De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
11-05-2017
Witte Donderdag 2. Constant Eeckels
Wat sta ik onmachtig bij uw kruis. Ik gelijk een wichtje,
dat klanken uitstoot zonder orde of samenhang,
en toch wil spreken onder diepe-ontroeringsdrang,
mijn ogen tranend in het inspanningsrood gezichtje.
O, ik wilde woorden, scherp als doornen die uw hoofd
doorboren; zinnen die gelijk de ijzeren bouten priemen;
snikken, die door het hart, gelijk de speren vliemen,
en kreet als bliksem, die de wolken heeft gekloofd.
Ik zou prangen in mijn spraak het onmeetbare uwer pijnen,
in hare stroefheid uw gebergte-bewegende wee,
in hare smalle groef de smaad- en lasterzee,
ik zou in haar akelig zwart het daglicht doen verdwijnen.
Maar ach. Al wat ik zeg is hard, onwaardig, droog,
en wordt haast voor het onbeschrijfelijke een schennis,
vergeefs zoek ik iets groots in menselijke-kleine kennis,
en zwijg, zo het hulpeloos wicht na moeitevol gepoog.
11-05-2017, 00:00
Geschreven door André
10-05-2017
Witte Donderdag 1. Constant Eeckels
Hij nam het brokkelig brood en brak het. Het gulden licht
der avondzon, dat door de smalle ramen zeefde,
omgloorde onzeggelijk zoet zijn goedig aangezicht,
waarop de weerschijn van des Vaders glorie zweefde.
Hij nam de kelk en zegende. Ademloos zagen, dicht
bijeengedrongen, zijn apostels het aan, en beefden
van schroom. Zij hoorden dat het maal, hen aangericht,
de Meester onder spijs- en drankgedaante leefde.
O sacrament, in u is tederheid die trekt,
in u is grootsheid, die bevreesden eerbied wekt,
doch boven alles liefde en hemel-mild erbarmen.
Het ontzag weerhoudt de mens, maar sterker dringt de min
de ziel naar u, haar al, haar einde en haar begin,
o schenk uw schatten aan de in nood verkerende armen.
10-05-2017, 00:00
Geschreven door André
09-05-2017
Wie zijt ge toch 2. Constant Eeckels
Ik ken mezelve niet... Ik sta immer voor
het ondoorspeurde. En meen ik vaak te vinden,
dan drijft de wolk van nieuw geheim weer door,
en tast ik rond lijk een onbeholpe blinde.
O wereld, die ik in de wereld ben,
wentelend heelal met onvermoede krachten,
diep-donker hart, dat ik als kind verwen,
weidse-rijke ziel, behoeftig spijts uw prachten.
Ik leef ganse levens in één dag. Ik streef
de tijd voorbij, of keer weer op mijn stappen,
ben slaaf, ben heer, bid bedelend, of geef
mijn overvloed aan wie naar voedsel happen.
Nooit ben ik zeker van hetgeen ik heb,
wat mij nu opbeurt kan mij straks bevangen,
ik voel mij als een vliegje in een onontkoombaar web
van dichtgeweven vrezen en verlangen.
Mijn hart, zo rouwig-zwart of liefde-rood,
mijn ziel, die zingt, en wellicht gauw zal snikken,
wat zijt gij vreemd voor uw bezitter. Dood,
zal slechts uw benige hand die poort verwrikken?
09-05-2017, 00:00
Geschreven door André
08-05-2017
Wie zijt ge toch 1. Constant Eeckels
Wie zijt ge toch, die in mijn binnenste woont,
die mij beheerst als dwingeland, die genade
noch deernis kent, en onafzetbaar troont
op een ijzeren stoel, gehuld in rechterswade?
Wie zijt ge mens, die ik mezelve heet,
die ik alom meedraag en nooit kan ontvlieden,
die me uit het hoogste geluk laag ploft in het leed,
en het bloed verrijst, of brobbelend doet zieden?
Mijn heimelijk hart: bid-stille kloosterkerk,
waarin en rust en liefde en vroomheid dromen,
of firmament met zwoegend driftenzwerk,
waaruit de bliksem schiet op schuur en bomen.
Mijn raadsel-ziel: gesloten wonderhof,
met lommergroen en bonte bloemenkleuren,
of kruisenveld grafgeul, aardeplof,
en kinderen die om hun dode moeder treuren.
Ik begrijp noch het geluk, dat juicht in het lied,
noch het smartgekerm, noch het licht der zonnedagen,
noch het heimwee-grijs...Ik ken mezelve niet,
en weet niet wien het verklaend woord te vragen.
08-05-2017, 00:00
Geschreven door André
19-03-2017
Mijn boeken 4. Caesar Gezelle
Een rijke vorstenzaal mijn nederig boekenraam,
daar de delen naar de geest op mij te wachten staan,
totdat hun gouden gunst mij zal in de hand gegoten.
Een goddelijk verblijf waar Gods Zoon en Woord
Gods eigen wijsheid staat en op mijn wenken hoort,
om voor mij open te slaan zijn boek met zeven sloten.
Komt, lieve doden, laat, de levenden gevlucht,
ver van hun dol gewoel, ver van hun voos gerucht,
terwijl gij doden spreekt, al de anderen eerbiedig zwijgen.
Is het geen bedrog al wat bij u mijn oog aanziet,
bij u verminder ik mijn edel menszijn niet,
ik gevoel door u geleid, mij beter mens bedijgen. (1)
(1):bedijgen=worden.
19-03-2017, 00:00
Geschreven door André
18-03-2017
Mijn boeken 3. Caesar Gezelle
Gij stille vrienden mijn, die ik uitzoek naar mijn zin,
die ik nimmer neem ter hand, tenzij met vast gewin
voor hart of geest of ziel of alle drie te gader.
Die gaat als ik u zend, die als ik roep komt nader,
uw aanzien is mij zoet noch dient gij ooit tot last,
nooit komt gij onbegeerd, nooit ongenood tot gast.
Gij zwijgt op tijd en stond: men mag dat veel niet wensen
voor levenden. Wie is het die op twee benen loopt
en voor zo luttel prijs zijn wetendheid verkoopt?
18-03-2017, 00:00
Geschreven door André
17-03-2017
Mijn boeken 2. Caesar Gezelle
Gij staat daar geschreven met mensenzweet en het bloed
der bittere barensnood, of in de hete gloed
der geestdrift, of gedrenkt met droefheid-, vreugdetranen.
Gij hebt de tijd getrotseerd en spreekt aan elk voorwaar,
door het tijdgerecht geproefd, uw wijsheid vast en klaar,
en spot om wat men nieuw en wijsdom is gaan wanen.
Gij boom der kennis van het goed en van het kwaad,
verschillig door elkeen uw ooft die plukken laat,
gij bittere of zoete vrucht van menselijk ervaren.
Zijt zegen voor de één en voor de anderen gift:
en het goed of kwaad door u wordt in de ziel gestift,
dat zwelt en groeit, ondelgbaar door de levensjaren.
17-03-2017, 00:00
Geschreven door André
16-03-2017
Mijn boeken 1. Caesar Gezelle
Mijn lieve doden, eens te meer kom ik gevlucht
tot uw vertrouwde schoot, voor al het voos gerucht,
dat op het aards toneel de levenden daar maken.
Gij weet het al zowel als zij, en duizendmaal
veel dieper nog bevroedt gij wat het allemaal
betekent, en waarom die schapen dol geraken.
Gij weet hoe al het nieuw wordt steeds gelijk het oud,
hoe steeds op het oude puin het nieuwe huis wordt opgebouwd,
en niemand aan den boel een zier en zal veranderen.
Dat niemand kwader dan de kwaadste wezen zal,
noch beter dan de beste, en dat, steeds overal,
een mens nog best van al gelijkt op eenen anderen.
16-03-2017, 00:00
Geschreven door André
15-03-2017
Duinen 3. Caesar Gezelle
Dan bijst het wervelend zand: daar giert
het rillend duinengroen,
doch stand houdt gij, door al het geweld
dat de wind en baren doet.
Gij houdt stand en blijft de aloude kust
van Vlaanderenland bewaken
van storm of springvloed of wat el
van watersnood mocht maken.
Wat zie ik geerne het zonnewiel,
te westen vorstelijk rood,
te rusten gaan in het bloedbed van
de zee haar gouden schoot.
En boven op uw kop gestaan,
de heldere sterrenwachten,
en het toverlicht der zee aldoor
de heimelijke nachten.
15-03-2017, 00:00
Geschreven door André
14-03-2017
Duinen 2. Caesar Gezelle
Hoe blekt gij, duinen groen en wit,
bij het nuchter zonnedagen,
hoe hangt de lucht hier wijd en blauw
en wolkeloos diep bij dagen.
Hoe ruist de machtig grote zee
hier vredig aan uw voet,
en temt haar wilde golfgeweld
en zacht u strelen doet.
Soms, bulderend op uw flanken breekt
ze haar losgewoelde baren,
die, bijtend in de baard u, doen
hun zilte schuimvlies varen.
Die winden gaan u ernstig aan
en geselen uw lijf,
en het zeegeweld zijn schoot zwelt, vol
ontzettend doodsbedrijf.
14-03-2017, 00:00
Geschreven door André
13-03-2017
Duinen 1. Caesar Gezelle
Standvastige eerbiedwaardigheid
der oudgedaagde duinen,
wat hoor ik hoe de zeewind raast
om uw spiernaakte kruinen.
Door het duinendistel, biezegras
dat, schaars, uw schedel vlekt,
en armoedig mager groen
uw bleke flanken dekt.
De trage nacht, het schemerlicht
ontduikend opgerezen,
laat zien het grillig lijnen van
uw statig duinenwezen.
Zo gauw het oosten kleurt, de zon
haar nevelkamp vertrekt,
en het nieuwe leven weer
onze oude wereld wekt.
13-03-2017, 00:00
Geschreven door André
12-03-2017
Bomen 4. Caesar Gezelle
Zoetezingend bladerenlied,
waarom, waarom, ik weet het niet,
bij zomeravondstonden,
mijzelf vergetend urenlang,
ik sta te luisteren, in uw zang,
uw stillen zang verslonden.
Heimelijk talend loverlied, (1)
wat is het, wat is het? Ik weet het niet,
bij zomeravondstonden,
daar u de wind aan het ruisen stelt,
al wat gij mijn ziel vertelt,
aan uw geruis verbonden.
Zielezalvend bomenlied,
zo dikwijls, dikwijls balsem giet,
op ongenezen wonden,
als gij uw leisen lispelt zoet, (2)
en het hart zijn leed vergeten doet,
bij zomeravondstonden.
Wonderdiepe loverlied,
en zingt mijn eigen ziele niet,
bij zomeravondstonden,
met u vereend éénzelfde zang,
die, mijns omwillens, wederklank
heeft binnen mij gevonden.
Vredevoerend blarenlied,
en hebben wij te gare niet,
bij zomeravondstonden,
een ongerepte vrede in Hem,
die ruist door blader- en zielestem
de vrede Gods gevonden.
(1):talen=spreken
(2):leis=gezang
12-03-2017, 00:00
Geschreven door André
11-03-2017
Bomen 3. Caesar Gezelle
Stilruisend ging der bomen stem:
"gij vraagt ons hoe het verging met hem
die ons in het leven stelde:
wij zeggen hetgeen wij weten u
zo het nimmer gaat zo ging het nu:
de boom viel waar hij helde".
Nacht is het, diepe nacht en de uren
glijden traag. Al door het geblaarte
giet de maan op gers en muren
haar zilverbleke klaarte.
Rijzig zacht zo staan mijn bomen
hel beschenen, zwart bij vlekken,
laten het stille maanlicht komen
op de vloer hun schaduw trekken.
Lijzig als mijn ademtijgen
loopt de wind door hunne blaren,
en door het wiegelen van hun twijgen
suizelen zoete tovermaren.
Zacht geritsel van de blaren,
heimelijk teder manelichten,
ruist nu zacht, verlicht mijn staren,
op geliefde droomgezichten.
11-03-2017, 00:00
Geschreven door André
10-03-2017
Bomen 2. Caesar Gezelle
O bomen, uw taal me spreekt
van hem die beide ons groot gekweekt,
van hem die heeft aan de aarde
uw stam vertrouwd, en, toen gij schoot,
verzorgde u en tot bomen groot,
zijn zorgen niet ontwaarde, liet groeien.
Deze avond doet uw aanzien,
uw gefluister zoet,
mij ver terugwaard keren,
wilt mij, in uw langlevendheid,
van leven, dood en eeuwigheid,
wat wetenswaard is, leren.
Zegt wat gewerd van hem die mij
en u liet worden, zegt waar hij
geland mag zijn, of heden
hij blijdzaam op ons nederziet,
zijns kinders beide, en of hij niet
nog roepende is; of hij klaagt
en mijn hulp en vraagt.
10-03-2017, 00:00
Geschreven door André
09-03-2017
Bomen 1. Caesar Gezelle
In het Groot Seminarie van Brugge stonden 5 populieren. Geplant door de vader van Caesar Gezelle.
Gij bomen zonder knoop of knuist,
veel rechter zijt mijns vaders vuist,
als ik, ocharme, ontschoten.
Hij plooide u, toen gij het plooien nog
verdragen wildet. Buigen toch
en zal men oude poten.
Gij weet, het is al omniet gewrocht
aan het jonske dat niet recht en zocht
te gaan in 's werelds wegen.
Mij staat gij daar als voorbeeld nu,
dien rechte stam benijde ik u
die kromhout ben bedegen. (1)
(1)bedegen= geslaagd zijn, naar het volmaakte toe.
09-03-2017, 00:00
Geschreven door André
08-03-2017
Witten Donderdag 1. Caesar Gezelle
De zaaier schrijdt op maat en zwaait volsarms uit zijne hand
de milde grepen koren en zaait ze in het groeizaam akkerland,
hij gaat, hij zwaait, hij zaait en schouwt betrouwend onder het gaan,
hoe het speerst alvoor zijn voeten, het goudgeboende tarwegraan.
Nu ligt het stil, begraven in der aarde moederschoot,
in het duister land gedolven ligt het, levend, schijnbaar dood,
verbeidend de verlangde stond, waarop het, ontkiemend, zal
met jeugdig groen de moedergrond bedekken overal.
Het wast in de heldere lucht en fier tot aren zwaarbeladen,
die buigend en manshoogte in het vier der zon te bakeren staan,
te bakeren en te barsten, dat eenieder het horen kan,
te bloeien duizend bloesems en de streek stoort ervan.
Het valt voor het slaan der pikke en ligt gebundeld overend,
geschoofd al op de stoppel staat het, gestuikt, gelegertent,
het zit machtig in zijn schelven, het zet zijn wijde schuren vol,
hem zal nu hard de vlegel slaan, zal pletteren het zwaar gerol
der scherpe molenstenen.
(Witten=boekweit, tarwe)
08-03-2017, 00:00
Geschreven door André
07-03-2017
Leren schrijven. Caesar Gezelle
Gij wilt, zo sprak de meester tot
zijn leerling, leren schrijven,
mij wel, zo zult ge uw leven lang
drie wetten gehoorzaam blijven.
Vooral: "heb iets te zeggen" dit
is de eerst en zwaarste wet,
de tweede: als ge iets te zeggen hebt
dan "zeg het klaar en net".
De derde is wel het lastigst om
om van een schrijvant te krijgen:
als hetgeen dat gij te zeggen had
gezeid is, dan te "zwijgen".
07-03-2017, 00:00
Geschreven door André
06-03-2017
Grootheid. Caesar Gezelle
Aan Guido Gezelle
Het moet nacht zijn, diep en duister,
eer in zijn volle luister
het licht der sterren schingt.
Het moet laster zijn en lijden
en onverdiend kastijden,
eer het licht der grootheid blinkt.
Uw grootheid, man van lijden,
gedoken daar, bezijden
de open zonnegloed.
Uit het duister opgedoken,
heeft door de nacht gebroken,
lijk het licht der sterren doet.
Heb dank gij die het duister
tot schaduw voor dien luister
gebracht hebt, want zijn glans
heeft tocht, spijts u, geschenen,
hij blijft, gij zijt verdwenen,
aan Gods sterrentrans.
06-03-2017, 00:00
Geschreven door André
17-01-2017
Raadsel. Frans De Wilde
In de klokkentoren
van blauw porselein
zit, strak, droom-verloren
de oude mandarijn.
Soms beroert de wind
één der kleine klokken,
eventjes vreemd tinkt het
in toverend lokken.
Rode vissen komen
plots dicht bij de boord
van de vijver lomen
loerend naar de poort.
In geel kimono
trippelt vlug naar buiten
waaierend, een jonge vrouw,
buigt, bidt, strooit beschuiten.
Als haar stap verluidt
zinken weer de vissen
met hun lichte buit
naar de koele lissen.
Waarom in de toren
van blauw porselein
glimlacht nu, herboren,
de oude mandarijn?
17-01-2017, 09:18
Geschreven door André
16-01-2017
Het dorp. Frans De Wilde
Dit winterpark is een groot, eenzaam woud
ergens ver op de Russische vlakte,
sneeuwige vergezichten, een bevroren stroom,
en de stilte zwaar als sneeuw,
doezeling van donkere gevels tussen het blad-kaal geboomte.
De houten isba's samengehurkt in een kring
laag tegen de witte grond,
dicht, ree-dicht op de nacht en de noorderkou,
in de schemerige hoek van de gewijde ikonen
bidt de baardige moesjik.
Zilverig gerinkel van sledebellen door de lage lucht,
snelle donkere gedaanten verschietend over het blanke veld,