Al de gildemannen stonden,
op de kouter, en het licht
van hun vette fakkels striemde,
langs hun blozend aangezicht.
Door de groene bomen, puilde
dikke rook, en op het einde zat,
op een rilde mast met wimpels
aan, een dingelend terrevat.
Duizend kaarsen brandden, boven
in de sterkte, en hun geglans
glimde ronde de zwartgebekte
negge, lijk een parelskrans.
Ginder schoot een vlugge vuurpijl,
sissend uit de vestingswal,
in de lucht omhoog, en sprong in
stukken, met een knetterknal.
En een bui van vonken daalde,
en stortte neer in gouden gruis,
lijk gebarsten sterren, op het
schaliedek van het schuttershuis.
06-08-2014, 00:00
Geschreven door André
|