 |
We zijn de 34de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
02-11-2015 |
Elfenkelk. Hélène Swarth |
Ik droomde in zomerzoel aromenbad,
toen ik plots ontwaarde, met een leliekelk,
vol vonkelend vocht zo blank als manemelk,
een maanblonde elf, die bij mijn peluw zat.
Rein is uw mond, dat zonde niet verwelk
het koel satijn van het welvend lelieblad,
zo neem deze lelie, toverwijn bevat
die bloem, wees blij, ik bied haar niet aan elk.
Drink leeg die kelk, doch enkel les uw dorst
naar het hoogste goed en het heerlijkst hemelheil,
en zorg wel zeer, dat ge nooit een drop vermorst.
En geef hem nooit aan valse blikken veil,
dan voel je een vogel opwieken uit uw borst,
en zing een lied, dat geeft wel vree en wijl.
02-11-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-11-2015 |
Witte seringen in haardgloed. Hélène Swarth |
Karmijnen schijn van vlammenvuur laat blozen
de blanke pluimen, die zich mollig ronden,
van tedere seringen, wreed gezonden
uit zuiderzonnezoelte, om droeve, in bozen
moordende noordenwinter stil, aan wonden
onzichtbaar, weg te kwijnen. Gloed van rozen
werpt zo de zon, in rode apotheosen,
op blank van sneeuw, tot vlokken bloeien als monden.
Zo leidde een laan zacht mij naar het land van dromen,
het blanke land waar lachen is noch wenen,
wil me uit die bloemen uw ziel omzweven komen,
door vlammenzee met sproken-rood beschenen,
o toversneeuw, die rook naar lente-aromen,
in de eeuwigheid versmolten en verdwenen.
01-11-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
31-10-2015 |
Wilde wingerd. Hélène Swarth |
De wilde wingerd laat haar bladen mat
druppelen neer, en vlekken als vallend bloed
het murwe mul, wel wetende dat zij moet
verwelken en sterven, langzaam, blad na blad.
Verslapt en saploos, moe van duldenmoed,
wijl zomerzon haar kwijnend zijn vergat,
gekruisigd wreed op bruin vermolmde lat,
smeekt ze om één bleke streling nog van gloed.
En krachteloos, klachtloos, zijgen één voor één,
de bladeren neer en laat armzalig bloot,
de martel strak gespannen ranken ween.
O wingerd, bloedige bladeren om droeve dood,
na mei beloofde zomerzaligheden,
zo nodig verloren en die gij nooit genoot.
31-10-2015, 09:46
Geschreven door André 
|
|
 |
30-10-2015 |
Rozen. Hélène Swarth |
Nu sterven de rozen wel overal,
maar ik heb gered van de ruwe dood
in een lucht als van lente, in een kelk van kristal,
septemberrozen, liefderood.
Maar nu vallen de bladeren al in mijn hand,
nu vallen de bladeren al in mijn schoot,
en zij lijken de schelpen van het levensstrand,
en de vlokkende wolken van avondrood.
En de tranen zo zwaar van wie niet bemint,
en tragische trage druppels bloed,
één ziet er mij aan als een lijdend kind
met vlammende wangen, dat sterven moet.
Nu blijven alleen maar de harten bloot,
en de smartelijke doornen in kil kristal,
ze waren al zo broos, zo rijp voor de dood,
nu sterven de rode rozen wel overal.
30-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-10-2015 |
Godsverlangen. Hélène Swarth |
Ik weet zeker dat ik nooit
aanschouwen zal, in het blanke roze hart
van het Paradijs, God, die woorden tart,
hoe liefelijk ook trouw mijn donker hart vermooit.
Ik zie de rotswanden ruig en zwart,
die sluiten mij eeuwig uit van het heil, ontplooid
in reuze rozebladen. Het lied verstrooit
noch troost mij langer, het luidt vol droeve smart.
Het vlammenpurper van het vagevuur
symbool en kleur van vrolijk morgenrood,
belooft de ziel het hemel lente-azuur.
Maar het somber dal met zijn kerker op slot
laat geen straal door van boven, hoe ik tuur,
nog trilt verlangen, doch mijn hoop is God.
29-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-10-2015 |
Naar het luwe dal. Hélène Swarth |
De lente lokt naar het luwe dal,
vraagt of ik het altijd schuwen zal,
verlaat nu het blank dat nimmer smelt,
voor blauw en groen van meer en veld.
Wel drijft mij heimwee naar het dal,
maar ik voel mij dalen als een val,
ik steeg als strevensblij een held,
naar de ijle sfeer waar het ijs nooit smelt.
In reinheid leven was mijn doel,
hoog boven kudde en marktgewoel,
in waarheid leven was mijn wil,
mijzelve wezen hoog en stil.
Hoog woonde ik boven het hoogste woud,
de sneeuw lag rein, de wind woei koud,
het was al doorzichtig, blauw en klaar,
ik woonde alleen met de adelaar.
Toch is in de ijslucht niet verstard,
dit al te warme liedehart,
ik breng u geen verlossingswoord,
daarboven heb ik het niet gehoord.
Mijn open handen houden omvat,
geen steen der wijzen en geen schat,
alleen van de zon wat tovergoud,
van het hemelazuur dat me overblauwt.
28-10-2015, 08:42
Geschreven door André 
|
|
 |
27-10-2015 |
Dode bladeren 2. Hélène Swarth |
O dode bladeren, die ik ontvouwen zag
uit duizend knoppen, de eerste blauwe dag
die ik weven zag rond bomenkruinen breed,
uw koelte en schaduw-wuivend bomenkleed.
Die ik zag verwelken en vallen op de baar
van de dode zomer, traag als tranen zwaar,
in regenbleke schemer, als geween
van eenzaam kranke bomen, één voor één.
Eens verheven, zingend zomerlof,
laag gedaalden, keert nu weer tot stof,
keert niet gedwee gij weer in de aardschoot?
zo wekt u nimmer lente's morgenrood.
Om weer te spruiten in zon en juich azuur,
moet gij eerst verbrand in aarde's vagevuur.
27-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-10-2015 |
Dode bladeren 1. Hélène Swarth |
Wat ritselt achter mij in de winterlaan,
waar star van wanhoop zwarte bomen staan,
wat rent mij na, en hecht zich aan mijn kleed,
zodat ik schichtig omzie, bang voor leed?
Het zijn maar dode bladeren, zwart en blond,
die ijswind voortzweept over grijze grond,
het zijn enkel maar bevrozen bladeren als heel,
heel oude brieven, rimpelvol en geel.
Ook zwarte zijn er als verkoold papier,
en bruingeschroeide, als redde een hand ze uit het vier,
nu dwarrelen zij alleen rond mijn, geel en ros
en bruin, een krans die laat mijn kleed niet los.
En altijd verder, koud en eenzaam, vlied
ik waar de stormwind loeit zijn koningslied,
waar zwavelgeel laait op in louteringsbrand,
de wrede hemel boven het lijdend land.
26-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-10-2015 |
Mei-verlangen. Hélène Swarth |
Ik heb de hele winter naar de mei gesmacht,
en komt de mei, wat zal de mei dan brengen?
veel goud en blauw om lente-azuur te mengen,
veel bladergroen, waar het blije bos mee vlagt.
Zal de hete zon geen tedere knoppen zengen?
Zal rijp vernielen de blanke bloesempracht?
ik wacht op de zon, na grijze wolkenjacht,
wanneer rust de lucht van storm en regenplengen.
Ik tel de dagen lentelichtend lengen,
ik wacht en wacht, en weet niet wat ik wacht,
en wacht en wacht en zo naar de mei getracht,
komt er een mei, wat zal die mei dan brengen?
25-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-10-2015 |
Landschap in het vuur. Hélène Swarth |
Windstille gitten winterbomen staan
in luchtrood, op purperen rotswand,
tragisch scharlaken, wreed oranje brandt
de hemel. Zal de wereld nu vergaan?
Op karmozijnen vijver drijft een plant,
een roze lotus vreemd op brede bladeren,
ik denk en mijmer en wil het geheim verstaan,
van een zomerbloem ontloken in het winterland.
De purperen rotsen ploffen plots in puin,
ontwortelt stort in het karmozijnen meer,
mijn ogenlust, mijn rode tovertuin.
Verbeeldt die lotus niet verzaking-leer,
en het meer Nirwana? Wacht, op trots-arduin,
mijn wereld niet de brand die haar verteert?
24-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-10-2015 |
Winterstorm. Hélène Swarth |
De regen roffelt op de strakgespannen
schermen, rouwzwart, lantaarn-overglommen,
een droeve marsch op somber omfloersde trommen,
op trage maat van zware stap van mannen.
Windvlagen loeien uit de kerkhoflaan, als drommen
verdoolde zielen, huiverbang verbannen,
uit het huis van eigen lijf, met twijgen en pannen
mij dreigend, tot haar wanhoop doet verstommen.
Een reuzenlange schaduw op de rossen
rijweg, werpt voor zich uit elk naderend wezen,
als voorgevoel van noodlot.
Verlossen van donkere macht belooft en kalmt mijn wezen,
van verre al het venster, rood van haardeblossen,
waar ik veilig bij mijn levensboek ga lezen.
1903
23-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-10-2015 |
Levensland. Hélène Swarth |
November nevelt in mijn levensland,
ik heb in wanhoop, niet mijn land beplant,
geen hyacinth vol prikkelzoet aroom,
van hoop en liefde als jonge dichtersdroom.
Geen tengere krokus, zonnevonken geel,
geen vlammentulp, wordt in april mijn deel,
verkwijnend liet ik leeg het ontredderd perk,
en vroeg:"waartoe dit doelloos droeve werk"?
Zijn voos of vol de bollen die ik plant?
nooit keert de lente naar mijn levensland,
nu zweept november-sneeuw mij in het bleek gelaat,
nu peint berouw mijn ziel om wanhoopsraad.
Nooit keert mijn levensmei, maar toch slaat schrik
mijn hart. Als eeuwige lente kwam, zou ik
haar altaar naderen zonder offerand,
wijl ik leeg verwilderd liet mijn levensland.
22-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-10-2015 |
Geknakte rozelaar. Hélène Swarth |
Hoe roert mijn ziel die trouwe rozelaar,
die stormgeknakt vol milde bloeienswil,
mijn kerkhof-somber, groeven kelderkil
hoveken, troost met rozen wonderbaar.
November streng maakt alle bomen stil,
die zoevend klagen, droeve om het kranke jaar,
hij zond tot moorden noorderwind met klaar,
blauw zwaard naar het bos, dat wachtte in bang getril.
De grond, staalhard, van bladeren geel en bruin,
voor koning winters intrede rijk tapijt,
kreunt schril van kou. Maar stervende in mijn tuin
bloeit nog, met wreedgeknakte ranken, en wijdt
de herfst de laatste bleke bloem, die schuin
geslagen boom, al gevend nog tederheid.
21-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
20-10-2015 |
Herfstland. Hélène Swarth |
Langs wegen en velden vrede lang verloren,
zocht ik alom vrede rein van vroeger,
blankbleke hemel zilverde op een zwoeger,
die blonde garven bond van haverkoren.
Een ploeg, vaalbruin de plunje van de ploeger,
met een rosbruin paard groef paarsig bruine voren,
een vrede rein door het leven niet te storen
zweefde over het land. Alleen mijn onrust kloeg er.
De bomen bloeiden als violette vlinderen,
lupine aroom doorlentte zoel de luchten,
de rijpe herfst kon niet mijn wee verminderen.
In het holle bospad bukte ik om beukenvruchten,
een zingend troepje zilverblonde kinderen,
langs velden en wegen deed leed mij vluchten.
20-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
19-10-2015 |
Zomerwolken. Hélène Swarth |
Ik zag in de wolken op een sneeuwen peluw, dromen
een jonge moeder, een engel omhelzend teder,
die lachend haar in de armen lag, een veder
voor de dartele wind, die stoeide in de lindebomen.
Hun reine rust verstorend, maar geen vrede is er
in het wild geruis der bladeren, en het aromen
offer, die de ziel der linden vindend, komen
zag hij de wolk een spel, een wreder.
Hij roofde het kindje uit moeders hemelarmen,
en joeg het voort, tot ver het was verdwenen,
naar zee-zusteren vluchtende om erbarmen.
Ik zag het gelaat der moederwolk verstenen,
o boze wind, wie zal mijn kind nu warmen?
en het wolken-marmer smolt in regenwenen.
19-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
18-10-2015 |
Hoogvlak. Hélène Swarth |
Ik blik verwonderd neer van het hoogvlak: was
dat ijl, klein bos mijn heilig smartenwoud?
waar ik handenwringend doolde in het donker? Stout
beklom ik de berg spiralend de enge pas.
De reine wind der hoogte omwaait me, en goud
van de middagzon uit blauwen hemelplas
verblindt mijn blik, die weg zich wendt al ras
van het kleine bos, vol van rouwen dat mij rouwt.
Armzalige boomgroep, kinderspeelgoed-tuin,
de kruinen wuiven, suizelend droeve groet,
in de afgrond rolt een brokje rotspuin.
Als enig antwoord van mijn trotse voet
die hoger stijgt, naar het ijsbekroonde kruin,
waar ik wel van weet, dat ik er sterven moet.
18-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
17-10-2015 |
Boslaan Hélène Swarth |
Mooi glooit de laan, ruigbruin van beukennoten,
geblond van donzig bloeiend bermengras,
droefgroen van mos, blijblank van repen glas
der wagensporen waterval als sloten.
Rouwviolette in wee versteven plas
golft sombere heide gevlekt met dennenloten
langs de oude laan, die veilig houdt omsloten
het woud met bomen trouw, uit heldenras.
De beuken rijzen boven het laag krioelen
van nederig mos en kruipend heidekruid,
en nijd venijnige bonte paddetsoelen.
Zo zendt mijn ziel met heimwee ruisgeluid,
om de adem Gods in het hoogste loof te voelen,
haar droom bomen boven het leven uit.
17-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-10-2015 |
Ruisen. Hélène Swarth |
Ik hoor de vleugels van Gods engelen suizen,
Ik hoor het ruisen van de levensboom,
Ik hoor het bruisen van mijn levensstroom,
die wild verbreekt zijn wil gebouwde sluizen.
Ik loop door het leven, luisterend naar mijn droom,
en ik voel me een vreemde in alle mensenhuizen,
bouw me in het woud, heel ver weg van wegen kruisen,
een stille hut, waar vlucht mijn wereldschroom.
Waar luide kreten niet mijn ziel beëngen,
in het rein mysterie waar ik mijn leven aan wijd,
laat boom en vogel melodieën mengen,
in het ruislied dat mijn harteklop begeleidt,
tot de engel Gods komt zijn blijde tijding brengen,
en ik ruisen hoor de zee van eeuwigheid.
1903
16-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-10-2015 |
Immortellen of strobloem. Hélène Swarth |
Aan stengels trillend lijk vioolsnaren,
rozenrode ritselende immortellen,
zie ik tot mij uw koude kelkjes hellen,
uw gouden ogen mij in de ogen staren.
Tenger in schijn, maar sterk in waarheid-stellen,
komt gij met de vraag der sphinx. Of brengt gij maren
van de eeuwigheid? Waar zonden noch gevaren
de rein bevrijde ziel, meer dreigen en kwellen.
Dodenbloem, die leent van weelderozen,
de levenskleur in twijfelgrijs ging onder
het geloof der ziel genadiglijk verkozen.
Tot eeuwig leven-ziel, ik leefde zonder
maar ziek van ziel gelijk de hopelozen,
o dodenbloem, verkondig mij het wonder.
15-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-10-2015 |
Blauwe vogel. Hélène Swarth |
O blauwe vogel, die uit de oude kluis
het gelovig kindje lokte met uw lied,
volg mij, volg mij, ik zie wat gij niet ziet,
zo heilbelovend zong door het loofgeruis.
Uw melodie dat ik mij leiden liet,
terwijl het bouwval werd mijn vaderhuis,
door het wildwoud tot waar een vermolmd kruis
verrees uit een moeras, verbloemd door riet.
Zo wonderzalig, zo roerende en vertrouwd,
en toch zo vreemd uw melodie gelok,
nu licht gelispel, lijk van wind door woud.
Dan zoet roeken van duiven op een huizenok,
daar klaar triomfgekraai van een zonheraut,
dan een engelengroet van een verre kloosterklok.
14-10-2015, 00:34
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|