 |
We zijn de 33de week van 2025
|
 |
|
 |
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
 |
23-04-2015 |
Het eerst bal. Blanka Gyselen |
Dit eerste feest had zij zich schoon verbeeld,
en, als een kind, de dagen afgeteld:
het nieuwe kleed getoetst aan het spiegelbeeld,
en het probleem van elk gebaar gesteld.
Maar thans: verloren midden dol rumoeren,
beleeft zij aarzelend dit vreemd vertoon,
nog zal geen treurigheid haar hart beroeren,
doch het wachten valt haar vreugde ongewoon.
Dan buigt voor haar een mannelijk gelaat,
zij schrikt en knikt, en moet van blijdschap blozen,
waarom, van velen, heeft hij haar gekozen?
en wordt zeer klein, wanneer zij naast hem gaat.
Muziek omvat met teder-sterke teugels,
twee jonge lijven in in één traag gebaren,
zij voelt zijn adem om haar schouders waren,
en spant in ernst haar hoge wenkbrauwvleugels.
Zo groeien de uren tot één lange dans:
zij laat zich zachter, warmer drukken,
vele gestalten delen met haar glans,
en mogen woorden van haar lippen plukken.
Toch, als zij eenzaam keert door de avondluchten,
zal zij een onbestemd verdriet gevoelen,
en in het grote bed onrustig woelen,
en half-bewust, een nieuwe naam verzuchten.
Verbeelding had dit feest zo schoon geschapen,
zij is zeer jong, en spoedig ingeslapen.
23-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
De deerne. Blanka Gyselen |
Gelaten als een eindeloos-vermoeide,
beleeft zij de uren van de vale dagen,
zij weet, hoe zij zich-zelf ontgroeide,
en pijnt zich niet om uitkomstloze vragen.
Heel even toch, zal soms haar blik verstarren,
zij dompelt dan in vreemd en ver gebeuren:
een kind, een moederhand, en bloemengeuren,
dan komt een korte smart haar hart verwarren.
Maar als het donker lokt naar de avondstraat,
zal zij zich haastig van de droom bevrijden,
boetseert de lach, waarmee zij wil verleiden,
en schildert keurig het vereist gelaat.
De half-geloken wimpers luifelen,
bedwelmd de gekozen prooi,
terwijl haar lippen vaag een liedje schuifelen,
berekent zij haar trieste fooi.
Zo lonkt en lacht zij, wenkt en volgt gedwee,
maar als haar kruist een jong geliefden-paar,
heeft zij het onderdrukte smeekgebaar,
de strakke ogen van een gekwetste ree.
23-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
De bakvisjes. Blanka Gyselen |
Merk: hoe zij gaan, door straten en door lanen,
ontvlucht der huizen veiligheid,
haar armgebaar, waarin zij vriendschap wanen,
in het eerste tasten van verlatenheid.
Zij reiken in verdroogde bloem en rijmen
elkaar de drang die door hun dromen stroomt,
haar vrome ogen groeien vol geheimen,
en, o..., hun zoen wordt haast beschroomd.
Maar hoort gij het zingend zwellen in hun woorden,
en van haar lach de klare waterboorden?
Gij ziet ze ijlings door de avond glijden,
het omstrengeld beeld weerkaatst in alle ramen,
hoe zij, verstild in grenzeloos verblijden,
de oude vormen zien met nieuwe namen.
Maar, heeft een man, met lach van blanke tandenreken,
de schaarse welving van haar kleed bestreken,
zij schrikken schuchter, blozen boos,
en haar gebaar scheurt hulpeloos.
Hoort gij haar dubbele stappen beken?
ach, één van hen heeft vluchtig omgekeken.
23-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
De jonge baadster. Blanka Gyselen |
Zij naderde zoals zij kwam sinds jaren,
met lichte hand klievend het takgewiegel,
haar jonge sprong verbrak de waterspiegel,
die beefde bij de worp van haar gebaren.
Maar, ééns toch wordt aan elk het zoet geheim ontvouwd,
het wachtend maagdenlijf in deze waterweelde
verstrakte plots, alsof een hand het streelde,
zij heeft het naakte bad als een fout berouwd.
Oprijzend tot een onbestemde vlucht,
dekt zij de roze knoppen van haar hoge borsten,
of vreemde ogen haar begluren dorsten,
jaagt zij naar haar gewaad, en hijgt... en zucht...
Het kleine kleed omhult de rilde dij,
een lome rust is op haar schroom gegleden,
een tintel-rilling in haar zedige schreden,
buigt zij naar huis, onder de bomenrij.
Zij kwam en keert, zoals zij ging sinds jaren,
zij ziet vogels en de bloemen paren,
dan juicht haar mond een grenzeloze melodie,
om wat...? voor wie....?
1938 Bundel: De eeuwige Eva
23-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
22-04-2015 |
Deze grillige nimf. |
Hoe deze grillige nimf zo gewillig ging,
een dwaze adem door haar klare haren,
haar trage stap al zwaarder van bedaren,
toen haar de bosgod in zijn strikken ving?
Nu rust zij, die zijn lusten onderging,
hem naakt in het vage rag der lage varen,
het eenzaam lichaam op verlaten blaren
nog loom-verdoofd in droom-betovering.
Maar hij, de god, die dronk de zondenborst
aan dubbelvrucht van haar rijpe borst,
wordt reeds verteerd door vleesbegeer-verlangen.
Zal thans de nimf hem vangen in haar zangen?
haar mond bespeelt de ontstolen toverfluit:
de luisterende god, hij wordt haar buit.
22-04-2015, 08:28
Geschreven door André 
|
|
 |
|
Mijn lief. Blanka Gyselen |
Mijn lief, wat zoudt gij meer nog vragen
dat ik niet gans en graag u heb gegeven
in het uwaarts streven van begeerten-leven?
Ik heb de draden mijner trage dagen
tot glansgewaad van zwaarder welbehagen
zo zonder metensleed om u geweven,
ik heb mijn bevend wezen u geheven
in overgaaf-gebaar van blakend wagen.
Mijn lief, nu sta ik naakt op u te wachten,
er is geen vrezen meer en geen betrachten
in de aarzelschreden mijner lege leden.
Ik weet: ééns treedt, aan het keerpunt dezer wegen
gij handen-reikend mijn ontberen tegen,
dan zal uw glansgewaad mijn naaktheid kleden.
22-04-2015, 08:15
Geschreven door André 
|
|
 |
|
Ik zag. Blanka Gyselen |
Ik zag zo vaak het najaarsvuur ontbranden
in jonge, lang-bedwongen flakkering,
gestalten langs ontwaakte kamerwanden
omwaarden mij in vage nadering.
Maar, traagden tranen aan mijn ogenranden
en dwaalde na een laatste huivering,
ik bracht de vlam de panden mijner handen
verkalmd in starren glans van loutering.
Mijn lief, weer werd de zon van zomer oud,
maar deze eerste vonk van flauwer goud,
wat vond zij thans deze kamerwanden naakt.
Ik weet mijn hand, door vlammendans omwaakt,
gekromd in de oude ronding om uw hoofd
en roder dan een vuur dat nimmer dooft.
22-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
21-04-2015 |
Laat. Blanka Gyselen |
Laat nog uw adem talmen langs mijn wangen,
maar span uw armen als een strakke koord
om mijn verblijde lijf, dat ik bekoord
het tasten voel van uw bang verlangen.
Laat nog mijn handen uw gelaat omhangen,
laat mij herhalen het uitverkoren woord,
waardoor gij mij volkomen toebehoort,
laat mij u dan verwachten, lust-bevangen.
Mijn lippen als een open-rode wond,
gezwoeld in het zoekend zoenen van uw mond,
nog is het uur van hoogfeest niet genaderd.
Maar heel mijn wezen, dankbaarheid-dooraderd,
behoort u, mijn lief, daar het u kennen mag,
doorschijnend-rein in het rijk begeerten-rag.
21-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
20-04-2015 |
Bewaren wij. Blanka Gyselen |
Bewaren wij in ons vermoeid gemoed,
hoe een late zomerdag nog zwoelte zoog
uit iedere roos, en elke vogel woog
de weelde van zijn zang. Hoe de avondgloed
verglansde, roder in het roodste bloed
van de zon, die naar voldragen aarde boog,
hoe veel betreden wegen stegen, droog
in het breed en zeker treden van uw voet.
Mijn lief, hoe zwol tot opperste-vol genot
het schragen van dit laatste waarde-uur,
gekerfd reeds en doordrenkt van scheidingspijn.
Zullen wij klagen dan om zeldzaam lot,
van al wat, uitgepuurd door eigen vuur,
verscheiden mag in stervensrijp festijn?
20-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
19-04-2015 |
Vermoedden wij. Blanka Gyselen |
Vermoedden wij wat onze handen zijn,
aleer het late, liefdezwaar gebaar,
hun ware gedaante maakte openbaar,
in voller vreugde-durf en rijper-pijn?
Zij zijn de schenksters van de rijke wijn,
die door hun vingers vloeit als koeler-klaar,
zij weten zich een zeldzaam waarde-paar,
bij het blij bereiden van het eindfestijn.
Mijn handen, lief, zij zijn de open poort
die doorgang bood tot een langgeschroomd woord,
ontloken uit de droom van uw gemoed.
Uw handen, lief, hier op mijn bevend vlees,
zij zijn van heet begeer de tedere vrees,
het stiller zingen van uw roepend bloed.
19-04-2015, 09:06
Geschreven door André 
|
|
 |
18-04-2015 |
Al dolen wij. Blanka Gyselen |
Al dolen wij door een dolle drift-cycloon,
reeds waanden wij onze warmste kracht gedoofd,
en schroomden wij te leven, hoop-beroofd,
waartoe van pijn dit uiterlijk vertoon?
Laat ons gelaat nog stralen, kalm en schoon,
als een kindgezicht dat in zijn vreugd gelooft,
en, stoot het spel zijn argeloze hoofd,
weer vlug verdriet vergeet om troostend loon.
Mijn lief, de tranen filteren de blik,
en zachter galmt de lach na een diepe snik,
en breder het lied dat uit een afgrond stijgt.
Mijn lief, wie blijder lijdt, ook rijk verkrijgt:
niet voor de overwinning wijkt de strijd,
en vindt om onze rijpe lijven vreugd-bereid.
18-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
17-04-2015 |
Gelijk. Blanka Gyselen |
Gelijk de jonge knaap naast vader ging,
het wordend weten metend met zijn maat,
en rustig-fier in kinds-bewondering,
het leven lerend wegen aan zijn daad.
Zo schrijd ik nevens u mijn lieveling,
mijn wankelstap in uwe voren gaat
mijn stille wil, dat grillig twijfelding
geheven naar de ernst van uw gelaat.
En mijn geloof, zo ongestadig-broos,
dat pijn en grijsheid boven rust verkoos,
gewend naar het vroom aanvaarden van uw ziel.
En al de hunkerhonger van mijn hart,
zo vaak door dichte duisternis verward,
gericht naar het licht dat uit uw liefde viel.
17-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
16-04-2015 |
Lang. Blanka Gyselen |
Lang heeft mijn hart zijn vreemde spel gespeeld:
wel werd zo vaak mijn dorste mond gekust,
en heeft mijn klamme hand een hoofd gestreeld,
en beefde door mijn leden een vage lust.
Maar geen gelaat was meer dan een schemerbeeld,
geen streelgebaar, geen klank werd klaar-bewust,
mijn wezen bleef geheel, en onverdeeld,
in nauw-verbroken, gauw-herstelde rust.
Toen kwaamt gij, mijn lief, nog zaagt gij mij niet aan.
Vergat mijn hart zij spel van scherts en waan?
Een weelde-rilling door mijn leden rees
en groeide in mijn openbloeiend vlees,
en plots ontdekte mijn herrezen geest,
mijn hart en lijf gereed toe enig feest.
16-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
15-04-2015 |
Geliefde. Blanka Gyselen |
Geliefde, zullen povere woorden pogen
het rijk verhaal te zijn van dit beminnen,
hoe vind ik zoveel zuiver-zachte zinnen,
die vuur en vreugde waardig dragen mogen?
Verklaart men diep geheim van moederogen,
die kennen reeds het kind, terwijl het binnen
in haar nog wachtend is. En in het gewinnen
van lillend leven uit haar kracht gezogen
zijn de eerste blikken, door haar pijn gebroken,
dezelfde die, volgroeid maar schoner immer,
het kind ontvangen zal door al zijn levensdagen.
Geliefde, zou uw beeld, in mij ontloken:
in vreugde gevormd, in pijn gerijpt, en nimmer
ontgroeit het mij doorheen mijn dagen-dragen?
15-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
14-04-2015 |
Aan mijn moeder. Blanka Gyselen |
Hoe heb ik steeds u algeheel verkregen,
dikwijls gevergd, maar vaker ongevraagd,
mijn moeder, die zo schaarse waarden draagt,
was één weelde, breder dan uw zegen?
Die veel geleden heeft en meer gezwegen,
als gij door jaren vaart vervagen zaagt,
het kindergelaat in het lichaam van de maagd,
haar schreden reeds gekeerd naar vreemde wegen.
Mijn moeder, die mij beter heeft bemind,
wanneer, van levensfeesten weergekeerd,
mijn weke vlees het ontberen had verleerd.
Hoe ben ik steeds, hoe ben ik meer uw kind,
als, angst-verzwakt, en smarten moegetart,
ik banger tast naar het warme moederhart.
14-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
13-04-2015 |
Gasthuismuren. Blanka Gyselen |
Nog hangt om hoge, grauwe gasthuismuren
van tijdloze dagen het trage talmen,
de avondklokken slaan hun zware galmen,
door het schaars geluid van levenslege uren.
Reeds dooft de nieuwe nacht de laatste vuren
in het wijde weven van zijn watten walmen,
als wilde hij tot wonderlijk verkalmen,
het uitgebrande hart van moede lijders puren.
Ik hoor een vreemde vrouw in smarten baren,
haar wreedste schreeuw gevolgd van vol bedaren,
bij de eerste kreten van het kinderleven.
Waartoe mijn vege leden teder beven?
Ik heb nochtans van angsten-zwarte nachten
geen moedersmart, geen weelde te verwachten.
13-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
12-04-2015 |
Avondzegen. Blanka Gyselen |
In avondzegen zaait het zongelaat
op ranken torenspits zijn roodste vuur,
de huizenrij vervaagt tot grauwe muur,
met schaarse lach van het hel-gekleurd plakkaat.
Nog licht geen lampenoog door de schemerstraat,
en stoort geen jazz-muziek dit innigste uur,
waarop mijn stille stad voor korte duur,
gedachteloos in dromen ondergaat.
Ik weet in donkere tocht mij zijn: vestaal
waarvan het blank gewaad angstvallig waakt
op de broze vlam van heimnisvolle lust.
Door de avond schrijdt mijn hart naar liefdemaal,
heeft niet een hete hand mijn hand geraakt,
en heeft geen moede mond mijn mond gekust?
12-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
11-04-2015 |
Zwaartepunt. Blanka Gyselen |
Dit is het zwaartepunt der dagen maat,
de goedheid van een groet aan alle deuren,
de streling van gestegen etensgeuren,
naar het veel ontberen van het veegst gelaat.
En elk mens in zijn oprechte staat:
de jeugd, zo fleurig om het licht-gebeuren,
de ouden, grauwe en nuchtere luchten-kleuren,
maar elk zijn eigen vreugd, en eigen haat.
Mijn warme stad, mijn milde middagstad,
die wild mijn willen slingert in uw rad,
hoe dool ik, droom-beroofd, door blote straten?
Ik drink de blinde gift van iedere bik,
ik draag het naamloos leed van elke snik,
maar kan deze weelde mijn begeren baten?
11-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
10-04-2015 |
Mijn stille stad. Blanka Gyselen |
Mijn stille stad, hoe vroom wordt zij herboren,
gereed tot geven van het levenssein,
en-schoon ontbloot in jonge morgengloren,
bereid tot verse vreugd en verse pijn.
Het angelus, uit elke hoge toren,
is oude boodschap in een nieuw refrein,
de dakenstraten mogen dit wel horen,
maar weten niet wat hun de dag zal zijn.
Ik ben de maagd, die naakt bij traag ontwaken,
behagelijk haar tengere leden strekt,
maar, tot het rein bewustzijn plots gewekt,
haar teder vlees bedekt met bleke laken,
en over schone droom te schromen ligt,
het prille licht op haar verblijd gezicht.
10-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
09-04-2015 |
De winter. Blanka Gyselen |
De winter:
uw brede zegen
over alle wegen,
over alle oneffenheid
uw vrome peis
in sneeuw-stille zuiverheid,
in reine ijs,
over dooi en vochtigheid
uw troostend vuur,
in lange gezelligheid
van avontuur.
Ik wil in wereld-wijde rust
begraven oude pijn en lust.
Mijn God, hoe heet mijn hart ook hijgt,
Gij ziet mijn hoofd dat neigt en zwijgt.
O laat me aan uw witte hand
geluidloos gaan door avondland,
en leer me steeds, naar uw gebod
mijn schreden meten, goede God.
09-04-2015, 00:00
Geschreven door André 
|
|
 |
|
 |
|