Kent gij die plek waar de lindeboom bloeit,
en zich het klimoploof wart in zijn blaren,
thym en sering op de zodenbank groeit,
en zich de luchtige vlinders vergaren?
Kent gij die plek? O mijn lief. Wend uw schreden
daar met mij heen.
Kent gij die plek waar de nachtegaal zingt,
slechts door de maan en de stilte beluisterd,
de koelte zich zacht door het bladerdak wringt,
waar het van lust en van mingenot fluistert?
Kent gij die plek? O mijn lief. Wend uw schreden
daar met mij heen.
Kent gij die plek mijn herinnering zo waard,
waar wij eens samen elkaars blikken ontweken,
zaligheid smaakten, gekend slechts op aard,
waar men het eerst van zijn liefde durft spreken?
Kent gij die plek? O mijn lief. Wend uw schreden
daar met mij heen.
Kent gij die plek, een gezegend oord,
waar wij onze banden het eerst mochten knopen,
een zucht door geen sterveling gehoord,
door geen tijd en eeuwigheid zelfs te slopen?
Kent gij die plek? O mijn lief. Wend uw schreden
daar met mij heen.
21-05-2014, 09:11
Geschreven door André
|