 |
We zijn de 26de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
23-05-2017 |
Kaarsen 1. Constant Eeckels |
De lange, gele kaarsen staan
als magere wachters rond
de Boeter, die daar hangt aan het kruis,
één ijselijke wond.
Het ziekelijk vlammenschijnsel schimt
vaal op het beenderige lijf,
met blauwe striemen overstreept,
uiteengerokken, stijf.
Als aarzelend waart het rond de gleuf
die wijd de lippen spart,
en glimt op het uitgedropte bloed
van het wreed doorspeerde hart.
Maar verder hoger trilt het niet
dan de afgebeulde borst,
alsof het wat daarboven is
niet meer beklaren dorst.
23-05-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-05-2017 |
Oude herinnering. Constant Eeckels |
Nu wankelt weer langs wegen van het verleden
de oude herinnering, die haar doden zoekt,
door het leven in vergetelheid geboekt.
Ze komt aan het kerkhof, door het genot gemeden,
omringd met popels, ritselende jammerzangen,
met wilgen, die laag de armen laten hangen.
De bleke vrouw sluipt ruisloos langs de zerken,
en spelt met moeite het half-verwiste schrift,
in grof arduin van ieder graf gegrift:
"Geluk....Vertrouwen....Liefde...."
Grillig vlerken
de vleermuizen rond bij avonddalen,
gelijk gedachten die in waanzin dwalen.
22-05-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-05-2017 |
Avondwolken 2. Constant Eeckels |
Waar voert die drang u heen? Waar zult ge pozen
van een lange tocht langsheen de eindeloze baan?
Waar vindt ge een gloed die u uiteen zal rafelen,
en gans in warmte en licht zal doen vergaan?
Ontwaart ge ver, te ver voor des mensen blikken,
een glorie die geen schepsel schouwen mag:
de prille pracht van een feestelijke morgen,
de komst klaroenend van de zegedag?
O, neem me mee. Hier is het zo benepen,
niets kwam er dat voldoening geven kon,
het verlangen naar het oneindige verteert me,
o voert me bij de liefde in het land der zon.
07-05-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-05-2017 |
Avondwolken 1. Constant Eeckels |
Traag schuiven langs de lucht de logge avondwolken,
vergrijsd door het lijden van een gestorven tijd,
met op haar boorden nog het bloedig blaken
der zon, die zacht in het zuigend westen glijdt.
Ze dragen in hun dik-bebulte koppen
gedachten van de nacht, die wordend is,
de nacht die macht en zwakheid saam zal dekken:
de pratten eik en het nederig lis.
Hun boezems zijn bezwaard met al het jammer,
dat binst de dag naar de hoge hemel kloeg;
met al het begeren, dat vergeefs aan winden
naar tijding van vermiste schepen vroeg.
Doch kalm berusten houden ze ook besloten:
gedwee aanvaarden wat beproeving gaf,
tevredenheid, die zwijgt bij hitte of koude,
innig gebed van een kind bij moeders graf.
06-05-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-05-2017 |
Begrafenis 2. Constant Eeckels |
Een wijl hangt er een gorgel-knijpend zwijgen,
hun schouders schoren de onversierde kist,
ze schuiven uit de hoog-gewelfde hallen
naar buiten, in de opgetaste mist.
Log weegt het lijk van de verslagen denker,
ze hijmen onder pletterende last,
hoor hoe door de ruimte, zwak ververrend,
een zonderling gelui akelig glast.
In het meest verlaten hoekje van de heide
geult, lang en smal, een pas-gedolven kuil,
hoor hoe door de ruimt, zwak ververrend,
een gillen giept, als rekkend hond-gehuil.
Ze houden stil. Het schuine schrijn zakt moeilijk
in de nauwe groef, te spaarzaam uitgediept,
hoor hoe door de ruimte zwak ververrend,
het geluid versmelt en het huilen scherper giept.
05-05-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-05-2017 |
Begrafenis 1. Constant Eeckels |
Het uur is daar: nu sluipen de gedachten,
gehuld in lange, zwarte mantels, aan
uit het kaal portaal van liefdeloos verleden,
en komen rond de nog open doodskist staan.
Daarin ligt hij, de machtige, die allen
eens baarde uit zijn God bevruchten geest,
hij die, te vroeg geboren, de verkonder
van leven voor de toekomst is geweest.
Ze naderen één voor één. Diep buigen ze over
het verstramde lichaam, en hun ijzige adem
kilt nog de koude mond en het marmeren voorhoofd,
vroom vouwen zij de blanke handen samen.
En storen even het wegend stil door het neuzelen
der korte bede in een wereldvreemde taal,
dan sluiten zij het deksel. Het voegenknerpen
kriept spoedig door de duistere, silte zaal.
04-05-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-05-2017 |
Gij die dwaalt. Constant Eeckels |
O gij die dwaalt en wacht en wordt vergeten,
die hoopt en haakt, die vruchteloos vraagt en poogt,
die, wijl ge nooit het gasthof binnen moogt,
miskenning drinkt en spotternij moet eten.
Klaag, als het nacht, uw nood bij het open raam,
en luistert dan hoe menige onbekenden
vanuit de verten het medelijden u zenden
dat leeft voor u, al weten zij geen naam.
Want hier en daar schuilt één die heeft gezworen,
één die dus best verzwegen leed begrijpt,
één die zelf voelt hoe de eenzaamheid u nijpt,
en u troost biedt uit volle deerniskorven.
Maar bovenal, keert u naar aller Vriend,
naar Hem, die dood hangt aan het kruisend teken,
en hoopt hoe al zijn wonden-monden spreken:
moed, moed. Want ziet hoe zeer Hij u bemint.
03-05-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-05-2017 |
Zovelen. Constant Eeckels |
Zovelen dwalen langs beslijkte paden,
hun brandende ogen star ter kim gericht,
vol jonge hoop op het lang beloofde licht,
waarvoor ze 's nachts in hun naakte kamer baden.
Zovelen wachten in geschuwde hoeken,
en haken naar de spijs van broederwoord,
maar allen gaan voorbij, gaan achteloos voort,
en niemand komt die stumpers daar bezoeken.
Zovelen vragen slechts een zonneblik,
om als een bloem in des werelds tuin te ontvouwen,
doch blijven wolken regen brouwen,
en smacht de wind hun heftig gesnik.
Zovelen staan vergeten in het guur
hagel- en sneeuwgetij, geweerd door het leven,
ondanks hun pogen steeds teruggedreven
met barsheid van het koesterend liefdevuur.
02-05-2017, 09:23
Geschreven door André 
|
|
 |
01-05-2017 |
Onweer. Constant Eeckels |
Er broeit iets in het aankruipend avonduur,
gedrochtelijk vlotten gore wolken, zwanger
van onheil. De anders stoïcijnse tijd
schijnt nu benauwd te hijgen, wijl hij banger
den vraten muil der nachten tegenglijdt.
Laag hangt het over de aarde en plet de lucht,
die schroeiend sluipt in de verdroogde longen,
soms dringt een brok door van een ver geluid,
of oude priesters hees de zielemis zongen
voor een bij het altaar plots gestorven bruid.
Al dichter schuift het, en het daalt al meer,
verstikkend is het, of klauwen het hart omklemmen,
het lijkt of de tred stilt van een verschrikkelijke tijd,
nog droever kermen nu de priesterstemmen
voor hem die blijft, en door het scheiden lijdt.
Dan spalkt een poos. De trans versombert nog,
een lang geheel vaart door hardvochtige aarde,
de heuvelen sidderen op onwrikbare steun,
en door het gebladerte klaagt akelig het gekreun
der rampenvrucht, die het wolkgevaarte baarde.
01-05-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-04-2017 |
Hij komt van het noorden 2. Constant Eeckels |
Een tijd heeft hij getreden tegen die natuur,
verwachtend dat volharding eens toch zou overwinnen;
maar voelde hoe zijn merg in dit gewest versteef,
hoe er hem elke avond minder geestdrift bleef,
hoe hij des morgens haast de kamp niet dorst beginnen.
Nu keert hij weer van het Noorden, waar schatten zijn verspild
op steppen, in de harde korst der stof gekluisterd,
waar onverschilligheid de hoogten ondersneeuwt,
en spot bijwijlen scherp om het koene pogen schreeuwt
van hem, die naar het verleidend spel der schoonheid luistert.
Wie wil, in milder oord, het leven dat hij biedt,
de warmte die hij uitstraalt, het licht door hem ontstoken,
of zal hij, altijd iemand uit het noorden zijn,
en eindelijk verdwijnen als een ijle schijn,
als een dwaalvlam, op het sluimerend moeras ontstoken?
30-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-04-2017 |
Hij komt van het noorden 1. Constant Eeckels |
Hij komt van het noorden, waar de vorst almachtig heerst,
waar gure wind een lijkzang huilt voor het bottend leven,
waar bitsige kou de sappen ongenadig stremt,
en zo de wortels met haar wurghand omklemt,
dat ook de taaiste plant er kwijnen moet en sneven.
Als uitgemergeld staan de luttele bomen daar,
na bloei-ontwaken dra in barheid-slaap gezonken,
de struiken krimpen er als verwrongen, als in pijn,
en droef zijgt uit de loden lucht een zieke schijn,
of daarin tranen van gestorven jaren blonken.
Wat bate er het blaken van zijn jongen moed en min,
het gestraal schoot nutteloos op weerbarstige rotsen,
verloren was het gegloei op dode boom en struik,
dronk hij soms, dorstig, aan de enige waterkruik,
dan deed dit ook de koude in het killend bloed omklotsen.
29-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-04-2017 |
Regen 2. Constant Eeckels |
En diep in mij is het ook zo dor, zo dof,
het werd even klaar: bekorend zon-beloven,
maar het hortte gauw op al-versmorend schof,
ik zag een glans na kort geworstel doven.
Het weent nu hier ook gelijk op het slijkig land
om het weinig schoon, dra na de ontvangst verloren,
hetzij de ochtend draalt, hetzij de avond zeilen spant,
ik blijf steeds het driestig regendruisen horen.
Mijn liefdevogel, eens door het licht gewekt,
en orgelend op de hoogste bomentoppen
den dag ten groet, ligt koud en stram gestrekt,
wijl grote tranen op het lijkje droppen.
28-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-04-2017 |
Regen 1. Constant Eeckels |
Het wordt nimmer licht, het wordt nimmer een heldere dag,
de voorwacht van het vlammenheir steeg kwijnend,
maar week zo gauw in een dicht-gesponnen rag
van nevels, als een zee door het ijle deinend.
En, altijd regen, altijd dat getraan,
ik hoor anders niet dan het spleen-verwekkend druppelen,
ik zie anders niet dan plassen langs de baan,
waarover vlug de broze blaasjes huppelen.
Een vogel roerde, wipte omhoog, en zong,
zijn lovend lied bij het lieflijk kimmenkleuren,
hij zweeg toen het zwerk de dageraad verdrong,
en zit ineen op het ledig nest te treuren.
27-04-2017, 09:07
Geschreven door André 
|
|
 |
26-04-2017 |
Winteravond 2. Constant Eeckels |
Thans glijden ze weer bij, voorbij, snel deinzend
voor het heden, dat het vroegere gulzig zwolg,
het heden met zijn sprakeloos gevolg
van uren, reeds voor het worden cynisch grijnzend.
Uit assig spansel, dat nooit gans opklaarde,
dwarrelt de sneeuw in dwaze kolken rond,
en dekt met zijn bedrieglijk-kostbaar bont
de moedernaakte, stijfgevroren aarde.
Het sneeuwt ook in de ziel, het vriest in de borst
van hem, die staat voor eindeloze duur
van treurige avonden, onthaald door guur
lijdensgewaai langs korzelige hartekorst.
26-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-04-2017 |
Winteravond 1. Constant Eeckels |
Bij winteravond, als het begint te dijzen,
daar het licht op het Westerslagveld is verbloed,
gaan schimmen vaak voorbij in dichte stoet,
of lang-begraven doden dan verrijzen.
Het zijn al de illusies, die ter zonne vaarden
van 's morgens af, geheel de kranke dag,
doch, wachtend tevergeefs haar levenslach,
steeds op gesloten wolkenpoorten staarden.
Ook het schemeren week. De vragende ogen loken,
al wat er, even beurend, is geweest,
verslenste en werd in lijkgewaad gedoken.
25-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-04-2017 |
De dag vouwt open. Constant Eeckels |
De dag vouwt open lijk een veldbloem, die
niet roeren durft, bewust van het nederig arme
dat haar in eenvoud kleedt. Weer zal geen zon
de winteraarde als jonge moeder warmen.
Geen vrolijkheid zal fladderen door het ruim,
geen zoelte wuiven van verweekt erbarmen,
en het leven zal weer ongevoelig zijn
voor hen die aan zijn poort een aalmoes kermen.
Bevangen sta ik voor het onbekende,
wat hoe ik dringend vrage, of speurend wende,
wie weet wat uit die sfinxen-uren groeit?
Mijn God, voor u al wat mij zal doen treuren,
voor u al wat, misschien, mij op zal beuren
daar met de dag het bestaan in u vervloeit.
24-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-04-2017 |
Hymne. Constant Eeckels |
Gij zijt mijn kracht, mijn alles. Waar ik me ook wend,
ik ontwaar u in het kleinste en grootste tevens,
ik voel u wijl ik slaap, ik zie u wijl ik waak,
gij zijt de adem, de geest, het hart mijns levens.
Al wat ik diep vereer in het wit paleis
van mijn liefde, is slechts wanhopig klampen
aan vormen, waarin vaag uw hoofd verfijnt,
lijk de Alpentop in licht-gedrenkte dampen.
Ik omhels u telkens, wen ik iemand aan
mijn boezem prang, die zwoegt om meer begeren,
u zoen ik zo ik vervoerd het schepsel kus,
u zie ik uit elke windstreek naar me keren.
God, zie mijn ogen laai, mijn wangen rood,
God, zie mijn mond droog, snakkend naar uw teugen,
God, zie mijn armen strekken naar u....God,
het is het enig woord, dat blijft in mijn geheugen.
23-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-04-2017 |
Licht, och licht 2. Constant Eeckels |
Het brandt me als een hellevlam, of het vervriest me als ijs,
het gepeins, dat de bekoring sluw mijn trots kan hullen
in bedelaarsgewaad, en hij, na valse peis,
ook des te uitdagender zijn oorlogskreet zal brullen.
Dat het kan huichelen zijn van de verwende mens,
die ik zo weinig ken, om het waken te misleiden
van een slagvaardige geest, en over rede-grens
het gewaande machtgebied vermetel uit te breiden.
Zo zou ik uw gena verderven tot een gif?
uw streling tot een steek? En tot vermaledijden
uw zoenend woord? O God, die toch in het wankelend rif
een ziel ziet, licht, och licht in die bekoringstijden.
22-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-04-2017 |
Licht, och licht 1. Constant Eeckels |
Gij, die de adem zijt van het leven, Gij, die diep
in het geheimste speurt naar mijn verholenste wezen,
o God, wiens herdersstem door zondenzwart me riep
naar het licht, dat uit uw graf met Pasen kwam gerezen.
Gij ziet hoe ik, bewust van het nietig-kleine in mij,
mijn hoogmoed buig en breek en brijzel voor uw voeten;
hoe ik, omgord met de schort van schaamte, niet tot bij
uw altaar naderen durf, en rouwend poog te boeten.
Maar soms flakt nog uit dood-gemeenden krater vuur,
en hoor ik uit het dal van menselijk vernederen
dezelfde schreeuw, als toen ik, in het opstandsuur,
met opgestoken hoofd uw grootheid dorst braveren.
21-04-2017, 13:53
Geschreven door André 
|
|
 |
20-04-2017 |
Koninklijk getooid 2. Constant Eeckels |
Ik lei ze rond de holte in uw borst, die, breed
geopend, leidt naar het hart, dat ophield bang te kloppen;
uw hart dat bij de dood nog de smaad des levens leed,
en al het zwoegend wee der wereld wou verkroppen.
Ik sierde er de nagels mee, gebeukt in voet en hand,
en iedere wond, gescheurd door puntige geselbollen;
ik strooide ze in het geplooi van de linnen lendeband,
waartussen purperig de strepen bloed verstollen.
Wat zoudt ge schoon zijn, Heer, zo koninklijk getooid
met keurgesteenten, die ik schraapzuchtig zou vergaren;
wellicht dat hun geflonk de zoon des nachts, die nooit
u zien wilt, toch naar het kruis, waarop Ge wacht, deed staren.
20-04-2017, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|