We
keken naar elkaar. Hoe licht is hij, vervuld van mijn liefde. Hij
laat zich vullen door mijn liefde! Ik, ik beteken veel voor hem. Hoe
licht is zij, vervuld van mijn liefde. Zij laat zich vullen door mijn
liefde! Ik, ik mag haar aanraken! Hij had engelendraad gevonden.
Zachtjes wentelde hij het lichte touw rond mijn polsen. O, hoe graag
had hij mij bij zich! Hij hield het touw strak in zijn handen, schrik
om anders de draad kwijt te geraken. Wij horen bij elkaar! Voor
eeuwig één, verbonden door een èchte band! Waar
ik me ook bevond, ik wist dat ik haar kon terugvinden. Ze bevond zich
immers aan het andere eind van mijn draad.
Soms is het fijner vertoeven in je dromen dan in de realiteit. Soms vervagen ook overdag de grenzen, je leeft onbewust, zonder echt te voelen dat je leeft. Alles verborgen, angst overheerst, stilte is de norm, jouw norm.
Tot je voelt dat je niet langer kan zwijgen en alles verandert.
Jaren van zwijgen, van verloren dromen hangen als zwarte schaduwen boven je hoofd. Alsof het verdriet nog altijd je stem overmant.
En na een tijd kan je terug dromen over de dingen waarover je wilt dromen, zonder schrik te hebben van opdringerige schaduwen. Je stem bonkt weer in je hart en je leert leven met de schaduwen, je moet wel.