 |
We zijn de 34de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
12-10-2015 |
Kerk in juni. Hélène Swarth |
Door het lente lindegroen der kerkruiten,
zendt een blanke zon naar het gele kroonkoper,
een brede beek van zilverlicht. Doop er
uw vleugels in en vlucht naar het ruisende buiten.
Mijn hart, hoe wijlt gij in een mensenkerk? Verkoop er
uw vrijheid niet voor vrede. Of moe van het muiten
verkiest gij het orgelklagen boven het fluiten
der vogels? Kom o vreugde in vrede, hoper.
Kom mee waar aarde en zomer hoogtij vieren,
waar vlammen rozen en scharlaken vruchten,
waar de zee rolt turkozen en saffieren,
waar blanke wolken over blauwe luchten
wandelen als engelen, waar Gods eigen lieren,
de bomen zingen al wat mij maar zuchten.
12-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-10-2015 |
Weerschijn. Hélène Swarth |
Uit toverspel van zon op ruit, verrijzen
zie ik een Oosterse eng-gebouwde straat,
wie er loopt dolen in het donker vreest verraad,
een straat van louter sprook-paleizen.
Met koepels van karbonkelen. Pralend gaat
de vonkelzon in golven-paradijzen
verzinken, en mij die zwarte nacht doet ijzen,
vertroost een droom nog van haar goud gelaat.
De luchte zaal, waar luisteren in lichte klederen,
een tuin vol leliën, tulpen en violen,
die de zomer-zeewind streelt met zoete vederen.
Veel mensen blij naar fluiten en violen,
blijft vreemd mijn ziel, haar kan alleen vertederen
die gouden stad, waar liep mijn jeugd te dolen.
11-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-10-2015 |
Leliepad. Hélène Swarth |
Ik droomde ik liep in mijn oude lieve stad,
waar ik lang geleden leefde, een eenzaam kind,
op plein en straten wolkte de meiwind,
een lentesneeuw van bloemen waar ik trad.
Verwonderd blij, als één die wedervindt,
een lang verloren lang betreurde schat,
geen blaadje kreukend van mijn leliepad,
liep ik te zweven als een ree gezwind.
Dromen blank door de engel mij vergaard,
tedere onschuld van mijn kindertijd,
in hemeltuin genadiglijk bewaard.
Zegende weg, die stijgend steil mij leidt
door het leven heen, van kindervrede op aard
naar engelenvrede in stralende eeuwigheid.
10-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-10-2015 |
Op mezelf. Hélène Swarth |
Wanneer God mij ontviel, op wie heb ik vertrouwd? Op mezelf.
Op welke rots mijn troon van trots gebouw? Op mezelf.
Wie bleef mij trouw wanneer liefde hoonde en vriendschap vlood? Ikzelf.
Wie leidde mij door het zwarte smartenwoud? Ikzelf.
Van welk mysterie ondoorgrond durfde ik mij lied te laten zingen vrij en stout? Van mezelf.
In welke diepe zeeën dook mij ziel om koralen? In mezelf.
In welke donkere mijnen dolf ik goud? In mezelf.
Waar stapelen zich de jaren tot grijze wolken droef en ijzig koud? In mezelf.
Uit mezelf ben ik getreden, anders klonk mijn lied mij in de oren
waarin mijn ziel gejuicht heeft en gerouwd, om mezelf.
Ik bladerde in mijn boek van jeugd met koele bevreemding,
en ik wijt mijn leed aan ik weet niet welke fout, van mezelf.
Ik heb heel de wereld aanschouwd, in mezelf.
09-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
08-10-2015 |
Met een glimlach. Hélène Swarth |
Ik wil door het leven gaan tevree met een glimlach,
bezeilen mijn gedachten-zee met een glimlach,
die grondeloos lokt zo blond als een meer,
maar het stormde al toen ik stag van de ree met een glimlach.
Toen goot ik olie van mijn lied op de golven,
dat baatte beter dan een bede, met een glimlach,
ik was alleen mijn hele jeugd en ik wachtte,
ik wachtte zingende en gedwee, met een glimlach.
Het mijmerbootje is klein en teder en het kantelt
wanneer ik neem mijn liefde mee met een glimlach,
ik vul het vaartuig met mijn ziel, maar te zwaar is mijn
hart en het bootje is te klein voor ons twee met een glimlach.
Is het wijsheid wel of maar zelfzucht,
te drijven over het werldwee, met een glimlach?
08-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
07-10-2015 |
Paarse papavers. Hélène Swarth |
Wieg mij in slaap met uw bloemenzang, paarse papavers,
zo zoet is de nacht en de dag zo wrang, paarse papavers,
ik liep door het leven als een zingend kind, strekkend mijn armen
naar het blauw in de poort van die donkere gang, paarse papavers.
Ik zong er zo blij wanneer mij steunde een hart sterker dan mij,
ik zong er zo droef wanneer ik er alleen was zo bang, paarse papavers,
nu wilde ik slapen maar dromen niet, slapen alleen maar,
mijn leden zijn moe en de weg is zo lang, paarse papavers.
Gaan slapen zo veilig zo goed kalm als een kind,
tranen beregenen mijn bleke wang, paarse papavers,
bloemen van Lethe, vernevelend leed, heden en verleden,
bevrijd mij een wijl van mijn levensdwang, paarse papavers.
07-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
06-10-2015 |
Dichter-narcis. Hélène Swarth |
Mijn ziel gelijkt de dichter-narcis,
die spiegelt klaar in water mei-fris
de wijd-gespreide blanke blader-kelk.
Beschermend wuift het goud-bloemig lis,
rondom haar kroon zijn lansen van smaragd,
en ritsel-riet omringd haar met een nis
van teder-groen en blauw vergeet-mij-niet,
vertelt haar sproken van wat niet meer is.
Haar laaft de lucht, haar voedt de moederaard,
en durfde een hand te ontrukken, met gegris
hebzuchtig wreed, haar aan haar spiegelvliet,
zij kwijnde een wijle en welkte van gemis.
06-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
05-10-2015 |
Gevelde linden. Hélène Swarth |
O wreed vermoorde lieve zomerlinden,
vol merelzang en blonde maanlicht-sproken,
waagden nauwelijks uw bladsmaragd te kraken,
met zijden vleugels tedere suizelwinden.
Hoe kont gij, milde aan lommer en bloezemroken,
voor het slechte werk de ruwe beulen vinden,
die het schandmerk branden, en de stroppen winden
rondom uw toppen, martelaren ongewroken.
Gelijk een pelgrimsstoet in lange reien,
zie ik al de linden van mijn dreven komen,
eentonig droef doorklaagt mijn ziel haar schreien.
En ik wil herkennen tussen al die bomen,
mijn linde lief, wier koele bladermeien,
ruisten aan het raam, waar mijn jeugd zat te dromen.
05-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
04-10-2015 |
Uit mijn kinderjaren. Hélène Swarth |
Een sombere tuin waar de kloosterklokken tampen,
een muur van populieren vormt de horizon,
uit de blanke lucht komt een zwakke zilverzon,
het golvend lover even bevend schampen.
In het grijze kerkje zingt een bleke non,
in het matte licht van donzen wierookdampen,
extatisch rein van vrede in levensrampen,
en hoe de hemel de aarde ten laatste overwon.
Aan het venster zingt een klein vijfjarig meisje,
op het blanke voorhoofd brandde God al zijn merk,
de stemming in het vrome paradijsje.
Vol zachte zang weergalmt uit de kerk,
die eens zal wenen, een teder klagend wijsje
van hemel-heimwee in haar dichtwerk.
04-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
03-10-2015 |
Tuintje in december. Hélène Swarth |
De stro omwonden blonde monsterkoppen
der rozenbomen, zijn zo droef aan het pruilen,
vernederd-lelijk onder druilig-vuilen
decemberregen, zwaar van kille droppen.
In het glimnat zwart van schutting-klimop schuilen
aardkleurige mussen, fladderen op en kloppen
aan de glazen deur, om kruimels brood, die soppen
als vlokken sneeuw aan het smelten in regenkuilen.
Het harde groen van turven en kolenschuren,
is het enige groen in het groezelbruin vierkantje,
omkloosterd eng door dreigend grijze muren.
O lichte, lente met uw zonnehandje,
verjaag die norse kleurendief, die guren
decemberregen wekte in mijn rozenlandje.
03-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
02-10-2015 |
Lenteplein. Hélène Swarth |
Wolkenroze en luchtblauw bloeien voor de huizen,
de tengere koekoeksbloem en vergeet-mij-niet,
van de olmen komt, wanneer het windvleugje vliedt,
een bloesemregen vleugelend nedersuizen.
Het is of een spelende engel bloeien liet,
hoog boven het plein waar de olmenlanen kruisen,
lichtroze koekoeksbloem, tedere wolkenpluizen,
in het bleek vergeet-mij-niet blauw verschiet.
En langzaam wandelt in smaragden-regen
van olmenbloesem, dragend voor zich uit,
een blonde korf vol blanke leliezegen.
In de reikapel, waar het engelklokje luidt,
een meisje in het wit op lichte lentewegen,
een lelie Gods, een ranke lentebruid.
02-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
01-10-2015 |
Winterlaan. Hélène Swarth |
Hoe lijkwit ligt de rechte winterlaan,
waar zwarte bomen, in verstijfd gebaar,
van stroeve droefheid strekken naar de klaar
kristallen hemel de armen, al riepen zij aan
de oktoberzon, die ze op een gouden baar,
bestrooid met rode en gele rozen, gaan
ten grave dragen. Kon die zon weerstaan
de klacht der bomen, zag zij ze even maar.
Doch marmerhard is het hart der winterzon,
haar scherpe schichten schitteren louter kou,
nuchter vernuft, geen warme liefdebron.
En de enige kleur in het blank en zwart en grauw,
is de donkere bloedvlek op de horizon,
droefrood, de mantel van de vissersvrouw.
01-10-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
30-09-2015 |
Meidroom. Hélène Swarth |
Ik droomde een droom van het mei-seizoen,
ik lag in het lover en zoende het groen,
lijk lang geleden was het lente in mij,
zo wild zo fris zo jong zo blij.
Zo enig lokte de merelfluit,
zo koel doorklokte het brongeluid,
de wind doorwuifde de wildernis,
zo blij zo jong zo wild zo fris.
Ik rolde in het mos en het varenmeer,
in eenvoud één met de aarde weer,
en lachte en weende en juichte en zong,
zo fris zo blij zo wild zo jong.
Kom weer, o tedere meidroom,
en ik zing gelijk met jou mijn wensdroom,
een leeuwerik, met melodieën mild,
zo fris zo blij zo jong zo wild.
30-09-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
29-09-2015 |
Een marmeren masker. Hélène Swarth |
Een marmeren masker heeft mijn wil uitgehouwen,
een sterke vesting voor mijn zwak gelaat,
waar achter wandelen, vrezend geen verraad,
zo veilig vrij, mijn vreugden en mijn rouwen.
Ik weet dat mijn masker holen openlaat,
waar onbeschermd mijn ogen heen door blauwen,
doch koel en roerloos blikken die getrouwen,
op het laag gewoel der volk betreden straat.
Toch bergt mijn burcht één enkele verrader,
een argeloos kind, dat goud en paarlen steelt,
uit de open schatkist van zijn milde vader.
En ze, in de poort, aan het lachend volk verdeelt;
ik straf niet, want het lieve kind is mij toch nader,
het is het lied dat mij op de lippen speelt.
29-09-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
28-09-2015 |
Leliewei. Hélène Swarth |
De grijze voorhang van de winter week,
en ik zag de hemel in een droomgezicht,
een leliewei vol zilveren meilicht,
en spelende engelen, stengelteer, in bleek
en blij getinte klederen. Het aangezicht
zo rein extatisch, kwelend zacht, zo week
een melodie dat, nevelend heen, bezweek
de donkere smart die mij ten gronde richt.
En ik zie ze spelen in de meiwei
vol blanke bloemen, in de blanke lentelucht,
een tederkleurige, neuriënde rei
van meisjes rank, zo ziet mijn hemelzucht
de engelen weer in zoet gespelemei,
die leliewei, waarheen mijn heimwee vlucht.
1902
Hélène Swarth Amsterdam 1859- Velp 1941
Hélène Swarth kreeg een Franstalige opvoeding in Brussel. Haar eerste gedichten schrijft zij in het Frans.
Op advies van Pol De Mont begint zij in het Nederlands te schrijven. Zij schrijft gedichten, verhalen en
sprookjes. Zij vertaalt werk van Alfred De Musset en van Elisabeth Barrett-Browning. Zij vertaalt ook
Roemeense volksliederen van Hélène Vacaresco.
Zij woont van 1884 tot 1894 in Mechelen waar haar eerste dichtbundels verschijnen. In 1894 keert ze terug
naar Nederland.
Hélène Swarth heeft zoveel gedichten geschreven in tijdschriften, dichtbundels, toevallig neergepend; dat het
bijna onmogelijk is om heel haar oeuvre te verzamelen.
28-09-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
27-09-2015 |
Die winter is vergangen. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Die winter is vergangen,
zo zong uw vreugd haar lied,
en blije lentevogels
verstonden zijn bedied.
Want alles toog aan het zingen,
met kele hoog en luid,
de lente ging aan het geuren,
gelukkig om haar buit.
Waar winter is vergangen,
daar bloeit de hele aard,
daar schiet de zon haar stralen,
die lang zij heeft vergaard.
Daar tooit het hart zijn dagen,
met schoonheid blank en jong,
en luistert naar de vreugde,
die eens het liedje zong.
Soms is het mij of de klanken
bijna verstorven zijn,
zo zwak hoor ik de tonen,
die trillen na van pijn.
Ik wou het luider horen,
en spits mijn luisterend oor,
het komt van ver getogen,
een echo is het die ik hoor.
Is winter nog vergangen?
Is lentes boodschap blij?
o zing het mij in klanken,
die dreunen luid door mij.
Of kan ik niet meer luisteren,
en hoor ik een hiaat,
in die eens zoete klanken,
waar heel mijn hart naar gaat?
Toch zal ik blijven luisteren
een lenteleven lang,
dit lied is voor mijn wezen
van tijd en eeuwigheid de zang.
27-09-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
26-09-2015 |
Afwezigheid. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Nachten
dragen mijn gedachten
ginder naar de stille plek,
waar de sterren helder blinken
het lied van nachten zo doet klinken
dat het de droom tot leven wekt.
Waar het gefluister van de winden
over hoge bergenkruin
een verloren traan doet vinden
in het dal van bloementuin.
Waar de lichte glimlach vlindert
die zijn tocht van hier begon;
lach en traan en weemoed, het zindert
al in het goud van blijde zon.
Nachten
dragen mijn gedachten
naar de verre vreemde plek
waar de sterren lichte dromen
die van ginder herwaarts komen,
diep en schoon verlangen wekt.
26-09-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
25-09-2015 |
Avondlied. Antoinette Buckinx-Luyckx |
De dag heeft zich weer toegeplooid,
geborgen in vergetelheid;
in het zilver van de sterrentooi,
heeft zich de nieuwe nacht bereid.
De koelte rilt mij door het hart,
en door de warmte van mijn leen,
ginds aan de donkere einders gaat,
een stuk van mijn verleden heen.
Het sluit zich van mijn leven af,
zoals de dag zich van de nacht
afsloot, en in het herhaald begin,
een eender lichte morgen wacht.
Dit alfa en dit omega,
hangt vast in het ritme van de tijd,
maar eens vervloeit mijn avondgang,
in het wentelrad van eeuwigheid.
25-09-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
24-09-2015 |
Mijn ziel. Antoinette Buckinx-Luyckx |
Mijn ziel ligt open als het wijde land,
dat tot de bodem van zijn onkruidbrand
is omgeploegd, en klaar om goede vrucht te dragen,
zoveel het u, Zaaier, mag behagen.
Mijn hart is het helder koele meer,
waar Gij u spiegelt telkens weer,
bij het neigen naar mijn eenzaamheid,
die in uw beeltenis verglijdt.
Als erica zo wit en blij,
keert zich mijn blik naar het herfstgetij,
bij volle zomer reeds geborgen,
in het leven van een nieuwe morgen.
Want alles wentelt onverpoosd,
in het eeuwig rad dat slaat en koost,
maar vruchtbaar is mijn eenzaamheid,
Heer, zo zij in uw beeld verglijdt.
24-09-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
23-09-2015 |
Aan de liefde. Antoinette Buckinx-Luyckx |
De vreugde om uw zijn doorstroomt mijn ziel,
als warme zomerzon verkilde leden,
waar gij kwam op mijn levensweg getreden,
daar leek het of al het andere mij ontviel.
Nu heb ik niets dan u die alles zijt:
een paradijs vol schoonheid en vol zegen,
een wereld waar het kan leven en bewegen,
als in Gods rijke geschapen heerlijkheid.
Waar ik Hem telkens in uw beeld herken,
en ik u nooit van Hem zal kunnen scheiden,
zodat ik door de eenheid van u beiden,
in trouw gedragen en beveiligd ben.
Laat dan dit blijde lied een bidden zijn,
in diepe vreugde met gevouwen handen,
verwijlen in Gods zonnelichte landen,
waar het hart niet afdwaalt naar wat ijdele schijn.
En waar het brandend heimwee niet als smart,
maar als een lied zich nestelt in ons wezen,
wie Liefde toebehoort moet nimmer vrezen,
God legt Zijn gouden zegel op dat hart.
23-09-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|