen waarderen. Echt, eens je kan afzien op de fiets, groeit de passie
alleen maar: het snot van mijn gezicht afvegen, dicht aan mijn overslagpols
rijden (niet te lang en altijd wetende dat je overslagpols 220 slagen per
minuut is minus je leeftijd), stikkapot zittende wetende dat ik nog 34 km van huis was,
Heerlijk!
En nu volg
ik de koers via diverse kanalen: tv, krant, websites alsook mensen die dicht
bij de renners staan, zoals Rik Van Slycke (sportleider bij Dekeuninck Quick-Step),
Paul Van Hyfte (chauffeur volgautos) en Pieter Bruggeman (mecanicien bij
Shimano).
Om de
koerspanning nog dichter bij te brengen ben ik lid van een grote besloten groep
mensen die gokken op wedstrijden. Gokken is een groot woord want het kost me
niks en het brengt niets op.
Vanuit deze
invalshoek ben ik zo vrijblijvend om hier een 10-tal renners te vermelden van
wie ik denk dat ze kunnen scoren in de voorjaarsklassiekers.
1)
Soren
Kragh Andersen (Den) 24 jaar, Team Sunweb: is een gepatenteerd hardrijder en is
schaduwkopman naast Bling Bling Michael Matthews. De Ronde van Vlaanderen
moet hem liggen.
2)
Dylan
Theuns(Bel), 26 jaar, Bahrein Merida: is
vorig jaar echt doorgebroken. Houdt van nijdige en iets langere hellingen.
Hoewel hij de E3-prijs Harelbeke zal betwisten, verwacht ik hem meer in De
Brabantse en De Waalse Pijl. Of zijn peilen reiken tot in Luik Bastenaken
Luik hangt af van de conditie die dag.
3)
Egan
Arley Bernal Gomez (Col), 21 jaar, Team Sky: hem zullen we zeker zien in de
Ardennen. Dit heeft hij vorig najaar belooft. Hij geldt als een fenomeen, maar
zoals iedere Colombiaan is hij snel volgroeid en bestaat de kans dat hij binnen
2 jaar al aan het maximum van zijn kunnen zit. Bij een Westerse wielrenner
verwacht men zijn echte topprestaties op 28 29-jarige leeftijd.
4)
Jasper
Philipsen (Bel), 20 jaar, UEA-Team Emirates: heeft perfect de overstap gemaakt
naar een Worldtourploeg. In de recentste Tour Down Under wist hij reeds een
sprint te winnen op een verbluffende manier. Werd vorig jaar werd hij omschreven
als nog beter te zijn dan Tom Boonen, wat wijst dat hij meer kan dan sprinten
alleen. Hij zal heel veel voorjaarsklassiekers rijden. Enig nadeel: hij deelt
het kopmanschap met Fernando Gavirria.
5)
Mads
Pedersen (Den), 23 jaar, Trek-Segrafredo: is een werkmier die vorig jaar reeds
meermaals in beeld kwam tijdens de finale van onder meer de Ronde van
Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Hij woekert mijn zijn enorm krachtenpotentieel,
maar moet zich helaas opofferen voor John Degenkolb en Jasper Stuyven.
6)
Mike
Teunissen (Ned), 26 jaar, Team Jumbo Visma: heeft de overstap gemaakt van
Team Sunweb om meer zijn kansen te mogen gaan. Vorig voorjaar reed hij al met
de besten mee, zoals Mads Pedersen. Hij moet in staat zijn om nog meer gensters
te gooien. Deelt het kopmanschap met Wout Van Aert.
7)
Wout
Van Aert (Bel), 24 jaar, Team Jumbo Visma: in tegenstelling tot vorig jaar
kan hij rekenen op een ploeg die hem beter kan omringen. Hoewel hij geen super
gevoel kan overhouden van het voor hem afgelopen veldritseizoen, is hij gemotiveerd
en in staat om goede resultaten te behalen.
8)
Mathieu
Van Der Poel (Ned), 24, Corendon Circus: overvleugelde het bijna afgelopen
veldritseizoen en wil er graag een verlengstuk aan breien in het voorjaar. De
wedstrijden die hem als gegoten moeten liggen zijn de Brabantse Pijl en de
Amstel Goldrace. Niemand twijfelt aan zijn talent, maar zijn enige zwakte is
zijn ploeg die hem bijstaat.
9)
Matej
Mohoric (Slo), 24jaar, Bahrein
Merida: wat heb ik vorig jaar genoten van zijn kunnen. Als neoprof liet hij
menig renner zijn poepje ruiken (figuurlijk). Net als Peter Sagan laat hij zijn
fiets zijn ding doen. Hij rijdt een 5-tal klassiekers. Ik verwacht hem in
Milaan San Remo, alsook in Gent-Wevelgem moet hij zijn streng kunnen trekken.
10)
Remco
Evenepoel (Bel), 19 jaar Decueninck Quick-Step: wordt overladen met
superlatieven en terecht. Hem opnemen is weliswaar een echte gok, want hij zal
slechts aan één klassieker deelnemen: de Scheldeprijs. Deze kan hij niet winnen
omdat hij niet kan sprinten. Hij zal moeten werken voor Jakobsen, Viviani of
Hodeg.
Kinderen
onder de 6 jaar worden best toegewezen aan één ouder wanneer het koppel beslist
om uit elkaar te gaan. Het co-ouderschap kan voor de verdere ontwikkeling van
het kind een belemmering zijn. Het is een wetenschappelijke conclusie, die
navolgbaar is maar die op zijn zachts gezegd met de nodige zorg moet bekeken
worden.
Kinderen
die alternerend een weekje bij de mama en bij de papa wonen, hebben meer last met
het inslapen, kunnen meer prikkelbaar zijn en zijn minder zelfregulerend. Dit
kan weggenomen worden door deze kinderen tot aan hun zesde te settelen in een
zo vertrouwd mogelijke omgeving, waar dezelfde regels gelden en het repetitieve
karakter de zelfontplooiing van het kind ten goede kan komen. De ouder bij wie
het kind niet woont, kan zijn of haar kind(eren) zien op afgesproken
tijdstippen en zelfs voor meerdere uren in de voor het kind belangrijke
setting.
Tot daar de
theorie. Is deze steeds haalbaar? Neen, ondubbelzinnig neen. Vooreerst wordt in
deze theorie een van beide ouders schromelijk benadeeld. Ten tweede wordt vrij
vlug voorbij gegaan dat de communicatie bij scheidende koppels niet zelden
optimaal is. Het belang van hun kind(eren) staat buiten kijf en alsook de daaraan
gekoppelde opvoeding, maar een bezoekrecht organiseren in de thuissituatie van
de ex-partner kan zelfs nefast zijn voor alle partijen. En dat dient vermeden
te worden.
Elke
situatie is natuurlijk anders en een pasklare oplossing ligt soms niet binnen
handbereik, maar kan vergemakkelijkt door alle actoren die betrokken zijn bij
de opvoeding van deze jonge kinderen in stelling te brengen en hun de liefde en
levenskwaliteit aanbieden die ze verdienen.
Met nog één
Vlaamse klassieker te gaan, de Brabantse Pijl, kunnen de beschouwingen over de
Vlaamse voorjaarklassiekers geschreven worden. Meestal zullen deze gaan over de
geleverde prestaties van onze (Vlaamse) wielerhelden. Maar meer dan voorgaande
jaren moet er tijd vrijgemaakt worden om de leefbaarheid van de Vlaamse
klassiekers te vrijwaren. De diverse ongevallen indachtig, moeten er duurzame
maatregelen komen die het organisatorische van één klassieker overstijgen.
Het
ontbreekt het peloton sinds de eeuwwende aan leidersfiguren en collegialiteit.
We hebben een Boonen en een Cancellara die het peloton enigszins kunnen
dirigeren. In de Giro van enkele jaren terug deed Cancellara de rit
neutraliseren, wegens het gevaarlijke parcours. Anno 2014 zijn er tal van
toprenners in wording, vrijwel jonge talenten, die zich niet meer laten leiden
door collegas. Het ploegbelang is prioritair
Ook de top van het peloton wordt breder, dankzij de
specialisatie voor bepaalde koersen. Dit heeft als gevolg dat de finale wordt
aangesneden met 50 tot 60 renners die allemaal denken deze klassieker te kunnen
winnen. Hierdoor wordt het koerspatroon volledig hertekend. Vroeger steevast mocht
een kopgroep minuten wegrijden in de wetenschap dat ze in de finale tekort kwam
om het tot aan de meet uit te zingen. Eens de kopgroep weg was, zaten de
kopmannen op hun gemak en werden ze omringd door hun ploegmaten. Vandaag is dit
minder uitgesproken, waardoor de zenuwachtigheid in het peloton voortdurend
aanwezig is. In jargon uitgedrukt, de druk naar voor in het peloton neemt toe,
waardoor renners in gaten duiken die er niet zijn. Vandaar dat valpartijen
schering en inslag zijn.
Het in
gaten duiken vereist stuurmanskunst en in het peloton rijden, is een
uitdaging. In hun opleiding wordt daar veel te weinig aandacht aan geschonken.
De beste leerschool is de piste. Pistiers zal men zelden zien vallen en kunnen
veel gemakkelijker wringen doorheen het peloton. Niet zelden nemen ze hun
ploegmaten of kopmannen mee op sleeptouw.
Een
bijkomend probleem is dat renners vanuit de volgwagen gestuurd worden via een
communicatiesysteem, ook wel oortjes genoemd. De renners krijgen zoveel
consignes vanuit de ploegwagen dat de alertheid van deze renners afgebot
worden. Sterker nog, vanuit de ploegauto wordt voortdurend aangegeven om tijdig
te drinken en te eten. Op die wijze worden renners teletubbies. Zo wordt
vastgesteld dat in semi-klassiekers waarin geen oortjes aanwezig zijn, de
renners onbeholpen koersen, waardoor ze vlugger een klop van de hamer krijgen. De
natuurlijke selectie in de wedstrijd kent een normaler verloop. En vaak is het
zo dat er in die wedstrijden minder gevallen wordt.
Ten slotte
moeten de toeschouwers langs de weg, die elk jaar toenemen, meer discipline aan
de dag leggen. Wielrennen is bij uitstek de sport, waarbij supporters hun
idolen van zo dichtbij kunnen aanraken. Verschillende renners hebben daar
schrik voor. Ook staan mensen op gevaarlijke punten om toch maar die ene glimp
te kunnen opvangen. Renners die aan 60 km/uur rijden, hebben enkel oog voor het
wiel voor hen. En alles wat er langs hen gebeurt, wordt door hen niet gezien.
De voorbije
week hebben verschillende politieke partijen hun berekend kiesprogramma kenbaar
gemaakt om bij te dragen aan hun geloofwaardigheid. Dit kenbaar maken is een
totaal nieuw gegeven in ons land. De grote vraag is of daarmee de kiezer
geholpen wordt, of sterker nog, of dit de kiesuitslag zal bepalen. Dit zal voer
zijn voor de analytici na de verkiezingen.
Dat door
het becijferde programma een partij zich meer kwetsbaar opstelt, is een
lachertje. Iedere partij komt uit bij dezelfde themas: creëren van jobs, het
betaalbaar houden van de sociale zekerheid, minder (loon)lasten en de
ontvetting van de verschillende overheden.
Het zijn
voor de hand liggende themas en hun cijferwerk is volksmisleiding. Concreet:
de sociale zekerheid heeft een budget van ruim 100 miljard. De partijen hameren
op activering van werklozen en het snoeien in tijdskredieten. Dit is een
wenselijk voornemen, maar het gaat hier slechts om 7,9 miljard waarin ze hopen
te besparen.Ook om hun
programma betaalbaar te houden, wordt er teveel uitgegaan van meevallers, zoals
de economische groei en de terugverdieneffecten die daaruit voortkomen. En
indien er toch nog een gat dicht te rijden valt, rekenen ze massaal op de meeropbrengsten
uit fiscale fraude, die de melkkoe geworden is van de jongste legislatuur.
Wat
bovendien opvalt in hun cijferwerk, is de afwezigheid van Europa. De Belgische
of Vlaamse regering heeft slechts een beperkte autonomie. De uitdagingen die
Europa ons oplegt, zijn gigantisch: het begrotingstekort aanpakken met structurele
maatregelen, de arbeidsmarkt flexibeler maken en meer inzetten op groene
stroom. Als we naar dit laatste item kijken, is het heel bedroevend gesteld.
Ons land heeft beslist om de kerncentrales te laten uitdoven. Dit betekent dat
er tegen 2025 eventjes 13.000 Megawatt moet gevonden worden, waarvan 12%
bijkomend uit groene stroom. Als men weet dat het jaren kan duren vooraleer een
energiecentrale volop kan draaien, is enige actie wenselijk. En investeren kost
geld en het geld is op.
Ten slotte
wordt de recente staatshervorming vanaf juli uitgevoerd. De deelstaten krijgen
extra bevoegdheden en hefbomen, maar slechts 80% van de middelen. Als men dit
alles in overweging neemt, is de conclusie dat de komende regeringen een erg
strak beleid dienen te voeren en zich niet laten verzanden in een ideologisch
steekspel dat de maatschappij echt niet dient. Meer dan ooit heeft de burger
nood aan een duidelijke wetgeving in plaats wetten die enkel dienen om een
steekvlam te blussen. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje en het minste
dat we vragen is goed bestuur dat bijdraagt tot een warme maatschappij.
Elke wereldburger zou jaloers moeten zijn op het politieke
bestel van België. De perceptie kan zijn dat België geen crisis kent, of
sterker nog in voorspoed en rust leeft. Immers, het Belgische parlement keurt
in ijltempo de ene onbenullige wet na de andere goed. Deze week werd de wet
over de dubbele naamgeving en de keuzevrijheid erin goedgekeurd. De bevoegde
minister was trots dat die belangrijke wet gestemd is.
Deze wet is, Frankrijk buiten beschouwing gelaten, alweer
uniek in de wereld. Inderdaad, er zijn nog landen waar een dubbele naamgeving
mogelijk is, denk maar aan Spanje. Maar daar draagt een persoon de naam van de
vader en van de moeder. Een keuzemogelijkheid wordt er niet toegestaan. In ons
land is het mogelijk dat een geboren kind enkel de naam van de moeder draagt. Op
zich is daar niets op tegen, maar het stelt wel de vader buitenspel.
Een kind wordt gebaard door de doorgaans natuurlijke moeder.
De ontstane band tussen kind en moeder is meer verstrengeld dan met de vader,
wat geenszins wil zeggen dat de liefde voor de vader minder is dan voor de
moeder. De vader kon tot vorige week enkel zijn doorgeven aan zijn kind als
teken van erkentelijkheid en bescherming. Thans is de mogelijkheid geboden om
dit door te knippen.
De naamgeving aan een kind van de tweede generatie wordt
door deze wet een loterij. Dit kind kan tot 10 mogelijke combinaties van familienamen
krijgen, en dit is verbijsterend. Het kan voorkomen dat een kind een dubbele
naamgeving draagt die telkens verwijst naar de familienaam van de moeder van de
ouders van de eerste generatie.
Bij een oefening op school waarbij gevraagd wordt naar de
naam van de grootvader langs vaderskant kan het kind in complete verwarring
komen, want het draagt zijn / haar naam niet. Dit voorbeeld is misschien ver
gezocht. Maar whats in the name.
In Leiden, Nederland, zijn de inwoners woedend op hun
Wethouder omdat hij, zonder hun medeweten, al een tijd een pedoseksueel
huisvest die zijn straf heeft uitgezeten. De adresgegevens van die man werden
door een krant bekendgemaakt. Het gevolg is dat zijn woning beklad wordt en dat
hij wellicht zou moeten verhuizen. Dit bewijst eens te meer dat wij als
samenleving niet overweg kunnen met het complexe pedofilieprobleem.
Dat wij schrikken dat een vrijgelaten pedoseksueel bij ons
komt wonen, is menselijk, want elke ouder wil zijn / haar kind behoeden voor
pedoseksuelen. Maar dit betekent niet dat we de reïntegratie mogen belemmeren
indien hij zich houdt aan de maatschappelijke waarden en normen. Deze
afbakening dient nauwlettend bewaakt te worden door een deskundige en blijvende
nazorg.
Heeft de Wethouder een fout gemaakt door zijn inwoners niet
in te lichten? Ondubbelzinnig neen wegens de uitingen van het NIMBY-syndroom.
Elke misdadiger die zijn straf uitgezeten heeft, moet toch gehuisvest kunnen
worden of willen we een dorp of stad bouwen voor ex-gedetineerden, wat neerkomt
op een verlenging van het gevangenisschap
Dichter bij huis vraagt een pedofiel (niet te verwarren met
een pedoseksueel) euthanasie aan omdat hij bang is een misdrijf te plegen.
Pedofilie behoort tot de groep parafilie die behandelbaar is, maar het moet
nog bewezen worden dat pedofilie een ongeneeslijke ziekte is, wat een belangrijke
voorwaarde is voor de toepassing van euthanasie. Wat wel zo is, is dat pedofilie
vaak leidt tot psychisch lijden en vaak gepaard gaat met andere psychische
problemen.
De persoon die aangeeft te willen sterven uit angst, voelt
zich vereenzaamd, depressief en beleeft nog nergens plezier aan. Hij wil er
niet meer zijn. Dit is een schrijnend gegeven en verdient medeleven. De keuze
voor het leven dient altijd vooropgesteld te worden, ook al schuilt het gevaar
dat de behandeling faalt en de man zich alsnog vergrijpt aan kinderen. Daarom
moet het ons aanzetten om nog meer in te zetten op maatgerichte en
gediversifieerde zorgverlening en preventie. Want elk vergrijp aan een kind is
er één te veel.
Deze week is de wet goedgekeurd die het mogelijk maakt om
ook kinderen die ongeneeslijk ziek en wilsbekwaam zijn te euthanaseren. Deze
wet is het sluitstuk van een debat dat het parlement 37 weken heeft gevoerd en
waarvan sommige politici vonden dat het nu echt tijd was om dit ter stemming te
brengen, wegens te belangrijk. Wie deze wet leest, fronst wellicht de
wenkbrauwen omdat deze wet te slordig is: wanneer is een kind wilsbekwaam, het
deskundigheidsrapport van psychologen is een resultante van momentopnames en is
an sich waardeloos, of draagt in het beste geval slechts een fractie bij tot
het geheel.
Meer nog dan het inhoudelijke van deze wet, rijst de vraag
of deze wet en andere wetten, geschoeid op leest van het individu, het
maatschappelijk belang voorop stelt. Het is goed om, binnen maatschappelijk
gedragen grenzen, de mogelijkheid te creëren over het eigen lot te beschikken.
Maar het is onweerlegbaar dat die grotere individuele keuze de maatschappij
beïnvloedt. Hierdoor zal men blijvend moeten waken dat beiden evenveel respect
verdienen en beschermd worden, zodat een nieuw en harmonieus evenwicht kan
gevonden worden.
Meer en meer zal dit evenwicht op de proef worden gesteld en
zal het maatschappelijk gedragen individualisme leiden naar een individualistische
maatschappij, waarin het zorgdragen voor de ander en het omgaan met lijden
vervelt. Want dit is de essentie van deze levensbeschouwende wetten: het zoeken
naar menswaardige alternatieven wordt bemoeilijkt omdat een pasklaar en
onomkeerbaar antwoord in het bereik ligt. Het omgaan met lijden is aan inflatie
onderhevig, terwijl het lijden en ook de dood afhankelijk is van het leven en
niet andersom.
Bovendien zij er initiatieven waarbij het lijden menswaardig
opgevangen kan worden, ook al is deze persoon terminaal ziek. De
zorgverstrekkers, maatschappelijk werkers en talrijke vrijwilligers kunnen,
samen met de familie, de zieke persoon nog altijd kwaliteit van leven aanbieden
waarbij het lijden zelf een belangrijke plaats inneemt.
De verloren generatie, toegenomen kansarmoede,
schoolmoeheid, stijgende criminaliteit bij jongeren, het verdere spagaat tussen
allochtonen en autochtonen, de repressieve aanpak door het willekeurig uitdelen
van GAS-boetes, Als men de kranten openslaat en men leest dergelijke koppen, is
het niet om vrolijk van te worden. Het maatschappelijke deficit dreigt en de
daarmee gepaard gaande onverschilligheid en onverdraagzaamheid neemt gestaag
toe. En toch is het hoopgevend dat mensen zich verzetten tegen
deze kille vooruitzichten. Er worden interessante studies gepubliceerd en er
worden initiatieven opgezet.
Een interessante studie, waarover een artikel werd gewijd in
een krant, toonde aan dat de criminaliteit en het zich afzetten van de
maatschappij niet zozeer gebonden is aan origine dan wel aan het absenteïsme in
het onderwijs. Eigenlijk is dit een valabele verklaring, omdat het
schoolgebeuren (kennisoverdracht en het aanleren van sociale vaardigheden) een
groot aandeel heeft in het leven van jongeren. Dus, er moeten inspanningen
gedaan worden om jongeren die dreigen af te haken, te blijven motiveren om naar
school te gaan. Dit wil niet zeggen dat de focus moet verschuiven naar die
doelgroep. Dit werkt stigmatiserend en geknakt riet breekt men niet.
Ook de link leggen naar armoede is hierbij heel belangrijk.
Een kind uit een arm gezin moet heel wat meer inspanningen doen wil het niet in
armoede blijven, want kindarmoede heeft met uitsluiting te maken. Immers,
kinderen in armoede lijden aan armoedestress, omdat ze nergens worden
uitgenodigd, of ze worden strategisch ziek op hun verjaardag om te ontsnappen
aan te trakteren.
De tijd dat alles zou worden opgelost met overheidsgeld is
voorbij. Kansarmoedebestrijding en de invulling van onderwijs reikt heel wat
verder dan de bevoegdheden van ministers. Akkoord, zij moeten de bakens
uitzetten en een gepast beleid voeren. Een beleid waarin alle actoren actief kunnen
participeren (onderwijzers, maatschappelijk werkers, zorgverstrekkers, ouders,
) is van primordiaal belang zolang het kind of de jongere centraal staat in
dat beleid. Om het beleid dichter bij de mensen op het werkveld te brengen, is
het een uitstekende zaak dat er initiatieven genomen worden die tot doel hebben
deze mensen te ondersteunen en het draagvlak voor diversiteit verder uit te
bouwen.
Dat het voor leerkrachten soms heel moeilijk werken is, is
helaas realiteit. Ze doen hun uiterste best maar stoten te dikwijls op
belemmeringen en onbegrip. Zo hebben ze, naast kennisoverdracht, oog voor het
blijvend prikkelen en positief uitdagen van kinderen en jongeren. Bovendien
waken ze erover dat de verscheidenheid juist een verrijking kan zijn.
En toch is het blijkbaar onvoldoende. Er moet dringend
afgestapt van het prestatiegericht denken door sommige ouders en de repressieve
aanpak van de overheid. Dit verengt de maatschappij zodanig dat de gelijkheid
norm wordt waarbij de samenhorigheid grondig verstoord wordt.
Met het einde van het congres van de N-VA, is de
kiescampagne echt begonnen. De begrotingscontrole in februari zal een wandeling
door het park worden om zo weinig mogelijke schade te berokken aan hun
partijen.
De strijd om de kiezer mag dan wel losgebarsten zijn, maar
het besef dat België op 1 juli van dit jaar een gedaantewisseling krijgt, wordt
door meerdere partijen nauwelijks naar voor gebracht. Integendeel, vorige week
werden we door alle partijen getrakteerd op miljarden euros
belastingsverminderingen, loonsverhogingen, , en elke partij stelt dat hun
voorstel het meest realistische is. Het is doodjammer dat er geen onafhankelijk
orgaan is dat deze beloftes kan berekenen naar haalbaarheid. En het is
bovendien laakbaar dat ze de beloofde miljarden ons niet hebben gegeven tijdens
de huidige regeerperiode. Eigenlijk zijn beloftes onrealistisch en
verkiezingspropaganda en kunnen ze op 25 mei de prullenmand in omdat 1 partij
nooit de absolute meerderheid haalt.
Deze beloftes zijn nog minder geloofwaardig met de
uitvoering van de zesde staatshervorming en het begrotingspad opgelegd door
Europa. Europa eist dat België nog 11 miljard euro bespaart.
Vlaanderen krijgt in juli een pak bevoegdheden bij die thans
in handen zijn van de federale staat. Maar Vlaanderen krijgt slechts 80% van de
financiële middelen. Met andere woorden, Vlaanderen moet meer doen met minder
geld. Dat alleen al is een uitdaging voor de volgende regering. Deze besparing
zal de burger pijn doen. Het kan niet anders. De partij die met deze boodschap
naar de kiezer trekt, verdient een Oscar voor moed, maar pleegt zelfmoord.
De aankomende verkiezingen zijn te belangrijk om er
lichtzinnig mee om te gaan. Vanaf dag één na de verkiezingen zal kordaat opgetreden
moeten worden om een werkbare coalitie op de been te brengen. Een coalitie die
de zesde staatshervorming correct uitvoert, die de nodige besparingen doet en
die een warme samenleving nastreeft.
Bij haar aantreden als minister van Justitie, stelde Annemie
Turtelboom dat het goed was dat Justitie voortaan geleid zou worden door iemand
die geen juridische achtergrond heeft. Inderdaad, Minister Turtelboom is
licentiate in de economie. Ze wou haar departement leiden als een manager.
Nu het einde van de legislatuur in zicht is, duiken er meer
en meer stellingen op dat de chaos op Justitie compleet is: er is geen
communicatie meer, beslissingen worden opgelegd, de gevangenissen zitten
overvol, de gerechtspsychiaters en onderzoekers zijn onderbetaald of zelfs niet
betaald, de onvrede bij de magistratuur neemt ongeziene proporties aan en de
ingevoerde wetten blijken alsnog hiaten te vertonen.
Dit allemaal op het conto schrijven van de minister is niet
de bedoeling. Justitie is eenmaal een logge en rigide instantie waarop meerdere
ministers zich de tanden hebben stukgebeten. Maar het is ongezien dat de
communicatie tussen minister en mensen op het werkveld zo stroef verloopt. Een
goede manager mag zich niet hautain gedragen, moet zijn medewerkers voldoende
ruimte geven om hun taken efficiënt te kunnen uitvoeren en moet toekomstgericht
denken. De hieronder beschreven voorbeelden tonen aan dat de volgende minister van
Justitie een betere manager verdient.
Het strafwetboek is dringend aan vernieuwing toe in plaats
van oplapwerk. Een jurist die het strafwetboek doorneemt, zal er tal van
anomalieën en tegenstrijdigheden in terugvinden. Het kan zo erg zijn dat een
gewiekste advocaat een vonnis onontvankelijk kan laten verklaren. De rechters
weten dat en erkennen dat een inschattingsfout thans minder erg is dan een fout
te moeten maken op basis van wetten. Dat dit moeilijk te begrijpen is, komt
omdat er wetten zijn gemaakt op bestaande wetten met als doel achterpoortjes te
sluiten. En sommige wetten werden daarbovenop uitgebreid waardoor de essentie
van die wetten kan uitgehold worden. Met andere woorden, het strafwetboek is
geen samenhangend geheel en dient herschreven te worden op de hedendaagse
maatschappelijke normen.
Deze week werd bekendgemaakt dat de nieuwe gevangenis van
Beveren-Waas een assisenzaal krijgt. Losstaand van het gegeven dat dit de
onpartijdigheid in het gedrang kan brengen (men gaat iemand die opgesloten zit
en waarvan de schuld nog niet is bewezen berechten op een locatie die verweven
is met schuld), is dit nauwelijks of niet doorsproken met de magistratuur.
Rechters en advocaten vielen uit de lucht en kwamen met tegenargumenten
aandraven. Minister Turtelboom lachte op Reyers Laat de aanwezige advocaat net
niet uit. De redenering luidt dat dit ten eerste kostenbesparend is en dat ten
tweede de voorzitter zelfstandig kan beslissen of het proces zal gehouden
worden in de gevangenis of in een justitiehuis. Het eerste kan van tafel
geveegd worden door logistieke onbekwaamheid te poneren. Het tweede zal ertoe
leiden dat weinig voorzitters zullen kiezen voor een proces in de gevangenis.
Dan zit Justitie met een ongebruikte assisenzaal wat de kosten juist doet
oplopen.