De memoires van Cassandra en Cassanova, final chapter.
17-07-2009
My credo
"Wretched, ephemeral race, children of chance and tribulation, why do you force me to tell you the very thing which it would be most profitable for you not to hear? The very best thing is utterly beyond your reach: not to have been born, not to be, to be nothing. However, the second best thing for you is: to die soon." Aristotle
Er was eens een wolkenzaal, die zich bevond tussen de sterrenhemel en de
aarde. De zaal was gevuld met gelukkige kinderen. Ze speelden en
lachten en maakten plannen voor de reis die hen te wachten stond. Ze
zochten ieder hun rugzak op en vulden die met allerlei dingen, want het
was fijn om goed voorbereid op reis te gaan. De kinderen klapten en
juichten als een van de engelen het gouden klokje ging luiden. Dat was
het teken dat er weer iemand aan zijn reis kon beginnen. De reis naar de aarde. Nu
was er in de wolkenzaal een kindje dat telkens met spanning keek, wie
er aan de beurt was. En elke keer zuchtte ze van verlichting als ze nog
niet hoefde te gaan. Zij vond het fijn in de wolkenzaal. Het was er warm
en licht, veilig en vrolijk. Op de aarde, zo wist zij, was het niet
altijd zo warm en veilig. Je kon je daar zo stoten aan scherpe doorns en
schaven aan harde punten en ruwe stenen. Hier in de wolkenzaal was
alles zacht en rond. Toch wist ze dat ook zij een keer aan haar reis
moest beginnen. Maar eigenlijk wist ze niet zo goed wat ze allemaal in
haar rugzak moest stoppen. Hulpeloos keek zij haar engel aan, die haar
er vriendelijk op wees waaruit zij kon kiezen. Op een keer, het
gouden klokje werd weer geluid, keek zij verschrikt op het was voor
haar. Met knikkende knieën pakte ze haar rugzak op. Haar engel nam haar
bij de hand, maar bij de poort van de wolkenzaal zei het kindje: Ik
durf niet. Het is zo anders daar. Ik ben bang. Ik wil hier blijven. De
engel nam haar op en sprak: Wees maar niet bang, ik zal heel lang bij
je zijn, totdat je groot bent, en dan nog zal ik over je waken. En
gesteund door de engel begon zij aan haar reis. Ze kwam als baby op
aarde en, zoals elke baby, at en dronk en sliep zij veel. En als ze
sliep, dan droomde ze dat ze weer in de wolkenzaal was met haar engel
trouw aan haar zijde. Ze werd groter, sliep minder en ging naar de
kleuterschool. Ze begon de wolkenzaal te missen. Ze speelde met
vriendjes en had plezier. Maar soms viel ze en schaafde zich en dat deed
pijn. Dan keek ze in haar rugzak om te kijken of daar iets inzat om
haar te helpen, maar zij kon niets vinden. Zo gingen de jaren voorbij. Ze
werd een meisje, een jonge vrouw. Het verlangen naar de wolkenzaal was
soms zo hevig, dat het leek alsof zij geen adem kon halen; alsof er een
ijzeren band om haar hart klemde. Toen verscheen de engel en sprak:
Houd vol, er is nog zoveel wat je moet meemaken en wat je vreugde kan
bezorgen. Houd moed, ik ben bij je. Soms kwam ze mensen tegen
waarvan ze onmiddellijk diep van binnen wist: die ken ik nog vanuit de
wolkenzaal! Dan voelde ze even de ijzeren band om haar hart niet meer
en dacht gewoon niet meer aan de wolkenzaal, nou ja, misschien soms
-heel even- .. Sommige mensen geven veel en zij gaf aan iedereen om
haar heen ondanks dat haar rugzak niet rijkelijk gevuld was. En zo kwam
het dat ze na verloop van tijd de ijzeren band weer om haar hart voelde.
Het was alsof het steeds pijnlijker werd. En ze wist; Dit houd ik niet
vol. Ze grabbelde in haar rugzak om iets te zoeken waarmee de pijn
minder zou worden. Ze schrok, want haar rugzak was bijna leeg. Zij keek
naar de rugzakken van andere mensen en zag dat die goed gevuld waren. En
dat terwijl die anderen al zo vaak iets aan haar gegeven hadden uit hun
rugzakken. Op een keer kreeg ze het koud, zo koud en plotseling
kwam weer dat hevige verlangen naar de wolkenzaal. Daar waar het licht,
warm en veilig was, daar waar ze haar rugzak weer kon vullen. Ze besloot
terug te gaan. Voor de poort kwam de engel haar al tegemoet en sprak:
Ach, je bent zelf terug gekomen. Wat zullen ze je missen daar. Maar
toen zag de engel de dunne rugzak en begreep dat die helemaal leeg was. De
mensen die je missen, zullen begrijpen dat je rugzak leeg is en omdat
ze van je houden zullen ze warm en liefdevol aan je blijven denken. Ze
zullen je nooit vergeten, want je betekent zoveel voor hen." En samen liepen ze naar de wolkenzaal. Een tekst van Riet Fiddelaers-Jaspers
I used to have many flaws, now they've come down to two: everything I say and everything I do
I didn't particularly wanted to live much longer than that. Life seemed rather daunting.
It seems so to me even now.
Life seems too long a time to have to stick around, a huge span of years through which one would be required to tap-dance and smile and be great, be happy, be amazing, be precious.
I was tired of my life by the time I was sixteen. I was tired of being too much, too intense, too manic. I was tired of people, and I was incredibly tired of myself. And that hasn't changed.
I want to do whatever amazing thing I'm expected to do (it might be pointed out that these are my expectations, mine alone)