 |
We zijn de 34de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
10-05-2016 |
Het boerenmeisje. Willem Gijssels |
Ziet ze door de straten gaan
met haar beste kleren aan,
die zo flink de leest omsluiten,
met haar hoedje vol fatsoen,
rood van roos en van pioen,
het is het meisje van de buiten.
Nu zij wordt het wel gewaar,
dat er ogen hier en daar
haar bekijken door de ruiten,
het mag wel zijn is haar besluit,
want ze gaat er vast op uit,
het is het meisje van de buiten.
Al de jongens van de stad
roepen 'waarlijk welk een schat',
dat haar horen er van tuiten,
ten allen kant is het een begeer,
elke stap een vrijen meer,
het is het meisje van de buiten.
Als ik kermis mede vier,
zegt zij: 'het is voor mijn plezier,
hoe of ook de heren fluiten,
met ik trouwen op mijn toer,
het zal niet zijn dan met een boer',
het is het meisje van de buiten.
10-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-05-2016 |
Aan u alleen. Willems Gijssels |
Geen avondwind een ruist zo zoet
in het stille van de tijd
dat mijn gedachte iets anders doet
dan zoeken waar ge zijt.
Of hij op bloemen zegepraalt
mij laat hij koud als steen,
ik denk aan u, waar gij ook dwaalt
aan u, aan u alleen.
Geen sterreken verleidt er mij,
ik zie uw ogenpaar,
dat in mijn harte klinkt zo blij,
dan zijt gij weder daar.
Wanneer u oog in het mijne straalt,
geen afstand is er, neen,
ik denk aan u, waar gij ook dwaalt
aan u, aan u alleen.
Geen klosken klinkt er uit de vert,
zo vredig over het land
dat het een wijlken uit mijn hert
uw zoete stemme bant.
Wat ook zijn lieve klank verhaalt
wij spreken steeds meteen,
ik denk aan u, waar gij ook dwaalt
aan u, aan u alleen.
09-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-05-2016 |
Angelus. Willem Gijssels |
O angelus subtiel,
de vrome zielen lavend,
alsof er honing viel
in het vallen van de avond.
Gij laaft de nachtegaal
die in een droomwereld,
de kralen zijner taal,
zijn eigen ziel ontperelt.
Gij laaft de reine ziel
der loverstille bomen,
die bij uw klankgewiel
te luisteren staan en dromen.
Gij laaft mijn kranke ziel
door zondig leed gehavend,
alsof er honing viel
in het vallen van de avond.
08-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-05-2016 |
De morgen in het woud 2. Willem Gijssels |
De landman aan de ploeg
of op zijn spa gebogen,
heeft voor het lied geen oor,
voor het ochtendschoon geen ogen.
De rijke draaft voorbij
omringd van amazonen,
het paardgetrappel breekt
de vlucht der rieten tonen.
Wie hoort zijn melodie
zoet helmen door de bomen?
gij zijt het dichterziel,
verliefd tot hier gekomen.
Gij hoort een eigen lied
uw scheppend rijk ontvlieën,
dat zo oneindig is
als het rijk der melodieën.
07-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-05-2016 |
De morgen in het woud 1. Willem Gijssels |
De morgen doet het woud
uit zijn slaap verrijzen,
in grijze nevelwieg
hangt het lover nog te bijzen.
Daar klinkt een rieten stem
alsof er bij ontrolde
het herderstafereel
van Tristan en Isolde.
De zanger ongezien
blijft in de mist bedolven,
wie hoort zijn melodie
op het morgenwindje golven?
De slover der fabriek,
reeds moe van in de morgen,
gaat waar de nood hem dwingt
zijn levensvreugde worgen.
06-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-05-2016 |
In het harte des wouds 2. Willem Gijssels |
Nu leef ik in uw hart o woud, waar duizend lieren
rondom de grenzen sluiten tegen het driftig schuim
der mensenzee, in nederslaan en zegevieren
en ik voel uw zangen gaan naar het blauwend hemelruim
en langs mijn moede lijf met milde goedheid slieren
en tokkelen op mijn hart dat klopt zo ongestuim,
en klaagt in snikkend hijgen
bij het wuiven van de twijgen.
O gij, de navelstreng der moeder niet ontwrongen,
gij wortelt in haar schoot, gekoesterd en gekoosd,
gij kent de tijdgang niet door het steeds herhaald verjongen
uw levens dat in nieuwe lente openroost;
geen jaar of het jaagt u nieuwe adem door de longen
of moeder aarde zoogt haar trouw gebleven kroost;
o leer me door uw zangen
mijn leed en mijn verlangen.
Het woud antwoordt.
Kom laat uw hart verjongd met het mijne samenvloeien
of was het eeuwenoud toen u het de schepping schonk,
versleten, uitgediend: of zag het enkel bloeien
vergane dagen eer uw levenszonne blonk,
kom laat uw dromen door de hemelruimte roeien,
maar drink mijn zon, mijn lucht met ongemeten dronk
en laat mij al het geleden
begraven in mijn vrede.
05-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-05-2016 |
In het harte des wouds 1. Willem Gijssels |
Schuchter doet de dag zijn ogen
open aan de gulden zoom
van het Zonnewoud, wiens bogen
blauwen op uit nachtgedroom.
Ik zie verrukt de blijde sporen
van het ontwaken verder gaan
en allengs in wonder gloren
weeldevol de wereld staan.
Het leven loopt de boorden over
van de kroes te vol gedropt,
gutsend uit het liederend lover
wijl het hart der bomen klopt.
Ik voel hun koele adem stromen
ruisen als een goede zee,
en hun troost me nader komen
mij een kind van wereldwee.
Laat mij uw geheimen horen,
zeg vanwaar ik komend ben,
tot wat einde ik ben geboren
dat ik mij in u herken.
Gaat o woud, de volle hoorn
waaruit het leven bruisend vliet,
in uw stoffelijkheid verloren
in mijn sterfelijkheid te niet.
04-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-05-2016 |
Het woud 4. Willem Gijssels |
En ik zou bede plengen, boete plegen,
ik, ongerijpt voor strenge ascetentaal,
wie knielen kan moet kunnen overwegen:
de strijd alleen geleidt niet tot de zegen,
een vast geloof is reeds een zegepraal.
Maar waarom kwam er niemand mij vermanen,
daar bliezen weer de zuchten van de uil,
om van mijn hoop de laatste sprank te tanen,
mij gans ontwapenend voor de kronkelbanen
des levens, zonder gids, een modderkuil.
Een stoet van gramme goden trad me tegen:
Baal, Adonai, Jehova, Sabaoth...
of hoe, gelijk een rits aaneengeregen
bezweringsformulen, een kolk ontstegen
om mij te dreigen met een schandig lot.
Geen enkele toch kon zich mijn blik gewennen,
gelijk een bliksem door de ijle nacht
verzwonden zij, want goden die we kennen
zijn draken die een kranke geest berennen,
die zwichten moeten voor een gaaf gedacht.
03-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-05-2016 |
Het woud 3. Willem Gijssels |
Mijn hoongelach? Om uw verstand te loven
o wandelaar, die hier naar vrede zoekt
langs zuilen waar de beelden van verstoven,
weleer gevreesd, aanbeden of gevloekt,
Woehaa, ga voort, ik ga mijn voedsel roven.
De holen, die de nachtgeheimen helen,
gaan dieper in het woud om ruimer licht
en lucht op het vijvervlak te laten spelen,
de blauwe nacht omsluiert alles met fluwelen,
wegdonzend in een strelend toverzicht.
En of mijn ziel haar kreitsen wou verbreden
ter plaatse waar de hemel meer ontbloot,
weerspiegeld, voor mijn voeten kwam gegleden,
ze zocht naar hoger stijging door gebeden,
ontstaan in grootse barensreden schoot.
De schoot der eenzaamheid, die haar schatten
van rein geluk aan hem slechts openbaart,
de kluizenaar, die ver van het driftontspatten,
geworteld staat in het heilig alomvatten,
het geloof hetwelk hem het levensbrood vergaart.
02-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-05-2016 |
Het woud 2. Willem Gijssels |
Vaag hoorngetoet, ver knallen van de roeren,
of wild dat schichtig door de takken schiet,
het weergalmde een wijl in het zonderling vervoeren
van mijn gedachten, die ik maar draven liet,
tot zwaar en diep gezucht ze kwam omsnoeren.
Woehaa, het was de bosuil aan het blazen,
verzadigd tot wanneer een nieuwe roof
hem heimelijk zou verdrijven uit de mazen
van het loofwerk, waar hij nu als filosoof
te tronen zat en over het lot te razen.
Wie schuwt het licht? Ik draag in mijn geheugen
al het licht der eeuwen, voor uw zicht gedoofd,
in het kluwen vastgeworgd der heilige leugen,
o wandelaar, ik draag het in mijn hoofd,
het licht, waarvoor geen mensenogen deugen.
Uit puinen rijzen puinen, immer kouder
verarmoedt de aarde zich aan levensgloed,
mijn geest verrijkt hoe erger ik verouder,
hoe grootser wordt der goden dodenstoet
van sinds ik troonde op eener godheid schouder.
01-05-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-04-2016 |
Het woud 1. Willem Gijssels |
Het koele woud op mijn levensreis,
bood mij zijn bogen, onder wier gewelf,
alleen, ik vrede vond en mijn gepeinzen
gebaren waren van mijn eigen zelf,
in eenzaamheid niet langer mij te ontveinzen.
En dieper drong ik door de donkere gangen,
en dieper tot de bodem van mijn ziel,
geen klank van elders zocht ik op te vangen,
geen licht te speuren dan hetgeen er viel
van maan en sterren door de loverhangen.
Uit klare wonden zag ik de aarde bloeden,
en sloeg het rollen gade van het parelend vocht,
dat zich een bedding groef in het danig spoeden
naar het einde van zijn steeds hernomen tocht,
om bloem en plant, om heel het woud te voeden.
Terwijl er klanken deze bron ontvloden,
met harpgetril of wild geluid doortrild,
ontwaakten ook de nachtelijke boden
met de echos van de stemmen ongestild
uit het geestenrijk der afgedankte goden.
30-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-04-2016 |
Gesnoeide bomen. Willem Gijssels |
De bijl is aan het werk geweest,
ik zie door vele wonden,
in naakte ronden witgevleesd,
uw arme lijf geschonden.
De snoeisels liggen saamgetast,
er rond de koude scherven,
mijn aankomst heeft een raaf verrast,
die krast in al mijn nerven.
Ik voel de bijl bij al haar hees
en al haar schorre kreten,
en al uw wonden in mijn vlees
met vinnig scherpe beten.
29-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-04-2016 |
De olmenlaan. Willem Gijssels |
De rossige olmenlaan, tot in de verte,
kruipt naar het dorp, als naar een warme haard,
waar het kroost zich koestert aan het moederherte,
de huisjes dicht rondom de kerk geschaard.
Hier staat er eentje langs de weg gebleven,
een blauwig wolkje wimpelt uit de schouw,
en wenkt me toe: uw handen zijn versteven,
kom binnen, wij verdrijven hier de kou.
En kijk daar zit een moederken te staren
in het krevelend flikkerspel van het open vuur,
de vlammen smeulen, rijzen op, bedaren,
en achtereen rookwalmen op den duur.
Het peinzend vrouwtje knikt in haar verleden,
wijl om haar harte warmer lichten gaan,
ze dommelt weg in eenen zoeten vrede.
Soms tikt een takje tegen het venster aan:
de winter klopt of hij wou binnentreden.
28-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-04-2016 |
Oktober. Willem Gijssels |
Straks gaan de vleugels van de wind
in het krakend hout aan het dorsen,
de blaren en het naaldengrint
langs alle wegels van de wind vermorsen.
Nu gaat de zon haar stralentros vergaren,
wijl onder het dak der blaren de broze dag verwelkt;
het goud der zonne kolkt in rode vloed geronnen en bewolkt,
en schiet een laatste schicht die door de donkere stammen openkelkt vol licht.
De rode beuk die vlammen zaait,
de spar en eik en blanke berk
gaan in een golf die lichterlaait
op goud en brons en zilverwerk.
Daartussen slaat met slanke top
de den zijn sombere tenten op.
Stil boven beuken, eiken, sparren
en berken, over heel het kamp
ontsteken hier en daar de starren
hun avondlamp.
27-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-04-2016 |
De treurwilg. Willem Gijssels |
Waarom zit ik te dromen aan de vijver,
dat weet de weemoed, die dit plekje mint,
dat weet de wilg, die in een overdrijver
als ik een broeder vindt.
De vijver die het emblema van verzoenen,
de zwaarden draagt van het lis in het lijdzaam hart,
de wilg die weemoed weent in rouwfestoenen,
als een fontein van smart.
Vertoont de maan haar spiegelbeeld bij tijden,
dan volgt mijn droom haar koude sikkel na,
doch wondere sterren lichten op en glijden
rondom Ophelia.
26-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-04-2016 |
De notelarendijk. Willem Gijssels |
Ik volg de weg der stoere notelaren,
die boven weide en water het breed gewaad,
te torsen staan, van hun bronzen blaren.
De weide ligt in malven mist te slapen,
langsheen de dijk, waarop de Schelde slaat,
bewaakt de herder zijn kudden schapen.
Zij kijken naar het water met verbazen,
en voegen bij het geklots hun bang geblaat,
of trippelen verder waar ze een wijlken grazen.
De schepershond loopt her en der verlegen,
hij sleurt, wanneer een schaap te verre gaat,
het weder bij de aangeduide wegen.
De kalme rust omringt de stille scheper
met zielevree geprint op het bruin gelaat:
het zijn dromen die gij drijft o goede dweper.
25-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-04-2016 |
De lange dreef. Willem Gijssels |
Ik volg gedwee de lange dreef
door het peinzend avondland,
wijl elke droom die ik herleef
zich met de weg verwant.
Bij elke tred een lied gelijk,
vervloeit mijn levensdroom,
en mijn verlangen, eens zo rijk,
vervaagt van boom tot boom.
Hoe voel ik mijn verlatenheid
verwijden om mij heen,
en lang de weg, die mij geleidt,
zo eenzaam en alleen.
De sterren zien me, stijf en koud,
in sombere twijfel gaan,
en ginder spuwt het zwarte woud
de rode schijf der maan.
24-04-2016, 07:57
Geschreven door André 
|
|
 |
23-04-2016 |
De trilpopulieren. Willem Gijssels |
O dat zonnige ruisen die zomerse dag,
dat klapperen der popels waaronder ik lag,
O dat ruisen als zong er de rusteloze zee
haar lied van verlangen naar eeuwige vree.
O die blauwende luchten zo ver en zo diep,
waar amper een wolksken verloren in liep,
O dat ruisen dat smelt en waarin men vervliet,
een vloksken gelijk, in de zee van een lied.
O dat zonnige ruisen die zomerse dag,
dat klapperen der popels waaronder ik lag.
23-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-04-2016 |
De linde. Willem Gijssels |
De linde draagt haar lentekroon
weid uitgespreid en ronder,
gelijk in een droom zo schoon,
een meisje zit eronder.
De zon zingt in het lommerloof
en regent gouden druppelen,
liet ik mijn harte doen, ik geloof
ik zou naar het meisje huppelen.
Mijn dromen gaf ik gaarne veil
voor een van hare dromen,
neen, ik wist niet dat er zoveel heil
nog kon te samen komen.
Wanneer mijn hart van kommer beeft,
dan denk ik aan het wonder,
een linde die haar lommer geeft
een dromend kind eronder.
22-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-04-2016 |
Lentebomen. Willem Gijssels |
Als de wind een blaadje bedelt
van uw overtallige kroost,
geef gehoor aan zijn verlangen,
denkt dat hij uw warme wangen
om uw aalmoes koelt en koost.
Later komt de grove winter,
die noch bedelt noch belooft,
en dan staat gij bij het ruiven,
hem te smeken om uw huiven
weg te nemen van uw hoofd.
Och een blaadje meer of minder,
het vliege met de lentewind,
liever laten wij de rover
ons weerspannig winterlover,
als hij nog iets over vindt.
21-04-2016, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|